• No results found

Militairen, treinkapers en alifoeren: De representatie van Molukkers in de Nederlandse media / Soldiers, hijackers and alfurs: The representation of South-Moluccans in the Dutch Media

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Militairen, treinkapers en alifoeren: De representatie van Molukkers in de Nederlandse media / Soldiers, hijackers and alfurs: The representation of South-Moluccans in the Dutch Media"

Copied!
81
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Naam student Levi Matulessy Studentnummer 11066679 Scriptiebegeleider Leonie Schmidt Tweede lezer Reza Kartosen-Wong Aantal woorden 23.252 woorden

Militairen, treinkapers en Alifoeren

De representatie van Molukkers in de Nederlandse media

(2)

Voorwoord

Hoera! Hier is hij dan: mijn masterscriptie over de representatie van Molukkers. Deze dient ter afsluiting van mijn master Television and Cross-Media Culture. Zelf had ik nooit verwacht dat iets met mijn half-Molukse achtergrond zo’n prominente plek in mijn opleiding zou hebben, omdat ik allereerst niet in de woonwijk ben opgegroeid en niet erg deelneem aan de Molukse community in Nederland. Daarnaast is het ook best een cliché is dat jongeren met een Molukse roots dingen als spreekbeurten en verslagen over de Molukse cultuur doen.

Toch ben ik ontzettend blij dat ik dit heb gedaan, omdat ik hoop een bijdrage te kunnen leveren aan de kennis over Molukkers. Daarnaast heeft het onderzoek me ook veel geleerd over mijzelf en mijn grootouders, die ik niet heb gekend. Ik begrijp nu beter hoe de representatie van identiteit in de media werkt, waardoor ik deze beter kan relativeren. Maar ook begrijp ik nu de geschiedenis van mijn grootouders en hun verdriet en verlangen om terug te gaan naar de Molukken. Daarom wil ik deze scriptie opdragen aan hen, opa Thijs (Matthijs) Matulessy (1918-1990) en oma Nina (Peinina) Matulessy-Nikijuluw (1917-1995). Daarnaast vind ik het ook van belang om mijn scriptie op te dragen aan mijn oudste tante Mama Augus (Augustina) Latul-Matulessy (1937-2020) en mijn oudste oom papa tua Bram (Abraham) Matulessy (1939-2018), omdat zij ook niet meer onder ons zijn en in mijn jeugd, voor mij, aan het hoofd van de familie hebben gestaan.

In deze coronatijd, waar we nu nog middenin zitten, is het schrijven van mijn scriptie niet geheel zonder ‘hobbels in de weg’ gegaan, mede door het overlijden van mijn oudste tante en andere dierbaren. Maar mijn scriptiebegeleider Leonie Schmidt heeft me ontzettend goed geholpen om mijn analyse aan te scherpen en mijn hoofdargument te formuleren. De feedback is wegens de coronamaatregelen voornamelijk online geweest, wat prima heeft gewerkt. Daarom wil ik haar bij dezen ontzettend bedanken voor al haar steun, hulp, tijd en moeite!

Daarbij wil ik ook nog graag mijn ouders bedanken voor hun steun, liefde en wijsheid, waarmee ze hebben bijgedragen aan de scriptie. Daarbij wil ik benadrukken dat de scriptie er ook voor heeft gezorgd dat ik met mijn Molukse vader en mijn Nederlandse moeder veel heb uitgewisseld en zo meer over mijn ‘Moluks-zijn’ heb geleerd. En tenslotte wil ik ook mijn vrienden, mede-studenten en familie voor hun steun en wijsheid tijdens het schrijfproces bedanken.

Ik hoop dat u veel leesplezier zal hebben!

Levi Matulessy

(3)

Abstract

Deze scriptie onderzoekt de representatie van Molukkers als cultural other in representatie van de instituties zoals de uitzendingen van de Nederlandse Publieke Omroep: De Reünie (2011), De Hokjesman (2013), Echo’s van Angst (2015) en 65 Jaar Molukkers in Nederland (2016) en het nationaal audiovisueel archief van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Daarnaast onderzoekt de scriptie ook de zelfrepresentaties van Molukkers in de radio-podcast Bangsa! Met… en in twee Facebookgroepen Ik heb hart voor Moluks erfgoed, want… en Maluku Bijeen 🤍🤍� . Daarbij is gebruik gemaakt van een discoursanalyse, waarbij gekeken wordt welke repertoires zich voordoen.. In de uitzendingen van de NPO en bij de zelfrepresentatie is aan de orde gekomen dat het hoofddiscours van de Molukkers als cultural other wordt geconstrueerd door subdiscoursen die voor elk onderzocht medium uniek is. Bovendien is gebleken dat het archief een cruciale rol speelt in de vorming van de representaties in de uitzendingen door de machtsstructuur in het archief.

(4)

Inhoudsopgave

Inleiding 7

Doelen en onderzoeksvraag 8

Relevantie 9

Opbouw van deze scriptie 12

1. Historische Context 14

1.1 De Molukse voorgeschiedenis in Indië: kolonisatie en dekolonisatie 14 1.2 Na de dekolonisatie: proclamatie, demobilisatie en de komst naar Nederland 15 1.3 Een langdurig verblijf: situatie in de woonoorden en de verplaatsing naar woonwijken 16 1.4 Een radicalere toon: de RMS na Soumokil en de Molukse jongeren. 16

1.5 Na het geweld: een vlotte integratie 17

1.6 Recente gebeurtenissen 17

2. Theoretisch Kader 18

2.1 Representatie en discours 18

2.2 Diaspora, culturele identiteit en ‘othering’ 19

2.3 Cultural memory 22

3. Corpus en methode 23

3.1 Corpus 23

3.1.1 Nederlandse Publieke Omroep 24

3.1.2 Bangsa! Met… en Facebookgroepen 24

3.2 Methode 25

3.2.1 Nederlandse Publieke Omroep 26

3.2.2 Bangsa! Met… en de Facebookgroepen 26

3.3 Positie als onderzoeker 27

4. Molukkers in uitzendingen van de NPO 28

4.1 Context van uitzendingen 28

4.2 Analyse van thema’s 29

4.2.1 Politiek rond Republik Maluku Selatan (RMS) 30

RMS-vlag 30

RMS-dag 30

(Gewelddadige) acties voor de RMS 32

4.2.2 Woonoorden en woonwijken 33

4.2.3 Museum Maluku 35

(5)

Sport en Muziek 36

Religie 36

Huidige relatie tot Maluku 36

4.2.5 Opvallende details 37

Militairen 37

Krijgsdansers en danseressen in klederdracht 37

4.3 Integratie en the cultural other 38

5. Molukkers in het archief 41

5.1 Archiefbeelden in de uitzendingen 42

5.1.1 De Reünie 42

5.1.2 De Hokjesman 42

5.1.3 Echo’s van Angst 44

5.1.4 65 Jaar Molukkers in Nederland 44

5.1.5 Besluit 45

5.2 Molukkers in het archief: Algemeen 46

5.2.1 Analyse 47

5.2.2 Besluit 48

6. De zelfrepresentatie van Molukkers 50

6.1 Radio-podcast Bangsa Met… 50

6.1.1 Context 50

6.1.1 Analyse van begeleidende teksten 51

6.1.2 Analyse aflevering 53 Nederlandse Identiteit 54 Toekomstgericht 55 6.2 Facebookgroepen 56 6.2.1 Context 56 6.2.2 Item Analyse 57 6.3 Besluit 59 7. Conclusie 61 Bibliografie 64 Primaire bronnen 67

Bijlage A: Historische context 70

A.1 De Molukse voorgeschiedenis in Indië: kolonisatie en dekolonisatie 70 A.2 Na de dekolonisatie: proclamatie, demobilisatie en de komst naar Nederland 73 A.3 Een langdurig verblijf: situatie in de woonoorden en de verplaatsing naar woonwijken 75 A.4 Een radicalere toon: de RMS na Soumokil en de Molukse jongeren. 77

(6)

A.5 Na het geweld: een vlotte integratie 79

(7)

Inleiding

Als ik mij tegenwoordig voorstel aan iemand van mijn leeftijd en daarbij vertel dat ik Moluks ben, dan verschijnt er vaak een vragende blik op zijn of haar gezicht. Als ik vervolgens uitleg dat mijn opa en oma van de Zuid-Molukken (verder de Molukken genoemd) komen, dan blijft die vragende blik onveranderd. Pas als ik uitleg dat de Molukken een eilandengroep in Indonesië zijn, kunnen mensen mijn ‘afkomst’ pas plaatsen. Wat zij dan nog niet weten is dat mijn opa in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) heeft gediend en dat hij en zijn gezin in 1951 met ongeveer 12.500 andere Molukkers in 1951 naar Nederland zijn gekomen. Hij mocht namelijk niet ontslagen worden op Java en wilde helemaal niet blijven in Nederland. De bedoeling was een tijdelijke opvang van zes maanden, waarna hij terug zouden keren naar de Molukken. In totaal hebben mijn grootouders veertien jaar in kampen doorgebracht, eerst in voormalig nazi-doorgangskamp Westerbork en later in het voormalig werkkamp Vossenveld in Winterswijk. Uiteindelijk is het gezin van mijn opa en oma – met inmiddels acht kinderen – in 1965 verhuisd naar de Molukse woonwijk in Bemmel, waar mijn grootouders in de jaren ‘90 zijn overleden en zijn begraven. Dit is dus een andere geschiedenis dan die van veel andere immigranten die naar Nederland zijn gekomen en toch weten weinig van mijn niet-Molukse leeftijdsgenoten ervanaf. Daarentegen zal de generatie van mijn ouders de Molukkers wel kennen van de gewelddadige acties in de jaren ‘70. Op dat moment waren de Molukkers volop zichtbaar in de media door onder andere de treinkapingen en het gijzelen van een basisschool.

Vandaag de dag zijn de Molukkers een etnische groep die dan ook niet veel zichtbaar is in de media. Er is dan ook geen Moluks – en zelfs geen Indisch – equivalent van televisieprogramma’s als Raymann is Laat (NPS, 2001-2010; NTR, 2010-2014), De Dino Show (NTR, 2011-2014) of De Nieuwe Maan (voorheen De Halve Maan, NTR, 2010-heden), waarin de etnische groepen Surinamers, Antillianen en Moslims op frequente basis worden gerepresenteerd. Desalniettemin zijn er in de jaren ‘10 van deze eeuw verschillende uitzendingen bij de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) geweest waarin de Molukkers centraal stonden. Voorbeelden hiervan zijn de uitzending 65 jaar Molukkers in Nederland: een tijdelijk verblijf werd permanent (NOS, 2016) en de afleveringen gewijd aan Molukkers in de programma’s De Hokjesman (VPRO, 2013), De Reünie (KRO, 2011) en Echo’s van Angst (Joodse Omroep-NTR, 2015). Opvallend aan deze uitzendingen is dat deze allemaal een historische benadering gebruiken om een verhaal over Molukkers te vertellen. Daarbij lijken verschillende onderwerpen zich te herhalen, waaronder de komst naar Nederland, de gewelddadige acties uit de jaren ‘70, de motorclub Satudarah en het integratiedebat rond de Molukse woonwijken. Daarnaast wordt in alle uitzendingen herhaaldelijk gebruikgemaakt van dezelfde archiefbeelden.

Tegelijkertijd uiten de Molukkers zichzelf tegenwoordig in verschillende media waarbij een zij een zelfrepresentatie creëren. Een voorbeeld van zo’n uiting is het online platform Bangsa!, waar de radio-podcast Bangsa! met… van Radio Oras (onderdeel van de Amsterdamse publieke omroep

(8)

SALTO) ook onderdeel van is. Op dit platform en in de radio-podcast komt een uiteenlopend spectrum van Molukse jongeren aan bod, onder andere muzikanten, kunstenaars, kledingontwerpers, boksers en initiatiefnemers van Molukse goede doelen. Daarnaast zijn er ook verschillende Instagram-accounts geheel gewijd aan Molukse memes waarmee de eigenaren op deze manier herkenbare situaties uiten, zoals @RMSSoldiers en @MolukkersBeLike. Tenslotte zijn er ook verschillende Facebookgroepen waarin Molukkers zich verenigen, zoals Ik heb hart voor Moluks erfgoed, want… met als doel om het ‘Molukse erfgoed’ te behouden en Maluku Bijeen 🤍🤍� waarin jongeren discussiëren over de onafhankelijkheidsstrijd.

De Molukkers zijn dus weliswaar niet veel zichtbaar in de media, maar niet geheel onzichtbaar. Daarom zal deze scriptie ingaan op de representatie van Molukkers in de mediaobjecten waar zij wel zichtbaar in zijn. Hierbij zullen de Molukkers worden benaderd als de Molukse diaspora in Nederland, voornamelijk bestaande uit de groep mensen die in 1951 zijn overgekomen vanuit voormalig Nederlands-Indië naar Nederland en die de Zuid-Molukse archipel als moederland aanduidt, en hun nakomelingen. Hierbij is het van belang dat de Molukken in deze scriptie zullen worden benaderd als onderdeel van Azië, gezien de ligging in voormalig Nederlands-Indië en het tegenwoordige Indonesië, welke grotendeels verwant zijn met Azië. Dit omdat Molukkers soms afstand nemen van een binding met Azië en zich meer verwant voelen met de Melanesiërs in het werelddeel Oceanië.

Doelen en onderzoeksvraag

De centrale onderzoeksvraag in deze scriptie zal zijn: hoe worden Molukkers vandaag de dag gerepresenteerd door de NPO en door de Molukkers zelf? Om deze vraag te beantwoorden behandelt deze scriptie deze kwestie vanuit de volgende twee posities met bijbehorende deelvragen:

(1) De representatie van Molukkers door de institutie NPO. In dit deel zullen de non-fictie uitzendingen over Molukkers van de televisieprogramma’s De Rëunie (2011), De Hokjesman (2013), Echo’s van Angst (2015) en 65 Jaar Molukkers in Nederland (2016) centraal staan. Hierbij zullen de volgende deelvragen aan bod komen: “welke onderwerpen komen aan bod als er gesproken wordt over Molukkers?”, “worden ze gerepresenteerd als the cultural ‘other’, en zo ja, hoe?” en “welke functie hebben de archiefbeelden en de herhaling van deze beelden in het construeren van deze representatie?”. Daarbij is het ook belangrijk om te kijken welke positie het archief in deze constructie van deze representatie heeft. Andrea Meuzelaar stelt namelijk dat het archief een active player is in de mediacultuur (13). Aan de hand van Foucault stelt zij: “the archive no longer is a source of historical knowledge, a site of knowledge retrieval, but a site of knowledge production that defines the conditions of possibility that shape what stories can be told” (48). Daarom is het ook relevant om te onderzoeken welke beelden naar voren komen als er in het archief wordt gezocht naar thema’s waarin de Molukkers een grote rol spelen en hoe er dan hierover wordt gesproken.

(9)

(2) De representatie van Molukkers door Molukkers zelf. Hoe representeren zij zichzelf? Representeren zij zichzelf als the cultural ‘other’ en zo ja hoe dan? Over welke onderwerpen praten zij als ze het hebben over hun etniciteit en welke discoursen creëren zij hiermee? In deze scriptie zal een vergelijking worden gemaakt tussen tussen de verschillende discoursen in de twee posities. Hierbij zal ook in acht moeten worden genomen dat de televisieprogramma’s van de NPO en de nieuwe media die de Molukkers zelf gebruiken verschillen, daarom zal ook de vraag hoe verschillen tussen deze media de vorming van en de representatie anders maken moeten worden beantwoord. Uiteindelijk leidt dit tot de meer concrete vraag: construeren en gebruiken de Molukkers dezelfde of andere representaties als de NPO en welke zijn deze dan?

In deze scriptie zal dus aan de ene kant worden gekeken naar televisieprogramma’s van de NPO en het gebruik van archiefbeelden daarin. De televisieprogramma’s die hiervoor geanalyseerd zullen worden zijn non-fictie en zullen niet focussen op een enkele historische gebeurtenis, om zo de programma’s te kiezen die een idee van realisme beogen. Aan de andere kant zal worden gekeken naar representaties van Molukkers zelf. Hierbij is gekozen voor een analyse van de radio-podcast Bangsa! met… en een analyse van de Facebookgroepen Ik heb hart voor Moluks erfgoed, want… en Maluku Bijeen 🤍🤍� . Ook deze twee mediaobjecten zijn non-fictie, waarbij de radio-podcast – uitgezonden op de Amsterdamse Publieke Omroep zender Radio SALTO – de Molukse stem in de ‘professionele media’ laat zien en de Facebookgroepen een democratischer beeld van de Molukse zelfrepresentatie toont, doordat de gebruikers zelf content kunnen plaatsen. Daarbij laten beide objecten een breed scala aan Molukkers zien, die vertellen over wat zij doen in het dagelijks leven en wat het ‘Moluks-zijn’ van voor hen betekent.

Deze mediaobjecten zullen worden geanalyseerd door middel van een discoursanalyse, waarbij in de televisieprogramma’s, het archief, de radio-podcast en de Facebookgroepen gekeken zal worden naar welke repertoires wat betreft onderwerpen zich voordoen en hoe daarover wordt gesproken. De analyse van de archiefbeelden zal zich focussen op de hiërarchie van de beelden in het archief als er wordt gezocht naar beelden over Molukkers en welk verhaal deze beelden vertellen, omdat het archief de beelden een bepaalde relevantie geeft. Hierdoor is het eenvoudiger dat er stereotypes ontstaan.

Relevantie

De beantwoording van de centrale onderzoeksvraag is om verschillende redenen relevant. Maatschappelijk gezien is het relevant om te onderzoeken hoe de NPO een etnische minderheidsgroepering als de Molukkers representeert in hun uitzendingen, omdat zij niet veel in de media te zien zijn. Dit is problematisch omdat door de weinige zichtbaarheid, er meer nadruk komt te liggen op wat Ella Shohat en Robert Stam ‘the burden of representation’ noemen. Daarbij staat met name ‘the mark of the plural’ centraal, wat inhoudt dat bij etnische minderheidsgroeperingen de (voornamelijk negatieve) acties van één enkel ‘lid’ van de groep worden gegeneraliseerd voor de gehele

(10)

groep (Shohat en Stam 183). Door de weinige zichtbaarheid van de Molukkers in de media zijn er dus minder representaties, waardoor er juist minder ‘leden’ de gehele groep representeren en er dus eerder wordt gestereotypeerd.

Daarnaast is het interessant om te zien hoe de NPO – wat als instituut verbonden is aan de Nederlandse staat – met de gedeelde Molukse en Nederlandse geschiedenis om gaat, omdat er vanuit Molukse zijde veel onvrede is geweest over de houding van de Nederlandse staat tegenover het ‘tijdelijke’ verblijf in Nederland en een vrije Republiek der Zuid-Molukken (Smeets en Steijlen 374). Dit was namelijk een van de belangrijkste redenen voor de treinkapingen en de andere gewelddadige acties in de jaren ‘70. Dit zal nader worden besproken in het volgende hoofdstuk. Daarnaast is het interessant om te kijken hoe deze groep zichzelf representeert door te kijken hoe deze representaties zich verhouden tot die van de NPO als institutie. Representeren Molukkers zichzelf op dezelfde manier, hebben zij een onderhandelende houding met deze representatie, of zetten zij zich juist af tegen deze representaties?

Er is niet veel literatuur over de Molukkers beschikbaar, maar de meest relevante literatuur voor deze scriptie beslaat de historie van de Molukkers (Bosma; Manuhutu en Smeets; Pollmann en Seleky; Smeets en Steijlen; Straver en Patty), over het Moluks nationalisme en de gewelddadige acties in de jaren ‘70 (Barker en Smit; Herman en Bouma; Sopacua; Steijlen; Schmid en Teeling), over de Molukse identiteit (Rinsampessy) en in onderzoeken in bredere zin over migranten (Laarman; Willems en Cottaar). Deze scriptie draagt bij aan deze onderzoeken, doordat er in deze scriptie niet zo zeer wordt gekeken naar de bevolkingsgroep zelf, maar juist naar het culturele construct ‘representatie’ in het discours van Molukkers als een cultural other. Hierdoor is het mogelijk om op een andere manier te kijken naar de cultural knowledge over Molukkers, omdat deze wordt gevormd door de mediarepresentaties. Bovendien is er maar één artikel over de Molukkers in relatie tot media. Randi Marselis (2015) heeft namelijk een artikel geschreven over hoe in de telefilm De Punt (2009) en de online discussie hierover de treinkaping bij De Punt (in Drenthe) als historische gebeurtenis wordt herinnerd. Daarbij stond voornamelijk de meervoudige interpretatie van de treinkaping centraal, waarbij sommigen de interpretatie van de film – die de Molukse treinkapers heel empathisch representeert – bekritiseerden, maar het merendeel was het ermee eens en voegde daarbij eigen herinneringen en kennis over de gebeurtenis toe. Hierbij was het ook zo dat Molukse Nederlanders en niet-Molukse Nederlanders beide kritiek uitten op de “postcolonial politics in relation to the Moluccan minorty” (Marselis 214). Deze scriptie zal een andere benadering hebben met betrekking tot televisie, gezien het non-fictionele karakter van het corpus en doordat het corpus zich niet focust op specifieke historische gebeurtenissen. De scriptie beperkt zich daardoor niet in ‘de rollen’ die op voorhand zijn verdeeld bij een heftige historische gebeurtenis, maar kijkt naar hoe een representatie is opgebouwd als de producenten moeten beginnen ‘met een schone lei’ over een bevolkingsgroep als de Molukkers.

Dit concept van memory is in meer literatuur terug te vinden met betrekking tot de Nederlandse geschiedenis wat betreft Nederlands-Indië en Indonesië. Zo hebben Iris Ooijen en Ilse Raaijmakers de

(11)

relatie tussen het geheugen van de Tweede Wereldoorlog en de Politionele Acties in Nederlands-Indië onderzocht, waarbij ze kamp Vught als case study hebben bestudeerd. Zij stellen dat dit interessant is, omdat deze twee cultural memories samenkomen op een plek (463). Daarnaast heeft Paul Bijl (2012) onderzocht hoe het geweld in de koloniale periode van Nederlands-Indië wordt herinnerd en met name wordt vergeten in Nederland en Indonesië. In Nederland ontstaat deze culturele afasie doordat de sporen van dit erfgoed buiten de ‘nationale geschiedenis’ wordt geplaatst (458). En al eerder heeft Chris Vos (1999) de rol van televisie in relatie tot de politionele acties van Nederland na de Tweede Wereldoorlog geanalyseerd, waarbij hij tot de conclusie kwam dat er veel beeldmateriaal is gemaakt waarvan de invalshoek constant is gebleven. Gezien het historische karakter van de NPO uitzendingen die worden ondersteund met archiefbeelden, zal deze scriptie ook ingaan op hoe de geschiedenis tussen de Nederland en de Molukkers wordt herinnerd. Daarbij kan deze scriptie bijdragen aan deze onderzoeken van Bijl en Vos door de representatie van de komst van de Molukkers – wat een gevolg is van de koloniale periode in Indonesië – te analyseren in relatie tot cultural memory.

Het archief speelt volgens Andrea Meuzelaar dan ook een grote rol in het culturele geheugen. Daarom stelt zij aan de hand van Derrida dat “the archive is the manufacturer of memory; surely not its guardian and produces memory as it simultaneously produces forgetting” (54). Daarnaast wordt het archief van Beeld en Geluid gepresenteerd als “a symbolic space and physical repository of Dutch public memory and cultural heritage” (Meuzelaar 39), waar televisie als “sophisticated repetition machine” dankbaar gebruik van kan maken (Derrida in Meuzelaar 16). Deze doctoraalscriptie van Meuzelaar is daarnaast interessant, omdat zij de representatie van moslims in de Nederlandse media heeft onderzocht, wat – net als in deze scriptie – in Nederland een minderheidsgroepering is met een andere culturele identiteit. Toch verschilt deze groep van de Molukkers, niet alleen door de andere geschiedenis, maar met name doordat deze groep veelvuldig zichtbaar is in de media, mede doordat het hier ook om representaties van niet-Nederlandse moslims gaat. Interessant is dat de moslims worden gerepresenteerd als afkomstig uit het Midden-Oosten en de Maghreb, terwijl er in de koloniale periode een sterke band was met het overwegend Islamitische Indonesië. In tegenstelling tot dit onderzoek zal deze scriptie het archief op een andere manier benaderen. Meuzelaar heeft allereerst een media historische benadering en onderzoekt het archief op een archeologische wijze. Hierbij kijkt ze hoe het archief als een prisma werkt op cultural memory. Deze scriptie zal het archief vanuit het perspectief van de maker die op zoek is naar archiefbeelden benaderen. Hierom zal eerst worden gekeken naar de uitzendingen, waarna de gebruikte archiefbeelden achterhaald zullen proberen te worden. Daarom heeft deze scriptie een meer materiële benadering en is deze dus wezenlijk anders dan het onderzoek van Meuzelaar. Deze kijk op het archief is relevant, omdat het archief vaak juist op deze manier wordt benaderd door televisiemakers die een verhaal vertellen, waarbij naar ondersteunende beelden wordt gezocht en dus niet alle beelden even vaak worden gebruikt.

Daarnaast is er niet veel geschreven over de Indische Nederlanders, Indonesiërs, Molukkers in de media. Een mogelijke verklaring is doordat zij volgens Joost de Bruin (2005) meestal worden

(12)

geplaatst in het frame van ‘assimilatie’, waarbij het idee wordt gegeven dat deze groepen goed zijn geïntegreerd, en niet in de tegenhanger ‘het exotische frame’ (74). Deze aanname wordt bevestigd door Reza Kartosen-Wong en Ed Tan (2013) in hun onderzoek naar de ethnic cultural identification van Aziatische Nederlanders : “Dutch citizens of Southeast and East Asian origin [...] are largely absent in debates on ethnic minorities and integration because in general they are perceived as silent, ‘unproblematic’ and ‘well-integrated’ ‘model minorities’ (654). Deze scriptie kan bijdragen aan dit onderzoek doordat de Molukkers – als Aziatische groepering die niet-problematisch en goed geïntegreerd overkomt – wezenlijk anders is dan andere Aziatische groeperingen in Nederland, bijvoorbeeld doordat een deel nog steeds bij elkaar in woonwijken leeft en doordat een deel nog een sterke drang heeft om de ‘eigen cultuur’ te behouden. Maar vooral is deze scriptie een bijdrage doordat de representatie van zo’n Aziatische groep in de media komt bloot te liggen en daarmee de identificatie uit dit onderzoek kan worden vergeleken met deze representaties. Door de weinige problemen, zijn de meeste onderzoeken dan ook naar ‘niet-westerse allochtonen’ in de media (o.a. d’Haenens, El Sghiar, en Golaszewski, 2010; Meuzelaar, 2014; Shadid, 2005), waar de Indische Nederlanders buiten vallen door het Nederlandse koloniale verleden (De Bruin 9). Deze scriptie zal daarom proberen te onderzoeken hoe een minder zichtbare groepering als de Molukkers wordt gerepresenteerd in de Nederlandse media. Dit is belangrijk, omdat hierdoor bepaalde structuren van otherness en stereotypering blootgelegd kunnen worden die anders verborgen zouden blijven, omdat de groepen als het ware onzichtbaar zijn.

Opbouw van deze scriptie

In het eerste hoofdstuk zal een kort overzicht worden gegeven van de historische context van de Molukkers. Hierin worden onder andere de Molukkers in het KNIL, de reden van de komst naar Nederland, de Molukse woonwijken en de vreedzame en gewelddadige protestacties in de jaren ‘70 uitgelegd.

Hoofdstuk twee zal het theoretisch kader in deze scriptie zijn. Eerst zal het begrip discours en de constructivistische benadering van representatie worden uitgelegd aan de hand van Michel Foucault en Stuart Hall. Vervolgens zal het begrip diaspora aan de hand van James Clifford en Ien Ang worden uitgelicht, waarna culturele identiteit, stereotyperingen en othering aan de hand van Stuart Hall zal worden uitgelegd. Daarbij zal ook worden gekeken naar exoticism aan de hand van Benjamin Schmidt. Ten slotte zal aan de hand van Asmann en Czaplicka en José van Dijck het begrip cultural memory worden uitgelegd, waarna het concept prosthetic memory van Allison Lansberg zal worden behandeld. Het derde hoofdstuk zal dieper ingaan op het gekozen corpus en de methode van het onderzoek. Hierin zullen de programma’s waarin de afleveringen over Molukkers deel van maken worden besproken en wordt het archief van Beeld en Geluid in context gebracht. Daarnaast zal er ook context

(13)

worden gegeven over het gekozen corpus van mediaobjecten van de Molukkers zelf. Verder zal in dit hoofdstuk de analysemethoden van de verschillende mediaobjecten worden uitgelegd.

De daaropvolgende hoofdstukken zullen de analyse van deze scriptie bevatten. In hoofdstuk vier zullen de programma’s van de NPO over Molukkers worden geanalyseerd, waarbij vervolgens in hoofdstuk vijf zal worden ingegaan op de analyse bij Beeld en Geluid. In het zesde hoofdstuk zal de analyse van de representaties van Molukkers zelf worden gedaan. Ten slotte zal het laatste hoofdstuk de conclusies samenvatten en de hoofdvraag beantwoorden.

Deze scriptie zal dus beargumenteren hoe het discours van de Molukkers als cultural other wordt geconstrueerd in de uitzendingen van de NPO, het archief van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en in de zelfrepresentaties van Molukkers. Interessant is hierbij dat er in de uitzendingen en in de zelfrepresentaties subdiscoursen worden gevormd die het hoofddiscours creëren. Daarnaast zal ook worden beargumenteerd dat het archief een belangrijke rol speelt in de vorming van de representaties middels archiefbeelden.

(14)

1. Historische Context

In dit hoofdstuk zal een overzicht worden gegeven van de belangrijkste elementen uit de geschiedenis van de Molukkers voor het begrijpen van deze scriptie. Hierbij vormt het boek In Nederland Gebleven: De Geschiedenis van de Molukkers 1951-2006 van Henk Smeets en Fridus Steijlen de leidraad, omdat dit boek een van de weinige wetenschappelijke bronnen is over de geschiedenis van de Molukkers die naar Nederland zijn gekomen specifiek. Daarnaast zal dit worden aangevuld met overige bronnen die enerzijds specifiek ingaan op bepaalde gebeurtenissen en anderzijds een publieke opinie op de zaak kunnen geven. Dit kan een nadelige werking hebben, omdat bij geschiedschrijving een selectie van bepaalde belangrijke momenten in de geschiedenis is. Dit is zoveel mogelijk op proberen te vangen door met overige bronnen aanvullingen te doen. Belangrijk hierbij is dat de geschiedenis dus niet gelijk wordt gesteld aan ‘de waarheid’, dankzij dit selectieve en constructieve karakter. Nog belangrijker is hierbij dat de representatie van Molukkers in Nederland niet getoetst zal worden aan deze geschiedenis om te kijken of de media ‘de waarheid’ laten zien. Toch worden in dit hoofdstuk een aantal aannames gedaan, waar vanuit cultural studies en media studies kritisch naar gekeken zou worden. Deze aannames zijn dan ook overgenomen uit Smeets en Steijlen, omdat deze wellicht toch aan de grondslag van de representaties kunnen liggen.

Deze scriptie gaat dus niet over de historie van de Molukkers in Nederland gaat, maar over de representatie van Molukkers in de media. Echter is de historische context onmisbaar doordat de uitzendingen van de NPO een historische insteek hebben. Het hoofdstuk is opgebouwd aan de hand van verschillende onderwerpen die belangrijk zijn voor het begrijpen van de scriptie. Een meer volledige versie van de geschiedenis en dit hoofdstuk is te vinden in de bijlage.

1.1 De Molukse voorgeschiedenis in Indië: kolonisatie en dekolonisatie

De Molukkers in Nederland zijn vrijwel allemaal in 1951 overgekomen vanuit voormalig Nederlands-Indië. De aanduiding Molukkers verwijst dan ook naar de eilandengroep van ongeveer duizend eilanden op de Molukken in het Oosten van de Indische archipel, waarvan Banda, Ambon en Ternate de bekendste zijn (Smeets en Steijlen 23). De oorspronkelijke bewoners van deze eilanden worden de alfoeren of alifoeren genoemd (Patty 48). Het vermoeden is dat zij hun oorsprong kennen uit de Melanesische migratie (Patty 48) en uit de eevaarders uit Zuidoost-China. De oorspronkelijke bevolking van de Molukken zou dus als een ‘overgangsvolk’ kunnen worden gezien.

Rond 1600 kwamen de eerste Nederlanders aan in Indië en vrijwel de gehele zeventiende en achttiende eeuw is er wrijving tussen de Nederlandse VOC en de Molukkers (Smeets en Steijlen 23-27). In begin negentiende eeuw vindt de laatste opstand tegen de Nederlanders plaats geleid door Thomas Matulesia, ook bekend onder de naam Pattimura (28). Hij wordt vaak gekoppeld aan het beeld

(15)

dat de Molukkers een “martial race” zou zijn, die uitermate geschikt zou zijn om in het leger te zitten (30).

Begin 1942 wordt Indië binnengevallen door Japan en belanden de Molukse soldaten in interneringskampen (Smeets en Steijlen 36). Op 15 augustus 1945 capituleerde Japan en twee dagen later werd de Republiek Indonesië (Republik Indonesia) uitgeroepen, wat resulteerde in een nieuwe oorlog: de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog.. De Nederlandse regering probeerde in 1945 weer zo snel mogelijk weer de macht in het oude koloniale territorium over te nemen en hierbij stonden de Molukse militairen weer gauw paraat om verder te vechten. Uiteindelijk verloor Nederland haar kolonie werd het KNIL opgeheven en voordien moesten de inheemse KNIL-soldaten een keus moeten hebben gemaakt: overgang naar het Indonesische leger of demobilisatie (38). Vele kozen voor demobilisatie.

Sinds de onafhankelijkheid werd Indonesië opgedeeld in verschillende deelstaten, waaronder de deelstaat Oost-Indonesië (Negara Indonesia Timur of wel de NIT) waar de provincie Zuid-Molukken (Daerah Maluku Selatan) zich op 11 maart 1947 onder voorwaarden bij aansloot (38). Deze werden al gauw opgeheven door ir. Soekarno waardoor er een onafhankelijkheidsideaal ontstond. Het lukt niet om de Negara Indonesia Timur tot onafhankelijke Staat uit te roepen (39-40). en op 25 april 1950 wordt de Republiek der Zuid-Molukken (Republik Maluku Selatan, ofwel de RMS) uitgeroepen (42).

1.2 Na de dekolonisatie: proclamatie, demobilisatie en de komst naar

Nederland

Doordat de meeste Molukse militairen de kant van de RMS kozen, werd de demobilisatie op Ambon of in Nederlands Nieuw-Guinea geproblematiseerd door de Indonesische regering (56). Intussen was Ambon bezet door Republik Indonesia dus besloot de Nederlandse Staat om de militairen op Indonesisch grondgebied te demobiliseren (62). Maar in een kort geding werd dit besluit afgekeurd door het Haagse Hof vanwege de vrees voor mogelijke “represailles tegen hun vrijheid en leven” door een vijandelijke Staat (63). Er werd gekozen voor overplaatsing naar Nederland (64).

De schepen arriveerden tussen 21 maart en 21 juni 1951 in Rotterdam en Amsterdam, waarna de Molukkers werden overgebracht naar het demobilisatiecentrum in Amersfoort voor een medische keuring en ontslag (74-75). Door deze demilitarisatie voelden veel Molukse militairen zich bedrogen (82). Na de formaliteiten in Amersfoort werden de Molukkers voor het tijdelijke verblijf dan ook naar 52 woonoorden overgebracht, (74). Smeets en Steijlen definiëren deze ‘woonoorden als volgt: “een bont geheel van huisvestingsvormen [...]: achtendertig voormalige kampen van werkverschaffing, vijf militaire complexen, drie kloosters, drie villa’s en drie voormalige [nazi-kampen]” (90). Tijdens het kampleven bleven de Molukkers trouw aan de RMS (104).

(16)

1.3 Een langdurig verblijf: situatie in de woonoorden en de verplaatsing naar

woonwijken

In de tijd in het kamp stond de man over het algemeen aan het hoofd van het gezin, maar de vrouw kende ook belangrijke taken zoals het beheren van de financiën. De opvoeding van de kinderen was over het algemeen streng (122). Verder moesten sommige Molukse ouders een deel van hun kinderen achterlaten in Indonesië en het hen was weinig tot geen contact in de eerste jaren (128). Daarnaast kwam er ook meer contact met de Nederlandse samenleving door sport en muziek. Zo namen er Molukkers namen deel aan voetbalcompetities en wandelmarsen, en werden er avonden in de woonoorden georganiseerd met muziek (142-143).

Uiteindelijk bleek in 1956 dat het tijdelijke verblijf langer zou duren en dat dat een terugkeer naar de Molukken onhaalbaar zou zijn (Smeets en Steijlen 146). Na deze besluiten werden sommige kampen omgebouwd van hout naar steen. Voor de Molukkers was het belangrijk dat er bij deze wijken ook ‘lokale gemeenschapsvoorzieningen’, zoals een eigen kerk en een gemeenschapsruimte (vaak ‘de stichting’ genoemd) en in grote wijken ook een kleuterschool (183).

1.4 Een radicalere toon: de RMS na Soumokil en de Molukse jongeren.

In 1963 en 1964 werden de meeste RMS-strijders gearresteerd, waaronder ook president Soumokil die uiteindelijk op 12 april 1966 met de doodstraf om het leven kwam (210). J.A. Manusama neemt twee maanden later deze positie over (218).

Door de Molukkers werd in de jaren ‘60 nog steeds gedemonstreerd en petities werden uitgeschreven. Daarnaast gebruikten de Molukse jongeren radicalere protestvormen en traden zij meer op de voorgrond. Zo probeerden eind 1966 enkele Molukse jongeren de Indonesische ambassade te bestormen en in brand te steken (Smeets en Steijlen 211) En toen de Indonesische president Soeharto in 1970 op staatsbezoek naar Nederland zou komen, was dat reden voor 33 Molukse jongeren om de woning van de Indonesische ambassadeur te bezetten. In 1975 ontstond het idee voor de mislukte poging om koningin Juliana op paleis Soestdijk te gijzelen (235). Vervolgens neemt het geweld toe en kapen zeven Molukse jongeren een trein ter hoogte van het dorp Wijster (Drenthe) begin december 1975 (Smeets en Steijlen 237-238). Ze eisen “van de Nederlandse regering het op gang brengen van gesprekken tussen de Molukse leiders en de Indonesische overheid, en het aan de orde stellen van de RMS-kwestie bij de VN”. Uiteindelijk hebben deze Molukse jongeren twee reizigers en de machinist geëxecuteerd. Zeven andere jongeren bezetten twee dagen nadat de trein werd stilgezet het Indonesisch consulaat in Amsterdam als spontane ondersteuning (238). Uiteindelijk gaven de jongeren zich over aan president Manusama, waarna ze werden overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten en zij een gevangenisstraf kregen (238-240).

De Molukse jongeren radicaliseren nog meer doordat er geen progressie zat in het ideaal van de RMS. Zo werd woonoord Vaassen met veel machtsvertoon door pantserwagens ontruimd en hierdoor

(17)

kregen de jongeren een beeld dat de Nederlandse regering op een brute wijze met hen omging. Uiteindelijk waren er nieuwe gepland gelijktijdige gijzelingsacties in 1977: de treinkaping bij de Punt (Drenthe) en de gijzeling van een school bij Bovensmilde (Drenthe). Hierbij eisten de gijzelnemers “de vrijlating van alle Molukkers die om politieke redenen gevangen zaten en de stopzetting van alle steun aan het Soeharto-regime”. Hierbij werd ook een mededeling aan de Molukse gemeenschap gedaan dat zij hen niet moesten veroordelen voor hun middelen, maar moesten kijken naar het doel (Smeets en Steijlen 254). Onder de Molukkers werden deze acties sterker afgekeurd dan in 1975, omdat kinderen werden gegijzeld en omdat een deel niet opnieuw spanningen met de Nederlandse samenleving wilde hebben. Na negentien dagen werd de trein bestormd en kwamen zes kapers en twee gegijzelden het leven (255).

1.5 Na het geweld: een vlotte integratie

De Molukse jongeren kwamen tot bezinning en werden van mening dat de strijd in Indonesië gevoerd zou moeten worden (Smeets en Steijlen 260). In 1978 was er ook nog een laatste gewelddadige actie met de bezetting van het provinciehuis in Assen (266). Maar zij kregen geen steun van de Molukse gemeenschap (266). Begin jaren ‘80 veranderde de focus van de protesten naar het zoeken naar identiteit (Smeets en Steijlen 281). Smeets en Steijlen stellen dat deze ‘nieuwe identiteit’ is geïnspireerd op een westers beeld hoewel dit wel eens werd ontkend (305). Na de integratie in de jaren ‘90 veranderde het karakter van de Molukse gemeenschap. Er waren meer Molukkers buiten de Molukse woonwijken gaan wonen, maar deze bleven een band houden met de wijk van hun (groot)ouders. Het ideaal voor een vrije Molukse Staat bleef bestaan maar op een geheel eigen manier (339).

1.6 Recente gebeurtenissen

Sinds 2006 zijn er verschillende ontwikkelijngen geweest. Zo bestaat de RMS nog steeds met als vierde president John Wattilete (“Nieuwe president”). Daarnaast houden de nabestaanden van de omgekomen treinkapers houden een gerechtelijk proces tegen de Nederlandse Staat, omdat zij van mening zijn dat enkele van de kapers niet gedood hadden hoeven worden en dus zijn geëxecuteerd (“Hof: Geluidsbanden”). Hierover is nog geen uitspraak gedaan.

Verder is er veel discussie over het voortbestaan van de Molukse woonwijken geweest, waarna deze uiteindelijk als beschermd zijn verklaard door de gemeente (“Molukse wijk”). Ook is Molukse motorclub Satudarah (“Motorclub Satudarah”) verboden en heeft koning Willem-Alexander excuses gemaakt aan Indonesië de excuses van koning Willem Alexander aan Indonesië voor het Nederlandse geweld(“Woede”). Daarnaast is het opvallend in het eind van de jaren ‘00 en in de jaren ‘10 van deze eeuw er meer televisie over de Molukkers is gemaakt dan voorheen. Een deel hiervan zal deze scriptie beslaan.

(18)

2. Theoretisch Kader

Dit hoofdstuk zal het theoretisch kader in deze scriptie vormen. De meest relevante concepten voor de onderzoeksvraag zullen hier worden behandeld. Voor de overzichtelijkheid is het hoofdstuk in drie delen verdeeld. Allereerst zal worden gedefinieerd wat representatie is en hoe dit een discursieve constructie is. Vervolgens zal er worden ingegaan op de concepten diaspora, culturele identiteit en othering. Ten slotte zal op het concept cultural memory worden ingegaan.

2.1 Representatie en discours

Gezien deze scriptie over de representatie van Molukkers gaat, is het belangrijk om allereerst uit te leggen wat representatie is. De Britse cultuurtheoreticus en socioloog Stuart Hall, die vaak wordt geassocieerd met cultural studies, definieert ‘representatie’ als volgt:

“Representation is the production of the meaning of the concepts in our minds through language. It is the link between concepts and language which enables us to refer to either the ‘real’ world of objects, people or events, or indeed to imaginary worlds of fictional objects, people and events” (Hall, “The Work” 2).

Daarbij legt Hall uit dat representatie complexer is dan deze definitie alleen (“The Work” 3). Hij legt uit dat representatie uit twee systemen bestaat. Het eerste systeem is noemt bestaat uit wat hij de mental representations in een conceptual map noemt. Dit zijn de concepten en beelden in ons hoofd die nodig zijn om betekenis te geven aan dingen in de ‘echte’ materiële wereld, zoals “people, objects and events, real or fictional” (Hall, “The Work” 3-4). Daarbij zegt Hall dat we in ieder geval allemaal dezelfde conceptual map moeten hebben om betekenisvol met elkaar te kunnen communiceren, maar daarnaast is er ook het tweede systeem nodig, namelijk een common language of gemeenschappelijke taal. Hall ziet een taal als iets breder dan alleen een geschreven of gesproken taal en hij stelt dat een taal bestaat uit betekenisdragende signs, wat “words, sounds or visual images” kunnen zijn (4). Deze signs zijn gekoppeld aan de mental representations wat betekenisvol communiceren over de concepten in ons hoofd mogelijk maakt (4). Hieraan zijn bepaalde codes onderhevig die het mogelijk maken deze vertaalslag te maken (7). Daarnaast is het van belang dat een betekenis nooit volledig fixed is ofwel vaststaat uiteindelijk, omdat een taal en betekenis door de tijd heen kunnen veranderen (9).

Verder pleit Hall voor een constructivistische of constructionistische benadering van representatie. Hierbij benadrukt Hall dat de materiële wereld niet identiek is aan de representaties en de betekenis die hieraan wordt ontleend in talen. “[I]t is not the material world which conveys meaning: it is the language system or whatever system we are using to represent our concepts” (Hall, “The Work” 11). In deze benadering is de representatie dus niet een reflectie of een vervorming van ‘de werkelijke

(19)

wereld’, maar representatie geeft betekenis aan ‘de werkelijke wereld’, waardoor deze dus door representatie wordt gevormd. Vervolgens deelt hij deze benadering van representatie in twee delen in. Aan de ene kant is er de de semiotische benadering aan de hand van Ferdinand de Saussure en Roland Barthes, en aan de andere kant is er een discursieve benadering gebaseerd op Michel Foucault. Bij deze laatste staat het begrip ‘discours’ centraal, waarmee Foucault het volgende bedoelde:

“the general domain of all statements, sometimes as an individualizable group of statements, and sometimes as a regulated practice that accounts for a number of statements” (90)

Hierbij ziet hij de statements als functioneel, waarbij deze statements gezien moeten worden als “a discursive junction box where words and things intersect and become invested with specific relations of power” (L. Schmidt 56). Belangrijk is dat Foucault zich focust niet alleen op betekenisvorming, maar op een breder idee de kennisvorming. Hierbij stelt hij dus ook dat representatie (van kennis) een discursieve constructie is. Als deze componenten verwijzen naar eenzelfde object, dan is er sprake van een discursive formation. Bovendien stelt Foucault dat “nothing has any meaning outside discourse” (Foucault in Hall, “The Work” 29).

Voor deze scriptie is gekozen voor deze discursieve benadering, omdat de semiotische benadering zich enkel met de taal in objecten bezighoudt. Foucault betrekt in zijn concept van discours meerdere aspecten, waaronder praktijken. Daarnaast heeft Foucault volgens Jan Teurlings met discours een institutionele benadering van media en cultuur centraal staan (263). Daarbij staan ook machtsrelaties met betrekking tot discours centraal, omdat macht volgens hem doorstroomt in de dagelijks leven. Ook is discours verwant aan het concept ideologie van Marx, maar hij bekritiseerd dit idee omdat het de machtsrelaties te veel zou reduceren tot het verschil in (maatschappelijke) klasse. Verder is discours verwant aan het concept hegemonie, wat Gramsci uitlegt als een dominante groep die overwicht heeft over en bepaalt voor de niet dominante groep(en) (145). Dit is voor deze scriptie ook interessant, omdat de representatie van een minderheidsgroepering als de Molukkers in Nederland in televisieprogramma’s van een media-institutie als de Nederlandse Publieke Omroep – dus een representatie door een institutie van de hegemonie van een groep die niet dominant is – wordt onderzocht en wordt vergeleken met de representatie van Molukkers in Nederland zelf.

2.2 Diaspora, culturele identiteit en ‘othering’

In de vorige paragraaf en uit de historische context werd duidelijk dat de Molukkers een minderheidsgroepering anders dan de witte masculine hegemonie in de Nederlandse samenleving is. Deze groep zou gezien kunnen worden als een diaspora. Sujata Moorti legt dit begrip uit als “the term refers to an historically-specific matrix of economic, political and cultural relationships that helps constitute transnational communities – imagined and encountered.” (359). Eerder beschreef James

(20)

Clifford een diaspora aan de hand van William Safran, als een “expatriate minority community” (Clifford 304). Daarbij is dit een community:

“(1) that is dispersed from an original “center” to at least two “peripheral” places; (2) that maintain a “memory, vision, or myth about their original homeland”;

(3) that “believe they are not – and perhaps cannot be – fully accepted by their host county”; (4) that see the ancestral home as a place of eventual return, when the time is right;

(5) that are committed to the maintenance or restoration of their homeland; and

(6) of which the group’s consciousness and solidarity are “importantly defined by this continuing relationship with the homeland”

(Clifford 304-305).

Uit de historische context blijkt dat de Molukkers in Nederland vrijwel aan al deze elementen voldoen. Een interessant aspect hierbij is dat het thuisland enerzijds wél fysiek bestaat doordat familieleden op de plek van ‘afkomst’ wonen, maar anderzijds bestaat het thuisland niet doordat de Republik Maluku Selatan geen erkende staat is en doordat de ‘regering’ van de RMS in ballingschap in Nederland verblijft en dus onderdeel van de diaspora uitmaakt. Bovendien is het interessant dat de Molukkers in eerste instantie geïsoleerd van de Nederlandse samenleving hebben geleefd in de woonoorden.

Ien Ang reageert op dit idee over diaspora van Clifford door te stellen dat we de wereld zouden moeten zien als een geheel (153). Hierbij stelt ze dat er meer op het concept hybriditeit gefocust zou moeten worden, omdat er geen duidelijke scheidslijn meer is tussen “ons en hen” (141). Dat sluit aan op het idee van Stuart Hall van de culturele identiteit van het postmoderne subject. Hierbij geldt dat “the subject assumes different identities at different times, identities which are not unified around a coherent ‘self’” (Hall en Du Gay 277). Verder stelt Hall dat culturele identiteit niet gezien moet worden als een “collective one true self”, maar als een “matter of 'becoming' as well as of 'being'” (“Cultural Identity” 225). Hij stelt dat deze aanpak het trauma van het post-kolonialisme toont, omdat naast het construeren van een culturele ander door het Westen, ook het geloof van een culturele ander bij deze groep zelf aanwakkerde. Dit wordt ook gebruikt door de groep zelf om de weggemoffelde ‘eigen identiteit’ weer op de kaart te zetten (225-226). Voor deze scriptie is dit interessant of de Molukkers dit ook doen? En zetten ze daarbij de oude identiteit weer op de kaart, of ontstaat er een hybride vorm die een soort ‘best of both worlds’ is?

Ondanks dat een culturele identiteit niet meer als een enkel ding moet worden ervaren is er volgens Hall wel sprake van stereotyping in representaties van een culturele ander. Hierbij haalt hij Richard Dyer aan om uit te leggen dat typing nodig is om betekenis aan iets toe te kennen (“The Spectacle”, 257). Dit is dus vergelijkbaar met de vertaalslag die wordt gemaakt tussen de conceptual map en de materiële wereld uit de vorige paragraaf. Het verschil met stereotyping legt Hall vervolgens uit als volgt:

(21)

“Stereotypes get hold of the few ‘simple, vivid, memorable, easily grasped and widely recognized’ characteristics about a person, reduce everything about the person to those traits, exaggerate and simplify them, and fix them without change or development to eternity” (Hall, “The Spectacle” 258)

Hall stelt ook dat exclusion ook onderdeel van stereotyping is: “It symbolically fixes boundaries, and excludes everything which does not belong” (“The Spectacle” 258) Naast dat stereotypen een gereduceerde representatie is, zit er ook een element in wat Hall stereotypical dualism noemt in The West and the Rest, overgenomen van Hulme. Dit idee bestaat uit het verdelen van de stereotypes in binaire tegenstellingen zoals “goed en kwaad, wij en zij, aantrekkelijk en onaantrekkelijk”, etc (215-216). Het kwalijke aan dit soort stereotypen is dat ze gezien worden als ‘mark of the plural’ (Shohat en Stam 183). Hiermee wordt bedoeld dat de representaties allegorisch worden waarbij “any negative behavior by any member of the oppressed community is instantly generalized as typical, as pointing to a perpetual backsliding toward some presumed negative essence” (Shohat en Stam 183). Daarbij is dus het probleem dat alle mensen uit een onderdrukte groep als gelijk aan elkaar worden gezien. Hall analyseert de stereotyperingen in het discours van het Westen tegenover de rest, waarbij hij voortbouwt op Edward Said die de stereotyperingen rond de Oriënt heeft geanalyseerd in het discours wat hij Oriëntalisme noemt (205). Het idee wat hierbij centraal staat ligt is “the idea of European identity as a superior one in comparison with all the non-European peoples and cultures” (Said 8). Said legt hiermee de opvattingen van het Westen over ‘het Oosten’ uit, waarbij er sprake is van de vorming van een culturele ander die minderwaardig is. Hierbij stelt hij ook dat dit even goed op menselijk niveau als op intellectueel niveau plaatsvindt, omdat er sprake is van een “hegemony of Oriëntalism” (Said 258). In beide discoursen wordt de ‘ander’ dus op een negatieve manier, ook wel minderwaardig, gerepresenteerd. In de inleiding werd al aangehaald dat Kartosen-Wong en Tan observeren dat Aziatische Nederlanders vaak als ‘niet-problematisch’ of ‘goed geïntegreerd’ worden gezien. Hierbij is het interessant of er bij de Molukkers als schijnbaar goed geïntegreerd nog steeds als een stereotype of minderwaardige cultuur wordt gerepresenteerd. De kernvraag hiervan is dus: worden ‘niet-problematische’, ‘goed geïntegreerde’ en ‘onzichtbare groepen’ ook gestereotypeerd als een culturele ander? Worden zij als onderdeel van de hegemonie gerepresenteerd? Of is er ook een hybride vorm mogelijk tussen de twee voorgaande uitersten?

Een andere kijk op de ‘ander’ is exoticism. Dit idee is in de zeventiende eeuw ontstaan en kan als volgt worden gedefinieerd: “exoticism emphasized variety, abundance, and agreeably digressive concoctions that mixed and matched the wonders of the world—mosques with pagodas, pearls with porcelain—rather than distinguishing among them. It aimed to “delight”” (B. Schmidt 5). Madhu Krishnan voegt daaraan toe dat “exoticism functions as a specific and ambivalent form of abjection, necessitating a theoretical approach that both recuperates the exoticized Other within its boundaries

(22)

and represents the exotic relationship in all its complexity” (27). Bij exoticism wordt dus ook gebruikt gemaakt van een culturele ander, maar in tegenstelling tot Orientalisme wordt er een positief beeld van het ‘andere’ geschapen. Maar hierbij staat nog steeds een idee van superioriteit van het Westen centraal tegenover de ‘ander’.

Deze twee houdingen tegenover de culturele ander zijn voor deze scriptie interessant, omdat de Molukkers als een diaspora met een eigen (meervoudige) culturele identiteit gezien zouden kunnen worden. Daarbij is het mogelijk dat zij worden gerepresenteerd als een culturele ‘ander’. Dat zou kunnen op een ‘negatieve’ manier zoals bij het Orientalisme en The West and the Rest, waarbij de Molukkers dan als slecht of onaantrekkelijk zouden worden gerepresenteerd. Het zou ook kunnen dat de Molukkers op een ‘positieve’ manier worden gerepresenteerd, hierbij staan veronderstelde culturele verschillen als een exotisch gegeven centraal, waarbij er alsnog op ‘de’ cultuur wordt neergekeken. Aan de hand van de case-study in deze scriptie is het interessant om te bekijken of deze schijnbare tegenstelling tussen de concepten daadwerkelijk zo eenvoudig is, of is het complexer? En wordt de minderheidscultuur bij exoticism daadwerkelijk weergegeven als minderwaardig, of kan er ook gesteld worden dat bij het bepalen van identiteit de afwijkende identiteitskenmerken worden geëxotiseerd en opgehemeld? Is dit exoticism dan nog een schijnbaar ‘positieve’ blik, of is het daadwerkelijk positief?

2.3 Cultural memory

Het laatste concept wat belangrijk is in deze scriptie is cultural memory, enerzijds omdat Nederland en de Molukkers een lange gemeenschappelijke koloniale geschiedenis kennen en anderzijds omdat de televisieprogramma’s van de Nederlandse Publieke Omroep vrijwel altijd een historische benadering of bevatten in ieder geval belangrijke historische elementen en dus op deze manier een specifiek verleden herinneren en construeren. Daarnaast klinkt vanuit de Molukse bevolking vaak een geluid dat de Nederlandse Staat de gedeelde geschiedenis vaak in de doofpot wil stoppen. Aan de hand van het concept cultural memory en het gerelateerde concept prosthetic memory kan worden onderzocht hoe de Molukkers verweven zitten in het culturele geheugen van Nederland.

Astrid Erll en Ansgar Nünning definiëren cultural memory als: “the interplay of present and past in socio-cultural contexts” (2) Jan Assmann en John Czaplicka stellen daarnaast dat cultural memory op afstand staat van het alledaagse. Daarbij geven zij aan dat cultural memory uit een aantal elementen bestaat: (1) “Het concretiseren van identiteit” van een groep; (2) “De capaciteit om te reconstrueren”; (3) De formatie van een culturele betekenis; (4) De organisatie waarbij de betekenis wordt gedistribueerd; (5) De verplichting waarbij het belang van de betekenis wordt benadrukt; (6) De reflexiviteit op de practices en rituelen, op zichzelf en op zijn beelden en de groep (Assmann en Czaplicka 130-132). Uit deze elementen wordt duidelijk dat cultural memory als een discursief construct gezien kan worden, omdat dit dus een selectief construct is waarbij identiteit wordt gefixeerd. Daarbij stelt José van Dijck dat “cultural memory links the past to the present and future, but as an

(23)

activity taking place in the present, the past is continuously modified and revised, even as it continues to shape the future” (264). Erll en Nünning dat cultural memory twee ‘levels’ heeft: biologisch en symbolisch. Het biologische ‘level’ refereert aan het geheugen dat eigen is aan het brein van de mens, maar het symbolische ‘level’ verwijst naar het ‘geheugen’ van of in de “media, instituties en praktijken” (5). Echter stelt Van Dijck dat media aan de ene kant als bedreiging van het biologische level worden gezien, omdat het actieve herinneren wordt ontmoedigd. Aan de andere kant kunnen media worden gezien als een helpende hand bij herinneren (Van Dijck 271-272). Dit laatste is wat Allison Landsberg prosthetic memory noemt: de technologie van de massamedia die als het ware een prothese voor het geheugen vormt, waardoor een herinnering opnieuw kan worden beleefd (2). Landsberg stelt dat een prosthetic memory empathie – inlevingsvermogen met een bepaalde afstand – kan creëren, wat interessant is voor deze scriptie omdat bij stereotypering uit de vorige paragraaf geen sprake is van inlevingsvermogen (24). Aan de hand van de case study van deze scriptie is het belangrijk om af te vragen op welke manier er empathie wordt gecreëerd en of deze empathie ook wordt gecreëerd voor een cultural other of dat er toch vormen van identificatie voor nodig zijn om de kijker zich in te laten leven. Kortom, werkt prosthetic memory op eenzelfde manier voor een cultural other?

Met name voor de analyse van de archiefbeelden die gebruikt worden in de uitzendingen van de NPO in deze scriptie is het interessant dat de media een functie kunnen vervullen als prothese voor het culturele geheugen en dus een specifieke herinnering vormen. Deze geconstrueerde herinnering ligt in de geselecteerde programma’s ten grondslag aan de representatie van Molukkers en daarom is het belangrijk deze kritisch te onderzoeken. Welke herinnering wordt precies gevormd en hoe? Samen met de vorige paragrafen vormt deze paragraaf een werkbaar theoretisch kader om de representatie van Molukkers te onderzoeken. In het volgende hoofdstuk zal de opzet van het onderzoek worden uitgelegd.

3. Corpus en methode

In dit hoofdstuk zal het corpus worden afgebakend en daarbij zal de methode van analyse worden uitgelegd.

3.1 Corpus

Het corpus in deze analyse zal uit drie verschillende onderdelen bestaan: (1a) uitzendingen van de NPO; (1b) archiefbeelden gebruikt in de uitzendingen van de NPO; (2) uitzendingen van de radio-podcast Bangsa! met… (2018-heden) en de Facebookgroepen Ik heb hart voor Moluks erfgoed, want… en Maluku Bijeen 🤍🤍� .

(24)

3.1.1 Nederlandse Publieke Omroep

In het eerste deel van de analyse zal het corpus bestaan uit vier verschillende uitzendingen waarin de Molukkers centraal staan. Deze uitzendingen zijn afleveringen waarin de Molukkers centraal staan, zoals de eenmalige uitzending 65 jaar Molukkers in Nederland: een tijdelijk verblijf werd permanent (NOS, 2016) en de afleveringen gewijd aan Molukkers: “De Molukkers” in De Hokjesman (VPRO, 2013), “Molukse Kamp Schattenberg” in De Reünie (KRO, 2011) en “60 wijken: alleen voor Molukkers” in Echo’s van Angst (Joodse Omroep-NTR, 2015). Voor deze mediaobjecten is gekozen, omdat ze zich niet beperken tot een specifieke gebeurtenis of een specifieke Molukker en omdat deze uitzendingen non-fictie zijn. Daarnaast is het zo dat alle programma’s een historische insteek hebben. Door deze keuze zal dit onderzoek zich focussen op de representatie van de Molukkers als groep en worden zij niet binnen een frame als ‘treinkaper’ of in het geval van Simon Tahamata ‘talentvolle sporter’ worden geplaatst.

Door deze keuze vallen verschillende (recente) mediaobjecten van de NPO buiten deze analyse. Voorbeelden hiervan zijn de afleveringen “Trots Op Massada” (2019) en “Westkapelle 1956” (2017) van Andere Tijden (NTR-VPRO) en de documentaire Wij willen leven! - 40 jaar na de Molukse Kaping (VARA, 2017). Deze hebben beide een specifieke focus. Bovendien vallen de telefilms Wijster! (VARA, 2008) en De Punt (EO Motel Films, 2009) naast de focus op de kapingen buiten deze analyse doordat deze fictie zijn.

In het tweede deel van de analyse van de NPO zal gefocust zijn op het archief van Het Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid, omdat deze in de uitzendingen uit het eerste deel van de analyse als ondersteunend materiaal worden gebruikt. Dit archief is het nationale archief waar voornamelijk de beelden van de NPO worden gearchiveerd. Het is van belang om deze analyse te doen, omdat de delen waarin de geschiedenis wordt verteld in de uitzendingen wordt ondersteund door archiefmateriaal. Daarbij gaan televisiemakers zelf vaak in het archief zoeken en door te kijken naar wat zij voorgeschoteld krijgen bij hun zoektocht, kunnen wellicht waardevolle inzichten met betrekking tot de representatie vorming worden vastgesteld.

3.1.2 Bangsa! Met… en Facebookgroepen

In het laatste deel van de analyse over de zelfrepresentatie van de Molukkers staan de radio-podcast Bangsa! Met… en de Facebookgroepen Ik heb hart voor Moluks erfgoed, want… en Maluku Bijeen 🤍🤍� centraal. De radio-podcast Bangsa! Met… (2018-heden, voorheen genaamd Djago!) wordt eens per maand uitgezonden in de zendtijd van het radioprogramma Radio Oras (1983-heden) op de radiozender Radio SALTO. Dit is de radiozender van omroep SALTO welke – naast nieuwszender AT5, radiozender FunX en de Concertzender – onderdeel is van de Amsterdamse Publieke Omroep die in 1984 is opgericht. Tegenwoordig heeft Radio Oras hier elke zondagavond van acht tot negen uur zendtijd waarin vier verschillende programma’s elke week afwisselend worden

(25)

uitgezonden: MarKisah (n.b.-heden) over de passie van een gast die langskomt, Bungkus (n.b.-heden) over kunst, cultuur en actuele topics in de maatschappij, Patulele (n.b.-heden) over kunst, cultuur en het laatste nieuws van op de Molukken en Bangsa Met… over talentvolle Molukkers in verschillende vakgebieden (“Programma’s”). De gelijkenis tussen alle programma’s is dat Molukse gasten centraal staan. In deze scriptie zal Bangsa Met… het focuspunt zijn, omdat hier wordt ingegaan op actuele onderwerpen in het vakgebied en het Moluks zijn in de wereld van nu. Zo wordt het volgende ook op het platform gesteld: “[N]aast onze ambities en carrière zijn we natuurlijk ook nog steeds Moluks!” (“Bangsa Met!”). Daarnaast zijn het voornamelijk talentvolle derde en vierde generatie Molukkers die aan bod komen en gaan zij waarschijnlijk op een geheel andere wijze met de Molukse cultuur om dan de eerste en tweede generatie (“Media”). Belangrijk is ook dat Bangsa Met… onderdeel is van het bredere “inspiratieplatform” Bangsa! met onder andere een blog, column en portretten (“Our Story”). Ook zijn de afleveringen duidelijk beschreven op dit platform, wat bij de andere programma’s niet zo is (“Podcast 2020”) Hierdoor is er meer context rond het programma te vinden dan bij de andere drie en heeft deze radio-podcast een meer duidelijke invalshoek. Daarbij is dit een goed object om de representatie van Molukkers te analyseren, omdat de groep steeds meer van zich laat horen en in dit geval op een professionele manier. Daarnaast hebben de Molukse gasten die langskomen verschillende achtergronden wat betreft woonwijken, opvoeding, banen en opleidingen, waardoor er meerdere stemmen te horen zijn. Naast de radio-podcast zullen er ook nog twee Facebook groepen centraal staan, waarbij gekeken zal worden naar welke items de Molukkers zelf aandragen in de community. De eerste groep is Ik heb hart voor Moluks erfgoed, want… (afgekort: IHHVME, ongeveer 15.000 leden). Deze is gekozen omdat deze veruit de meeste leden heeft. De tweede groep is Maluku Bijeen 🤍🤍� (ongeveer 3.000 leden), gekozen omdat deze is opgericht om de derde en vierde generatie te verenigen. Hierover wordt meer context gegeven in hoofdstuk 6. Deze analyse is belangrijk voor de beantwoording van de onderzoeksvraag, omdat de Molukkers hierbij niet gecensureerd worden en dus vrij kunnen posten. Dat kan waardevol zijn in het vaststellen van de zelfrepresentatie.

3.2 Methode

Om de representatie van Molukkers in de media te kunnen begrijpen zal er een kwalitatieve inhoudsanalyse worden gedaan en dan wel specifiek een discoursanalyse aan de hand van de notie van Foucault, besproken in het vorige hoofdstuk. Belangrijk is dat in deze analyse niet op zoek gegaan wordt naar een juiste representatie of betekenis. Enerzijds omdat een representatie een construct is dat kan veranderen over de tijd heen en anderzijds omdat dit niet mogelijk is met een analyse als deze (Wester 16). De discoursanalyse in deze scriptie zal gezien het corpus uit drie delen bestaan.

(26)

3.2.1 Nederlandse Publieke Omroep

In het eerste deel zullen de programma’s van de NPO worden geanalyseerd op hun spreekpositie in het discours over Molukkers, waarbij gekeken zal worden welke repertoires naar voren komen. Dit zal gebeuren aan de hand van een analyseschema (zie bijlage) waarin de saillante details – voornamelijk in de mise-en-scène (props, human figure, etc.) in combinatie met het narratieve aspect – worden genoteerd aan de hand van de tijdcode, wat er op beeld te zien is, wat er aan geluid te horen is, wat er wordt verteld en wat er verder nog van belang is.

In het tweede deel zal het archief van het Nederlandse Instituut voor Beeld en Geluid worden geanalyseerd. Belangrijk hierbij is dat dit in het archief op http://zoeken.beeldengeluid.nl wordt gedaan en niet in de collectie op http://in.beeldengeluid.nl. Andrea Meuzelaar heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar het archief en haar notie wordt in deze scriptie overgenomen. Zij stelt aan de hand van Foucault dat “the archive has become the place that determines the statements that regulate possible knowledge, the archive is constantly alive as an active player that shapes and produces our possible ways of speaking” (61). Het onderzoek naar de manier waarop het archief beelden van Molukkers ordent en aanbiedt is dus van belang, omdat het bijdraagt aan de possible ways of speaking van de uitzendingen van de NPO. De NPO put uit dit archief en de archiefbeelden spelen een centrale rol in de constructie van een representatie van Molukkers – maar hoe is het archief zelf al gestructureerd door machtsrelaties zoals Foucault stelde? Meuzelaar stelt aan de hand van Derrida: “the archive is the manufacturer of memory; surely not its guardian and produces memory as it simultaneously produces forgetting” (54). Gezien deze visie van het archief en de belangrijke institutionele positie ervan kan gesteld worden dat ook het cultural memory wordt geconstrueerd door het archief. Om door het archief te navigeren zal gebruik worden gemaakt van een reeks zoekwoorden die gerelateerd zijn aan de Molukkers: ‘Molukkers’, ‘Molukker’, ‘Molukken’, ‘Ambonees’ en ‘Ambonezen’. In deze analyse zal worden gekeken in welke volgorde de beelden zijn gerangschikt en welke onderwerpen de beelden hebben. Dit zal worden bepaald aan de hand van de metadata, waaronder de samenvatting van het archiefmateriaal. Hierbij is van belang dat er niet wordt gefilterd op digitaal of analoog materiaal. Daarbij zal wel worden gefilterd op ‘video’s’, zodat alleen audiovisueel materiaal wordt laten zien. Hiervoor is gekozen, omdat er in de uitzendingen van de NPO geen audiobestanden worden gebruikt en het aantal foto’s in het archief nihil is.

3.2.2 Bangsa! Met… en de Facebookgroepen

Tenslotte zal Bangsa! Met… worden geanalyseerd. Dit zal gebeuren door verschillende afleveringen van de podcast meerdere keren te beluisteren en de saillante momenten te transcriberen. Ook hier zal het doel zijn om repertoires bloot te leggen. Uiteindelijk zal na deze analyse de overeenkomsten en verschillen met de analyse uit het eerste en tweede deel worden bekeken. Hierbij is het van belang dat in acht wordt genomen dat de media waarin de vorming representatie plaatsvindt verschillen van elkaar.

(27)

Dit is van belang vanuit het idee “the medium is the message” van Marshall McLuhan. Hij benadrukt dat het medium van invloed is op de boodschap die hij overdraagt (101). “[the] characteristic of all media [is] that the ‘content’ of any medium is always another medium” (McLuhan 101). Daarnaast zal in de Facebookgroepen een repertoireanalyse van de verschillende posts worden gedaan om vast te stellen welke repertoires zich voordoen in het discussie gedeelte wat betreft de representatie. Dit houdt in dat er verschillende posts bekeken zullen worden en geanalyseerd worden op hun onderwerp en hoe zij hierover praten. De analyseschema’s zijn terug te vinden in de bijlage.

3.3 Positie als onderzoeker

Ten slotte is het goed om de persoonlijke context van mij als onderzoeker uit te leggen, omdat ik ook een subject ben binnen het discours. Hiertoe is het belangrijk dat ik half-Moluks en half-Nederlands ben. Mijn vader is in woonoord Schattenberg geboren, opgegroeid in Winterswijk en uiteindelijk is hij de Molukse woonwijk het Gelderse Bemmel terechtgekomen. Ondanks dat een deel van mijn familie in de Molukse woonwijk van het naastgelegen Elst woont, deel ik mijn meeste geschiedenis in die van Bemmel. Mijn moeder is in Nijmegen-Oost geboren en dit is ook het stadsdeel waarin ik als half-Molukse, half-Nederlandse jongen ben opgegroeid, dus buiten de Molukse woonwijk. Verder heb ik naast het vele contact met mijn familie niet veel contact met andere Molukkers en kom ik niet vaak op Molukse feesten en herdenkingen. Maar toch heb ik een grote liefde voor Molukse muziek (lagu-lagu Maluku) om te luisteren maar ook om te zingen. Het is belangrijk om hiervan bewust te zijn, omdat dit een rol kan spelen in het onderzoek. Ik zal bijvoorbeeld sommige lagen, bijvoorbeeld Molukse liederen, woorden en bepaalde symbolen direct herkennen en kunnen plaatsen, terwijl die voor anderen niet direct interpretabel zijn. Daarentegen moet ik me ook bewust zijn dat ik hierdoor meer bevooroordeeld ben en dingen waarschijnlijk op een andere manier zal interpreteren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The German media partly expose the government´s frames and call for future visions that include fundamentally different political designs less influenced by the power struc- tures

Figure 4: How citizens are connected to organizations in Enschede Zuid: Compulsory relation 1 Figure 4 shows that the trust network looks very different.. In this network

In het Herziene scenario b ten opzichte van a neemt het aantal bedrijven mede wat af, omdat ze in de jaren 1998 en 1999 de hogere prijzen van rechten niet kun- nen betalen

The aim of the present study was to extend the literature on high-stakes computer- based exam implementation by (1) comparing student performance on CBE with performance on PBE and

Opmerkelijk is tot slot dat uit het onderzoek is gebleken dat een aantal ondernemingen de aard van het geschil be- spreekt bij de voorwaardelijke verplichtingen terwijl er ook

between personal goals and resources available for goal pursuit. Furthermore, their retrospective reports indicated a development in strategy use of time. Three goal management

I have conducted interviews with 10 freelance journalists who have been reporting in Conflict Affected and High-Risk Areas, and experienced potentially traumatic

In total, 75 semi-structured surveys were conducted with traders (wholesale and retail) and processors selling dagaa either on markets in the city of Kisumu or on landing sites