• No results found

Examenvragen Ethisch en Duurzaam Ondernemen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Examenvragen Ethisch en Duurzaam Ondernemen"

Copied!
101
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Samenvatting Zakenethiek

De cursusdienst van de faculteit Bedrijfswetenschappen en Economie aan de Universiteit

Antwerpen.

Op het Weduc forum vind je een groot aanbod van samenvattingen, examenvragen, voorbeeldexamens en veel meer, bijgehouden door je medestudenten.

(2)

ZAKENETHIEK

Waarden en normen

Terug

naar het begin: Acht concepten

Verschuiving in de cultuur + manier waarop mensen kijken is nogal abstract!

Abstracte termen zoals moraal e.d. zijn vaak niet begrepen  Nuttig om te begrijpen wat ermee bedoeld wordt.

Wat verschuift er in onze wereld?  Link tss waarde- en economische verschuivingen en heeft impact op de organisatie en hoe deze zich moet gedragen. Er zijn verschillende verschuivingsprocessen die invloed hebben op ons waardesysteem We zijn op weg naar een duurzamere economie  wordt de grondvoorwaarde waarin business w gedaan

1. Waarden: het is het meest fundamentele omdat hieruit de normen voortgroeien, men operationaliseert de waarden adhv aantal normen (waarde: eerlijkheid, norm: niet liegen)

a. Bv.: respect

b. Zijn niet concreet, maar wel fundamenteel

2. Normen: zijn concreter, bepaalde goede methoden die je hanteert a. Concretisering van waarden

b. Bv.: 10 geboden. Deze lijst van 10 normen is zeer fundamenteel en speelt zich af id woestijn waar Mozes op de berg de geboden krijgt.

i. Het is een soort grondwet: fundamentele afspraken die we maken. Maakt duidelijk hoe mensen met elkaar moeten omgaan en samenleven.

ii. Primitieve formulering van de grondwet

c. Grondwet: we leven er naar en we ‘kennen’ ze niet (ze is ingebakken). Wanneer een nieuw land toetreedt tot de EU, dan moet de grondwet van dat land stroken met de richtlijnen van de EU  grondwet is ruggengraat vaan de samenleving, bepaalt de interactie tss individuen

3. Moraal 4. Ethiek 5. Wet 6. Cultuur

7. Religie: heeft een zeer regulerende rol in de premoderne samenleving.

a. Religie projecteert de bron van de grondwet buiten het bereik van het individu (= eigen aan bijna alle premoderne samenlevingen)

b. 10 geboden werden door god doorgegeven, wie zich er tegen verzet, verzet zich rechtstreeks tegen God  Religie is conserverend en verzet is vrijwel onmogelijk

c. Wanneer men religieuze omkadering schrapt, heeft dit impact 8. Technologie

In de moderne samenleving heeft men nood aan complexere structuren, denk maar ad grondwet  17e-18e eeuw: loskomen van de religieuze structuren en deze w in vraag gesteld (door mensen zoals Voltaire, Kant, …)  Heel wat intellectuelen gaan nadenken over de bestaansgrond van die regels.

 Kant: het kan niet meer dat we de bestaansreden bij God leggen. Hij wil een fundamenteel krachtige bron die voor iedereen toegankelijk is, die universeel is en hij vindt deze bij de rede, in de rationaliteit, in het denken.

o Durf te denken! Denk gewoon goed na en u zal inzien dat regels noodzakelijk zijn om jouw leven en dat van anderen mogelijk te maken.

o Bestaansgrond = rationaliteit.

o Religie is wel handig om te hebben voor de mensen die intellectueel minder ontwikkeld zijn. Kracht vd religie om invloed te hebben op het leven van mensen is aan het verminderen en een andere bron is nodig  rationaliteit

Wat gebeurt er als je religieuze bron loslaat? Het w kwestie v. argumenteren en het w een politieke kwestie: welke regel is aanvaardbaar? De lijst v waarden en normen kan in beweging komen.

(3)

Onze samenleving: postmoderne samenleving. Deze is geradicaliseerd. Religieuze inbedding is losgelaten. Mensen kiezen om gelovig te zijn en anderen niet. Voor nog anderen bestaat het vraagstuk zelfs niet. Men kan vandaag de dag sterke

veranderingen terug vinden in waarden en normen. De samenleving kent veel meer bewegingen op dit vlak. Bijvoorbeeld:  Stemrecht voor vrouwen

 Vrouwen blijven werken als ze kinderen hebben en ook mannen moeten voor kinderen zorgen  man en vrouw zijn fundamenteel gelijk = waarden. Wnr je deze waarde ernstig neemt heeft dit invloed op samenleving  arbeidsmarkt, politieke rechten, emancipatie ih bedrijfsleven

o Heeft dus invloed ih privéleven, maar ook ih bedrijfsleven.

o Zeer grote maatschappelijke druk om deze verschuiving ernstig te nemen. o Bv.: politieke lijsten met mannen en vrouwen op

o Heeft invloed op gezinsstructuur/geboortestructuren/opvoeding/stabiliteit

 Bv.: scheiding kan makkelijker in een samenleving waar vrouwen zich onafhankelijk op de arbeidsmarkt kunnen begeven

 Bv.: zweden is een éénoudergezin de norm

o 1 waarde = gelijkheid tss man en vrouw  fundamentele impact op de hele samenleving, alsook op het bedrijfsleven  heel de samenleving moet op deze manier w georganiseerd

 Bv.: sexual harassment en bepaalde regels hieromtrent in gedragscodes

 Soms gaan bedrijven zelfs positief discrimineren om vrouwen te kunnen laten doorstromen. o Wanneer een waarde de samenleving transformeert komt dit sowieso terecht ih bedrijfsleven  Sociale rechten voor werknemers

o Sweatshops in India, Bangladesh, … en de reactive die hierop komt: fair trade, fair cotton

o Inspelen op de consument die wakker ligt van die toestanden en die producten wil kopen die gemaakt zijn in menswaardige omstandigheden

 Milieu/natuur: vandaag kan men geen partijprogramma hebben die zegt dat natuur irrelevant is o Ook voor bedrijven is milieu heel belangrijk geworden

o Op moment dat waarden en normen verschuiven, schuift dit door naar een wet  heel wat milieuwetgeving

o Issue stijgt ook in landen zoals China, India

o Men moet als bedrijf gaan nadenken wat men kan doen voor het milieu o Opportuniteiten voor bedrijven! Erop inspelen! Bv.: ecologische producten

 Negatief: extra wetgeving en positief: je kan er iets mee doen Samenlevingsnormen zijn fundamenteel veranderd!

Wat is de functie van waarden & normen voor het individu? Bijvoorbeeld:  Waarde: veiligheid en subwaarde: verkeersveiligheid

o We vinden het belangrijk + er sterven ook redelijk veel mensen ih verkeer  het is belangrijk

o Er zijn rond deze waarden heel veel normen en wetten gevormd  implementeren waarde door er een hele normering rond op te bouwen

o Wet: max 120 km/u

 Wordt vaak overtreden, maar wet lijkt wel te werken  Wie doet de wet werken? Hoe komt het dat ze werkt?

 Er w straffen/boetes uitgedeeld, maar wat is de pakkans? Zeer klein & vrijwel 0.

 Controle ligt bij jezelf en je denkt er zelfs niet over na. Je begint te rijden, maar denkt niet wat je doet en je rijdt een bepaalde snelheid = zelfcontrole = geïnternaliseerde norm

 Internaliseren van normen is zeer belangrijk voor de samenleving!!

 Waarden & normen zitten onder water (vergelijking met ijsberg). Het meeste deel vd waarden & normen zijn geïnternaliseerd en je bent je er niet bewust van.

 Proces van internalisering is complex proces en hangt samen met de opvoeding

o Bv: kinderen tanden laten poetsen. Kinderen moeten snel hun tanden leren poetsen, maar kinderen zijn niet geïnteresseerd. Je moet het kunnen aanleren maar argumenteren van “u krijgt caries op LT” werkt niet. Het gaat over zeuren, zagen en klagen (braaf kind, stout kind). Op een dag als je geluk had gaat het kind autonoom zelf zijn tanden poetsen zonder te moeten zeuren. Het kind wordt niet geboren met een tandenborstel.

(4)

 Waarden en normen zijn gedragssturend op elk moment van de dag. Alleen weet je dit niet.  Internalisatie kan mislukken  criminelen/psychopaten

(5)

Invloed van waardeverschuivingen voor ondernemingen

Bedrijven bouwen volop hun eigen ijsberg en trainen mensen en dwingen gedrag af binnen hun organisatiestructuur om ervoor te zorgen dat die ijsberg gevolg wordt!

 Verschuivingen in verhouding met stakeholders o Leveranciers (hfst 4) o Consumenten (hfst 5) o Werknemers (hfst 6) o Investeerders (hfst 7) o Milieu (hfst 8) o Samenleving (hfst 9)

 MVO als nieuwe verhouding t.o.v. de samenleving  Business case voor MVO

 Explicitering en controle van interne waarden en normen (de bedrijfsethische revolutie) o Normatieve kern binnenin een bedrijf wordt expliciet vastgesteld.

o Elk bedrijf heeft zijn eigen cultuur

(6)

HOOFDSTUK 2:

Bedrijfsethiek als ethiek van de onderneming

2.1. Het statuut van de onderneming

Het statuut van de onderneming doet zowel sociologische, economische als juridische vragen rijzen.

2.1.1. Sociologische visie

Een onderneming staat onder een juridisch-economische spanning:

 Een onderneming is een rechtspersoon waarvan het hoogste orgaan de AV van AH is. Deze oefent collectief de bevoegdheden van de eigenaar uit en stelt de RvB samen.

 Een onderneming is een sociaal-economische entiteit waarin bedrijfsleiders, arbeiders en bedienden een goed of dienst produceren zonder lid te zijn van de AV of RvB.

Daarnaast staat de onderneming onder nog andere spanningen:

 Spanning tussen “eigen productiemiddelen” en “andermans werkkracht” (welk zeggenschap mogen de werknemers uitoefenen over het bestuur?).

 Spanning tussen “winst” en “andere motieven” (moet een bedrijf winst maximaliseren als enig doel of mag ze ook maatschappelijke doelen hebben?)

De dierbare organisatie

Een onderneming is in de eerste plaats een organisatie, een systeem van bewust gecoördineerde activiteiten van verschillende partijen met het oog op een zo efficiënt mogelijke realisatie van een extern doel (de productie van goederen of diensten voor een extern publiek).

 Winst is de uitdrukking van de waardering die de klant aan het product geeft, de bron van beloning van de medewerkers en van nieuwe investeringen in het bedrijf.

P. Selznick: een onderneming wordt op die manier gereduceerd tot een “expendable tool”, een instrument waarvan

de actoren zich naar believen kunnen ontdoen zodra zich een efficiënter alternatief aanbiedt (~onderneming als koopwaar).

In realiteit blijven heel weinig ondernemingen louter als organisatie functioneren. Ze kunnen starten als efficiënt

instrument, maar krijgen een hele resem informele, interne doeleinden te realiseren die voor de deelnemers minstens even belangrijk worden (vb. de werknemers en bedrijfsleiders identificeren zich persoonlijk met het bedrijf. Ze vinden op de werkvloer sociaal contact en prestige).

 Werknemers gaan zich zo hechten aan hun bedrijf dat het voor hen een instituut wordt dat een waarde op zich belichaamt, los van efficiëntie en winstoverwegingen.

 bv. het leger is een instituut functionerend rond de waarden van landsverdediging en soevereiniteit.  bv. de universiteit is een instituut gericht op waarden van kritisch en vrij onderzoek en kennisvergaring.

De onderneming wordt een “sociale waarde op zich” (= institutionalisering). Institutionalisering als routine

Een onderneming is een conglomeraat van personen en teams waarvan de verschillende activiteiten op elkaar afgestemd zijn d.m.v. interne besluitvorming. Dit proces perkt de autonomie van de individuele werknemers constant in en wordt geleidelijk een routine. Standaardprocedures overstijgen de individuele keuzevrijheid en drukken de intentionaliteit uit van het bedrijf als collectieve actor.

 bv. de stichter verdwijnt van het toneel en de onderneming blijft een tijdlang de ingeslagen weg volgen.

 bv. het voorkomen van bepaalde productgebreken kan niet afdoende verklaard worden door de nalatigheid van individuele actoren, maar is eerder het gevolg van procedurefouten (vb. Herald of Free Enterprise).

VOORBEELD: Herald of Free Enterprise:

Het schip zonk in 1987 voor de kust van Zeebrugge en 188 van de 539 opvarenden vonden de dood. De nalatigheid van drie werknemers van het schip was de oorzaak van de ramp aangezien ze waren vergeten de boegdeuren te sluiten omdat ze aan het slapen waren. Omdat de Herald een “roroschip” is (roll on, roll off), kon het opspattende water van de golven zich via de boeg zeer gemakkelijk over het hele oppervlak van het schip verspreiden en het schip doen kapseizen.

Uit onderzoek van de ramp kwamen volgende institutionele factoren en beheersroutines naar boven: 1. Roterende werktijden (werknemers moesten een shift van 24h doorlopen om dan 48h thuis te zijn). 2. De Herald werkte met 3 officieren i.p.v. met het minimum van 4.

3. De Herald werd gebruikt om officieren op te leiden, er was dus een gebrek aan gezag en continuïteit. 4. De officieren stonden onder een ondraaglijke tijdsdruk.

5. De standaardprocedures omtrent veiligheid waren niet goed doordacht en toonden gaten. 6. Er was te weinig communicatie met het personeel aan boord en het management aan wal.

(7)

MAAR Friedman & Velasquez verzetten zich tegen het principe van morele verantwoordelijkheid van een collectieve actor:  Bedrijven kunnen niet uit zichzelf handelen, maar enkel via individuen die de gemachtigde bestuurders van de

onderneming zijn.

 Het doel van de onderneming is beperkt en de onderneming heeft als rechtspersoon niet alle rechten van een natuurlijk persoon.

MAAR critici menen dat ze niet inzien dat ondernemingen als complexe organisaties een feitelijk effect hebben op het algemeen welzijn dat de actieradius van de individuele actoren ver overstijgt. Ze kunnen dus niet louter behandeld worden als instrumenten die alleen gehoorzamen aan het motief van efficiëntie en winstmaximalisatie van de oprichters en haar vertegenwoordigers.

Institutionalisering als interne waardecreatie

De bedrijfscultuur is echter niet enkel een bron van gebreken en aansprakelijkheidsdelicten, maar ook een domein van sociale waardevermeerdering en creatief ondernemerschap.

Naarmate het bedrijf geïnstitutionaliseerd is, zal het bedrijf in groeiende mate om zichzelf en haar sociale waarde gewaardeerd worden.

 De doel-middelenverhouding wijzigt: winst en efficiëntie worden middelen om het bedrijf te laten groeien en het voortbestaan van het bedrijf wordt een doel op zich.

 Onder de medewerkers treedt een complex sociaal proces op dat om de nodige sturing en begeleiding vraagt. De onderneming krijgt voor haar leden en sociale omgeving een specifieke identiteit en ontwikkelt haar eigen routines en karakter waarmee leden zich identificeren.

 Moreel ambivalent: het kan zowel leiden tot een sociale meerwaarde als tot corruptie en afwenteling van verantwoordelijkheid.

De ondernemer onderscheidt zich van de zuiver technische administrator door het feit dat hij dit proces van collectieve karaktervorming permanent in het oog houdt. Hij wil de trends op LT van sociale waardenvorming actief sturen.

2.1.2. Economische visie

Economen hanteren vaak een verschillend ondernemingsbegrip. Het klassieke paradigma wordt bepaald door het inzicht dat individuele rationele actoren hun nut trachten te maximaliseren door het evenwicht te zoeken tussen V en A op de vrije markt.

Het ondernemingsbegrip verruimd

Klassieke benadering:

een onderneming worden gezien als een “lege doos”: het is een productie-eenheid waarin een aantal inputs in outputs worden omgegeven in functie van technologieën en gehoorzamend aan de prijsimpulsen van de markt. Een onderneming is dus een transformator van marktimpulsen en geen specifieke economische realiteit met eigen gewicht en rationaliteit.

F. Knight, R. Coase en O. Williamson:

de onderneming kan als instituut en continue coalitie van verschillende actoren met eigen bevoegdheden en kennis wel degelijk een specifieke rol vervult t.a.v. het marktmechanisme.

 Reële markten kunnen niet perfect functioneren, zodat ondernemingen een stabiliserende en bijsturende rol vervullen.

 De economische actoren beschikken niet over onbeperkte en gelijke toegang tot alle relevante informatie over goederen en diensten. Opportunistisch gedrag komt dus voor.

 Transactiekosten worden veroorzaakt door de coördinatieproblemen bij productie- en ruilprocessen (administratie, kwaliteitscontrole, gerechtskosten…). Ondernemingen zijn het sturingsmechanisme dat complementair functioneert t.o.v. de markt en als doel heeft deze transactiekosten te minimaliseren.

 De “lege doos” krijgt dus inhoud en overbrugt vooral de 2 vermelde spanningsvelden (organisatie vs. instituut & winst vs. andere doeleinden). De tegenstelling van ‘eigen middelen’ vs. ‘andermans werkkracht’ wordt belicht door de economische eigendomsrechten.

Economische eigendomsrechten =

Feitelijke aanspraken die alle participanten aan een onderneming maken op een deel van het vermogen of de

geproduceerde goederen. Deze aanspraken zijn meestal van ongelijke grootte en prioriteit omdat de partijen over ongelijke behoeften en macht beschikken.

(8)

2.1.3. Juridische visie

De juridische visie heeft gelijkenissen met de economische en sociologische discussiepunten:

 Ook in het ondernemingsrecht is de onderneming een “lege doos” waarvan de substantie wordt uitgedrukt in termen van rechtstakken (daden van koophandel, vennootschap en rechtspersoon).

 Ook onder juristen gaan er stemmen op om de onderneming als sociaaleconomische entiteit meer centraal te stellen in een nieuwe rechtsordening.

 Er bestaat ook een groeiend belang voor collectieve aansprakelijkheid. De scheiding tussen werking en vermogen

In het Belgisch recht bestaat geen eensgezindheid over de inhoud van het begrip onderneming door de scheiding tussen het burgerlijk recht (vermogensrelaties (eigendom)) en andere afdelingen zoals het economisch en sociaal recht.

Geheel in overeenstemming met napoleontische visie wordt de eigendomsrelatie in ons recht sterk geïndividualiseerd. Ze hoort thuis in het privaatrecht.

Eigendom = de absolute en onverdeelde controle die een fysieke persoon uitoefent over een zaak die tot zijn domein behoort. Hij beschikt erover, beheert het, verkrijgt er de vruchten van…

 Dit asociale eigendomsbegrip dat collectieve eigendom verwerpt domineert nog steeds: de onderneming is idealiter een zaak die aan 1 natuurlijke persoon (eigenaar) toebehoort die er alle vermogensrechten over uitoefent.  Als verenigingen van AH gecreëerd worden, krijgt de NV een eigen rechtspersoonlijkheid. De vermogensaanspraken

over deze rechtspersoon berusten bij de AH. De werknemers kunnen hun economische eigendomsrechten niet omzetten in juridische eigendom. Hetzelfde geldt voor SE, leveranciers, klanten, overheid en maatschappij. MAAR in veel gevallen is dit model van private eigendom een pure fictie geworden. Aandelen van vennootschappen zijn verspreid over vele andere vennootschappen, zodat de ene rechtspersoon eigenaar is van een andere. AH oefenen zo vaak te weinig controle uit over het dagelijks bestuur.

Timmeren aan het statuut

Om deze situatie te verhelpen kan men een gedifferentieerd eigendomsbegrip invoeren, zodat het recht beter rekening houdt met de verschillende soorten goederen en eigendomsaspecten van een complex goed. Zo kan er naast individuele eigendom, “sociale eigendom” ingevoerd worden.

Sociale eigendom =

Het toebehoren van bepaalde zaken of immateriële goederen is gedeeld en doelgebonden, en gericht op maatschappelijke belangen zoals productie of dienstverlening.

 Het mag niet verward worden met staatseigendom (waarbij de overheid als eigenaar optreedt) of collectieve eigendom (waarbij een groep gezamenlijk en onverdeeld eigenaar is). De sociale eigendom is exclusief van aard, maar in tegenstelling tot de individuele eigendom zijn alle facetten van eigendomsuitoefening niet langer verenigd in één persoon maar verdeeld over verscheidene personen.

 Voordeel : sociale eigendom pakt het probleem van eigendomsbepaling bij de wortel aan en haalt het achter de sluier van de rechtspersoon (de vennootschap) vandaan.

 Nadeel : sociale eigendom is weinig of niet gerealiseerd in het geldende recht.

Men kan ook de rechten van minderheidsaandeelhouders en van werknemers beschermen ingeval van bedrijfssluiting of overname. Of AH kunnen gestimuleerd worden om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid meer systematisch te volgen.

Kan men een onderneming straffen?

Een eigenaar is aansprakelijk voor de schade die wordt aangericht aan derden door het gebruik van zijn zaak. Maar hoe wijst men die aansprakelijkheid toe aan rechtspersonen?

 Vroeger konden bedrijven geen misdrijf begaan en werden de individuele beheerders die schade berokkenen aan derden aansprakelijk gesteld. Een rechtspersoon kon enkel burgerlijk aansprakelijk gesteld worden voor het betalen van schadevergoeding.

De laatste decennia is het recht echter fundamenteel gewijzigd:

“Model Penal Code” (1962 in VS): bedrijven kunnen wel degelijk gestraft worden indien het misdrijf het gevolg is van collectieve beslissingen en van slechte standard operating procedures (SOP), en niet van een individuele fout.  In 1999 werd een Belgische wet geïntroduceerd die strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen doet

gelden.

(9)
(10)

2.2. Ethische evaluatie van ondernemingen

Bedrijven worden verplicht aan regelmatige zelfevaluatie te doen door het opstellen van jaarverslagen, financiële en sociale audits, …

2.2.1. Ethische audit

Wie een bedrijf ethisch wil doorlichten, gaat op zoek naar de gebreken en kwaliteiten die inherent zijn aan de interne besluitvormingsstructuur (~sociologische benadering). Men gaat op zoek naar wat de typische deugden en gebreken zijn die geïnstitutionaliseerd zijn. Een sociale audit heeft vooral betrekking op werknemersstatistieken (aantal, verloop, opleiding, gehandicapten…) (≠ ethische audit).

Ethische of morele audit =

een analyse van alle niet-financiële effecten van de onderneming op alle belanghebbende partijen (werknemers, klanten, leveranciers, …).

 bv. het effect van de sluiting of opening van filialen op de sociale omgeving vormt een belangrijk onderdeel van dergelijke rapporten.

De ethische doorlichting verloopt het best in drie fasen:

1) Ken uzelf: hoe is de onderneming ontstaan en in de loop van de geschiedenis geëvolueerd?

o Wie waren de stichters en wat was hun maatschappelijk doel? Welke accenten leggen zij m.b.t. ecologische zorg, personeelsbeheer, productkwaliteit…? (bv. een bedrijf kan bekend staan als een typisch ietwat paternalistisch familiebedrijf maar met grote zorg voor de arbeidszekerheid van het personeel. Of omgekeerd, een bedrijf met een onpersoonlijke, zakelijke benadering van het personeel en een groot verloop van werknemers.)

o Men kan veel gegevens afleiden uit de statuten en jaarverslagen, maar deze moeten aangevuld worden met interviews en participerende observaties.

2) Het profiel van het bedrijf: bij de studie van de geschiedenis van het bedrijf wordt gefocust op de gewoontes die in de bedrijfscultuur aangenomen worden en de morele kwaliteit ervan.

o bv. HP heeft een personeelsbeleid dat de nadruk legde op de langdurige binding van WN aan het bedrijf (werkzekerheid, carrière) en op delegatie van verantwoordelijkheid. De stichters hadden dit bewust ingevoerd om de subjectieve betrokkenheid en creativiteit te stimuleren. Maar deze karaktertrek had ook negatieve neveneffecten: de

verantwoordelijkheid voor slechte resultaten werd afgewenteld op een lager management niveau of werd gebruikt om onrealistische doelstellingen op te leggen.

3) De drie cirkels en de maieutiek: o Aandacht op 3 thema’s:

1. Het bedrijfsbelang (corporate self-interest)

2. De sociale verantwoordelijkheid t.o.v. de buitenwereld (corporate responsibility) 3. De toekomstplanning (corporate vision).

o De vraagstelling, voorgesteld als 3 cirkels, beweegt zich van de evidente criteria van performantie naar minder evidente criteria (excellentie in het functioneren gesitueerd aan de horizon).

o Deze methode is geïnspireerd op de maieutiek van Socrates. Hij gaat ervan uit dat de ethische inzichten niet in eerste instantie bij de buitenstaander-observator liggen, maar bij de actor. Het komt erop aan deze inzichten in de ethische kwaliteit van het eigen handelen door gerichte vraagstelling te expliciteren, zodat de actor zelf mogelijke contradicties of zwakheden blootlegt en het initiatief kan nemen om die te verbeteren.

2.2.2. Bedrijfscodes en ethische labels

De ethische doorlichting moet leiden tot de nodige implementatie van verworven inzichten om het bedrijfskarakter te Waterzuivering op Noteneiland

De waterzuivering op noteneiland (nabij Boston) was een overheidsbedrijf waar de lokale bedrijfsleiders alle inspraak hadden. Het liep uiteindelijk mis wanneer installaties werden hersteld en onderhouden op amateuristische wijze zodat er regelmatig vervuild water werd teruggepompt in de baai van Boston. Gegevens over vervuiling werden verzwegen of vervalst.

 Wat had men kunnen doen om dit te voorkomen?

- De communicatie tussen de overheid en de lokale bestuurders onderhouden.

- De overheid had het waterzuiveringsstation geregeld moeten bezoeken + evalueren op regelmatige tijdstippen. - Het lokale team had geen 30 jaar in afzondering moeten werken. Er moest regelmatige personeelsuitwisseling

(11)

verbeteren en deze correcties institutioneel te verankeren. Dit kan expliciet voor intern gebruik (bedrijfscodes) of extern gebruik (ethische labels).

Bedrijfscodes

Een bedrijfscode kan gepubliceerd en verspreid worden om het cliënteel en de samenleving te informeren over de waarden of normen waartoe het bedrijf zichzelf verbindt.

- Het eerste doelpubliek is de werknemer die zekerheid moet krijgen over de attitudes en kwaliteiten die van hem verwacht worden.

- Leveranciers en afnemers van producten mogen weten welke handelwijzen aanvaard worden bij het onderhandelen en nakomen van contracten binnen het bedrijf en welke niet.

- Werknemers, leveranciers of klanten kunnen zich beroepen op de bedrijfscode ingeval van betwisting of niet-naleving. De ondernemer moet de naleving geregeld controleren.

Ethische labels

Bedrijven kunnen hun ethische kwaliteiten ook gebruiken om zich te profileren t.o.v. concurrenten of als onderdeel van hun publiciteitsstrategie. Ethische labels kunnen direct op de verkochte producten bevestigd worden of verbonden worden aan het bedrijfsprofiel.

- Men moet erover waken om de kwaliteitsgaranties zo specifiek mogelijk te maken, zodat de klant kan nagaan aan welke specifieke criteria het product voldoet in vergelijk met andere.

(bv. Max Havelaarkoffie garandeert dat de lokale koffieplanter in het Zuiden een eerlijke prijs krijgt. Het label zou dan moeten specificeren in welke mate de prijs afwijkt van courante marktprijzen).

- Een label dat een bedrijf in zijn geheel als ethisch superieur aanprijst, moet men met kritisch benaderen: o Op welke concrete criteria is dit oordeel gebaseerd?

(12)

Economische groei en samenleving

Economic growth and impact

Het is vanzelfsprekend dat economische groei een impact heeft. Bv.: op de populatiedynamiek, ongelijkheid in de maatschappij, de convergentie van quality of living en de opkomst van de welvaartsstaat.

 Hoe economische structuren inbouwen in maatschappelijke structuren is dan ook de vraag die ons vandaag gaat bezig houden.

 Citaat van Keynes dan observeren we dat het probleem van schaarste bijna opgelost is. Maar Keynes vraagt zich af: wat als het opgelost geraakt? Wat dan? Een communistische staat als volgende stap (Das Kapital = basis)? Veel materiële welvaart maakt niet gelukkig.

 Er zijn verschuivingen overal merkbaar, maar de mensen die in een situatie van overvloed terecht komen leiden niet noodzakelijk een makkelijker/beter leven.

In het algemeen kunnen we stellen dat de economische groei relatief beperkt is bij het observeren van de figuur. De situatie van de mensen is deze van elke biologische soort: de aanwezige voorraad voedsel kan nooit het ritme van de

bevolkingsgroei volgen, wat merkbaar is in het feit dat de populatiecurve boven de welvaartscurve vertoeft. Dit resulteert in een cyclische populatie, met groeien en terugval en dit afhankelijk van het beschikbare voedsel. In essentie vertaalt rijkdom zich aldus in goederen die het ons toelaten te overleven en meer specifiek kunnen we ons hier richten op de urgentie van het verdwijnen van hongersnood in onze samenleving.

 De populatiecurve en de welvaartscurve snijden elkaar en dit rond 1900. De grote populatiegroei wordt

bewerkstelligd door de groeiende economische rijkdom (=middelen om de populatie te doen groeien). Met andere woorden: de populatiegroei is maar denkbaar door de enorme groei in economische rijkdom.

 Meer recent en veel extremer nog kan men stellen dat vanaf 1950 de groei echt op gang kwam. De welvaartscurve stijgt massaal sneller dan de populatiecurve vanaf dit decennium en dit blijft zich doortekenen. Het betreft aldus een recent fenomeen dat de samenlevingen massaal rijkdom verwerven die het toelaten om op een totaal andere manier in het leven te staan. De basiszorgen zoals voedsel, warmte en kleding zijn gewoonweg verdwenen. Deze basisproblemen zijn nog maar aanwezig bij 1/7 van de bevolking. Voor de ganse wereld publiceerde het IMF onlangs een groeicijfer van 3%! De trend die hierboven uitgeschreven staat zal zich dus blijven doorzetten.

(13)

Deze fenomenale groei heeft vanzelfsprekend allerlei neveneffecten:

 Invloed voor arbeidsproductiviteit. Een goede indicator die we hiervoor gaan gebruiken betreft de Montgomery Ward Catalog, een catalogus waar vanalles uit besteld kan worden (= een soort post order boek). Uiteindelijk is Montgomery Ward een Amerikaanse departement store met een sterke online aanwezigheid die het toelaten om via de cataloog dus allerlei bestellingen te plaatsen.

Tabel:

 Een fiets maken in 1895 = kwestie van 260 arbeidsuren betrof. o In 2000 was dit slechts nog 7.2u!

 Dit betreft een productiviteitsstijging waar je u kan tegen zeggen.

 Op die iets meer dan 100 jaar kunnen we dus veel meer doen en veel meer goederen binnen ons bereik halen (= veel meer rijkdom).

 Enige uitzondering die we dienen op te merken betreft de sterling silver teaspoon. Vanzelfsprekend is deze lepel geen massaproductie wat de rest wel deels is, wat prijsverschillen en dergelijke meer ook meteen kan verklaren. We dienen dus te onderlijnen dat deze extra rijkdom een totaal nieuwe situatie creëert voor de mens.

Stylized population dynamics

(14)

Tijdsas ingedeeld in drie vlakken: 1. Pre-economische groei

a. Kenmerkend: hoog geboorte- & sterftecijfers b. = ontwikkelingslanden van vandaag de dag

i. Ongeveer 50% vd kinderen sterft voor het 3de levensjaar

(15)

2. Economische groei

a. Bij (prille) economische groei, van zodra mensen inzake hun basisbehoeften (eten, elementaire gezondheidszorg,…) kunnen voorzien, merken we dat de sterftecijfers  en kindersterfte dus ook

b. Geboortecijfer blijft hoog (relatief stabiel wel) c. Deze fase gaat gepaard met een populatie-explosie

d. 20ste eeuw in België, deze fase is dus bij veel landen al achter de rug

e. Kinderen = een investering  men kan in kinderen investeren want de kans dat ze sterven ligt lager dan vroeger

i. Bv.: overheid investeert mee in de opleiding van kinderen

ii. Investering is duur, waardoor het aantal kinderen stilaan daalt en de omvang v gezinnen zal krimpen  daling geboortecijfer

iii. Bv.: China: één-kind-regel = uitzonderlijke wel! 3. Post-economische groei

a. België valt onder deze categorie

b. Stationaire populatie, met laag sterfte- & geboortecijfer

i. In België: lage geboortecijfers, maar wnr men rekening houdt met migratiepatronen niet meer het geval. Immigratie voegt netto toe ah geboortecijfer.

De Lorenz-curve en Gini-coëfficiënt

Wnr economieën rijker w, trekt de populatie zich open  ontstaat ongelijkheid tss landen + binnenin landen

 Kan geïllustreerd worden adhv de Lorenz-curve en bijhorende gini-coëfficiënt (geeft weer in welke mate ongelijkheid zich aftekent binnen een land of de wereld

Volledig egalitaire verdeling zou leiden tot een diagonaal! En de Lorenz-curve wordt tov de diagonaal getekend o Diagonaal: 50% vd bevolking heeft 50% vd rijkdom

o Hoe meer w afgeweken vd diagonaal (hoe krommer Lorenz-curve), hoe ongelijker de rijkdom verdeeld is  2000: Zeker op materieel vlak is de ongelijkheid enorm

(16)
(17)

 Ongelijkheid heeft allerlei neveneffecten  Landen met grote ongelijkheid w getekend door groot aantal problemen  Economische groei leidt in se tot ongelijkheid, maar weerhoudt ons er niet van om initiatieven op te zetten om die ongelijkheid aan te pakken.

Regional Human Development Index (HDI) Averages

Kwaliteit vh leven meten = moeilijk vraagstuk! We willen breder meten dan enkel inkomen want dit is niet breed genoeg om de kwaliteit vh leven volledig te omvatten (scholing, levensverwachtingen, … ook meerekenen).

 HDI w procentueel gemeten: 1 = goede HDI en 0 = slechte

 Bv.: Afrika: HDI is beter dan die van nu in Afrika is beter dan HDI in West-Europa tijdens de industriële revolutie (1870)

 Bv.: Zuid-Azië:

 1913: een average van 0,055 met levensverwachting < 30 jaar, geen tot weinig scholing en 80% vd bevolking leeft in structurele armoede

 1995: HDI geklommen tot 0,449 = enorme sprong vooruit!

 Rol publieke sector: met de ontwikkeling van ec. structuren krijgt men ook een ontwikkeling van politieke structuren die zich rond deze ec. structuren vestigen:

 Staat ontwikkelt zich en groeit uit tot een belangrijk instrument  Meer dan de helft vd rijkdom in onze streken gaat door de overheid  Ec. groei doet de staatsstructuur groeien & laat deze zwaarder doorwegen

(18)

Vier soorten risico’s die jezelf niet kan opvangen en waarbij sociale zekerheid zijn nut vindt: werk, ziekte, oud worden & kinderen.

 Sociale zekerheid dient dus voor het indekken tegen risico’s ih leven v mensen.

 Staat haalt geld uit de economie en brengt deze over naar meer behoeftige groepen = sociale transfer  Gelijkaardige initiatieven w nu opgezet in ontwikkelingslanden = sociale ontwikkelingssystemen

 In 1880 waren sociale tranfsers hier id ontwikkelde wereld in termen v BBP vrijwel 0. Er was geen opvang voor grote risico’s: ‘als uw boerderij afbrandt, heb je niets.’

 Geld nog steeds in straatarme landen.

Vandaag de dag is omvang v deze transfers vaak enorm, tot de helft vd totale begroting (onderwijs & gezondheidszorg = extreem duur)/

 In Azië w nu ook pensioenen gegarandeerd & w sociale zekerheidsstelsels uitgebouwd

Wat met onze waarden

Waarden veranderen niet per se omdat we rijker w  causaliteit is complexer dan dat  rijker w impliceert dat we op een andere manier gaan leven en op een andere wijze omgaan met goedern  GEEN eenvoudig causaal verband!

 Ze gaan wel samen maar volgen niet uit elkaar.

 Postmoderne samenleving is een gevolg van economische groei en het werkt op elkaar in: als men rijker w  betere scholing enz.  impact op zaken rondom jou  nieuwe stelsels

Two dimensions of cross-cultural variation

Er is heel veel variatie in de waardeoriëntatie van mensne, maar men kan het onderverdelen in twee categorieën: 1. Weak vs. strong secular rational values: deze polariteit gaat om idealen over de samenleving/community

a. Sterk seculiere samenleving: er wordt minder aandacht besteed aan bv. familie  geïndividualiseerde samenleving

2. Weak vs. strong self-expression values: deze polariteit gaat om idealen over het individu

a. Mensen die sterk gericht zijn op zelfexpressie zullen vrijheid en vrijheid van meningsuiting zeer belangrijk vinden

Cohort differences througout cultural zones

 Onderaan links: premoderne samenlevingen  Bovenaan rechts: postmoderne samenlevingen  Onderaan rechts: Angelsaksische wereld

o Laag op secular vlak, maar hoog op expression vlak  Confucianistische cultuur: helemaal vanboven: het is geen religie  Verschillen zijn groot in de wereld!

 Land als VSA ≠ Zweden. Het is sterk religieus en sterk self expression gericht.  Blauwe bolletjes:

o Onderste bolletje: alle respondenten van voor 1921

 We verschuiven vd Angelsaksische wereld naar een wereld met nog meer zelfuitdrukking (self expression) en minder religiositeit

 Afrika: stagneert terwijl praktisch iedereen verschuift

(19)

The Great Transformation van gift naar markt

Overgang gift economy naar exchange economy: kwestie van hoe sociale structuren inwerken op de economische structuren en er in beginnen te ageren

= The Great Transformation

Exchange economy = in essentie een gewone markteconomie

Gift economy = eerder van de orde van een cadeau geven is. Het betreft aldus een vermenging van sociale en economische structuren die je nooit los van elkaar kan zijn.

o Een klassieke economie is veel meer van de orde van gift dan exchange. Illustratie:

De waarde van goederen bij Aristoteles werd in belangrijke mate bepaald door de sociale positie van deze persoon. De goederen waren niet per se meer waard, maar het feit dat de persoon hoger op de sociale ladder stond, impliceerde dat de goederen meer waard zijn. In zo’n gift economie is er dus een duidelijke entiteit tussen economische waardering van goederen en sociale erkenning van personen.

Voorbeeld: Kula Trade ring

= Kula is een jaarlijks terugkerend magisch ritueel waarbij waardevolle voorwerpen in een wijde ring van eilanden in Zuidoost-Melanesië met de klok mee of tegen de klok in volgens een vaste route worden uitgewisseld.  Eilanden drijven

handel met elkaar en een aantal jaar later kunnen deze verhandelde goederen terug op het begin eiland terecht komen. De goederen zijn eigenlijk een manier om uw appreciatie voor anderen uit te drukken en worden gebruikt voor sociale interactie en om vrede tussen groepen te bewaren.

 kan men vgl met een cadeau op een verjaardagsfeestje  uitdrukking van appreciatie voor iemand

 Marx: als economie begint te groeien zullen de vastgeroeste sociale structuren in beweging komen  sociale interactie wordt irrelevant & economische dimensie gaat domineren: je koopt goederen in ruil voor geld, zonder dat er sociale interactie nodig is: ec. transactie = neutraal

 Het economische systeem komt los te staan vd ec. patronen & de marktec. kan gezien w als fundamenteel verschillend v alle systemen die hier aan voorafgaan.

(20)

Overzichtje:

Oude systeem Bovenaan – Onderaan => belangrijkheid Vastgeroeste sociale structuren

Bv. de goederen van de architect

Groei Sociale interactie irrelevant Bv. geen interactie met kassierster bij Aldi Destabilisering van sociale structuren Aristocratie / bourgeoisie minder belangrijk

Impact op..

Milieu

Sociaal kapitaal

Criminaliteit: zwaar gestegen sinds de jaren ‘70

General trust: vertrouwensdaling tss 1970-2000  individualisering

Beschavingsziektes: gevolg van loskoppelen en in beweging brengen v sociale structuren. Wnr deze instabiel w, w we meer geconfronteerd met zaken als zelfmoord, burnouts, enz.. Hangt vast aan een rijke(re) samenleving

o Zelfmoordcijfers

o Toename van lichte en zware depressies, burn out  Oordeel omtrent medeburgers en levenskwaliteit

Geluksonderzoek: Stabiele relatienetwerken staan centraal

Mental health: door de ec. groei krijg je de evolutie tot het marktsysteem en dus ook nieuwe problemen. Er zijn aantal landen die er een policy rond hebben gedefinieerd.

The market challenge

Mogelijkheid bestaat om door te groeien, sociale structuren liggen niet langer vast!  Mogelijkheid tot een geïnstutionaliseerd structureel veranderingsproces

 Op sociaal vlak: in essentie worden de marktstructuren in beweging gebracht en zijn dynamisch v aard = positief! In de oude wereld zaten mensen vast in vastgeroeste structuren  gebrek aan verticale mobiliteit in dergelijke samenleving

Voorbeeld 1: Ford Genk. Regio in Limburg die wat onderontwikkeld was maar dan kwam er 50jaar geleden een fabriek. Deze creëerde voor de regio enorme welvaart. Echter, ineens is deze weg. De fabriek was disruptief toen ze aankwam en is nu ook disruptief nu ze verdwijnt. Totaal genomen was de impact dus disruptief voor haar omgeving.

Voorbeeld 2: USA heeft een hele mobiele arbeidsmarkt. Als het in een bepaalde stad of regio voor het ogenblik wat minder goed zou gaan, verhuis je gewoon van punt A naar B. In EU is dit een pak moeilijker, maar we willen wel het model van Amerika meer gaan evenaren in de toekomst (arbeidsmarktflexibilisering). De ECTS fiches faciliteren dit.

Markt is zeer krachtige institutionele structuur die bestaansconditie van de mens fundamenteel wijzigt

Markt genereert en verscheurt sociale netwerken, betekenisstructuren aan hoge snelheid. Wat kunnen wij aan?? Inbedding van marktkrachten in rest van samenleving is cruciaal

(21)

Begrens de markt!

Filosofische klacht: Aristoteles, Thomas van Aquino, Adam Smith, Karl Marx, Jurgen Habermas, Elizabeth Anderson, Michael Sandel,…

Markt moet geweerd worden uit bepaalde delen van het leven bv. Markt in organen kan dat? Inbedding markt van buitenaf

 Invoeren van strenge regelstructuren. Zie financiële regulering. Beschermt niet enkel de samenleving maar ook de markt tegen zichzelf

 Bewaken gebeurt ten dele van buitenaf (staat) maar vooral van binnenuit (integriteit, compliance, gedragscode…) Negatieve effecten minimaliseren maar hoe?

 Bv. Renault Vilvoorde die sluit: arbeiders vernemen dit via de radio. Hierrond ontstaat enorme heisa. De politici reageren: wanneer dergelijke beslissingen worden genomen, met zo’n enorme impact, moet er op voorhand gecommuniceerd worden zodat mensen de kans hebben om effectief te kunnen reageren. Dit staat bekend als de Wet Renault. Met deze wet moest een voornemen tot collectief ontslag vooraf meegedeeld worden en moest hier vervolgens over onderhandeld worden.

De economische beslissingen die men neemt worden dus ingebed (embedded) in de maatschappelijke omgeving. Men houdt rekening met de impact die men heeft. Dit is niet per se optimaal, maar men tracht alleszins de effecten enigszins op te vangen.

Inbedding markt van binnenuit

 Bedrijfsethiek gelooft in marktstructuren; wil die proper houden om de markt te laten werken op gezonde manier:  Een veel positievere blik tegenover marktstructuren dan onze collega’s vanuit andere filosofieën

 Disruptief effect van een bedrijf dat dichtgaat, is minder groot als dat bedrijf mee op zoek gaat naar oplossingen = interne inbedding

 De impact die je hebt internaliseren binnen uw machtsstructuur

o Bijvoorbeeld zou de vraag gesteld kunnen worden hoe men de impact kan verzachten of zelfs kan anticiperen op een dergelijke impact. Zaken die men in HRM dan aanhaalt zijn typisch ontslagbeleid, life/work balance, outplacement na ontslag, thuiswerk (bv.mobiliteitsproblemen).

 Er zijn letterlijk 1000den thema’s waar een bedrijf op kan inspelen om de economische structuur in te bedden in haar omstandigheden (sociale en maatschappelijke structuur).

 Er zijn bedrijven die hier heel goed in zijn, andere die het volledig negeren. Bedrijven nemen vandaag alleszins wel veel meer verantwoordelijkheid op dan vroeger (het typische MVO verhaal), wat aanleiding geeft tot een betere reputatie.

 MVO, sociale economie etc. doen inbedding van binnenuit. Zorg voor maatschappelijke impact wordt mee opgenomen in de bedrijfsvoering vb. Triodos maar ook FISH

Inbedding van het bedrijf

(22)

HOOFDSTUK 3:

Markteconomie en ethiek

3.1. Marktethiek

3.1.1. Algemene beschouwingen

De meesten werken in een ruilsysteem (vrije of geplande markt) waar iedereen tegen vergoeding goederen of diensten levert en ontleent waarbij geld het belangrijkste ruilmiddel is.

 In de agrarische subsistentie-economie bestond de maatschappij vooral uit familiebedrijfjes, was er weinig ruilverkeer en weinig of geen economische groei. Een groot deel van de wereldbevolking leeft vandaag nog steeds in dergelijke subsistentie-economieën, die geleid worden door andere morele waarden dan de markteconomie. Grondwaarden van de markteconomie:

- Het aanvaarden van de belangenstrijd tussen behoeftige mensen, - De scheiding der machten als garantie tegen machtsmisbruik, - Met een zo perfect mogelijke competitie als middel…

- … om het gemeenschappelijke doel te bereiken: met beperkte middelen zo efficiënt mogelijk tegemoetkomen aan de preferenties van allen.

De ethische argumenten achter deze premissen:

1. Mensen zijn behoeftige en beperkte wezens in een wereld van schaarste. Mensen kunnen niet alles tegelijk en kosteloos verwerven en moeten dus keuzes maken en prioriteiten stellen.

2. Mensen zijn ook sociale wezens. Voor de bepaling en bevrediging van behoeften zijn ze op elkaar aangewezen. Dit is zowel een bron van voldoening (samenwerking, hulp) als van conflict (andere prioriteiten, belang in hetzelfde goed). Preferenties zijn dus sociaal bepaald i.p.v. individueel.

3. Een adequate economische moraal betekent dat men het eigenbelang van alle actoren nastreeft. Opkomen voor het eigenbelang, individueel en collectief, is een positieve morele waarde. Mensen delen vaak belangen met anderen in de directe omgeving (vb. loonpeil beroepscategorie…).

4. De belangen van verschillende individuen en groepen komen met elkaar in botsing. Individuen moeten autonoom en vrij hun voorkeur kunnen uitdrukken, maar het is ook noodzakelijk voor het gemeenschappelijk welzijn dat sommige keuzes en investeringen niet afhangen van individuele willekeur maar gegarandeerd worden door een gemeenschappelijk gezag. Op economisch en politiek vlak moet er dus een zo groot mogelijke spreiding van de

macht zijn.

 Zoals op politiek vlak niet één partij beslist, moet op economisch vlak aan de aanbod- en vraagzijde niet één partij de preferenties controleren. Idealiter heerst perfecte competitie (zeer veel kopers en verkopers betreden en verlaten ongehinderd de markt en de prijs kan vrij stijgen of dalen). De marktprijs is dan een goede

weergave van de waarde van een goed.

5. In veel marktsituaties worden deze voorwaarden van perfecte competitie niet vervuld. Maar ook in een perfect competitieve markt zullen vertegenwoordigers van de gemeenschap (overheid, rechtbanken, politie) economisch moeten ingrijpen om de markt te beschermen tegen de vorming van kartels, monopolies, trusts, enz.

 Gezonde ethiek zoekt een evenwicht tussen het respect voor het vrije nastreven van eigenbelang onder voorwaarden van eerlijke mededinging én het veiligstellen van het gemeenschappelijke belang.

6. De vrijemarkteconomie is een kind van de moderne tijd en gebaseerd op de idee dat groei (het indijken van de schaarste) altijd een goede zaak is. De moderne mens wil zijn behoeften steeds meer voldoen door meer energieverbruik, nieuwe technieken enz.

 Winst krijgt een dubbele betekenis: het is niet alleen de beloning voor een voorbije prestatie, maar een middel voor de realisatie van een groter toekomstig nut. Winst is een groeikans.

 Men ging er stilzwijgend vanuit dat groei in machtsmiddelen en consumptiegoederen onbeperkt is, maar de milieuproblematiek en Derde Wereldcrisis rijzen de vraag of de groeiwaarde als absolute premisse niet achterhaald is. En of deze groei-ijver niet juist de oorzaak is van verdere verspilling en verstoring van het evenwicht (vb. ecosysteem aangetast, kloof tussen armen en rijken wordt steeds groter…).

De premisse dat het nut van allen maximaal gerealiseerd wordt door de vrije competitie en dat dit nut bestaat in een onbeperkt groeiend verbruik van grondstoffen en energie wordt in deze tijd dus een waarde die alleen nog relatief kan gelden onder sociale en ecologische voorwaarden.

(23)

3.1.2. Argumenten VOOR en TEGEN

Argumenten VOOR Argumenten TEGEN

1. Uiting van fundamentele vrijheden - Ongelijke kansen

- Negatieve/positieve rechten 2. Optimale allocatie van middelen

(nutsmaximalisatie) - Geen plaats voor altruïsme- Grenzen van individuen - Mogelijkheid van plan

3. Subsidiariteit “Prisoner’s Dilemma” (geen garantie van algemeen welzijn)

1. Uiting van fundamentele vrijheden

Deze vrijheden impliceren dat iedereen het recht heeft vrij handel te drijven, goederen te produceren en te verkopen en de vrucht van zijn activiteit als rechtmatig bezit te beschouwen, voor zover hij daarmee de gelijke vrijheid van anderen niet schaadt.

 De deontologische benadering wijst erop dat het fundamentele recht van elke mens op privé-eigendom en op vrijheid van ondernemen het best gerealiseerd wordt in een markteconomie.

  2 soorten kritiek :

o De deelnemers aan het economische leven beginnen nooit met lege handen en de natuurlijke toestand waarin iedereen gelijke kansen bezit om eigendomsverwerving en ondernemen heeft nooit bestaan. Bezit en kansen zijn dus ongelijk verdeeld. Men kan het recht op vrije onderneming en op privé-eigendom binnen zekere grenzen laten gelden als beloningsmechanisme, maar om te voorkomen dat dit mechanisme tot grotere ongelijkheid leidt, moet het aangevuld worden met herverdelingsmechanismen (beroepsopleiding, sociale zekerheid, herscholing, ...).

o De genoemde vrijheidsrechten zijn historisch ontstaan als negatieve rechten: ze zijn in de eerste plaats als eisen gericht tegen de staat om te bepalen wat de staat niet mag doen (bv. het eigendom van de burgers confisqueren zonder publieke reden of billijke vergoeding, of het vrij verkeer van handel en nijverheid aan banden leggen).

Positieve rechten: bedrijven mogen privaat beheerd worden en beslissingen kunnen beter aan private

organisaties worden overgelaten. MAAR het algemeen belang stelt wel grenzen aan de positieve

uitoefening van deze vrijheden. Eigendomsrechten zijn beperkt door de sociale verplichtingen tegenover andere partijen in het productieproces en derden.

2. Optimale allocatie van middelen (nutsmaximalisatie)

Het utilitarisme stelt dat vrije markten en vrij ondernemingsinitiatief leiden tot een groter collectief nut dan om het even welke andere institutionele structuur van de economie (bv. planeconomie). De competitie tussen de verschillende belangengroepen leidt tot een evenwicht waarin de schaarse middelen op de efficiëntste manier gebruikt worden.

 De vrije markt verenigt twee waarden:

1. Het vrij navolgen van het eigenbelang door deelnemers aan de vrije markt 2. De optimale allocatie van goederen en diensten.

  3 soorten kritiek :

o Een zuivere morele kritiek: Mensen handelen niet alleen en altijd uit eigenbelang. Er is ook een neiging tot

altruïsme (= belangeloze inzet voor anderen en solidariteit).

o Een gemengde moreel-economische kritiek: De marktvisie heeft irrealistische assumpties waardoor de

optimale allocatie van goederen en diensten niet bereikt wordt.

- De meeste consumenten zijn onvoldoende op de hoogte van de kwaliteiten van de goederen en zijn vaak gedwongen te kopen omdat ze niet kunnen wachten.

- Vele partijen zijn niet koopkrachtig.

- De meesten bepalen hun preferenties niet autonoom en rationeel maar door sociale afhankelijkheid. - Heel wat goederen worden eindeloos verspild, omdat ze geen prijs hebben (water, lucht, stilte…).

o Een overwegend economische kritiek: De vrije markt blijft uit zichzelf niet bestaan. Ze kent een interne

tendens tot schaalvergroting, kapitaalconcentratie en dus tot oligopolie- en monopolievorming. De publieke overheid moet daarom ingrijpen om de grote machtsconcentraties bij wet te verbieden en de economie te stimuleren.

(24)

3. Subsidiariteit

In het rechtvaardigheidsdenken stelt het subsidiariteitsprincipe dat de centrale overheid slechts die functies mag overnemen van de lokale burgers of hun verenigingen die ze zelf niet op adequate wijze kunnen vervullen. Het ondernemingsinitiatief blijft principieel in privéhanden, tenzij systematische aanwijzingen zijn dat de privésector niet in staat blijft om algemene behoeften te voldoen.

(Bv. De NMBS is een overheidsonderneming in de vervoerssector. Privatisering zou de vervoermogelijkheden van een belangrijk aantal burgers schaden omdat verlieslatende lijnen zouden gesloten worden.)

 Het “Prisoner’s Dilemma” is een bekend theorema uit de speltheorie. Het gaat om een niet-coöperatief spel dat op een niet-nulresultaat uitkomt.

 Het subsidiariteitsprincipe is een mes dat aan twee kanten snijdt:

o Het is onjuist zich er alleen op te beroepen als men meent dat hetzelfde product goedkoper kan worden gemaakt door de privésector dan door de publieke sector.

o Men moet zich er ook op beroepen om die facetten van de productie te laten reguleren (bv. loonbeleid, prijsbeleid…) die in de concurrentiestrijd in het gedrang geraken.

3.1.3. Besluit: een gemengde economie gewenst

De deelnemers aan de vrije markt zijn het beste gediend met een gemengde economie of overlegeconomie. De marktethiek overstijgt dus het conflict tussen liberaalkapitalisme en socialisme.

o Tegen de doctrinair-liberale visie:

De vrije markt moet continu tegen zichzelf beschermd worden en een groot aantal coöperatieve afspraken ter bescherming van het algemeen belang moet buiten de markt worden gemaakt.

o Tegen de doctrinair-socialistische visie:

De deontologische en utilitaire motieven pleiten voor een gedecentraliseerd productieproces waarbij actoren niet in de eerste plaats gemotiveerd worden door drang maar door de aantrekkingskracht van een differentiële beloning. Het overheidsingrijpen kan en moet dit privé-initiatief bijsturen.

Prisoner’s Dilemma

Stel: 2 boeven worden door de politie opgepakt. Elk weet over de ander bezwarende feiten.

Als B spreekt Als B zwijgt

Als A spreekt Beiden 6 jaar straf A: 1 jaar & B: 8 jaar Als A zwijgt A: 8 jaar & B: 1 jaar Beiden 2 jaar straf

Als er geen externe zekerheid is dat de andere zal zwijgen, zullen beide boeven overgaan tot bekentenis van de feiten, ondanks het feit dat ze beiden beter af zouden zijn als ze zouden zwijgen. Deze situatie is ook van toepassing op ondernemingen. Als 2 bedrijven bv. beiden investeren in een luchtzuiveringsinstallatie zijn ze allebei beter af. Maar door de onzekerheid of de concurrent dezelfde investering zal ondergaan, zullen geen van beiden investeren.

Als B investeert Als B niet investeert Als A investeert Beiden +7% A: -3% & B: +10% Als A niet investeert A: +10% & B: -3% Beiden +4%

Dilemmasituaties maken het onvermijdelijk dat essentiële beslissingen over het productieproces worden

onttrokken aan het spel van vraag en aanbod tussen gedecentraliseerde besluitvormers en individuele bedrijven. Ze worden toegewezen aan een regulerend orgaan: de overheid moet erover waken dat o.m. de sociale rechten van de werknemers of de gezondheid van klanten niet de inzet worden van een dilemma.

(25)

3.2. De ethiek van de vrije mededinging

De ethiek wijst erop dat een situatie van vrije mededinging geen natuurlijke en geen immorele gang van zaken is, maar een praktijk die veel regulatie en discipline veronderstelt.

 In een systeem van vrije mededinging wordt het machtsmisbruik van bedrijven zoals BAK vermeden. Maar het heeft ook negatieve kanten: wanneer de concurrentiestrijd te hevig woedt, dreigt dit het algemeen belang te schaden (zoals met Mc Donnell-Douglas). Het is dus noodzakelijk dat er juridische perken worden gesteld aan het domein waarin de vrije mededinging van kracht is.

3.2.1. Vuistregels

 Bedrijven streven uit zichzelf niet naar een situatie van vrije mededinging, maar veeleer naar een positie van oligopolie en monopolie (hogere inkomsten en macht). Vrije mededinging moet juridisch beschermd en moreel ondersteund worden.

 Concurrerend handelen veronderstelt een hoge mate van respect voor de concurrent en het aanvaarden van het risico dat de klant het aanbod van de concurrent verkiest.

 Concurrerend handelen levert baten op voor het publiek (kostendrukkend, winstdrukkend, productdiversificatie…) maar ook kosten (bedrijfssluiting en ontslag bij verouderde en verlieslatende bedrijven en sectoren). Competitie moet dus als waarde worden afgewogen tegen andere waarden zoals vaste werkgelegenheid.

 Vele elementen van het productieproces mogen uit respect voor de betrokken partijen niet het voorwerp van competitie worden.

(bv. productieprocédés die de veiligheid of gezondheid van de consument of het milieu in gevaar brengen; productiesystemen die een inbreuk plegen op de rechten van werknemers, …)

 Door een effectieve wetgeving en bestraffing moeten de bedrijven verplicht worden deze kosten op gelijke wijze te dragen, zodat de concurrentie zich afspeelt op het terrein van de resterende productie-elementen (prijs-kwaliteitverhouding, marketing, …). Oneerlijke concurrentie (zwartwerk, belastingontduiking, …) moet bestraft worden.

 Concurrerend handelen mag nooit in conflict komen met het getrouw naleven van gesloten overeenkomsten. Het recht op vrije mededinging kan wel grenzen opleggen aan contracten.

3.2.2. Typische inbreuken op het mededingingsrecht

In het EG-mededingingsbeleid worden 3 soorten inbreuken op de vrije competitie bestreden: 1. Overmatige concentratie van bedrijven

VOORBEELD: De ramp met de DC-10

In 1974 stortte in Frankrijk een Turks toestel neer met 346 inzittenden. Het ongeluk was te wijten aan het openen van een cargodeur in volle vlucht. De constructeurs wisten al tijdens de bouw dat het sluitingsmechanisme van de

cargodeuren een probleem vormde. Terwijl de concurrenten het veiliger hydraulische systeem toepasten, wilde McDonnell-Douglas tijd en geld sparen om zo snel mogelijk met een groot passagiersvliegtuig op de markt te komen. Toen de designingenieurs van Convair in 1969 rapporteerden dat het sluitingssysteem een levensgevaarlijk gebrek was bij de Federal Aviation Administration, moesten de DC-10’s gewijzigd worden. Drie inspecteurs van de werkplaats tekenden in 1972 de documenten om te bevestigen (ten onrechte) dat de wijzigingen waren aangebracht. De verbouwingen waren nooit uitgevoerd.

VOORBEELD: Distributieketen BAK

BAK is een distributieketen gespecialiseerd in confectiekleding. In sommige ketens bezit BAK het monopolie voor de verkoop van massaconfectie. Confectieproducten zijn zo enigszins verplicht te verkopen aan BAK. Het bedrijf bedingt een veel hogere korting op de leveringsprijs dan andere afnemers en garandeert geen LT afname (groot risico):

o BAK speelt gevestigde confectiebedrijven tegen elkaar uit bij de onderhandelingen over de productie van een nieuwe lijn. Na afdingen plaatst het een zeer grote bestelling bij één toeleveringsbedrijf en verleidt het tot extra investeringen. De volgende keer koopt BAK echter bij andere leveranciers.

o

BAK biedt confectiebedrijven aan om een uitzonderlijk geslaagde lijn op grote schaal te verspreiden. De leveranciers moeten echter garanderen dat ze de niet-verkochte stock binnen een bepaalde termijn van BAK terugkopen op basis van een door BAK opgemaakt inventaris. Het zendt 300 stuks van 1000 terug als de inventaris de verkoop van 625 stuks vermeldt. Het toeleveringsbedrijf betaalt 375 stuks terug.

(26)

2. Marktverstorende overheidssteun aan bedrijven

3. Marktverstorende productie- en distributieovereenkomsten tussen bedrijven. Onderhands bepalen van prijzen

Prijsbinding kan geoorloofd zijn indien prijsafspraken vrij en openlijk worden aangegaan en het openbaar nut dienen. Maar vaak maken bedrijven geheime afspraken om een derde mededinger uit te sluiten of om ten nadele van het publiek een hogere prijs te bedingen. In vele gemengde economieën tracht de overheid de prijsbepaling te controleren.

Manipuleren van voorraden

Bedrijven spreken af om een tijdlang te weigeren beschikbare producten te verkopen om zo de prijs kunstmatig te laten stijgen. Of ze verkopen de stocks die ze nog tegen een gunstige prijs verworven hebben meteen tegen de hogere prijs als de prijs gestegen is.

Exclusieve distributieakkoorden

Leveranciers proberen de distributeurs te dwingen om uitsluitend producten van hun merk te verkopen en niet die van een concurrent, of om het doorverkopen van hun producten aan andere distributeurs te verbieden. Dit is een inbreuk op de vrijheid van handel.

o Ofwel moet het toeleveringsbedrijf ervoor opteren een distributienet in eigen beheer op te richten waarbij de distributeurs geen zelfstandige handelaars maar werknemers zijn. Ofwel moet men de zelfstandige distributeurs vrijlaten om ook met concurrenten handel te drijven.

o Er bestaan gemengde statuten (bv. concessie, franchising) waarbij de verdeler-uitbater noch puur zelfstandige noch werknemer is.

Blokverkoopakkoorden

(= Tying arrangements) Een firma stelt een blokakkoord voor als zij tracht de verkoop van een product uit haar bestand te verbinden aan de voorwaarde dat de koper ook andere producten van de firma aankoopt. Een producent mag voordelen (korting) verbinden aan het gezamenlijk aankopen van verschillende items, maar mag de verkoop van het ene niet afhankelijk maken van het kopen van het andere.

Prijsdiscriminatie en dumping

Een bedrijf besluit om in een bepaalde regio een product onder de kostprijs te verkopen om een plaatselijke concurrent uit de markt te wippen. Daarna worden de prijzen van hetzelfde product weer opgetrokken.

Het vaststellen door de producent van de doorverkoopprijs van zijn producten in de detailhandel

Dit is inbreuk op de vrijheid van distributeurs om elkaar met wisselende detailprijzen te beconcurreren, maar een vaste doorverkoopprijs betekent een bescherming van de producent en kleinere detailhandelaars tegen de macht van grote distributeurs. Hier moet elk geval afzonderlijk beoordeeld worden.

Hiernaast bestaan er nog een reeks van ethische inbreuken zoals belastingontduiking (inbreuk op burgerlijke verantwoordelijkheid), zwartwerk (inbreuk op rechten van werknemers), of het omkopen van politici, openbare ambtenaren of rechters.

Besluit :

Het principe van vrije mededinging is helemaal geen vrijbrief tot machtsmisbruik of immoreel gedrag. Het veronderstelt juist een hoge vorm van morele discipline vanwege ondernemers en de regulerende overheid.

3.2.3. Theorie van de welvaartseconomie

Herneming van de Smithsiaanse gedachte maar op een wiskundige manier => noemen we nu algemeen evenwichtsdenken, wat de basis is van moderne economie. Al de modellen die we bestuderen zijn telkens gefocust op krachten die zich vermengen tot een evenwicht.

Theorie van de welvaartseconomie =

De voorwaarden waaronder de welvaart kan worden gemaximaliseerd. 1 theorema van de welvaartseconomie:e

o 2 spelers: consumenten & producenten

 Ze w id instutionele omgeving geplaatst  Eigenbelang maximaliseren

o 1 motivatie: nuts- en winstmaximalisatie  self-interest idee o Institutionele structuur: competitieve markt

(27)

 Homogene producten  Perfecte informatie

 Perfecte toegang tot markten

 …

 Voorwaarden voor competitieve markt zijn heel streng, maar tegelijkertijd zijn ze niet zo belangrijk  Welvaartstheorema = soort experiment met regulerend idee: een limietgeval om te bestuderen,

om van af te leiden wat de voorwaarden zijn voor niet-perfecte competitie  2 resultaten: 1) De ‘n’ markten zijn in evenwicht (n kan heel groot zijn, maar niet oneindig)

2) Het evenwicht is Pareto-efficiënt (i.e. niemand kan zijn positie verbeteren zonder dat dit ten koste gaat van anderen).

Er is een evenwichtsprijs en aanbod. Ad ene kant: consumentensurplus door de ligging vd vraagcurve (netto welvaart voor de consument). Ad andere kant: producentensurplus

(28)

Als marktprijs > evenwichtsprijs: producenten halen meer naar zich toe en consumenten verliezen een deel v hun welvaart Als marktprijs niet klopt, verlies je ALTIJD welvaart! Het resultaat is overproductie = efficiëntieverlies

Als marktprijs < evenwichtsprijs: onderproductie en er w niet voldaan consumentensurplus.

Markten in evenwicht = normatief idee! Men moet zoeken naar markten in evenwicht. Als je welvaart wil maximaliseren, streef je naar evenwicht!

Omdat de efficiëntievoorwaarde niet is voldaan, dan °waardeverlies (i.e. deadweight loss). Daarom is er in dit geval nood aan een normatieve kracht.

Competitieve markten = in staat het maximumpunt te bereiken gegeven de middelen die je hebt. NORMATIEVE KRACHT van het eerste theorema:

Markten in evenwicht als normatief ideaal

Pareto optimaliteit: houdt rekening met het eigenbelang van iedereen. Kan op volledig vrijwillige basis bereikt worden, de spelers worden niet gedwongen of onder druk gezet. Vrijheidsidee wordt gemaximaliseerd in die marktstructuur. Hierin verschilt de markt van de politiek waar er wetten zijn alsook druk van de meerderheid.  Subsidiariteitsprincipe in de markt: we moeten zoveel mogelijk beslissingsmacht naar beneden duwen, beslissingen

laten nemen door lagere klassen. Het marktmechanisme is decentraal, individuen beslissen zelf. Consumenten beslissen soeverein, en die soevereiniteit wordt ook aanvaard.

We realiseren efficiëntie en maximale welvaart:

1. maximeren van vrijheid door marktstructuren te privatiseren  politieke macht weg krijgen en maximale vrijheid voor het individu

2. maximeren van efficiëntie = creëren van welvaart voor mensen. Efficiëntie = welvaart = vrijheid !!!

Indien we vertrekken in punt A, kunnen we alleen maar beter af zijn zodat niemand achteruit gaat, als we bewegen in het grijze gebied (richting de budgetlijn). Deze beweging heet een pareto-verbetering!

 De pareto-efficiëntie ligt op de budgetlijn (want er zal niets verspild worden).

Grondvoorwaarden van markten  markten opereren niet in een vacuüm, er zijn een # randvwden: 1. Bestaan van eigendomsrechten

Eigendomsrechten moeten duidelijk afgebakend, herkenbaar zijn. Er zijn veel culturen waar eigendomsrechten niet zo gedefinieerd zijn als bij ons (bv. cowboys en indianen: Indianen dachten niet in eigendomsrechten en

persoonlijke eigendommen, cowboys wel. Indianen vonden het belachelijk dat ze gewoon grond aan iemand anders konden geven door een papier te tekenen. Hier was geen contractvorming denkbaar).

2. Contracten moeten afdwingbaar zijn

Er moet een wettelijke structuur aanwezig zijn om de contracten te ondersteunen. Hierachter zit een politieke ruimte of stabiele institutionele structuur. Zonder sterke instituten kan een markt niet tot ontwikkeling komen. Het is dan ook niet toevallig dat wnr markten groeien, de staat dit ook doet.

3. Competitie

We hebben politieke structuren ontwikkeld om het competitieve idee toe te laten. Maar competitie is voortdurend bedreigd en dus moet de overheid volgende zaken aan banden leggen:

(29)

 Prijsdiscriminatie en dumping.

 Voorraadmanipulatie (bv. De Beers: kocht alle diamant op en reguleerde de aanvoer)  Exclusieve distributieakkoorden: men schermt delen van markten af (bv. biersector)

 Blokverkoop (bv. Microsoft: verkoopt Windows aan de producten van computers, maar als u Internet Explorer erbij koopt krijgt u een lagere prijs. Men gaat producten ‘dwingen’ om het als pakket te kopen).  Prijsafspraken (°Kartel)

De wet gaat voortdurend nadenken over welke praktijken van concurrentie er bestaan en deze uitschakelen. Het bepalen van een gezonde economische ruimte is een kerngegeven in zakenethiek

(30)

Ethiek van de vrije mededinging

Welke waarden en normen zijn inherent aan het marktmechanisme en zijn deze slecht of goed? Argumenten voor/tegen vrije markt

Argumenten voor :

Correcte prijs: de consument moet niet te veel betalen voor producten.Transparantie: een eerlijke allocatie met genoeg informatie

Innovatie: marktsystemen brengen innovatie teweeg.Efficiëntie: een betere allocatie van middelen

Argumenten tegen:

Externaliteiten: het gaat niet om een juiste prijs

Gebrek aan publieke goederen: worden te weinig voorzien door klassieke marktenOntstaan van ongelijkheid en verschillen: bijvoorbeeld loon

Wat definieert marktgrenzen? Referentie naar vorige week: orgaanhandel.

De markt als bedreiging

Aritotelische traditie: marktverhoudingen bevestigen sociale verhoudingen o Oude traditie

o Marktmachten w pas als correct gezien als ze de sociale relaties weerspiegelen

o Autonome markt = absurditeit! De prijszetting w bepaald door de sociale relaties tss mensen  hogere status  men kan hogere prijs vragen

o Markten w zeer negatief bekeken

o Enige juiste economie voor Aristoteles = soort landbouweconomie die goederen produceert, maar waarin handelaars buiten enkele marges echt niets bijbrengen

o Voorbeeld : de financiers van de economie vormen een problematiek in Islam bv. De bankiers nemen

geen risico’s, doen niets. De vrouw van Mohammed was een belangrijke handelaar en nam wel risico’s. Die handelskaravanen werden dan gefinancierd door de banken: binnen islam is bankieren dus effectief een problematisch iets. Vandaar is er in dit stuk van de wereld de incentive om bankieren in de echte economie te laten werken: financieren van echte projecten, zelf risico opnemen. De afkeer tot de financiële economie heeft dus veel te maken met de oude ideeën van Aristoteles.

Smith: te sterke gerichtheid op het materiële als bedreiging van de ziel (lange traditie)

o Corrumpering van de ziel die te veel met materiële dingen bezig is, welvaart gaat mensen in hun geest aanpassen

o Psychologisch onderzoek vandaag de dag: studenten hebben meer hebzuchtige trekken  Rekening houden met zelfselectie effecten

Markten als aansterken van hebzucht (greed) o Sterk negatieve traditie tov hebzucht

Markten als vernietiging van natuur en Andersglobalisten (indignados) o Er zijn organisaties die zich verzetten tegen de huidige configuratie o De markt de schuld geven van armoede, enz.

o Marx: kapitalisme is een noodzakelijke fase: het creëert gigantische rijkdom en die is nodig om de samenleving te laten draaien. MAAR! Rijkdom zorgt voor een splitsing vd samenleving: rijken vs. proletariaat

 Contrast zal zo groot worden dat een opstand onvermijdelijk w  communistische revolutie = opstand tegen uitbuiting  alles zal genationaliseerd worden

 Foute redenering van Marx dat de lonen altijd maar verder zouden   Wanneer economische groei start, stijgt het loon

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Gemeentepolis is een collectieve aanvullende zorgverzekering voor mensen in een kwetsbare positie Deelnemers kunnen naast een basisverzekering kiezen voor verschillende op

baten voor maatschappij Hollandstad in scenario 1 Scenario 2: vergroting van de effectiviteit met vijf procentpunt In het tweede (fictieve) scenario wordt door betere samen-

Anton Haakman noemt De onderaardse wereld van Athanasius Kircher een ,,roman'', maar zijn fantasie heeft hij er niet voor hoeven aan te spreken.. Alles is hem ,,in de schoot

Door een verhoging van de accijns op alcohol kan het negatieve saldo van kosten en baten van alcoholgebruik omslaan naar een positief saldo, dus hogere baten dan kosten. Het

Kosten (inbreuk op de privacy en het risico van misbruik) kunnen worden beperkt door regels voor het houden van toezicht te formuleren.. Enige flexibiliteit is

Het gaat niet meer alleen over een ge- meente die dingen (huizen, voorzieningen) wil bereiken voor haar burgers, maar ook over een gemeente die dingen terugvraagt (participatie,

The aim of this study was to determine the prevalence of possible DDIs between ARVs themselves and other drugs on prescriptions claimed in a section of the private health care

The fermentation of pineapple waste by Aspergillus niger for the production of citric acid was investigated in this study. USA) statistical software was used for the design