Het Humanistisch Verbond (1946-2006) en (humanistisch vormings-)onderwijs: een korte terugblik.i
Het humanistisch vormingsonderwijs is voor de lezers van dit blad iets heel vanzelfsprekends: een onderwijsvak dat juist in deze tijden van grote spanningen tussen levensbeschouwingen erg belangrijk is. Dat aan de formele oprichting van de Stichting HVO in 1979 een lange strijd vooraf is gegaan, lijkt
langzamerhand in deze tijd van ‘het kleine humanisme’ te worden vergeten. Is het niet altijd van belang om te beseffen uit ‘welke bron we gedronken hebben’? Daarom is het goed om bij het 60-jarig bestaan van het Humanistisch Verbond (17/2/1946) kort stil te staan bij het belang dat de pioniers van het ‘grote
humanisme`, zoals Jaap van Praag, Garmt Stuiveling , Jan Brandt Corstius e.a, aan opvoeding en onderwijs hebben toegekend, en bij de grote inspanningen die het HV heeft gepleegd om het HVO te realiseren.
1947 Debat over Bijbelonderwijs.
Al krap een jaar na de oprichting ging het HV zich uitvoerig bezinnen op een humanistische visie op onderwijs. Aanleiding was een voorstel van de regering in 1946/1947 om - naast geestelijken - ook klassenonderwijzers de bevoegdheid te geven om godsdienstonderwijs te geven. De discussie verbreedde zich snel, nadat op een HV-congres in april 1947 was gebleken hoe gevoelig deze materie binnen het Verbond lag. Een HV-commissie had de kwestie onderzocht, en haar conclusies getuigden van een zeker begrip voor behoeften bij het christelijke volksdeel. Dit was een omstreden punt: veel congresgangers verzetten zich tegen wat zij zagen als `het geven van Bijbelonderwijs' door de
facultatief volgen van godsdienstonderwijs in het openbaar lager onderwijs (`art. 26') af te schaffen.
Het Hoofdbestuur verzette zich tegen die motie, vanuit de beginselen `De openbare school is niet onze school, maar de school voor allen' en `Wij moeten onze eigen beginselen propageren, maar anderen geen rechten afnemen.' Wel erkende het Hoofdbestuur de vele `treffende' kritiek op het bestaande
godsdienstonderwijs, maar het vond dat het er niet om ging `de vrijheid die Uw tegenstander heeft' te bestrijden, maar om een beter alternatief te bieden. In het eindrapport ``Bijbelkennis' (oktober 1947) en de brochure `De positie van het Humanistisch Verbond' (1950) werd het Hoofdbestuurstandpunt gehandhaafd: `Daar wij allen deel hebben aan de Westerse cultuur, zullen bijbelse verhalen in het onderwijs van de klassenonderwijzer tot hun recht behoren te komen.' Om misverstanden te voorkomen, vervolgde het rapport echter: `Niet alleen echter bijbelse verhalen, maar eveneens verhalen uit niet-christelijke culturen. Voor een afzonderlijk vak bijbelkennis is in deze gedachtegang geen plaats.'
1950 Humanisme en Opvoeding.
Direct na de botsing op het congres werd op 31 mei 1947 een nieuwe HV-commissie benoemd op het wijdere gebied `Humanisme en opvoeding'. Zij moest `aangeven waar en in hoeverre de humanistische levensbeschouwing op het terrein van opvoeding en onderwijs een zienswijze, interpretatie of
formulering vereist of mogelijk maakt.' De commissie kwam drie jaar later, in 1950, met haar eindrapport Humanisme en Opvoeding. In de eerste drie
hoofdstukken van het eindrapport worden achtereenvolgens `Het
opvoedingsideaal', `De opvoedingsinhoud' en `De opvoedingsmiddelen' besproken. In het hoofdstuk over `De opvoedingsinhoud' wordt de algemene filosofie geschetst over de doelen van opvoeding. Centraal staat de gedachte dat opvoeding uiteindelijk inhoudt de voorbereiding op het zelfstandig
verantwoordelijkheid dragen, een relatie opbouwen tot de wereld om je heen, levensbezinning. Het uitgangspunt is dat `Elke humanistische opvoedingsleer moet gebaseerd zijn op de mogelijkheid tot zelfstandigheid van het kind, en daarmee in de eerste plaats gericht op zelfbestemming.'
Het rapport kiest vóór de openbare en tegen eigen humanistische scholen : humanistische scholen zijn alleen een noodoplossing `als er geen andere [weg] meer open mocht zijn'. Het `universele karakter (van humanisten)... moet humanisten aanleiding geven voor dat openbaar onderwijs op te komen... en beletten de openbare school tot een school op humanistische grondslag te willen maken.'
1962 Centrum voor Humanistische Vorming.
In de wet op het voortgezet onderwijs werd de mogelijkheid geopend voor vormingsonderwijs door genootschappen op geestelijke grondslag. In oktober 1962 werd door het Verbond het Centrum voor Humanistische Vorming opgericht. Doelstelling was ‘allen te verenigen die van de betekenis van dit onderwijs overtuigd zijn.’ Het Centrum maakte zich sterk voor humanistisch vormingsonderwijs aan leerlingen van alle scholen van het voortgezet onderwijs binnen de schooltijden. Het Centrum verzorgde de opleiding van
vormingswerkers. In de eerste plaats raadslieden die eens per veertien dagen vier uur werden bijgeschoold. De wet op het voortgezet onderwijs (‘Mammoetwet`) die op 14 februari 1963 werd aangenomen maakte de weg vrij voor het
humanistisch vormingsonderwijs aan openbare scholen. In 1963 startte het Humanistisch Verbond met de eerste opleiding van hvo-docenten aan het eveneens dat jaar opgerichte Humanistisch Opleidings Instituut (HOI) in Utrecht. In 1965 studeerden de eerste docenten af. Twee jaar later, in 1967, waren er 17 leerkrachten die lesgaven op 15 middelbare scholen aan 446
leerlingen. Het humanistisch vormingsonderwijs kwam echter op het voortgezet onderwijs onvoldoende van de grond. In 1970 bleek dat het hvo, evenals
godsdienstonderwijs, vrijwel uit het middelbaar en voortgezet onderwijs was gewerkt. De bakens moesten worden verzet en het Centrum ging zich toespitsen op het verwezenlijken van hvo op basisscholen en pedagogische academies. Een basisschool in Eindhoven had de primeur. In december 1970 waren er twintig hvo leerkrachten werkzaam die les gaven aan 740 leerlingen van wie 415 in het basisonderwijs. In de jaren daarna groeit – mede dankzij de steun van het HV - het aantal scholen waar hvo wordt gegeven stormachtig; rond 1979 aan zo’n 400 scholen, voor circa 12.000 leerlingen, verzorgd door circa 150
onderwijsgevenden.
1979 Stichting HVO
Op 5 november 1979 werd de Stichting voor het Humanistisch
Vormingsonderwijs bij akte door het Humanistisch Verbond opgericht.
Drs Bert Gasenbeek
Directeur Het Humanistisch Archief