• No results found

Utopia, haalbare kaart? Multicultureel plannen door te kijken, dromen en luisteren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Utopia, haalbare kaart? Multicultureel plannen door te kijken, dromen en luisteren"

Copied!
109
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Utopia,

haalbare kaart?

Multicultureel plannen door te kijken, dromen en luisteren

Marjolijn Stehouwer

Nijmegen

15 april 2005

Sociale Geografie

Master Global Urban Development

(2)

Nijmegen, Rotterdam,

April 2004- april 2005

Begeleiders:

Arnoud Lagendijk Rick Heikoop

Radboud Universiteit Nijmegen Steunpunt Wonen Rotterdam

(3)

‘A map of the world that does not include Utopia

is not even worth glancing at.’

Oscar Wilde

1

1

(4)

Proloog

Its a jungle out there…..

De grijze lucht boven mij drukt zwaar. Ik loop zoekend, sporen speurend tussen het groen. In mijn neus dringen geuren binnen die mijn gezicht doen vertrekken. Ik trek m’n schouders in, tijgerend door het struikgewas. Een spinnenweb, vers nog, recht in mijn gezicht. Een

benauwende warmt… druppels zweet die voelbaar over mijn rug lopen, over mijn voorhoofd. Brandnetels zo hoog dat ik me afvraag of ik daar, in mijn regenjas en jeans, wel door kan dringen. Ik zoek mijn spoor door schijnbaar onbelopen paden waar insecten om mijn hoofd krioelen. Waarom zie ik geen mens? Door het brievenbusgat gluur ik een woning binnen….. De muren zijn omlaag gehaald, elektra bungelt eruit… Wat een jungle hier. ‘Praat me er niet van’, zegt een dikke vrouw sikkeneurig terwijl ze op een aftands bankstel buiten zit. ‘Al die

buitenlanders…..’ Globaal dichtbij

Als Global Urban Development masterstudent heb ik gekozen voor een onderzoek naar beleving van ruimte in de multiculturele wijk Spangen in Rotterdam. Een samenleving die

globaal is in die zin dat een groot deel van de globe op lokale schaal is vertegenwoordigd. Waar kun je als Global Urban Developer beter zijn dan daar waar de wereld in het klein wordt

gerepresenteerd? Afreizen naar verre oorden is daarvoor zeker geen voorwaarde. De stadsontwikkeling in een multicultureel gebied als Spangen is er een die veel inzicht eist in mensen, achtergronden en situaties, inzicht dat ik als student nu in de praktijk wil leren. Bedankt!

Ik wil alle (tijdelijke) collega’s van Steunpunt Wonen hartelijk bedanken voor de plek die ik kreeg binnen de organisatie en de tijd en aandacht die ze in mijn project hebben gestoken. In het bijzonder wil ik Rick Heikoop, mijn begeleider bedanken voor zijn hulp en adviezen, en Hulya Ergun (districtsmanager) en Tineke Teunen(directeur) voor hun ideeën en tips bij de uitvoering van het onderzoek. Ali en Atiye bedankt voor het vertalen van brieven en posters in het Turks en Marokkaans! Verder natuurlijk ode aan mijn kamergenoten, zowel van de 6de als de 5de etage, die een voortdurende stroom van informatie gaven, en me moed inpraatten als het even wat minder ging. Steunpunt Wonen was als stageorganisatie de begeleider van dit onderzoek, maar ik wil zelf de verantwoordelijkheid op me nemen voor dit onderzoek en voor alles wat in dit stuk geschreven wordt.

Ook gaat mijn dank uit naar Arnoud Lagendijk, mijn scriptiebegeleider van de Radboud Universiteit Nijmegen, die het hele werk van begin tot eind heeft gevolgd. Het begon bij het gezamenlijke enthousiasme over Leonie Sandercock en haar Cosmopolis, daarna volgden de discussie-uurtjes en de telefoongesprekken die onmisbaar waren om het schrijven te begeleiden. Arnouds grondhouding van ‘zelfleerzaamheid’ ondermijnde hij zelf door me steeds opnieuw enthousiast te maken voor de stadsplanning, mijn postmodernistische gedachten te relativeren, me te tippen voor boeiende

documentaires en me zelfs de tip van een reisje Barcelona te geven. Juist die kleine duwtjes waren wat ik nodig had om dit stuk te maken zoals het geworden is, een stuk dat zonder zijn begeleiding lang niet zou zijn wat het is, maar waar ik toch zelf trots op ben als iets dat ik zelf voltooid heb. Arnoud bedankt!

Dank naar mijn tweede lezer Ton van Naerssen, naar Barbara Hooper voor haar ideeën en discussies over

Sandercock, naar mijn studieadviseur Jacky van der Walle en naar de docenten van de vakgroep die allen op hun manier hebben bijgedragen aan deze afsluiting van mijn studie. En natuurlijk naar mijn studiegenoten een bedankje, met name naar Heidi als afstudeerpartner, mooi om zo samen de studie af te ronden!2 Bedankt!

(5)

Inhoudsopgave

Proloog ... 4

Inhoudsopgave ... 5

Summary ... 6

Inleiding ... 7

1.

De theorie van een multiculturele droomstad ... 8

1.1 Towards Utopia met Leonie Sandercock en David Harvey ... 8

1.2 Utopia vol verschillende culturele identiteiten ... 11

1.3 Geografie van culturele identiteit ... 14

1.4 Beleid voor multicultureel plannen ... 17

1.5 Utopia: voorbij de strijd om de ruimte? ... 19

1.6 Conclusie: Utopia: dromen, kijken, luisteren ... 20

2.

Vanuit de droom naar de realiteit ... 21

2.1 Onderzoeksvragen en verantwoording ... 21

2.2 Methoden van onderzoek ... 25

3. Dromen uit casestudy Spangen ... 30

3.1 Opzet van de casestudy ... 30

3.2 Situatieschets van multicultureel Rotterdam en Spangen ... 31

3.3 Multiculturele planning: invloed van de functionele buitenruimte ... 34

3.4 Multiculturele planning: invloed van het proces van sociale interactie . 49

3.5 Hoe te luisteren? ... 59

3.6 Conclusie: kijken, luisteren, begrijpen ... 60

4.

Conclusie: elkaars dromen begrijpen ... 63

Epiloog ... 65

Literatuur ... 66

Bijlagen ... 71

Bijlage 1. Verslag stage Steunpunt Wonen ... 72

Bijlage 2. Enquête ... 76

Bijlage 3. Interviews ... 81

Bijlage 4. Workshopmateriaal ... 87

Bijlage 5. Workshopuitkomsten ... 89

Bijlage 7. Tekenwedstrijd ... 104

(6)

Summary

In this masterthesis my goal is to understand how multicultural planning can influence the experience of place in such a way, that culturally different inhabitants of a multicultural neighbourhood can live together in a more Utopian way. The physical planning of a

neighbourhood does not seem to be the shortest way to Utopia. Listening to each other, as the theory says is the way to Utopia, is also not enough when understanding each other with all the cultural and individual differences is not easy. Listening then needs to be broadened to all senses, until neighbours start to understand each others dreams. And when people understand: Utopia as dreamcity will never be realised but always in the making.

(7)

Inleiding

De 21ste eeuw werd ingeluid met heftige discussies over de multiculturele samenleving. Het thema integratie kwam steeds terug, met verplichte inburgeringcursussen voor de migrant en discussies over het dragen van hoofddoeken. In hoeverre kunnen verschillende culturen met elkaar samenleven? Culturele diversiteit leidt tot sociale spanningen, zo luidde de communis opinio, en culturele homogeniteit niet.3 In deze masterthesis wil ik een bijdrage leveren aan de wetenschappelijke kennis over spanningen door samenleven met mensen met verschillende culturele identiteiten. Mijn doel is door middel van multiculturele planning van de ruimte de beleving van de ruimte door mensen met verschillende identiteit zo te leren beïnvloeden, dat de samenleving dichterbij een droomstad, een Utopia komt. De thematiek is gekozen vanuit een realiteit van een multiculturele samenleving en de spanningen die daar ontstaan, maar de achterliggende gedachte is de altijd bestaande droom van de geograaf om een ‘betere samenleving’ te bereiken, een droom van Utopia. De culturele diversiteit van vandaag vraagt om een droom van een Multicultureel Utopia.

De theoretische achtergrond voor die droom wordt allereerst uitgewerkt, aan de hand van de theorie van Leonie Sandercock en David Harvey richting Multicultureel Utopia, met als vragen: Wat is Utopia, en, Hoe kunnen we Utopia bereiken? – dit gebeurt in hoofdstuk 1. In hoofdstuk 2 werk ik de uiteindelijke doelstelling en hoofdvraag van het masteronderzoek –gegrond op de theorie- uit. Hier worden mijn conclusies over Utopia en de weg erheen uit hoofdstuk 1

verweven met een casestudy voor mijn eigen masteronderzoek. Hoofdstuk 3 vertelt het verhaal van die casestudy in de Rotterdamse wijk Spangen, waarin enquêtes, interviews en workshops samen de stemmen van bewoners van de multiculturele wijk weergeven. Daaruit zal blijken dat luisteren als kern van Sandercocks multiculturele planning niet genoeg is, maar dat elkaars dromen begrijpen de eerste stap is op weg naar Utopia. Ik sluit af met een conclusie in hoofdstuk 4 – waar de theorie van Utopia en het verhaal van Rotterdam weer worden samengebracht en antwoord wordt gegeven op de hoofdvraag. Tot slot volgen in de bijlagen nog uitgebreide verslagen in beeld en woord van wat er in dit jaar masteronderzoek schrijven is gebeurd.

3

(8)

1. De theorie van een multiculturele droomstad

In dit hoofdstuk wil ik zoals gezegd eerst een theoretische achtergrondschets geven van de thematiek van het samenleven met verschillende culturen in de wijk, en de invloed van plaats en ruimte daarop, om vanuit de theorie in het volgende hoofdstuk tot een onderbouwde

hoofdvraag te komen voor het masteronderzoek. Dit hoofdstuk behandelt achtereenvolgens de kerntheorie van Utopia, de uitwerking van het begrip culturele identiteit, de geografie van culturele identiteiten, beleid voor een multiculturele stad, strijd om de ruimte, en een conclusie voor de vragen Wat is Utopia? en Hoe kunnen we Utopia bereiken?.

1.1 Towards Utopia met Leonie Sandercock en David Harvey

Het moet nu goed een jaar geleden zijn, dat ik Leonie Sandercocks Towards Cosmopolis in handen kreeg - een werk dat het positivistische wetenschapsbeeld, voor zover het überhaupt nog in mijn hersenpan geworteld was, omver gooide. Natuurlijk was ik na 5 jaar ronddwalen bij de vakgroep geografie in Nijmegen al lang toe aan het verwerpen van een objectiverend wetenschapsidee van het beschrijven van dingen zoals ze zijn, en had ik het vervangen door het idee van de dingen te beschrijven zoals ze worden ervaren. Maar pas bij Sandercock begreep ik hoe echt om te gaan met wat Peet schreef: “Humanistic Geography informed by existential phenomenology is at its best when criticizing positivistic scientific approaches to geographic understanding – science as distanced objectivity can neither replicate nor understand the subjective processes through which humans create their worlds.”4

De theorie van Sandercock, die moet leiden tot een utopische stadsplanning, beschrijft zeker geen positivistische theorie met vaste aanpak en processen, waarbij een model gebruikt wordt om de werkelijkheid te bestuderen. Juist de margins, de gebieden buiten het model en die verschillen van de norm, zijn de uitdaging. E theorie is dan eerder een praktische filosofie, ontworpen om actie te begeleiden.5 De subjectieve processen waar Peet over schrijft, die persoonseigen zijn en nooit kunnen worden gegeneraliseerd, vormen de basis van de theorie van Sandercock, met de heterogene stad – een multicultureel Utopia- als doel.6 Multiculturaliteit wil ik in dit stuk met Han Entzinger, hoogleraar Migratie- en Integratiestudies aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, definiëren als: “een samenleving waarvan de leden een uiteenlopende culturele achtergrond hebben. Nederland is altijd een multiculturele samenleving geweest: Groningers zijn niet hetzelfde als Limburgers. Hooguit is door de immigratie de bandbreedte toegenomen; in grote steden aanzienlijk meer dan daarbuiten. Daarover hoeft geen discussie te zijn, het is gewoon een feit.”7 Juist dat ‘verschil’ uit de multiculturele samenleving moet een analysecategorie worden in de planningtheorie, dat is wat Sandercock beoogt. Haar ideaal is ‘a planning which celebrates and facilitates diversity and difference.’8 Wanneer men luistert naar deze stemmen van verschil, betekent dit het einde van de homogene stad. Sandercocks visie op multiculturaliteit gaat daar ook verder in: ‘From a multicultural perspective, the good society does not commit itself to a particular vision of the good life and then ask how much diversity it can tolerate within the limits set by this vision... rather, a multicultural perspective advocates accepting the reality and desirability of cultural diversity and then structuring political life accordingly.’9 De planner, van wie men verwacht te weten wat goed is voor mensen, denk aan Howard, Geddes, Le Corbusier, moet zijn macht inleveren.10 Het idee van planning verandert.11 Verhalen kiezen omdat ze handig passen in een gewenste identiteit van de stad, in een mooi verhaal, is er niet meer bij.12 Planning was discriminerend, maar Sandercock verandert de planning in een praktijk van verschil. 13 Het is in Sandercocks visie niet genoeg om verschil tussen individuen slechts te tolereren, maar verschil moet expliciet gewaardeerd worden in de dominante cultuur van overheden.14 De traditionele ‘meeste stemmen gelden’ politiek geldt dan

4 Peet, R. (1998), p. 62. 5 Sandercock, L. (1998), p. 110. 6 Sandercock, L. (1998), p. 103. 7 Stichting De Wijk (2003), p. 11. 8 Sandercock, L. (1998), p. 119. 9 Sandercock, L. (2003), p. 104. 10 Sandercock, L. (2003), p. 30-56. 11

Dit stelde Hall (1988), p. 4-11, in Sandercock, L. (2003), p. 40. 12

Sandercock, L. (2003), p. 36-39. 13

Sandercock, L. (2003), p. 40-45. 14

(9)

niet meer –nog afgezien van het hele integratiedebat over homogeniteit/heterogeniteit van de samenleving- maar het verhaal van het individu krijgt weer volume, ongeacht wie dat individu is.15 In de wetenschap moet dus een radicale omslag worden gemaakt, van een

epistemologische basis naar een theorie van de praktijk, om het concept van ‘verschil’ te kunnen gebruiken zoals Sandercock het heeft uitgelegd.16 Die theorie van de praktijk, de

‘epistemologie van verschil’ waar Sandercock op duidt, valideert experimentele, gedragen, in de context geplaatste kennis maar ook abstracte systemen van redeneren. De kloof tussen experts en actoren, tussen professionele kennis en experimentele kennis moet worden overbrugd.17 Verhalen en achterliggende motieven zijn van grootste betekenis.18

De theorie, hierboven in enkele zinnen samengevat, is inspirerend, en ik besloot dat Sandercocks theorie zonder model uitgangspunt zou worden van mijn masterthesis. Ik wilde op zoek naar een Cosmopolis, een Utopia, hongerig naar verhalen. Het enthousiasme voor

Sandercock wordt gedeeld in de wereld der geografen. Minca schrijft: “Most recently, Leonie Sandercock published her Towards Cosmopolis: Planning for Multicultural cities. I was then, and remain now, energized by this book’s appearance, because Sandercock’s vision of a

‘postmodern Utopia’ is a brilliant demonstration of what happens when planning truly engages postmodernism. She is highly critical of the conventional, modernist pillars of planning wisdom, instead favoring an inclusive, people-centered style of planning that emphasizes practical wisdom, multiculturalism, and community empowerment. She unabashedly aims for a

postmodern Utopis, which can never be realized, but will always be in the making. It deals with social justice, a politics of difference, new concepts of citizenship and community, and a civic culture formed out of multiple publics. Sandercock has the courage to dream about a

postmodern Utopia. The very existence of her book is sufficient proof, for me, of the value of the encouter with postmodernism.19” Ook Edward Soja en Barbara Hooper, niet de minst

vooraanstaande figuren in de hedendaagse geografie, onderschrijven het denken van Sandercock, en zien het ook als realiteit. De margins zijn niet langer buitengesloten plekken, ver van het centrum en zonder kracht van spreken, maar het zijn plekken die hun eigen recht in de hand nemen, plaatsen die de nieuwe centraliteit gaan uitmaken.

Het Utopia idee van Sandercock, dat als uitgangspunt van haar theorie is gebruikt, is niet uniek. In de literatuur en wetenschap komt het steeds terug. ‘A map of the world that does not include Utopia is not even worth glancing at.’, stelde Oscar Wilde al.20 Sandercock, die voor Utopia de naam Cosmopolis gebruikt, definieert die stad als een droom, een constructie van de geest en het hart, een stad waar verbinding, respect en ruimte is voor de ’cultural Other’, en waar samen gewerkt wordt aan een zelfde doel.21 Utopia betekent ‘an imaginary perfect world where

everyone is happy.’22Cosmopolitaan betekent letterlijk: bestaand uit mensen van veel verschillende delen van de wereld, met veel ervaringen van verschillende mensen en

plaatsen.23 Sandercocks cosmopolitane Utopia combineert zowel het droombeeld van Utopia als het beeld van verscheidenheid en multiculturaliteit van Cosmopolis. Sandercock spreekt in haar boek Cosmopolis II, de opvolger van Towards Cosmopolis, van een ’epistemologie van multipliciteit’ als methodische verdieping van de ’epistemologie van verschil’.24 Waar ik verder in dit hoofdstuk Utopia gebruik, duid ik op dit cosmopolitane Utopia a la Sandercock.

15 Sandercock, L. (1998), p.109. 16 Sandercock, L. 1998), p. 111. 17

Friedman (1973), uitgewerkt in Sandercock, L. (2003), p. 65. 18 Sandercock, L. (1998), p. 121. 19 Minca, C. (ed.) (2001), p. 23-24. 20 Harvey, D. (2000), p. 133. 21

Sandercock, L. (1998), p. 163-165, Sandercock, L. (2003), preface. 22

Longman dictionary of contemporary English (1995, third edition), England, p. 1584. 23

Longman dictionary of contemporary English (1995, third edition), England, p. 310. 24

(10)

Figuur 1: ´I insist Utopia wil;l never be realised...”,

(11)

Kan die droom van Utopia ook werkelijk gemaakt worden? In de masterthesis zal Sandercocks theorie de leidraad zijn. In dit hoofdstuk wordt allereerst de thematiek van de masterthesis uitgewerkt, en wordt een eigen positie bepaald tussen de ideeën van vele auteurs. Dit hoofdstuk zal niet slechts een bloemlezing van allerlei losstaande ideeën te laten zijn, maar er zal gezocht worden naar antwoorden op de vragen: Wat is Utopia?, en: Hoe kunnen Utopia bereiken? Is Utopia – een droomstad vol verscheidenheid- in ruimtelijke vorm haalbaar? Dat is voor een stadsgeograaf dan de ultieme vraag. In Towards Cosmopolis is Sandercock flink aan het dromen, in Cosmopolis II stelt ze echter: ‘The utopian impulse at the heart of so many

expiriments in city-building has always proved disappointing, if not downright disastrous, in the actual flesh and stone.’.25 David Harvey brengt hoop - in zijn Spaces of Hope stelt hij dat Utopia ook buiten de ruimtelijke vorm kan worden gezien. Want is Utopia wel voor iedereen gelijk? Als een gematerialiseerd Utopia niet realiseerbaar bleek omdat de sociale processen mis liepen, dan moet de focus worden verlegd naar een Utopia van proces. Het Utopia van proces is een Utopia waar de sociale processen de weg naar het doel Utopia vormen, via de weg van een proces: een geleidelijke verandering26. Weer terug bij Sandercock, die stelt: “I insist Utopia will never be realised but always in the making”. Kunnen we naar een Utopia van proces, in plaats van naar een Utopia van ruimtelijke vorm? David Harvey wil het een niet los zien van het ander, hij ziet Utopia als een proces naast een Utopia in van ruimtelijke vorm.27 Ik wil met het

Cosmopolis van Sandercock en het Utopia van Harvey meegaan, en Utopia zien als proces: het luisteren naar de stemmen van verschil. Doordat iedereen echt zijn stem mag laten horen kun je bereiken dat mensen ervaren dat er naar ze geluisterd wordt. Door die mensen samen te laten praten ervaren ze ook zelf dat iedereen anders is en dat er verschillende ideeën zijn. Door ze samen naar een oplossing te laten zoeken hoop je op commitment, al zijn de plannen niet door iedereen volledig zelf bedacht.28 Dit zal het uitgangspunt zijn van mijn casestudy, die in hoofdstuk 7 is uitgewerkt. Het ideaal van de stad Utopia wordt in dit masteronderzoek als kernthema gebruikt, en het proces om mensen uit de margins te betrekken bij het vormen van (een deel van) de stad is de kernmethodiek die gebruikt zal worden.29 Het zoeken naar de dromen voor de ruimte is de uitdaging van de casestudy. Een ruimtelijk Utopia bereiken voor iedereen lijkt een droom die nooit uit kan komen, maar ik kom later terug op de vraag of dat echt onmogelijk is.

1.2 Utopia vol verschillende culturele identiteiten

Alvorens met een multicultureel Utopia-ideaal de stad in te gaan, op zoek naar verhalen van cultureel verschillende mensen, is wat verdieping in de theoretische concepten over culturele identiteit onmisbaar. Juist de identiteit van mensen uit de margins, waar Sandercock van

spreekt, die geënt is op hun cultuur en etniciteit, bestempelt hen als minderheid. De theorie van Sandercock wil verder gaan dan dat en de minderheid juist een plaats geven.30 Vanuit dit denken wil ik concepten van verschillende andere auteurs over zaken als identiteit en cultuur verder uitwerken, als zijnde de grond van het denken over mensen uit de margins.

Hoe ziet de multipliciteit van de ‘epistemologie van multipliciteit’, Sandercocks methode om mutlipliciteit te waarderen in de planningtheorie, er uit in termen van cultuur?31 Om tot duidelijke uiteenzetting van het concept te komen zal ik eerst identiteit en cultuur als apart begrip

uitwerken, en daarna het concept van culturele identiteit.

Identiteit is de bron van betekenis en ervaring van mensen. Vanuit betekenisgeving wordt een identiteit gevormd. Betekenis is de symbolische identificatie waarmee het doel van een activiteit van een persoon naar voren komt. Identiteit wordt opgebouwd uit bouwstoffen uit de

geschiedenis, de geografie, biologie, instituties, collective memory en persoonlijke fantasie.32

25

Sandercock, L. (2003), p. 2. 26

Van Dale online: www.vandale.nl. 27

Harvey, D. (2000), p. 173. 28

Pinto, D. (1994), www.wijkalliantie.nl, Buurtbemiddeling Spangen (2003), Thiel, A. van (2002), www.buurtbemiddeling.org etc.

29

Soja, E.W. en B. Hooper (2002), p. 378-389. 30 Sandercock, L. (2003), p. 104. 31 Sandercock, L. (2003), P. 73. 32 Castells, M. (2003),p. 6-7.

(12)

In het moderne denken leeft de theorie dat betekenis is georganiseerd rondom een primaire identiteit, die zelfbehoudend is over tijd en ruimte. Volgens het postmoderne denken kan een identiteit daarentegen moeilijk gedefinieerd worden, en wordt dat ook niet gewenst. Gezien de complexiteit van een mensenleven en de wisselende situaties waarin een persoon terecht kan komen, zeker als we denken aan migratiepatronen, levensfasen en een steeds wisselende omgeving, is het onmogelijk vast te houden aan het idee dat een identiteit in zijn geheel stabiel zou zijn.Giddens en Castells stellen dat zelfidentiteit geen vaste kwaliteit is die het individu bezit, maar dat het individu steeds reflecteert op die identiteit en zijn eigen biografie daarmee verandert. De identiteit wordt herschikt afhankelijk van de situatie.33 Hall stelt:

“Identities are not stable and invarious because of where they came from, but are constantly producing themselves in new forms, in new places.”34

Onder cultuur wordt verstaan, aldus Johnston e.a. in het Dictionary of Human Geography: een collectieve set betekenissen van de werkelijkheid zoals die voorkomt bij een oorspronkelijk ruimtelijk verbonden groep mensen. Cultuur omvat tradities, normen, waarden, religie, kunst.35 De culturele diversiteit brengt mensen bij elkaar die van elkaar verschillen op velerlei gebied – taal, religie, etniciteit en dergelijke – waaronder cultuurverschillen voor wat betreft waarden, normen, gedragscodes en leefregels. Deze cultuurverschillen kunnen sociaal-normatief en diepgaand liggen. Goed, juist, passend, waar, normaal, acceptabel, behoorlijk en beledigend of kwetsend zijn cultureel relatieve begrippen.36 Cultuur is heel nauw verweven met de sociale verhoudingen waarin mensen met elkaar leven.37 Cultuur is een van de belangrijkste

onderdelen waaruit identiteiten worden opgebouwd, gewaarborgd en getransformeerd. Over de stabiliteit van cultuur is er, net als bij identiteit, discussie. Volgens Stuart Hall bestaan er

manieren van definiëren van cultuur in relatie tot stabiliteit:

1. Cultuur als relatief vaststaande set van betekenissen, gelinkt aan wat we ‘thuis’ noemen en aan tradities

2. Cultuur als set van betekenissen, die niet vaststaan maar steeds worden bijgesteld. Hall zelf lijkt in eerste instantie de eerste definitie aan te hangen. Culturen zijn in zijn optiek meestal relatief stabiele en vaste betekenissen en gebruiken met een lange historie en

continuïteit.38 Door de globalisatie is cultuur echter meer richting het tweede model veranderd, aldus Hall.39 Culturen kunnen nu worden verbonden met elkaar en elkaar beïnvloeden. Ik zou willen stellen dat de tweedeling van Hall niet geheel opgaat. De ene denkwijze hoeft de andere niet uit te sluiten, dus betekenissen kunnen gedeeltelijk vaststaan en tegelijk gedeeltelijk veranderlijk zijn. Pinto noemt transculturation of hybridization als een cultureel sleutelproces dat voorkomt tussen twee sterk verschillende culturen en mensen die gedwongen worden met elkaar om te gaan. Een cultuur ‘kiest’ welke onderdelen ze absorbeert van de dominante cultuur. Andere onderdelen kunnen wel vast blijven staan. De culturen blijven daardoor nooit puur in hun origine. 40 Castells sluit daarbij aan als hij stelt: “Cultural forms and practices are not pure but combine with elements of other cultures.”41 Wanneer omstandigheden veranderen, zal dit van invloed zijn op de gedragingen van mensen. ‘Cultuur is niet onveranderlijk’, aldus Entzinger42. Daarom is cultuur een dynamisch geheel.43

In dit masteronderzoek wil ik ook uitgaan van cultuur als dynamisch geheel – waarin bepaalde onderdelen blijvend en andere veranderlijk zijn. Hoe dit precies werkt, is per persoon

verschillend, een model is niet te maken.

33 Castells, M. (2003), p. 6-7. 34 Hall, S. (1995, p.188-193. 35

Johnston e.a. (ed.) (2000), p. 133, 146. 36 Pinto, D. (1994), p. 11. 37 Pinto, D. (1994), p. 38-39. 38 Hall, S. (1995), p. 176-177. 39 Hall, S. (1995), p.193-205 40 Hall, S. (1995), p.188-193. 41 Hall, S. (1995), p..188-193. 42 Santing (2004). 43

(13)

Culturele identiteit:

Castells ziet het proces van betekenisgeving, zoals dat bij identificatie verloopt, zich vorm geven op basis van een culturele attribuut, of een gerelateerde serie van culturele attributen, die prioriteit krijgt boven andere bronnen van betekenis.44 Hierbij kunnen we spreken over culturele identiteit, de identiteit zoals die is gevormd door culturele elementen. Castells linkt identiteit aan etniciteit doordat het laatste een fundamentele bron van betekenis en herkenning is geweest door de menselijke geschiedenis. Etniciteit is een bron van betekenis en identiteit, binnen het bredere principe van culturele zelfdefinitie zoals natie en geslacht.45 Etniciteit is behalve een onderdeel van identiteit ook een soort sociale stratificatie die tot stand komt als mensen zich groeperen naar aanleiding van hun herkomstgebied en voorgeslacht, aldus Johnston. Hall linkt, in tegenstelling tot Castells, cultuur niet direct aan etniciteit Volgens Hall is cultuur hét systeem van gedeelde betekenissen die mensen die behoren tot de zelfde gemeenschap, groep of natie gebruiken om te helpen de wereld te interpreteren en ervaren. Cultuur is dan eerder een

collectief denken en gedragen.

Stuart Hall heeft voor culturele identiteit – in relatie met etniciteit - twee definities opgesteld: 1. Een essentialistische definitie ziet culturele identiteit als een vaste, duidelijke,

authentieke set van karakteristieken die iedereen met dezelfde etnische achtergrond deelt, en die niet veranderen in de tijd. Deze eerste visie definieert culturele identiteit in termen van één, gedeelde cultuur, een soort van collectieve waarheid over jezelf, voortkomend uit gedeelde historie en voorouders. In termen van deze definitie

reflecteren onze culturele identiteiten onze gemeenschappelijke historische ervaringen en gedeelde culturele codes die ons een vaststaand referentiekader en betekenisgeving geven als houvast in de veranderende wereld.

2. Een non-essentialistische definitie kijkt naar verschillen én naar gedeelde

karakteristieken van identiteit, wat niet gelinkt is aan etniciteit en wat verandert door de tijd. Deze tweede definitie van culturele identiteit is een zaak van worden en van zijn. Het is een zaak van verleden en van toekomst. Er is een transformatie gaande, die in onszelf plaats heeft en onze culturele identiteit steeds opnieuw invult. Culturele identiteit is dan helemaal geen vaststaande essentie, die buiten de historie en cultuur ligt, geen universele en transcendentale geest in ons.

Er is duidelijke overeenkomst te zien tussen deze definities en de definities voor cultuur en identiteit an sich. Stuart Hall werkt deze tweedeling van denken over culturele identiteit en zijn eigen positiebepaling hierin uitgebreider uit in zijn ‘Cultural identity and diaspora’ (1990):

‘Identiteit is niet zo transparant als we denken. We moeten identiteit niet zien als een vaststaand feit, maar als een productie die nooit compleet is, als een proces dat gevormd wordt door

representatie. Verschil is dan ook belangrijk, niet als vaststaand, niet wij en zij, maar zo dat identiteit wordt gevormd door verschillen die veranderlijk zijn.’ Volgens Derrida is identiteit vloeibaar. Identiteit wordt gevormd op allerlei schaal, van individu tot globaal, en op allerlei plaatsen. Het hangt samen met de vele verschillende rollen die we spelen. 46

Uit onderzoek van Martens en Tesser naar de Sociale Positie en Voorzieningengebruik van Allochtonen47 blijkt, dat voor de ouderen de huidige culturele identiteit en meegebrachte cultuur vaak één zijn, voor de jongeren geldt dit veel minder. Zij vullen hun culturele identiteit veel meer naar eigen inzicht in. Culturele identificatie verandert minder snel dan de opvattingen van jongeren. Een blijvende identificatie met de eigen culturele groep blijkt vaak samen te gaan met moderne opvattingen, voorkeuren en gedragingen.48

Ik sluit aan bij het non-essentialistisch denken over culturele identiteit zoals Hall dat uitwerkt. In mijn beleving is cultuur en culturele identiteit breder dan etniciteit. Etniciteit zie ik wel als relatief onveranderlijk onderdeel van de culturele identiteit. Als mensen ethos delen, is hun binding met

44 Castells, M. (2003), p. 6-7. 45 Castells, M. (2003), p. 56-63. 46 Woodward, K. (ed.) (1997), p. 1-62. 47

Martens, E.P. en Tesser, P. (1998). Wanneer in de voetnoot geen paginanummers zijn genoemd, hebben we in de meeste gevallen te maken met een van internet te downloaden bestand waarbij paginanummering ontbreekt. 48

(14)

de groep en hun gevoel van culturele identiteit veel sterker. Etniciteit is dus een vorm van culturele identiteit die zo vergaand is dat het wordt gevoeld als een natuurlijke zaak.49

In mijn visie is culturele identiteit veranderlijk, ze zal bijvoorbeeld veranderen als de omgeving of de mens verandert. Deze visie is gelinkt aan de standpunten van Hall en Derrida, die stellen dat culturele identiteit een proces is, en vloeibaar. Echter, daarbij denk ik dat bepaalde

onderdelen van de identiteit waarschijnlijk een leven lang vast zullen blijven staan. ‘Some notion of identity is, arguably, indispensable to life itself, and some sense of culturally based identity would seem to be inescapable, in that all human beings are culturally embedded.’50 In veel gevallen is dit een gedeeld referentiekader voor een groep mensen, anders gezegd onderdeel van collectieve identiteit. Collectieve identiteit wil niet zeggen dat elke persoon dezelfde identiteit heeft, maar dat onderdelen overeenkomen. Dit overeenkomende gedrag wordt bepaald doordat de leden van de groep dezelfde normen en waarden hebben aan de hand waarvan zij hun gedrag bepalen.51 Culturele identiteit kan dus in collectief verband worden bekeken, en dat zal in mijn casestudy ook worden gedaan. Meedenkend met Sandercock wil ik wel de visie uitdragen dat elke persoon, vanuit welke culturele achtergrond ook, als individu moet worden gezien, en de culturele identiteit kan daarom nooit worden gegeneraliseerd. In dit onderzoek speelt culturele identiteit – als indicator van verschil in een multiculturele setting- een belangrijke rol. Om de theorie van Sandercock te gebruiken, en mensen met verschillende culturele achtergrond te betrekken bij de planning, is het belangrijk inzicht te hebben in die culturele achtergrond of culturele identiteit. Juist de identiteit geeft mensen het stempel van een minderheid. De epistemologie van verschil strijd er voor niet alleen de

minderheid te erkennen, maar ook een plek te geven in de mainstream – wat eigenlijk betekent dat de minderheid eindelijk echt burgerschap heeft en de mainstream tegelijk de meerwaarde van diversiteit geeft.52

Maar hoe valt de culturele identiteit van individuen te bepalen, daar zij altijd veranderende is? Het is onmogelijk onderzoek te doen met onderscheid tussen culturele identiteiten, omdat het dus onmogelijk blijkt een serie van criteria te maken om de culturele identiteit van mensen te bepalen. Vanuit deze onmogelijkheid is etniciteit, als relatief onveranderlijk onderdeel van culturele identiteit, als uitgangspunt genomen in de praktijk van het onderzoeken. Vanuit praktische redenen zal ik dus verschil in etniciteit gebruiken als aanwijzer naar verschil in culturele identiteit. Interviews en workshops zijn om die reden gehouden in groepen van

verschillende etniciteit. Uiteraard is dit een beperking, etniciteit is slechts een onderdeel van de culturele identiteit. Ook het idee van generaliseren naar een groep van mensen met dezelfde etniciteit op zich is onwenselijk, vanuit een postmoderne visie. In de onderzoekspraktijk is het echter te rechtvaardigen om etniciteit als richtinggevend te beschouwen. Etniciteit als

gevoelsmatig sterke binder aan culturele identiteit zal met deze beperkingen hopelijk toch inzicht bieden in de wensen en voorkeuren voor de inrichting van de buitenruimte, voor elk op zich en allen samen. In de volgende paragraaf zal het thema culturele identiteit verder worden uitgediept in relatie met de geografie.

1.3 Geografie van culturele identiteit

De relatie die mensen met verschillende culturele identiteit hebben met plaats en ruimte is geografisch erg relevant, en daarom interessant om in dit kader van een masterthesis in de Sociale Geografie verder uit te werken. Plaats is een van de sleuteldiscoursen voor identiteit.53

54

Plaats heeft zeker voor een migrant een krachtige betekenis.55 Migranten hebben hun persoonlijke verzamelde ruimte-tijd ervaringen, hun geografische achtergrond, culturele origine en sociale netwerken. Bourdieu gebruikt de term Habitus van de migrant om de wisselwerking tussen die culturele identiteit en plaats aan te geven. Het gevoel van een plaats in de wereld dat de habitus geeft, gaat mee met de migrant en wordt opnieuw ingevuld in de nieuwe context.

49 Hall, S. (1995), p. 180-181. 50 Sandercock, L. (2003), p. 90-100. 51 Castells, M. (2003), p. 6-7. 52 Sandercock, L. (2003), p. 90-105. 53 Hall, S. (1995), p. 180-181. 54 Rose, G. (1995), p. 88-89. 55

(15)

Figuur 2: “…..but always in the making.” Radboud Universiteit Nijmegen 2005

(16)

Migranten houden vast aan hun habitus, ze bewaren het, kneden het en passen het aan, aan hun vaak vervreemdende ervaringen van vreemde plaatsen aan de andere kant van de wereld. Dit leidt tot conflicten met de eigen identiteit. Migranten hebben geleerd om tussen culturen in te leven. Dit verandert de manier waarop plaats traditioneel werd verbonden aan cultuur en

identiteit. Massey en Jess: ‘Identity of culture can be disrupted by spatial movement. Place-identity, cultural identity and personal identity are in various and complicated ways related to each other. Cultural identity has to do with constant mixing. At any moment cultural identity is formed through interlinkages and routes to elsewhere. Culture now has not one but many homes.’ 56 Identiteit heeft in dit perspectief ‘imagined homes’ – dus geen enkel, origineel thuisland – en heeft veel verschillende manieren om thuis te zijn, maar is niet gebonden aan één plaats. 57

Plaatsen worden gemaakt uit sociale relaties. We zullen het karakter en het unieke van een plaats nooit begrijpen door naar de plaats alléén te kijken. Plaats wordt gevormd uit

ontmoetingen en het mixen van sociale relaties. Plaats is een articulatie van de specifieke mix in tijd en ruimte. De uniciteit van plaats en van cultuur is gedeeltelijk geconstrueerd uit hun interrelaties.58 Een plaats heeft ook een fysiek karakter, maar dat wordt sociaal

geïnterpreteerd.59 Een gebouw of landschap wordt niet door iedereen die het ziet hetzelfde geïnterpreteerd. Het fysieke krijgt op een sociale manier betekenis. De fysieke omgeving is een essentieel onderdeel van een plaats, maar het blijft altijd een geïnterpreteerd element. Dat zal ook duidelijk te zien zijn in de casestudy, wanneer verschillende mensen hun interpretatie van een plaats zullen weergeven. Migratie heeft als resultaat dat verschillende sociale groepen mixen, wat unieke uitkomsten voor cultuur en plaats oplevert. Het effect van migratie op plaats is veelzijdig: sociale mixen en hybridisatie, maar ook gettovorming, uitsluiting en strijd. 60 In de literatuur lijkt een tweedeling voor te komen van relaties die geografie en culturele

identiteit hebben in de habitus van de migrant. Deze is in de bovenstaande alinea’s ook te zien, waar ik enkele stukken uit de literatuur heb weergegeven. In het bestuderen van de literatuur kon ik er bijna niet omheen deze tweedeling over te nemen in mijn conceptenuitwerking. De tweedeling die ik zag is:

1. De invloed van de migratie op de (lokale) samenleving, de invloed van de vele culturen op een plaats.

2. De invloed van plaats en ruimte op de (multiculturele) samenleving. Dit wordt ook wel de sense of place genoemd.

Na een proces van proeven hoe de relatie tussen plaats en migrant is in realiteit, begreep ik dat die relatie helemaal niet zo dialectisch of voorspelbaar hoeft te zijn zoals ze zich voordoet, maar eerder te zien is als wederzijds beïnvloedend onvoorspelbaar proces. Of zoals Massey en Jess stellen: ‘A building or landscape is not interpreted the same by everyone who looks at it. In this way we give meaning to the physical in terms of the social. The physical environment is an essential part of a place, but it is always an interpreted element. Migration has resulted in a juxtaposition and mixing of social groups which in turn has produced unique outcomes in terms of both culture and place. Cultures intersect and influence one another in ways which leave behind any notion of a simple and direct association between culture and place.’ 61

Een model valt dus al helemaal niet te maken van hoe identiteit, plaats, verleden, tijd, thuis en cultuur aan elkaar linken. In mijn visie zal voor elk mens de link anders zijn en anders worden ervaren en deze kan nooit voorspeld worden. Dit hangt sterk samen met Sandercocks visie van Utopia: een plek waar juist verscheidenheid en verschil wordt gewaardeerd. Relaties tussen plaats en mens zijn onvoorspelbaar – en dat is juist ook de schoonheid ervan.

56 Massey, D. en P. Jess (1995), p.220-227. 57 Hall, S. (1995), p. 205-208. 58 Massey, D. en P. Jess (1995), p.220-225. 59 Steele, F. (1981), p. 4-7. 60 Massey, D. en P. Jess (1995), p. 215-220. 61

(17)

Dat de relaties tussen mens en ruimte, zeker in een multiculturele setting, onvoorspelbaar zijn, is filosofisch gezien mooi, maar in de praktijk van inrichting van de ruimte is het bijzonder lastig rekening te houden met die relaties, met de manier waarop mensen de ruimte ervaren en beïnvloeden. De ideale inrichting van de ruimte is echter een belangrijk aspect bij het zoeken naar Utopia. Het lijkt moeilijk te bepalen hoe Utopia fysiek zou moeten worden ingericht. Als een materieel Utopia al kan bestaan – maar dat is juist een vraag die we willen beantwoorden. In de volgende paragraaf wil ik de theorie even opzij schuiven, en bekijken hoe de praktijk van beleid op het moment omgaat met de relatie tussen de mens en ruimte bij de inrichting van een multiculturele samenleving.

1.4 Beleid voor multicultureel plannen

Een positie innemen in de theorie lijkt al best te moeilijk, maar in de praktijk beleid maken voor een echt Multicultureel Utopia is nog lastiger. Twee stukken pak ik er bij als voorbeeld van hoe multicultureel beleid wordt gemaakt in Nederland: een stuk van Germeraad, getiteld:

Multicultureel samenleven en de buitenruimte,62 uit 2001, en het OTB onderzoeksrapport ‘Multicultureel bouwen’63, geschreven door het Onderzoeksinstituut van de Technische Universiteit Delft, bedoeld voor beleidsvorming op landelijk niveau. Het eerste stuk is

geschreven met de bedoeling een handreiking te geven, hoe beleid en voorafgaand onderzoek vorm te geven. Het kan worden gezien als bouwpakket voor beleid. Het tweede stuk geeft een deel van het huidige denken over multicultureel bouwen in zowel binnen- als buitenruimte weer. Beide stukken geven een idee van het praktisch bereiken van een multicultureel Utopia.

Bouwpakket voor Utopia

Een multiculturele ruimte begint, aldus Germeraad, met een zodanig gebruik, inrichting en beheer van de woon- en leefomgeving dat mensen met verschillende cultuur zich hiermee kunnen identificeren.64

Om een buitenruimte te ontwikkelen die past bij de multiculturele samenleving, waar verschillende culturen zich thuis voelen, zijn volgens Germeraad twee stappen te nemen:

 Ten eerste het vaststellen van sociaal-culturele en ruimtelijke maatstaven m.b.t. de buitenruimte (zowel kwantitatief als kwalitatief), die bij het multicultureel samenleven een rol spelen. Enquêtes, veldverkenningen en discussies met bewoners, ambtenaren, maatschappelijke instellingen, opbouwwerk en politie zijn de aangewezen middelen om deze maatstaven duidelijk te krijgen. Feitelijk gebruik van de buitenruimte is van belang (functionele aspecten), net als de betekenis/waardering die allochtonen aan de

buitenruimte toekennen (immateriële aspecten) en de huidige betrokkenheid bij de buitenruimte. Op basis van deze analyse kunnen ruimtelijke, functionele en sociaal-culturele maatstaven voor de buitenruimte worden afgeleid. 65

Om in termen van Harvey te blijven: het proces is nodig om het materiele te bereiken.  Ten tweede het formuleren van een visie en aanbevelingen voor de planning, inrichting

en het beheer van de buitenruimte. 66Binnen de mogelijkheden en beperkingen voor het scheppen van ruimtelijke condities en voorwaarden in de buitenruimte kunnen dan stappen worden genomen om de buitenruimte ook materieel in te richten naar de multiculturele samenleving of het multiculturele Utopia. 67 Het inzicht moet worden verkregen hoe dat gerealiseerd kan worden kan vorm krijgen in structuur- bestemmings- en inrichtings- plannen en verordeningen. 68

In het begin van mijn casestudy heb ik geprobeerd de stappen van Germeraad te volgen. Ik merkte echter dan de werkelijkheid complexer is. Germeraads methode blijft bij stappen om ruimtelijke integratie te verbeteren, maar of het werkt is niet van de stappen afhankelijk; het is een sociaal-cultureel proces.69

62 Germeraad, P. (2001). 63 OTB (2001). 64 Germeraad, P. (2001), p. 16-19. 65 Germeraad, P. (2001), p. 16-19. 66 Germeraad, P. (2001), p. 16-19. 67 Germeraad, P. (2001), p. 16-19. 68 Germeraad, P. (2001), p. 16-19. 69 Germeraad, P. (2001), p. 16-19.

(18)

Terugdenkend aan Harveys Utopia van proces besloot ik de ambitie van het ‘plannen’ van een Utopia achterwege te laten en me bezig te gaan houden met het proces van luisteren naar de bewoners en samen te werken naar hun ideeën voor de inrichting van de buitenruimte in een multiculturele wijk. Germeraad stelt wel dat in gesprek gaan met bewoners een gewezen middel is om duidelijk te krijgen wat gewenst wordt in de inrichting. Toch blijft hij een theorie aanhangen waarbij de planner centraal staat met zijn beslissingen. Sandercocks Cosmopolis gaat zoals uitgewerkt hierboven nog enkele stappen verder dan Germeraads plannen door de bewoner centraal te stellen en verschil niet te nuanceren maar juist te benadrukken.

Cultureel verschil inbrengen in bouwen

Als Sandercock verschil wil benadrukken, ziet ze verschil als bron van diversiteit, heterogeniteit en hybriditeit, waar verschil verrijkend is. Maar verschil kan ook negatief worden gebruikt in bijvoorbeeld exclusie of marginalisatie, waarbij de ander wordt buitengesloten.70 Het

onderzoeksrapport Multicultureel bouwen, dat als tweede stuk de rode draad van het onderwerp beleid zal vormen, gaat in op deze twee denkbeelden met concreet beleid.

Bij een multiculturele wijk kan het beleven van de eigen cultuur door vormgeving van de ruimte mogelijk gemaakt worden. Het idee van multicultureel bouwen gaat er van uit dat tot op heden de gebouwde omgeving in vormgeving, ontwerp en gebruiksmogelijkheden vooral aansluit bij de smaak van één (dominante) cultuur en weinig aansluit bij de smaak van andere culturen in Nederland. De vraag is relevant of mensen met verschillende cultuur verschillen in leefstijl en woonwensen. Multicultureel bouwen komt voort uit de gedachte dat diversiteit in de

samenleving een ruimtelijke weerslag moet kunnen hebben. Het rapport noemt twee concepten van multicultureel bouwen:

1. In de eerste plaats kan multicultureel bouwen gericht zijn op functionele kenmerken van de woning en woonomgeving. Functionele kenmerken zijn die kenmerken die bepaalde handelingen en gebruik mogelijk maken. Bepaalde gebruiken in en om de woning hebben met cultureel bepaalde preferenties te maken; de plaats van de keuken, de grootte van de hal, scheiding tussen formeel en informeel binnen de woning, gebruik van openbare ruimte en voorzieningen.

2. Multicultureel bouwen kan daarnaast gericht zijn op aspecten van de identiteit en de expressieve woonomgeving. De vormgeving van de woningen kan worden aangepast aan de smaakvoorkeuren van verschillende culturele groeperingen. De buurt kan architectuurelementen krijgen die een multiculturele identiteit uitstralen. Met symbolen en met bepaalde vormgeving kan een verwijzing worden gegeven naar cultuur, naar geschiedenis, naar geloofsovertuiging.

Migranten met verschillende culturele achtergrond lijken belang te hechten aan een ruimere mogelijkheid om de eigen cultuur en expressie tot uiting te laten komen in woning en

woonmilieu. In onderzoek van Van der Pennen (1990) blijkt dat van specifieke voorzieningen door mensen met verschillende cultuur veel gebruik gemaakt wordt.71 In een eerder advies van de VROM-raad naar aanleiding van de Nota Wonen, beleid en legitimiteit, is aandacht gevraagd voor de rol van culturele identiteit in het wonen. “Culturele verschillen impliceren verschillende wijzen waarop de stad of het landschap wordt ervaren en gebruikt.”72 Ook in de openbare ruimte kan multicultureel bouwen een grote rol spelen.

Opvallende objecten in een buurt kunnen een multiculturele identiteit uitdragen.

In de architectuurhistorie van veel landen zijn het met name religieuze bouwwerken die een markante positie in een wijk innemen. Er zijn ook een aantal voorbeelden van niet-religieuze multiculturele identiteitsversterkende projecten in Nederland, zoals kunstwerken, fonteinen en andere objecten. Zo kunnen parken worden aangepast aan de recreatiewensen van mensen met verschillende cultuur.7374 In Rotterdam heeft het Steunpunt Wonen de uitdaging

aangenomen om verschillende beelden en visies van verschillende doelgroepen ten aanzien van het gebruik van de Zuiderpark te inventariseren en uit te werken in een nieuw park.

70

Woodward, K. (ed.) (1997), p. 1-62. 71

The SmartAgent Company (2001), p. 50. 72

VROM (2002). 73

Stichting Habitat Platform (1999). 74

(19)

Steunpunt Wonen pleit in dit project duidelijk voor een multiculturele benadering. Belangrijkste conclusie uit het participatietraject is dat de verschillende culturen allen een eigen beeld hebben van wat een park is, wat je in een park wel en niet kan doen en hoe een park eruit moet zien.75 Het rapport Multicultureel bouwen geeft duidelijk aan dat verschillende culturen een wijk juist meerwaarde kunnen geven, en dat dit ook in de buitenruimte best tot uitdrukking mag komen. Het wijst echter ook weer terug naar de theorie: de moeilijkheid het een ieder naar de zin te maken, om een materieel Utopia te bereiken dat een droom is voor iedereen, waar alle wensen samen komen.

1.5 Utopia: voorbij de strijd om de ruimte?

Juist in een multiculturele setting kunnen de wensen voor Utopia, in materiele zin, uiteenlopen. Zeker bij een ideaal als Utopia is het onontkoombaar dat er strijd om de ruimte zal ontstaan. De sociale verdeling van ruimte verschilt per cultuur. Iedere cultuur kent ruimtes die worden

geassocieerd met bepaalde groepen. In Nederland is bijvoorbeeld veel aandacht voor de rechten en behoeften van kinderen in de openbare ruimte. Nederland kent vergeleken met andere landen een groot aantal openbare speelplekken.76 In islamitische culturen speelt in de strijd om ruimte het verschil tussen mannen en vrouwen een relatief grote rol. Theehuizen behoren tot het domein van de man en de hammam vormt een ontmoetingsplaats voor

vrouwen.77 Het bestemmen van een bepaalde ruimte voor een bepaalde groep, om welke reden ook, roept vaak verzet op, aldus het Onderzoeksinstituut van de Technische Universiteit Delft, het OTB. 78

Conflicten doordat ieder zijn eigen droom wil verwezenlijken komen we bij haast elke Utopie tegen. Slechts weinigen kunnen het aan een droom te hebben waarin ze blijven geloven, zonder die droom voorbij te gaan en hem zelf in praktijk te willen brengen – waarbij er weinig rekening wordt gehouden met anderen en hun dromen.79

Utopia is dus explosief, doordat de dromers niet begrijpen dat de droomstad een droom moet blijven. Kenmerk van een droom is, dat ze angst heeft voor het absolutisme van het Pure, aldus Rushdie.80 Een droom verdwijnt zodra deze eenmaal bereikt is. Met andere woorden, Utopia als droomstad zal nooit bereikt worden omdat wanneer een ideale inrichting bereikt is, een andere ideale inrichting bedacht zal zijn. Is de droom van Utopia dan slechts een zeepbel die kapot springt zodra hij te dichtbij komt? In pure, materiele vorm dus wel.

Terug naar de vraag: Ieder heeft zijn eigen droom, en hoe kan de onderzoeker bepalen wat bepaalt hoe we de ruimte inrichten? Hoe kun je als stadsplanner positie kiezen in die strijd om de ruimte? Kun je voorbij die strijd om de ruimte komen? Je kunt met Sandercock luisteren naar de stemmen, en elk verhaal waarderen, maar wanneer een plan gemaakt moet worden is het vaak onmogelijk de ideeën te bundelen. Of lijkt dat maar zo - kun je de bewoners samen een plan laten maken en toch nog ‘full-blown postmodernism’ in de praktijk brengen?

Kijken naar de kern van het dromen brengt ons verder: Utopia als droomstad kan nooit in pure, fysieke vorm worden bereikt zonder strijd om de ruimte. Maar, stelt Sandercock ook, juist een melange, een hutspot, een beetje van het een en een beetje van het andere, dat is hoe iets nieuws de wereld verovert.81 Een multicultureel Utopia vraagt ook om die langzame mix van dromen, niet slechts allerlei dromen samen, maar dromen die samen één gezamenlijke droom worden. Kunst is de strijd om de ruimte voorbij te komen, door de dromen langzaam te mixen in een proces van Utopia. Een proces waar de dromen, die elk hun eigen verhaal vertellen, niet strijden om alles of niets, maar waar ze samen komen in een proceseigen

geleidelijke verandering tot een gezamenlijke droom van Cosmopolis. Hierop kom ik zeker terug in de casestudy en met name in paragraaf 3.5, wanneer de invulling het proces van luisteren uit de praktijk wordt geleerd.

75 Steunpunt Wonen (2002) . 76 www.tos.nl 77 Van Liempt, I. (2001). 78 OTB, (2001). 79 Sonneveld, R. (2005). 80 Rushdie (1992), p. 394, in Sandercock, L. (2003), p. 1. 81 Sandercock, L. (2003), p. 1.

(20)

1.6 Conclusie: Utopia: dromen, kijken, luisteren

Aan het begin van dit hoofdstuk heb ik de vragen gesteld: Wat is Utopia?, en, Hoe kunnen Utopia bereiken?’

Utopia is een droomstad van alle tijden, plaatsen en generaties, ‘…the utopian impulse is, and will hopefully remain, an irrepressible part of the human spirit.’82 Leonie Sandercocks wil Utopia bereiken door naar dromen te luisteren. Haar stadsplanningtheorie leert om eens verder te kijken dan de gemiddelde blanke stedelijke vijftiger die meestal de wensen van de bewoners vertegenwoordigt, en te luisteren naar de stemmen van hen die in de margins te vinden zijn. Verschil wordt dan een uitgangspunt voor de onderzoeker.

Na het luisteren naar de dromen lijkt gekozen te moeten worden welke samen te voegen in een materieel Utopia. Zodra keuzes moeten worden gemaakt welke dromen werkelijkheid worden, is de positie van onderzoeker en stadsplanner echter lang niet meer zo leuk en aardig. Duidelijk is al dat de stadsplanner in zijn eentje nooit het Utopia zal ontwerpen en plannen zoals ‘iedereen’ er van droomt. Bij een materieel Utopia zal er altijd strijd om de ruimte blijven. Een materieel Utopia zal altijd een droom blijven, omdat iedereen wel wat te wensen over houdt.

David Harvey geloofde ook niet in een materieel Utopia, maar in het proces erheen. Wensen van de mensen zelf blijven op de eerste plaats staan, en worden in kaart gebracht door de theorie van het luisteren van Sandercock. Maar een Utopia van proces gaat verder. Mensen zelf moeten betrokken worden en samen dromen scheppen, door te luisteren naar elkaar. Dromen mogen op tafel komen, maar luisteren gaat verder dan het poldermodel van discussies. Een multicultureel Utopia kan niet bestaan als de verschillende culturen een serie parallelle levens leven die elkaar op geen enkel punt raken.83 Een multicultureel Utopia vraagt daarom om dromen van iedereen, en het proces erheen vraagt om het luisteren naar elkaars dromen. Pas dan zal Utopia kunnen zijn waar de mensen samen van dromen.

In dit onderzoek wil ik op weg naar Utopia, via de weg van het proces die de theorie leert. Toch wil ik de materiele vorm niet meteen afschrijven vanuit deze theoretische conclusies. Er zijn ook hier en daar nog andere stemmen te horen. Needham en De Kam schrijven bijvoorbeeld dat het geen illusie is te denken dat fysieke maatregelen iets zullen bijdragen aan de sociale cohesie.84 Ik wil in dit onderzoek eigenlijk zelf testen of Utopia ook in materie toch mogelijk is, en

tegelijkertijd overwegen of Utopia van proces haalbaar is. Tegelijk wil ik door de casestudy beter leren begrijpen hoe dat luisteren en dromen van het proces moet gaan. Ik durf niet te wensen Utopia ooit op de kaart te kunnen zetten, maar ik hoop in dit onderzoek dromen in kaart te brengen, al is het maar met een luisterend oor. In hoofdstuk 3 zal ik aan de hand van de praktijk uitwerken of Utopia haalbaar is, danwel in materie, danwel in proces. Maar allereerst een uitwerking van de doelstelling en vraagstelling voor het (casestudy)onderzoek in hoofdstuk 2.

82 Sandercock, L. (2003), p. 2. 83 Sandercock, L. (2003), p. 90. 84

(21)

2. Vanuit de droom naar de realiteit

Na het dromen van een multicultureel Utopia, ging ik op zoek naar een specifiek onderwerp om de theorie te proberen, vanuit de praktijk van de stadsproblematiek van de 21ste eeuw. In dit hoofdstuk link ik de droom van Utopia aan de praktijk van de stad van vandaag, en werk ik vanuit de achtergrond van de theorie naar een doel en vraagstelling voor de praktijk. Verder geef ik een positiebepaling, en een verantwoording voor wetenschap en geografie (paragraaf 2.1). In paragraaf 2.2 werk ik de vraagstelling uit in methoden voor de casestudy.

2.1 Onderzoeksvragen en verantwoording

De stad van nu heeft te maken met een situatie waar mensen, die niet gewend zijn met elkaar samen te leven, samen worden gevoegd in een gemixte stad. De meeste grote steden zijn demografisch multicultureel en dat zal in de toekomst alleen maar toenemen.85 De heftige discussies over die multiculturele samenleving - met als uitkomst dat culturele diversiteit leidt tot sociale spanningen - waren een directe aanleiding voor het onderzoek.86 Verschil in culturele identiteit tussen mensen kan angst, vijandigheid en conflict oproepen. 87 Bij interculturele contacten ontstaat vaak misverstanden, miscommunicatie en mismanagement wanneer men niet goed op de hoogte is van elkaars normen, waarden, leefregels en gedragscodes. Massey en Jess stellen: ‘The effects of migration on place are multifarious: in-migration may lead to social mixing and hybridity or it may lead to ghettoisation, exclusion and conflict.’ 88 De aanwezigheid van nieuwe etnische groepen leidt tot destabilisatie van de bestaande sociale orde. De multiculturele stad wordt door velen eerder gezien als bedreiging dan als kans. De bedreigingen zijn veelzijdig: psychologisch, economisch, religieus, cultureel. De ‘ander’ word gevreesd, men is bang om zijn baan en levensstijl te verliezen, men is bang voor verandering. Deze angsten zorgen voor geweld tegenover alles en iedereen wat ‘anders’ is.89 Terwijl de uitdaging van het samen leven in de stad niet slechts is elkaar te tolereren of respecteren, maar om actief bij elkaar betrokken te zijn.90 ‘…..how can fear and intolerance be challenged, how might residents begin to negotiate and come to terms with difference in the city?”91

Ik wil in dit onderzoek de spanningen die ontstaan vanwege de verscheidenheid in bewoners als uitgangspunt en realiteit nemen, en opzoek gaan naar een multicultureel Utopia waar de spanningen verminderd zijn doordat mensen echt samen-leven. Hierbij neem ik dus als uitgangspunt dat vermindering van sociale spanningen een ideaal is voor Utopia, misschien zelfs een stap richting Utopia. Mijn visie is dat het dromen van en het samen op weg gaan naar Utopia een manier is om sociale spanningen te verminderen.92 En eigenlijk is dat al een stukje van het bereiken van Utopia. De vraag die dan tot kern wordt is: hoe dat Multiculturele Utopia te bereiken? Vanuit de geografie wil ik die vraag beantwoorden vanuit de beleving van de ruimte. Voor mijn onderzoek heb ik vanuit deze setting de volgende doelstelling geformuleerd:

Doel is te onderzoeken in hoeverre de beleving van de ruimte door mensen met een

verschillende culturele identiteit zo kan worden beïnvloed door een multiculturele planning van de ruimte, dat de weg wordt ingeslagen naar een multiculturele droomstad Utopia.

De beleving van de ruimte wordt onderzocht op functioneel gebied en op het gebied van sociale interactie. De multiculturele planning bestaat uit fysieke inrichting van de ruimte, en/of uit een proces van luisteren. Zowel een materieel Utopia als een Utopia van proces (hoofdstuk 1) worden meegenomen in het onderzoek – ik wil niet van tevoren een standpunt innemen over de bereikbaar van beide dromen. Multiculturele planning omvat dus zowel specifieke

inrichtingselementen als de manier waartoe tot specifieke inrichting wordt gekomen.

85 Sandercock, L. (2003), p. 87. 86 Gowricharn, R.S. (2002), p. 5, 116. 87 Muller, T. (2002), p. 18. 88 Massey, D. en P. Jess (1995), p. 215-220. 89 Sandercock, L. (2003), p. 2-8, 20. 90 Sennet (1994), p. 358. 91 Sandercock, L. (2003), p. 90-105. 92 Sandercock, L. (2003), p. 107-117.

(22)

Vanuit deze doelstelling ben ik op zoek gegaan naar een geschikte plaats voor onderzoek. Allereerst heb ik gekozen om een onderzoek in de stad Rotterdam te doen. ‘Voor de sociale wetenschappen, maar zeker ook voor andere disciplines, is Rotterdam in Nederland de meest interessante locatie van onderzoek, omdat maatschappelijke veranderingen zich daar in uitvergrote vorm voordoen.’, aldus Engbersen, ‘En dan heb ik het over uiteenlopende vraagstukken als internationale migratie, economische globalisering, ongelijkheid en sociale cohesie. En ook over de veranderende maatschappelijke positie van onderscheiden groepen in en rond de stad: van gevestigde bewoners tot nieuwkomers, van arme bewoners tot de

economische elite en van ouderen tot kinderen. Wat kan en moet een stad voor deze groepen doen en wat mag zij van hen verwachten?.’93 De diversiteit van de stad Rotterdam waar prof. dr. Engbersen over spreekt maakt haar een voedingsbodem voor sociale spanningen tussen mensen met verschillende culturele identiteit. Een prima locatie voor dit onderzoek dus, waar sociale spanningen een rol spelen als (gedeeltelijk) gevolg van verschillende belevingen van de ruimte door verschillende mensen. In Rotterdam ging ik op zoek naar een geschikte case. Binnen de context van het samenleven met meerdere culturele identiteiten linkt het thema aan initiatieven tot wijkverbetering in de kleurrijke wijk Spangen in Rotterdam Delfshaven. Spangen is een mooie plek om onderzoek te doen, een wijk met een enorme variatie aan culturen, opvattingen, gedragingen en leefstijlen. De wijk is uit de media bekend door drugsproblemen en prostitutie, maar vooral als achterstandswijk waar veel allochtonen wonen. De combinatie van vele verschillende culturele identiteiten levert maar al te vaak problemen op, en de sfeer in de wijk staat bekend als onprettig en onveilig. Verschillende partijen hebben het initiatief genomen om imago en inrichting van de wijk te verbeteren. Een specifiek onderdeel daarvan is het

initiatief tot opknappen van de buitenruimte bij het Justus van Effenblok. Bewoners in de directe omgeving hebben niet veel met het architectonisch bekende complex. Het verkeert in een slechte staat en is daarmee illustratief voor de ontmoedigende sfeer in de buurt. Door het Justus van Effenblok grondig te restaureren wil het Woning Bedrijf Rotterdam daar verandering in brengen. Hetzelfde zou moeten gebeuren met de weinig uitnodigende openbare ruimte bij het blok, aldus de initiatiefnemers van het project Kansen voor Spangen. ‘Dan creëer je een soort vliegwieleffect. Kinderen gaan weer op straat spelen, ouderen maken weer een ommetje. Kortom, het wordt weer leuk in Spangen. En daar gaat het om’.94

Ik heb gekozen voor een onderzoek in de openbare buitenruimte, omdat juist de openbare ruimte het gezamenlijk samenleven in een wijk laat zien, en omdat de planning van deze ruimte voor alle wijkbewoners van belang is. ‘Het publieke domein brengt stedelingen en activiteiten bij elkaar.’95

93 Engbersen, G. (2001). 94 Gemeente Rotterdam (2004). 95

(23)

In deze casestudy staat dus centraal hoe de sociale spanningen in de wijk verminderd kunnen worden, juist door beleving van de ruimte. De invloed van de multiculturele planning op die ruimtebeleving, zoals in hoofdstuk 1 is uitgewerkt, kernvraag in het onderzoek. De

probleemstelling voor het onderzoek luidt:

In hoeverre kan multiculturele planning van de ruimte de beleving van de ruimte door mensen met verschillende culturele identiteit beïnvloeden, zodat de weg wordt ingeslagen naar een multiculturele droomstad Utopia?

De beleving van de ruimte wordt zoals gezegd onderzocht op functioneel gebied en op het gebied van sociale interactie. De multiculturele planning die onderzocht wordt bestaat uit fysieke inrichting van de ruimte, en/of uit een proces van luisteren.

Deelvragen

1. Wat is al bekend uit de literatuur over de invloed van multiculturele planning op beleving van ruimte door mensen met verschillende identiteit in een samenleving vol sociale spanningen? Hoe gaat de literatuur in op de droom van een multiculturele stad waar iedereen zijn plek heeft? Hoe bereik je die droomstad Utopia, en kun je hem echt bereiken? Antwoord op deze vragen is al (gedeeltelijk) gegeven in hoofdstuk 1.

2. Wat zijn de sociaal-culturele kenmerken en karakteristieken van de wijk (Spangen)? Hoe beleven bewoners met verschillende culturele identiteit de inrichting van de ruimte in de wijk? (functioneel) Hoe gaan bewoners om met elkaar in de wijk? (sociale interactie) Hoe is de beleving van de ruimte (functioneel en interactief) te beïnvloeden door een multiculturele planning voor de wijk (fysieke inrichting of een proces van luisteren)? Deze vragen komen terug in hoofdstuk 3.

3. Kan Utopia Spangen bereikt worden, door multiculturele planning? Of zullen we ooit in de buurt komen? Deze vraag is de conclusie in hoofdstuk 4.

Het hierboven uitgewerkte onderzoeksthema linkt trouwens aan de hoofdvraag van

Sandercocks Cosmopolis II, het boek dat Towards Cosmopolis opvolgt, en dat ik aan het einde van het schrijven van dit onderzoek in handen kreeg: ‘How might we stroppy strangers live together in cities without doing each other too much violence.’ Sandercock ziet deze vraag als opdracht en uitdaging voor stedelingen, overheden, architecten, stadsontwerpers, inrichters, planners en landschapsarchitecten. Mijn onderzoeksthema is blijkbaar juist een variatie op het thema dat de kernauteur van mijn literatuur aansnijdt in haar vervolg op het boek dat mijn theorie vormde voor dit onderwerp, in een 250 pagina’s tellende ‘love song’ op de multiculturele stad.96 Het onderwerp lijkt daardoor niet alleen actueel maar ook relevant voor de geografie. Hieronder verantwoord ik de keuze van het onderwerp zowel in wetenschappelijke als geografische zin, maar eerst mijn eigen positiebepaling.

Positiebepaling

Wanneer iemand een wetenschappelijk stuk schrijft, hoort daarbij dat de schrijver zichzelf positioneert binnen de stromingen die de discipline kent. In principe is mijn standpunt echter dat de lezer mag bepalen welke positie de schrijver inneemt – de schrijver schrijft immers vanuit zijn eigen bestaande grondideeën en niet vanuit een positie die hij expliciet kiest. Maar ik zal toch proberen om de lezer een indruk te geven van mijn wetenschapsvisie. Luisteren naar de stemmen in de marges, de kern van Sandercocks epistemologie van verschil, is een methode die hermeneutiek, kritische theorie, fenomenologie en kritiek van ideologie integreert en samen in de praktijk brengt in een postmodernisme van de praktijk. Luisteren naar de minderheid wordt in al die stromingen op een eigen manier genoemd en geroemd, maar het postmodernistische denken is wat ze verbindt wanneer het gaat om het luisteren naar verhalen en de visie op de waarheid daarachter. Postmodernisten als Lyotard, Derrida en Foucault beginnen met de aanval op het idee dat theorie van kennis mogelijk is, omdat dit uitgaat van het modernistische concept van een vaststaande werkelijkheid die voor iedereen gelijk is. Foucault stelde dat er

96

(24)

vele discoursen bestaan, die allen hun eigen versie van de waarheid hebben.97 Sandercock zegt een sociale transformatie te zoeken die verder gaat dan modernisering, en met haar theorie wil ze de totale implicatie van de postmoderne wereld vormgeven, en iedereen de kans geven een stem te laten horen. Minca over Sandercocks theorie: ‘De huidige sociale theorie en beleid hebben een postmoderne insteek nodig, niet zoals uitgewerkt in de boeken en verslagen van academici, maar zoals het werkt op straat.’98 Richard Sennet stelt ook dat juist het moderne stadsideaal van orde gedragspatronen stimuleert die bekrompen zijn, en gevoelig voor geweld. Hij stelt dat een stad mét diversiteit en creatieve wanorde mensen voortbrengt die de

uitdagingen van het leven aankunnen.99

Die sociale transformatie waar Sandercock spreekt, waarbij ieders verhaal telt, en waarbij de praktijk de basis is voor onderzoek, is geworteld in mijn gedachtenwereld. Voor Sandercock is het luisteren de kern van haar postmodernisme. Elk verhaal telt als waarheid en moet gewaardeerd worden. Juist in een multiculturele setting mogen verhalen niet meer of minder belangrijk zijn vanwege de culturele achtergrond van de verteller. Dit neem ik in mijn casestudy als uitgangspunt. In de uitwerking van de casestudy komt het probleem naar voren hoe te luisteren. In het ideale Utopia van proces, zouden de respondenten moeten luisteren met alle zintuigen (zie paragraaf 3.5). In dit onderzoek ben ik echter niet gekomen tot dat Utopia van proces, omdat het materiele Utopia, de wensen van mensen voor de inrichting van een

multiculturele ruimte, lange tijd nog op de voorgrond stond. Pas tijdens het onderzoek werd de moeilijkheid van een materieel Utopia zichtbaar en werd de waarde van een Utopia van proces en de inhoud van het luisteren duidelijk. Dit is dus nog niet expliciet vorm gegeven in de

casestudy maar eerder een aanbeveling voor vervolgonderzoek. Wel kon ik als onderzoeker, a la Sandercock, naar de verhalen luisteren. De verhalen die ik vertel uit de workshops100 zijn het resultaat van luisteren van de onderzoeker (ikzelf) naar groepen. Wanneer ik met de groepen werkte, kwam er ook steeds een soort van gezamenlijke verhaallijn uit het gesprek die ik in de casestudy heb gebruikt als verhaallijn van die groep. Slechts af en toe kwam een expliciet verhaal naar voren van één persoon. Omdat elk verhaal telt, wil ik juist de verhalen die slechts door één persoon genoemd werden, en die soms onlogisch voorkomen, ook aandacht geven.

Luisteren is de kern van Sandercocks postmodernisme, die ik in dit onderzoek heb overgenomen. Echter, in de praktijk moeten we voorbij het luisteren uit het poldermodel zien te komen. Een beetje pragmatisch ingesteld ben ik wel, de kennis van dit onderzoek moet

tenslotte ook ergens toe leiden.101 Harper en Stein verwoorden mijn gemengde gevoelens over het praktische van postmodernisme vanuit de planning theorie: “full-blown postmodernism cannot provide an adequate basis for planning… Our concern is that, taken to its extreme, full-blown postmodernism would inevitably reduce planning to the impotent state… the full-full-blown postmodernist alternative seemingly leaves no room for planning.’ (Harper and Stein 1995: 240). “102Oftewel, de planning en inrichting van steden zou niet van de grond komen als we denken vanuit puur postmodernistisch gedachtegoed. Op een bepaald punt moeten keuzes worden gemaakt in de stadsplanning, hoe modernistisch ook.103 De relativist kan het zich zelden permitteren zijn relativisme te relativeren.104 Om Pascal te gebruiken: ´There are two equally significant dangers: one is to shut reason out, the other is to let nothing else in.´105 Om het luisteren naar de stemmen van de minderheid a la Sandercock in dit perspectief te plaatsen: ik ontken de logica van een binaire constructie die verdeelt (als in de planner of de bewoner), maar kies tegelijk wel voor een inclusieve logica (als in de planner en de bewoner) als het gaat om de stem die waarde heeft. Mijn positie is dus vooral postmodernistisch met een

pragmatische inslag, waarbij logica blijft bestaan, echter met een perspectief van verschil, de epistemologie van multipliciteit.

97

Sandercock, L. (2003), p. 70. De discourstheorie heb ik uitgebreid gebruikt in mijn bachelorthesis 98

Minca, C. (ed.) (2001), p. 83. 99

Sennet, R. (1970), uitgewerkt in Sandercock, L. (2003), p. 30. 100

Zie voor de methode van de workshops verder paragraaf 6.2. 101 Sandercock, L. (2003), p. 81. 102 Minca, C. (ed.) (2001), p. 21. 103 Kitchin, R. en N. Tate (2000), p. 22 104 Sonneveld, R. (2005). 105

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Robuuste Natuurlijke Dormaalbeekvallei (van bron tot monding) wil een voorbeeld- project worden van een groenblauw net- werk, een verbonden beleefbare vallei met ruimte

projectontwikkelaars en eindafnemers. Hierdoor kunnen eindafnemers een structurele en aantoonbare bijdrage leveren aan de energietransitie in Nederland..

• Zijn er in het gesprek momenten waarop de cliënt feedback geeft op het gesprek zelf?. • Wat is die feedback en welke behoefte gaat

Samenspel Samenwerking tussen formele en informele zorg ter ondersteuning en ontlasting van mantelzorgers Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning uitgevoerd door de gemeenten. Zvw

We spreken met Jan Dieperink, bij de gemeente Berkelland verantwoordelijk voor de aansturing van het sw-bedrijf en ook voor aan- leg en onderhoud van het openbaar groen..

Het uitgangspunt van de trekproef is de the- oretische kiepcurve van Wessolly, die heeft uitgevonden dat een boom die bij 40 procent van de maximale kracht meer dan 0,25° wordt

In 1987 werd het park voor één gulden overgedragen aan de gemeente Baarn, die er een openbaar park van maakte onder voorwaarde dat de bijzondere botanische meerwaarde van het

Jesse van ’t Land van aannemer Jos Scholman en golfbaanarchitect Alan Rijks: ‘We hebben Barenbrug-grasmengsels gekozen omdat iedereen in het team goede ervaringen en goede