• No results found

Lezen in IJsland. Een onderzoek naar de reputatie van IJsland als meest boekbelezen land ter wereld.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lezen in IJsland. Een onderzoek naar de reputatie van IJsland als meest boekbelezen land ter wereld."

Copied!
98
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Lezen in IJsland

Een onderzoek naar de reputatie van IJsland

als meest boekbelezen land ter wereld.

“Blindur er bóklaus maður”

[Lett: een man zonder boek is blind]

- IJslands gezegde

Naam: Mieke Blotenburg

Studentnummer: 10332227

Master: Redacteur/editor

(2)

2

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 4 1.1. Onderzoek ... 4 1.2. Opzetkader ... 7 1.3. Afbakening en bronnen ... 8 2. De IJslandse leescultuur ... 11 2.1. 870 – 1500 ... 11 2.1.1. Teksten ... 12 2.1.2. Cultuur – Sagen ... 16 2.1.3. Geletterdheid ... 20 2.1.4. Faciliteiten ... 22 2.2. 1500 – 1800 ... 24 2.2.1. Teksten ... 25 2.2.2. Cultuur – Kvöldvaka... 26 2.2.3. Geletterdheid ... 32 2.2.4. Faciliteiten ... 34 2.3. 1800 – nu ... 37 2.3.1. Teksten ... 37 2.3.2. Cultuur – Jólabókaflóð ... 38 2.3.3. Geletterdheid ... 42 2.3.4. Faciliteiten ... 42 3. De Nederlandse leescultuur ... 53 3.1. 1800 – 1900 ... 53 3.1.1. Geletterdheid ... 53 3.1.2. Faciliteiten ... 58 3.2. 1900 – 2000 ... 60 3.2.1. Geletterdheid ... 60 3.2.2. Faciliteiten ... 63 3.3. 2000 – nu ... 69 3.3.1. Geletterdheid ... 69 3.3.2. Faciliteiten ... 70 4. PISA-onderzoek ... 76 4.1. Wat is PISA ... 76

(3)

3

4.2. Vergelijking resultaten ... 78

4.3. Gevolgen ... 88

5. Conclusie ... 92

(4)

4

1. Inleiding

1.1. Onderzoek

‘Ons interne motto is om van Nederland het meest boekbelezen land ter wereld te maken. Momenteel staat Nederland op nummer 3, met 7 boeken per inwoner per jaar, op nummer 1 staat IJsland met 10 boeken per inwoner per jaar.’1 Met deze woorden presenteerde

toenmalig CPNB-directeur Eppo van Nispen tot Sevenaer het beleidsplan 2016-2020, waarin de CPNB de ambities voor de komende jaren bekend maakt. Onder boekbelezen, dat niet in de Van Dale staat, verstaan we specifiek het lezen van boeken, bijvoorbeeld kranten en tijdschriften worden dan niet meegerekend.

Op basis van deze uitspraak ging NRC voor hun rubriek ‘NRC checkt’ op onderzoek uit en publiceerde een week later een artikel waarin de stelling als ongefundeerd werd

bestempeld. De CPNB had alle gegevens toegestuurd maar daaruit is niet op te maken of de uitspraak van Eppo van Nispen nu wel of niet klopt. Zo blijkt uit de gegevens van Stichting Lezen dat 86 procent van de Nederlanders aangeeft weleens een boek te lezen, tegenover 93 procent van de IJslanders. Daarnaast leest 41% van de Nederlanders één tot vijf boeken per jaar en 26% komt uit op zes tot twintig boeken per jaar. Ook leest de Nederlander gemiddeld 36 minuten gedrukte media per dag, waarmee we in de EU vierde staan. Uit de cijfers blijkt dus niet hoe de CPNB aan het gemiddelde van zeven boeken per Nederlander, maar ook niet aan het gemiddelde van tien voor IJsland komt. Tevens is er geen

internationale ranglijst te vinden, die zou kunnen bevestigen dat IJsland op 1 en Nederland op 3 staat. NRC heeft daarom het onderzoek World’s Most Literate Nations van de

Connecticut State University geraadpleegd. Dit onderzoek maakt een ranglijst van meest geletterde landen op basis van gegevens als investeringen in het onderwijs en aantal bibliotheken. Op die lijst staat IJsland derde, achter Finland en Noorwegen en Nederland tiende. Ook dit biedt dus geen helderheid en daarmee bestempelt NRC de uitspraak als ongefundeerd.2

1 Vermij, Lucie Th. ‘CPNB stopt met Manuscripta en Vers voor de Pers.’ Boekblad, 10 oktober 2016, op:

https://boekblad.nl/Nieuws/Item/cpnb-stopt-met-manuscripta-en-vers-voor-de-pers. Laatst geraadpleegd op 18 maart 2019.

2 Huffels, Diederik. ‘Ons land is het op twee na meest boekbelezen.’ NRC, 17 oktober 2016, op:

https://www.nrc.nl/nieuws/2016/10/17/ons-land-is-het-op-twee-na-meest-boekbelezen-4855407-a1527086. Laatst geraadpleegd op 18 maart 2019.

(5)

5 Toch is Eppo van Nispen tot Sevenaer niet de enige die IJsland zo’n grote leescultuur toedicht, zo leert een oppervlakkige zoektocht op internet. Met een voor de hand liggende zoekterm als ‘reading in iceland’ zijn alleen al vele artikelen te vinden over de IJslandse liefde voor boeken van soms serieus te nemen bronnen, zoals BBC Magazine: ‘Iceland: Where one in 10 people will publish a book’3, ‘Publishing in Iceland Where Reading Is a National Sport’4,

‘Iceland has the best holiday tradition for bookworms’5 en ‘The Icelanders and their Big Love

of books’6. Maar ook in Nederlandse media is aandacht voor deze beeldvorming. Zo trekt

ook Ronald Giphart de vergelijking met uitgerekend IJsland als hem in een interview in

Trouw gevraagd wordt waarom hij pleitbezorger van de letteren is: ‘Er moeten ook schrijvers

zijn die terugvechten. Wij hebben, na IJsland, de beste leescultuur ter wereld!’7

In de media is geen nadere verklaring te vinden voor het feit dat IJsland steeds maar opduikt als het om het meest boekbelezen land gaat. Er bestaan wel enkele onderzoeken die in online artikelen besproken worden, maar hoe deze uitgevoerd zijn en hoe representatief ze zijn is niet bekend. Zo is er bijvoorbeeld een onderzoek uit 2013 van de Bifröst Universiteit waaruit blijkt dat 50% van de IJslanders minstens acht boeken per jaar lezen en 93% in ieder geval één. Waar de gegevens op gebaseerd zijn is niet bekend omdat het onderzoek, in ieder geval voor niet-IJslands sprekers, niet te vinden is. Het is dan ook maar de vraag of het onderzoek antwoord geeft op de vraag hoe het komt dat IJslanders zoveel lezen. Dit wordt bevestigd door Marcel Otten, een van de weinige vertalers uit het IJslands. In een interview in Trouw stelt hij: ‘IJslanders lezen alles wat los en vast zit (…)’, maar ook hij is zich bewust van het feit dat we verder niet zoveel weten over de leescultuur van IJsland:

Ze (de sagen, red.) stammen uit de dertiende eeuw, IJslands gouden eeuw, toen er een 'literaire explosie' moet hebben plaats gevonden: een onafzienbare rij

3 Goldsmith, Rosie. “Iceland: Where one in 10 people will publish a book.” BBC, 14 oktober 2013, op:

https://www.bbc.com/news/magazine-24399599. Laatst geraadpleegd op 18 maart 2019.

4 Trentacosti, Giulia. “Publishing in Iceland Where Reading Is a National Sport.” 2seasagency, december 2015,

op: http://2seasagency.com/publishing-iceland-reading-national-sport/. Laatst geraadpleegd op 18 maart 2019.

5 Purtill, Corinne. “Iceland has the best holiday tradition for bookworms.” Quartzy, 22 december 2018, op:

https://qz.com/quartzy/1496786/iceland-has-the-best-holiday-tradition-for-bookworms/. Laatst geraadpleegd op 18 maart 2019.

6 Sigmundsdóttir, Alda. “The Icelanders and their Big Love of Books.” Guide to Iceland, op:

https://guidetoiceland.is/connect-with-locals/aldasigmunds/the-icelanders-and-their-big-love-of-books. Laatst geraadpleegd op 18 maart 2019.

7 Velzen, Joost van. “Het woord biedt mij meer dan het beeld.” Trouw, 31 januari 2015, op:

https://www.trouw.nl/home/-het-woord-biedt-mij-meer-dan-het-beeld-~a5bdfdd65/. Laatst geraadpleegd op 18 maart 2019.

(6)

6 geschriften zag in korte tijd het licht. Terwijl het maar om een heel klein volkje ging. ,,Hoe het kwam, is onbekend,'' zegt Otten. ,,Veel verder dan: ze zullen het wel koud gehad hebben tijdens die lange wintermaanden, komen we niet.''8

Het klimaat, met donkere, koude winters, en de ligging van het eiland worden vaker

aangedragen in artikelen over waarom IJslanders zoveel lezen en schrijven.9 Ook zijn er naast

de hoofdstad Reykjavík geen stedelijke gebieden en woont iedereen afgelegen en zal dus zichzelf moeten zien te vermaken. Vooroordelen die overigens ook onder IJslanders zelf bestaan. Zo zegt auteur Sölvi Björn Sigurðsson in het eerder genoemde artikel van BBC

Magazine: ‘When it was dark and cold we had nothing else to do.’10 Het zou inderdaad best

kunnen dat deze factoren invloed hebben op de leescultuur in IJsland, maar of en in hoeverre dat zo is, is de vraag.

Het idee voor het onderwerp van deze scriptie kwam naar aanleiding van de uitspraak van Eppo van Nispen. Over de leescultuur van IJsland is nog maar weinig bekend. Want is IJsland wel zo’n boekennatie als overal beweerd wordt? Beide antwoorden op deze vraag zijn interessant, want als IJsland daadwerkelijk een boekennatie is, hoe komt dat dan? Spelen klimaat en ligging daarin echt een grote rol, of heeft het een hele andere oorzaak? Deze vragen zijn de leidraad geweest voor dit onderzoek. Zoals bekend is iets pas goed of slecht als het tegenover iets anders kan worden afgezet. In deze scriptie zal dat Nederland zijn. Want, zo kun je afleiden uit de uitspraak van Eppo van Nispen: Nederland moet IJsland zien te ‘verslaan’ om het meest boekbelezen land te worden. Daarom is het ook van belang om te kijken naar hoe de leescultuur er in Nederland voorstaat en hoe deze zich verhoudt met IJsland; doet Nederland het dan zoveel slechter of is IJsland juist zo goed? Als deze gegevens achterhaald zijn zou het in theorie mogelijk moeten zijn om een strategie aan te wijzen die Nederland zou kunnen helpen om net zo’n sterk belezen land te worden.

8 Velde, Koert van der. “Gegrepen door onbegrijpelijke teksten.” Trouw, 12 april 2000, op:

https://www.trouw.nl/cultuur/gegrepen-door-onbegrijpelijke-teksten~a0e3a81d/. Laatst geraadpleegd op 18 maart 2019.

9 Sigmundsdóttir.

(7)

7

1.2. Opzetkader

Er zijn tal van aspecten waar landen op vergeleken kunnen worden. Vaak gaat het om sociale aspecten, waar de overheid het onderzoek van financiert en stimuleert. Denk bijvoorbeeld aan onderzoeken naar alcoholconsumptie, criminaliteit, immigratie en zorgstelsels.11 Deze

onderzoeken worden misschien gebruikt om dingen te verbeteren maar zijn ook belangrijk voor het imago van een land en zijn inwoners. Vooral media maken hier gretig gebruik van; zo kan het zijn dat het buurland een veel slechter zorgstelsel heeft, waardoor automatisch de eigen waarde omhoog gaat: wij doen het beter. Onlangs was in veel media te lezen hoe het vaderschapsverlof in Nederland sterk ‘achterloopt’ bij dat van andere landen.12 Er is met

andere woorden rivaliteit tussen landen. Ook in talen is er een wereldwijde rangorde, waarbij Engels de hoogste communicatiewaarde heeft.13

Het vormen van een imago van een land en vooral van een volk gaat ook via de taal. Aan taal is vaak het culturele en nationale imago verbonden; er is eenheid doordat men dezelfde taal spreekt. Zo bevat een taal ook realia, termen, vaak cultuurhistorisch gebonden, die eigen zijn voor een taalgebied en daardoor moeilijk te vertalen of zelfs te begrijpen voor mensen die een andere taal spreken. Dit geldt voor Nederland voor het woord ‘gezellig’. Sinds de negentiende eeuw zijn landen op zoek naar hun eigen imago met behulp van

stereotypen en symbolen. Imagologie analyseert de beeldvorming van een bepaald land, aan de hand van stereotyperingen en reputaties die in de literatuur, of andere narratieve genres, uit dat land naar voren komen. Landen proberen zich door middel van dergelijke nationale imago’s te profileren tegenover andere landen, om zo een nationale identiteit te vormen.14

De nationale geschiedenis en beeldvorming van het eigen land speelt een grote rol en kan

11 Een paar voorbeelden van landenvergelijkende onderzoeken zijn:

- Bloomfield, Kim, Tim Stockwell, Gerhard Gmel, and Nina Rehn. "International Comparisons of Alcohol Consumption." Alcohol Research & Health : The Journal of the National Institute on Alcohol Abuse and Alcoholism 27.1, 2003: 95-109.

- Block, Richard. "A Cross-National Comparison of Victims of Crime: Victim Surveys of Twelve Countries 1." The fear of crime. Routledge, 2017: 13-37.

- Arango, Joaquín. “Early Starters and Latecomers: Comparing Countries of Immigration and Immigration Regimes in Europe." European Immigrations: Trends, Structures and Policy Implications. Amsterdam: Amsterdam UP, 2012: 45-63.

- Anderson, Gerard, and Peter Sotir Hussey. "Comparing health system performance in OECD countries." Health Affairs 20.3, 2001: 219-232.

12 “Als Europa het wil, krijgen vaders hier dan tien dagen verlof?” NOS, 26 april 2017, op:

https://nos.nl/op3/artikel/2170260-als-europa-het-wil-krijgen-vaders-hier-dan-tien-dagen-verlof.html. Laatst geraadpleegd op 18 maart 2019.

13 Swaan, A. de, en ASSR. “Bedreigde Talen, Sociolinguostiek En Taalsentimentalisme.” 2003: 14.

(8)

8 licht werpen op het ontstaan van het beeld van IJsland als een veellezend land. Het kan ook verklaren waarom landen kennelijk rivaliteit voelen ten opzichte van elkaar.

Om deze nationale identiteit van IJsland voor zover mogelijk in kaart te kunnen brengen heb ik in het tweede hoofdstuk in kort bestek een toch zo compleet mogelijk beeld geschetst van de geschiedenis van IJsland. Ik ga hierbij uit van de geschiedenis van de leescultuur, maar heb eventuele belangrijke historische gebeurtenissen daar waar nodig ook uitgelicht. Ik beschrijf voor IJsland de periode van 874 na Christus, wanneer het eiland voor het eerst permanent bewoond werd, tot aan vandaag de dag. Het tweede hoofdstuk is in drie

periodes opgedeeld, 870 tot 1500, 1500 tot 1800 en 1800 tot nu, en in iedere periode heb ik de volgende subparagrafen aangebracht: teksten, cultuur, geletterdheid en faciliteiten. Op deze manier kan ik de veranderingen door de eeuwen heen beter waarnemen. Hoofdstuk drie is bedoeld om de vergelijking met Nederland mogelijk te maken en heeft daarom dezelfde opzet als hoofdstuk twee. In dit hoofdstuk behandel ik de Nederlandse leescultuur. Omdat er al veel over geschreven en bekend is, begin ik pas bij 1800. De drie periodes, 1800 tot 1900, 1900 tot 2000 en 2000 tot nu, zijn dus wederom opgedeeld in subparagrafen.

Met hoofdstuk vier wil ik dieper ingaan op de feitelijke situatie anno nu. De geschiedenis en kennis uit de vorige hoofdstukken wordt dan voor beide landen doorgetrokken naar het heden, met gebruikmaking van de nieuwste cijfers over het leesgedrag van de jeugd in beide landen. In dit hoofdstuk behandel ik zowel IJsland als Nederland aan de hand van het zogeheten PISA-onderzoek. Omdat IJsland en Nederland hieraan deelnemen, kunnen de landen goed vergeleken worden.

In de conclusie kan ik vervolgens nagaan wat de specifieke situatie van IJsland op het gebied van lezen nu feitelijk inhoudt, en of wij hiervan kunnen leren.

1.3. Afbakening en bronnen

Zoals gezegd is leescultuur de rode draad. Leescultuur is, volgens historica Boudien de Vries, een breed begrip en tijdens het onderzoek naar leescultuur moet niet alleen de vraag wie leest wat beantwoord worden maar bijvoorbeeld ook onderzocht worden:

naar hoe en waarom er gelezen wordt, of naar het normen- en waardenstelsel dat het lezen omgeeft. Veranderingen in randvoorwaarden voor het lezen, zoals alfabetiseringsgraad, hoogte van het inkomen en hoeveelheid vrije tijd, passen

(9)

9 eveneens in een onderzoek naar de leescultuur, net als randvoorwaarden op het gebied van productie, oplagen, prijzen en distributie.15

Onder leescultuur versta ik dan ook alle aspecten die te maken hebben met lezen. Zo gaat het niet alleen om het leesgedrag van de bevolking (jong en oud), maar bijvoorbeeld ook om het aantal boekhandels, bibliotheken, uitgeverijen en uitgaven, die het leesgedrag kunnen beïnvloeden, of er de spiegel van zijn. Ook leesgedrag is een breed begrip. Op Leesmonitor worden verschillende aspecten meegewogen om het leesgedrag te meten, onder andere hoe lang mensen lezen en wat ze lezen. Ook aspecten als bibliotheekbezoek, waar en

wanneer mensen lezen, wie er lezen en wat voor opleiding en achtergrond zij hebben.16 Met

gegevens van al deze aspecten kan er iets gezegd worden over het leesgedrag van mensen. Ik focus in deze scriptie op het lezen van boeken, ongeacht het genre. Andere media als tijdschriften en kranten zullen soms aan bod komen, maar voeren niet de boventoon.

Deze scriptie moet gezien worden als pionierswerk. Er is niet veel materiaal verkrijgbaar over de IJslandse leescultuur. Ten eerste omdat het land veel minder academische output heeft dan bijvoorbeeld Nederland, gezien het geringe aantal inwoners. Maar ook omdat het onderwerp niet echt de aandacht heeft, en het weinige dat er over leescultuur verschenen is, in de IJslandse taal is. Er zijn delen van de spaarzame IJslandse onderzoeken in het Engels gepubliceerd, maar dit geldt lang niet voor alles, waardoor er niet veel informatie

toegankelijk is. Door mijn kennis van de Scandinavische talen (en culturen)17 heb ik ook

Scandinavische onderzoeken kunnen gebruiken en IJslandse onderzoeken beschikten soms over een Deense samenvatting: IJsland is namelijk lange tijd een kolonie geweest van Denemarken en op school krijgen IJslanders nog steeds Deens, Noors of Zweeds als tweede taal. Via e-mail heb ik enkele onderzoekers bereid kunnen vinden om aanbevelingen te doen op dit onderwerp. Zo kwam ik toch nog aan bijvoorbeeld IJslandse onderzoeken met een korte Engelse samenvatting. Op de Frankfurter Buchmesse heb ik gesproken met Bryndís Loftsdottir, codirectrice van de IJslandse uitgeversbond, die wat kon vertellen over het

15 Boudien de Vries. Een Stad Vol Lezers : Leescultuur in Haarlem 1850-1920. Nijmegen: Vantilt, 2011: 14.

16 “Leestijd.” Leesmonitor, op: https://www.leesmonitor.nu/nl/leestijd. En: “Wie lezen er?” Leesmonitor, op:

https://www.leesmonitor.nu/nl/wie-lezen-er. Beide laatst geraadpleegd op 18 maart 2019.

17 Vanwege een Bachelor Scandinavische talen en culturen (hoofdtaal Noors) aan de Universiteit van

(10)

10 huidige leesgedrag. Tevens mailde zij mij enkele cijfers van de IJslandse uitgeversbond over de boekenmarkt van de laatste jaren, die via een andere weg niet toegankelijk waren.

(11)

11

2. De IJslandse leescultuur

Ik zal beginnen met het schetsen van de IJslandse leescultuur. Omdat er nog relatief weinig over bekend is in Nederland, zal dit hoofdstuk uitgebreider zijn dan hoofdstuk drie over de Nederlandse leescultuur.

Ik ga de leescultuur van IJsland bespreken aan de hand van drie periodes: paragraaf 2.1. beschrijft de periode van 870, wanneer IJsland bevolkt werd, tot 1500. Paragraaf 2.2. beschrijft de periode van 1500 tot 1800 en de laatste paragraaf, 2.3., loopt van 1800 tot nu. In iedere paragraaf zal ik een zo breed mogelijk beeld schetsen van de leescultuur in die periode aan de hand van vier subparagrafen: teksten, cultuur, geletterdheid en faciliteiten.

2.1. 870 – 1500

Voor ik met de leescultuur begin, is het interessant om iets te vertellen over de relatief jonge geschiedenis van IJsland. Zoals we later zullen zien, is dit vooral bekend dankzij overlevering in de langst bewaarde IJslandse manuscripten. De reden dat ik 870 als begin neem, is dat IJsland pas sinds 874 permanent bewoond is. Voor die tijd is het eiland waarschijnlijk alleen tijdelijk bewoond geweest.

In een van die belangrijke manuscripten, het Landnámabók, waar ik in paragraaf 2.1.1. meer over zal vertellen, staat beschreven hoe en door wie IJsland gekoloniseerd is. De Noorse viking Ingólfur Arnarson had gehoord van een eiland in het westen en naderde in 874 de IJslandse kust. Daar gooide hij twee Öndvegissúlur, soort houten balken waar figuren in gekerfd zijn, overboord en waar de balken aanspoelden, bouwde hij zijn boerderij. Hij

noemde de plek Reykjavík (letterlijk: Rookbaai), omdat hij stoom uit de grond zag komen. Na Arnarson volgden meer Noren, die het nieuwe land vooral gebruikten om te vluchten voor koning Harald I, die een schrikbewind voerde in Noorwegen. Aan de hand van het

Landnámabók, hebben onderzoekers kunnen berekenen dat ongeveer 84% van de

kolonisten uit Noorwegen kwam en 12,6% van de Britse eilanden.18 Aan het einde van de

kolonisatieperiode, in 930, varieerde de bevolking tussen de 20.000 en 45.000 en in 1100 had IJsland waarschijnlijk zo’n 70.000 inwoners.19

18 Magnússon, Sigurður A. Northern Sphinx : Iceland and the Icelanders from the Settlement to the Present.

London: C. Hurst, 1977: 8.

(12)

12 Het einde van de kolonisatieperiode wordt gekenmerkt door de oprichting van het

Alþing, het IJslandse parlement, waardoor IJsland als zelfstandig land kon functioneren. In de

dertiende eeuw kwam er echter verandering in de zelfstandige status van IJsland. Rond 1220 begon de koning van Noorwegen, Håkon Håkonsson, zich met de IJslanders te bemoeien. Hij wilde de macht in IJsland en kocht stamhoofden om: zij volgden zijn bevelen op en in ruil daarvoor ontvingen zij geschenken en status. Deze inmenging leidde uiteindelijk tot een burgeroorlog, want de omgekochte stamhoofden gingen de strijd aan met de stamhoofden die niet met de Noorse koning mee wilde werken. Deze tijd wordt de Sturlungaöld genoemd, vernoemd naar de machtigste familie, de Sturlungar. Het verhaal is overgeleverd in de

Sturlunga Saga. De burgeroorlog eindigde in de periode 1262-1264, wanneer IJsland een

verdrag met Noorwegen tekende en onder de Noorse koning, maar niet onder de Noorse staat, viel.20

In 1397 kwam er wederom verandering in de positie van IJsland. In de Unie van Kalmar verenigden Denemarken, Noorwegen en Zweden zich onder koningin Margaretha I van Denemarken. Voor de IJslanders betekende dit dat zij voortaan ook onder het Deense koninkrijk vielen.

Andere belangrijke periodes in dit hoofdstuk, ditmaal met betrekking tot de leescultuur, zijn de ‘Saga Age’ van 930 tot 1030. De meeste sagen beschrijven namelijk de gebeurtenissen van deze eeuw. Overigens zijn deze sagen veelal pas opgeschreven tijdens de ‘Writing Age’ (1120 - 1230), een eeuw die gekenmerkt wordt door grote intellectuele activiteit en waarin de meeste nationale literatuur geschreven is.21 Ook de kerstening, de Noorse kolonisten

waren heiden, rond het jaar 1000 heeft invloed gehad op de leescultuur. De periode van dit hoofdstuk eindigt rond 1500, aangezien toen de eerste drukpers naar IJsland kwam en daarmee een hele nieuwe leescultuur leven inblies, hierover in hoofdstuk 2.2. meer.

2.1.1. Teksten

Verschillende onderzoekers hebben geprobeerd vast te stellen wat de eerste IJslandse geschreven tekst is. De meeste onderzoekers komen uit bij een kroniek over de Noorse

20 Magnússon 1977: 103.

(13)

13 koningen uit het begin van de 12e eeuw, geschreven door Sæmund Sigfússon. De tekst is

echter niet bewaard gebleven, maar alleen bekend doordat het genoemd wordt in andere werken. Hierdoor wordt het Íslendingabók van Ari Þorgilsson vaak als de oudste IJslandse tekst gezien. Dit verhaal is hoogstwaarschijnlijk ergens in de periode tussen 1122 en 1133 geschreven en beschrijft het IJslandse volk van het ontstaan in 870 tot de dood van een bisschop in 1120. Dat het boek tussen 1122 en 1133 wordt gedateerd, komt doordat er bisschoppen in de inleiding van het werk genoemd worden. Þorlák Runólfsson was van 1118 tot 1133 bisschop in Skálholt en Ketil Þorsteinsson van 1122 tot 1145 in Hólar. Omdat beide bisschoppen in het Íslendingabók actief waren, moet het werk ergens in de overlap van 11 jaar zijn geschreven, zo heeft onderzoek uitgewezen.22

Toch is ook het Íslendingabók zoals dat nu is overgeleverd niet de oudste versie. In de inleiding schrijft Ari Þorgilsson dat hij het boek op dezelfde manier heeft opgebouwd maar zonder de stambomen en levensbeschrijvingen van de koningen en met dat wat hij nog te weten is gekomen nadat hij de eerste versie had geschreven.23 De oudere versie is dus niet

bewaard gebleven maar het bestaan ervan wordt wel aangetoond door de overgeleverde versie van het Íslendingabók. Deze versie is, voor zover bekend, het oudste bewaard

gebleven verhaal in het Oudnoords en van grote waarde voor de IJslandse geschiedenis. Het boek bestaat uit tien hoofdstukken en begint bij de kolonisatie van IJsland, hier vastgesteld in het jaar 870. Het Íslendingabók eindigt in 1120, twee jaar na de dood van bisschop Gissur Ísleifsson, de zoon van de eerste IJslandse bisschop.24

Naar de jaartallen in het Íslendingabók is veel onderzoek geweest, beschrijft Ólafia Einarsdóttir in Studier i kronologisk metode i tidlig Islandsk historieskrivning. Het is namelijk opvallend dat Ari Þorgilsson alleen afgeronde jaartallen gebruikt: 870, 1000 en 1120. Zo is IJsland gekoloniseerd door de Noor Ingólfur Arnarson in 874, is het niet duidelijk of de kerstening in 999 of 1000 plaatsvond, en overleed de bisschop Gissur Ísleifsson in 1118. De meest voor de hand liggende reden voor de afgeronde jaartallen is dat het makkelijker rekent. Ari Þorgilsson gebruikt de jaartallen van de belangrijke gebeurtenissen als

22 Einarsdóttir, Ólafia. Studier I Kronologisk Metode I Tidlig Islandsk Historieskrivning. Lund: CWK Gleerup, 1964:

37.

23 Jónsson, Finnur. Íslendingabók. Kopenhagen 1930. Online toegankelijk op:

http://heimskringla.no/wiki/%C3%8Dslendingab%C3%B3k_(Finnur_J%C3%B3nsson). Laatst geraadpleegd op 18 maart 2019.

(14)

14 uitgangspunt. Vanuit die belangrijke jaartallen rekent hij echter niet met het aantal jaar maar met het aantal winters: zo stierf de eerste IJslandse bisschop Ísleifur Gissurarson tachtig winters na de val van Olav Tryggvason (1000). Ook beschrijft Einarsdóttir het

onderzoek naar de weekdagen en maancycli die Ari Þorgilsson noemt, waaruit blijkt dat deze overeen komen en de data in het Íslendingabók dus als betrouwbaar kunnen worden gezien.

Het Íslendingabók is niet het enige boek dat Ari Þorgilsson geschreven heeft. Hij wordt gezien als een van de belangrijkste schrijvers van IJsland en werd ook wel Ari hinn fróði (Ari de geleerde) genoemd. Hij leefde van 1067 of 1068 tot 1148 en kwam uit een vooraanstaande familie. Het is niet bekend of hij ooit buiten IJsland is geweest en of hij bekend was met buitenlandse werken, maar waarschijnlijk had hij wel kennis van het Latijn omdat het Íslendingabók enkele Latijnse woorden en zinsconstructies bevat.25 Naast het

Íslendingabók heeft hij ook een deel van het Landnámabók geschreven.

Het Landnámabók beschrijft zoals eerder genoemd de kolonisatie van IJsland en de oudste versie stamt uit het begin van de 13e eeuw. Waarschijnlijk heeft Ari Þorgilsson een

belangrijk aandeel gehad in deze oudste versie al was het makkelijk voor anderen om dingen toe te voegen aan het manuscript.26 Ook is zijn aandeel niet meer aan te tonen aangezien de

oudste versie verloren is gegaan. Vandaag de dag zijn er nog drie versies van het manuscript beschikbaar, waarvan slechts het Sturlubók, eind 13e eeuw opgeschreven door Sturla

Þórðarson, volledig is. Van het Hauksbók en het Melabók zijn maar delen bewaard gebleven. Jón Johannesson, die onderzoek heeft gedaan naar de oudere IJslandse geschiedenis, stelt dat uit onderzoek is gebleken dat het Melabók het dichtst bij de oudste versie staat.

Van beide geschriften is niet bekend door wie ze gelezen werden. Omdat het

Íslendingabók voornamelijk de geschiedenis beschrijft en het Landnámabók vooral een

opsomming is van de kolonisten is ook niet duidelijk of deze teksten wel als leesteksten dienden. De sagen, die in paragraaf 2.1.2. aan bod komen, hadden dit veel meer als doel. Toch zijn de teksten van Ari Þorgilsson wel heel belangrijk voor het nationale gevoel; de geschiedenis van IJsland en de afkomst van de inwoners.

Voor ik verderga met de sagen, zijn ook de wetsteksten nog het vermelden waard. Tijdens de inleiding in 2.1. noemde ik al de oprichting van het Alþing in 930. Het Alþing kwam jaarlijks in

25 Ibidem: 20-21

(15)

15 de zomer bijeen en werd geleid door een lögsögumaður (de letterlijke betekenis is

wetspreekman maar ik zal hem wetspreker noemen). De wetspreker zat het Alþing voor,

kende alle wetten uit het hoofd, en sprak deze uit als er een geschil was. Tevens fungeerde de wetspreker als soort rechter; de beslissingen werden altijd democratisch genomen maar bij onenigheid of tegensprekende wetten nam de wetspreker uiteindelijk de beslissing. In sommige sagen zijn referenties naar het Alþing en de wetten en hoe deze gehandhaafd werden.27

Het wetspreken werd als een prestigieuze taak gezien. De wetspreker was een geleerd man en hield zijn kennis bij door te leren van andere hooggeplaatste geleerde mannen. Tot 1117 gebeurde dit, net als de verhalencultuur, volgens de orale traditie. Het jaartal 1117 en met name 1118 markeert een overgang: in de winter van 1117 werden de wetten voor het eerst opgeschreven in een manuscript dat Hafliðaskrá heet, omdat het schrijven plaatsvond in de boerderij van Hafliði Másson.28 Dit boek is niet bewaard gebleven,

net als andere vroegere wetboeken. Later zijn wel delen van deze wetten, die Grágás worden genoemd, teruggevonden in andere manuscripten. De bewaarde manuscripten stammen beide uit de tijd dat het IJslands Gemenebest dreigde in te storten. Een deel is terug te vinden in het Konungsbók, dat voor 1260 is geschreven en waarschijnlijk is bedoeld om de wetten te verstevigen. Het andere deel van Grágás is terug te vinden in het

Staðarhólsbók, dat rond 1270 opgeschreven is met als doel de Noorse koning te overtuigen

zoveel mogelijk van de IJslandse wetten over te nemen.29

In de periode 1262-1264 tekende IJsland een verdrag met Noorwegen en dit

betekende een einde van een zelfstandige periode. De Grágás-wetten golden niet langer en werden vervangen door Jarnsiða, overgeleverd in hetzelfde Staðarhólsbók maar uit

onderzoek is gebleken dat het in een ander handschrift is geschreven en waarschijnlijk pas later is toegevoegd.30 Jarnsiða werd vervolgens in 1281 vervangen voor nieuwe wetten,

bekend als Jónsbók. Sommige wetten uit het Jónsbók gelden vandaag de dag nog steeds in IJsland.

27 Magnússon, Sigurður G. Wasteland with Words : A Social History of Iceland. London: Reaktion, 2010: 155.

28 Scudder, Bernard, Gísli Sigurðsson, Vésteinn Ólason, and Culture House Reykjavik. The Manuscripts of

Iceland. Reykjavik: Árni Magnússon Institute in Iceland, 2004: 28

29 Scudder, et al. 2004: 29.

(16)

16 De wetboeken zijn van grote invloed geweest op de schriftcultuur in IJsland. Toen het Alþing in de zomer van 1118 weer bij elkaar kwam, werden voor het eerst de opgeschreven wetten gebruikt. Voor wetspreker Bergthor was dit een hard gelag: hij had met zijn kennis

bijgedragen aan het opschrijven van de wetten, maar omdat hij niet kon lezen, werden de wetten voorgelezen door geestelijken. Het betekende het begin van een verandering: de sterke mondelinge traditie die heerste in IJsland werd langzaam vervangen door schrift. Daarnaast verschoof de macht steeds meer naar de kerk: in de Grágás was opgenomen dat de bisschop van Skálholt voortaan beslissingen mocht nemen als wetboeken elkaar

tegenspreken. Deze macht lag voorheen bij de wetspreker. Met de machtsovername door Noorwegen en het vervangen van de Grágás door het Jónsbók, was de verandering

compleet: de macht lag voortaan bij de koning van Noorwegen en de kerk en de mondelinge traditie had definitief plaatsgemaakt voor een schriftelijke.31

2.1.2. Cultuur – Sagen

Het schrijven werd dus gebruikt voor religieuze doeleinden, maar ook wereldlijke teksten werden steeds populairder. Daarbij is opvallend dat er veel wereldlijke literatuur bewaard is gebleven, terwijl de religieuze teksten veelal verloren zijn gegaan.32 Vooral aan het einde van

de twaalfde en de gehele dertiende eeuw nam het schrijven een enorme vlucht in IJsland. We zagen dit al in bovenstaande paragraaf bij het opschrijven van de wetsteksten begin twaalfde eeuw. De belangrijkste teksten die in deze periode in IJsland geschreven zijn, zijn de sagen.

Van veel sagen is niet bekend wie de auteur is. Er wordt gezegd dat monniken de sagen schreven maar hier is geen bewijs voor gevonden. Wel is duidelijk dat de sagen het werk zijn van geschoolden en hoogstwaarschijnlijk leden van families van stamhoofden. De reden dat onderzoekers dit denken is dat de onderwerpen in de sagen vooral stamhoofden aangingen, denk aan verhalen over Noorse koningen, en het feit dat zij banden onderhielden met de kerk en zo geschoold waren (hier kom ik uitgebreider op terug in paragraaf 2.1.3.).33

De sagen staan bekend om hun stijl, narratieve technieken en karakters. Zo zijn ze vaak realistisch geschreven en worden de karakters geïntroduceerd met een stamboom en

31 Ibidem: 10-11.

32 Magnússon 2010: 150.

(17)

17 een persoonlijke omschrijving. Ook dingen als sociale structuur en politieke achtergronden komen in de sagen voor waardoor er tot op de dag van vandaag onderzoek wordt gedaan naar wat nu waar is en wat niet.34

Ik zal niet ingaan op de inhoud van de verschillende sagen, maar ik zal kort de bekendste noemen en de belangrijkste overgebleven manuscripten beschrijven. De meeste sagen zijn zoals gezegd in de dertiende eeuw geschreven maar de verhalen zijn veelal gebaseerd op de kolonisatieperiode van IJsland, dus van de eerste bezetting in 874 tot ongeveer 1030.

Er zijn verschillende typen sagen al zijn de grenzen niet altijd even duidelijk, veel sagen bevatten elementen van meerdere typen. De belangrijkste typen zijn de

konungasögur, over vooral Noorse koningen, fornaldarsögur, heroische verhalen over de

Vikingtijd, de riddarasögur, over ridders uit het vaste land van Europa en de Íslendingasögur, de sagen van de IJslanders. De sagen van de IJslanders zijn in totaal zo’n 40 teksten waarbij de langste ongeveer net zo lang is als een middelgrote roman nu.35

De bekendste koningssaga is Heimskringla, een verzameling sagen over Noorse koningen, geschreven rond 1225 door Snorri Sturluson. Snorri Sturluson was een van de machtigste mannen in het begin van de dertiende eeuw, niet alleen op literair maar ook op politiek gebied: hij is twee keer wetspreker geweest. Ook heeft hij rond 1220 de Snorre-Edda (ook: Proza-Edda of Jonge Edda) geschreven, over de Oudnoordse mythologie en richtlijnen over de dichtkunst van de skalden. 36 Daarnaast is hij waarschijnlijk de auteur van Egils saga,

de meeste onderzoekers denken dit op basis van de schrijfstijl, maar zeker is het niet. Indien Snorri Sturluson de auteur is, is Egils saga waarschijnlijk de oudste saga: Snorri Sturluson overleed in 1241 en dus kan de saga niet later geschreven zijn.37

Egils saga is bewaard gebleven in het Möðruvallabók, een manuscript uit het midden

van de veertiende eeuw. Het manuscript bevat de meeste complete sagen, elf in totaal. Ook de Njáls saga is hierin terug te vinden. Dit was vermoedelijk een van de meest populaire sagen omdat het in twintig verschillende manuscripten en fragmenten is teruggevonden. De saga is waarschijnlijk in de periode 1250 tot 1290 geschreven en de auteur is onbekend.38

34 Ibidem: 150-151.

35 Ibidem: 150-152.

36 Ciklamini, Marlene. Snorri Sturluson. Boston: Twayne, 1978: 16.

37 Scudder, et al. 2004: 40.

(18)

18 Tot slot het Flateyjarbók. Dit is een van de belangrijkste manuscripten van IJsland. Het boek stamt waarschijnlijk uit de periode 1387-1394 en bevat vooral koningssagen, bijvoorbeeld

Ólafs saga Tryggvasonar. Deze saga omvat op zichzelf weer verschillende sagen waaronder

de Grænlendinga saga (saga van de Groenlanders).39 Het hele Flateyjarbók is fraai

vormgegeven zoals in onderstaande afbeelding te zien is.

(19)

19

Afbeelding 1. Pagina uit het Flateyjarbók (1387-1394): Ólafs saga Tryggvasonar.40

40 Pagina uit het Flateyjarbók dat opgeslagen ligt in Stofnun Árna Magnússonar í íslenskum fræðum als GKS

1005 fol. Dit is pagina 5v. Delen van het manuscript, waaronder deze pagina, zijn in te zien op: https://handrit.is/en/manuscript/view/is/GKS02-1005. Laatst geraadpleegd op 18 maart 2019.

(20)

20 2.1.3. Geletterdheid

Nu we meer weten over de belangrijkste teksten uit deze tijd en de eeuwenoude sagacultuur, is het tijd om te kijken naar hoe het met de leescultuur zat in deze tijd: wie konden er lezen en hoeveel werd er gelezen? En hoe kwam men aan leesmateriaal? Deze vragen zullen niet met zekerheid te beantwoorden zijn omdat informatie hierover schaars is.

Allereerst iets over de taal. In de tijd van de kolonisatie werd in IJsland nog de taal van de Noorse kolonisten gebruikt. Zij praatten Oudnoords en schreven in het runenalfabet. Om die reden zijn de oudste boeken in IJsland waarschijnlijk ook niet bewaard gebleven: nog voordat de Noorse kolonisten zich in omstreeks 874 permanent in IJsland vestigden,

verbleven er waarschijnlijk Ierse monniken op het eiland. In het Íslendingabók van Ari Þorgilsson is te lezen dat er christelijke mannen in IJsland woonden, die Noren ‘paper’ noemden. Kort na de aankomst van de Noren, zijn de monniken vertrokken, omdat zij niet met heidenen samen wilden wonen. Volgens het Íslendingabók lieten de monniken Ierse boeken achter, waaruit men afleidde dat het om Ieren ging. De Noorse kolonisten hadden hier echter niets aan: zij konden het Latijnse alfabet niet lezen.41

Het duurde ruim honderd jaar tot het Latijn voet aan de grond kreeg in IJsland. In 999 of 1000 werd IJsland gekerstend en daarmee werd het Latijnse alfabet in gebruik genomen, maar met het behoud van één runenkarakter: de Þ.42 Het exacte jaartal van de kerstening is

overigens niet bekend. In het Íslendingabók, dat meer dan 100 jaar na de kerstening geschreven is, koppelt Ari Þorgilsson de kerstening aan de val van Olav Tryggvason in het jaar 1000. In andere teksten, onder andere Heimskringla en Njáls saga wordt 999 als jaartal genoemd. Wel bekend is dat de kerstening ten laatste in 1001 heeft plaatsgevonden, omdat het besluit is genomen door de wetspreker Þorgeir Þorkélsson. Hij was van 985 tot 1001 wetspreker van het Alþing en heeft de beslissing genomen dat IJsland christelijk zou worden.

Na de kerstening werden op veel plaatsen kerken gebouwd en deze droegen bij aan de bevordering van de geletterdheid. Einar Ólafur Sveinsson, die veel historisch onderzoek heeft gedaan naar geletterdheid, onder andere door het bestuderen van de overgeleverde manuscripten, stelt dat maar weinig mensen geletterd waren halverwege de 11e eeuw.

Tevens leidde Sveinsson uit de sagen, waarin wordt geschreven over het schrijven, lezen en

41 Hannesdóttir, Sigrún Klara. "Books and Reading in Iceland in a Historical Perspective." Libraries & Culture

28.1, 1993: 14.

(21)

21 sturen van brieven naar elkaar, af dat in de 13e eeuw in ieder geval de mensen uit de

hooggeplaatste families en degenen die verbonden waren aan de kerk, konden lezen en schrijven. Waarschijnlijk gold dit, een enkele uitzondering daargelaten, niet voor vrouwen en mensen uit lagere klassen.43 Om hoeveel mensen het hier gaat is echter niet bekend.

Er is ook onderzoek gedaan naar waarom er in de dertiende eeuw zo’n grote literaire

activiteit ontstond en waarom mensen zoveel tijd en geld in het schrijven van sagen staken is niet duidelijk. Onderzoekers hebben verschillende mogelijke redenen hiervoor maar een sluitend antwoord is niet te vinden. Zo kan het verband houden met de kerk. Veel

vooraanstaande families hadden een goede band met de kerk en genoten daar onderwijs in lezen en schrijven en raakten zo geïnteresseerd in boeken. Daarnaast zouden hun

wereldlijke interesses ertoe aangezet hebben sagen te schrijven in de volkstaal.

Het IJslandse volk bestond in die tijd uit, vooral Scandinavische, immigranten die wellicht behoefte hadden aan het vertellen en bewaren van verhalen uit hun oude cultuur. Ook kwamen er in de dertiende eeuw nog steeds Scandinaviërs naar IJsland. Zij kwamen meestal niet in een keer maar via het Verenigd Koninkrijk en Ierland. In Ierland waren literaire activiteiten toen op een hoogtepunt en doordat de immigranten op hun reis naar IJsland met Ieren en Kelten in contact kwamen, kan dit invloed gehad hebben op de IJslandse literaire activiteiten.

Tot slot was de boekproductie in IJsland niet zo duur als je zou verwachten. Veel manuscripten zijn op kalfshuid geschreven, dat door de IJslandse manier van veeteelt een bijproduct was en zodoende dus niet zo exclusief. Wat de IJslandse manier van veeteelt precies inhoudt, is ons helaas niet bekend. Wel bekend is dat er voor alleen het Flateyjarbók al honderd huiden nodig zijn.44

Hoeveel mensen precies geletterd waren is dus niet duidelijk. Het lijkt erop dat leden van vooraanstaande families konden lezen en schrijven maar zeker is dit niet. Wel is zeer

waarschijnlijk dat geestelijken konden lezen en schrijven, denk ook aan het voorlezen van de wetsteksten. Hoe het echter zat met de overige bevolking in IJsland blijft helaas onduidelijk.

43 Hannesdóttir 1993: 15.

(22)

22 2.1.4. Faciliteiten

De kerk was zoals gezegd grotendeels verantwoordelijk voor een toename aan het aantal geletterde IJslanders. In eerste instantie viel de IJslandse kerk onder het Aartsbisdom Bremen. De eerste bisschoppen werden dan ook uit Bremen gestuurd en waren dus niet IJslands. De machtige IJslandse families stuurden daarom zelf mensen naar Europa om scholing te krijgen. De eerste die terugkwam was Ísleifur Gissurarson, hij werd in 1056 bisschop in Skálholt en opende daar ook een school. In het Íslendingabók staat beschreven dat veel vooraanstaande families hun zonen naar Skálholt stuurden om daar onderwezen te worden. Een van hen was Jón Ögmundarson, die in 1106 bisschop werd in Hólar en daar ook een school stichtte.45 Daarna werden overal in IJsland kloosters opgericht en zo ontstonden

op steeds meer plaatsen in het land gelegenheden om te leren lezen en schrijven. In onderstaande afbeelding is de verdeling van de bisdommen en kloosters in IJsland te zien

Afbeelding 2. De bisdommen Skálholt en Hólar (blauw) en de verschillende kloosters (rood) in 1153.46

45 Scudder, et al. 2004: 17.

46 Kristjánsdóttir, Steinunn, Inger Larsson en Per Arvid Åsen. "The Icelandic Medieval Monastic Garden - Did It

(23)

23 Veel kloosters ontwikkelden over tijd een vrij omvangrijke bibliotheek. Onderzoek heeft uitgewezen dat de bibliotheek in Möðruvellir (op het kaartje rechts naast Hólar) in 1461 zo’n 70 boeken telde. Dit was slechts een deel van de bibliotheek en men neemt aan dat de collectie groter is geweest.47 De collectie bestond uit zowel Latijnse als IJslandse

manuscripten. De Latijnse boeken werden waarschijnlijk meegenomen door mensen die terugkeerden uit het buitenland. De IJslandse collectie bestond uit zowel origineel als vertaald werk. Zo stamt oudst bewaarde vertaling van de Bijbel al uit de dertiende eeuw. Tevens waren IJslanders al vroeg bezig met hun eigen taal zo bewijst de First Grammatical

Treatise (of in het IJslands: Fyrsta málfræðiritgerðin) uit 1175. Het is geschreven door een

voor ons onbekende auteur en bevat de fonologie van het Oudnoords. De Treatise vermeld dat IJslanders snel in hun eigen taal schreven en noemt Ari Þorgilsson als pionier.48

De kerk was dus grotendeels verantwoordelijk voor het onderwijs en de boekcultuur in IJsland. Met kloosters door het hele land was onderwijs dus logistiek gezien voor iedereen toegankelijk. Hoeveel kinderen daadwerkelijk onderwezen werden is niet duidelijk, wel waren dit hoogstwaarschijnlijk alleen kinderen uit de vooraanstaande families, maar zeker weten doen we dat niet.

47 Scudder, et al. 2004: 20.

(24)

24

2.2. 1500 – 1800

Deze periode wordt in de IJslandse literatuurgeschiedenis ook wel aangeduid als de ‘Dark Age’. Dit geldt zowel voor de maatschappij als voor de literatuur. De teksten die geschreven werden in deze periode worden als minder waardevol beschouwd en ook de kwaliteit is duidelijk minder dan die van de teksten uit de vorige periode: ze missen zelfs originaliteit.49

Meer over de teksten uit deze tijd volgt in paragraaf 2.2.1.

Een andere reden dat deze periode de Dark Age wordt genoemd zijn de vele

natuurrampen en epidemieën die IJsland teisterden. De epidemieën hebben vooral invloed gehad op het aantal inwoners: één derde van de bevolking, zo’n 18.000 mensen, stierf in 1707 aan de pokken.50 De bevolking was daarmee gehalveerd ten opzichte van het jaar

1100, toen IJsland nog zo’n 70.000 inwoners telde.

Daarnaast waren vele opvolgende natuurrampen verantwoordelijk voor verwoeste boerderijen en een enorme teruggang in de veestapel. Naast strenge winters, in 1695 en 1696 zelfs zo streng dat de zee rondom het eiland dichtvroor, heeft IJsland ook te maken gehad met vulkaanuitbarstingen en de bijbehorende aardbevingen. De grootste uitbarsting vond plaats in 1783, toen de Laki, in het zuiden van IJsland, uitbarstte. De lava, aswolken, aardbevingen en modderstromen die hiermee gepaard gingen zorgden ervoor dat van het totaal aantal runderen, schapen en paarden respectievelijk 53%, 83% en 72% stierf.51

In de volgende paragrafen zal duidelijk worden dat de factoren invloed gehad zouden kunnen hebben op de leescultuur en het leesgedrag van de IJslanders in deze tijd. In welke mate de factoren precies van invloed zijn geweest is echter niet met zekerheid te zeggen.

Ook wordt deze periode gekenmerkt door de reformatie. In Europa wordt 1517, toen Maarten Luther zijn stellingen ophing, als startpunt gezien. In IJsland werden de eerste tekenen van het Lutheranisme rond 1530 waargenomen: Jón Einarsson sprak erover in zijn preek en Oddur Gottskálksson werkte in het geheim aan de IJslandse vertaling van het Nieuwe Testament aan de hand van de vertaling van Luther.52 Op 7 november 1550 wordt

de laatste Rooms-katholieke bisschop Jón Arason, over wie ik in paragraaf 2.2.4. meer zal

49 Magnússon 2010: 149.

50 Magnússon 1977: 117.

51 Ibidem: 116.

52 Cunningham, Jack. "Jón Arason, ‘the Last Icelander’ and the Coming of the Reformation to Iceland."

(25)

25 vertellen, samen met zijn zonen onthoofd. Deze gebeurtenis markeert het einde van het Rooms-katholicisme en het begin van het Lutheranisme in IJsland.

2.2.1. Teksten

Zoals we al konden lezen in de inleiding van dit hoofdstuk hebben de teksten die in deze periode zijn verschenen in IJsland een mindere indruk achtergelaten dan die van de voorgaande periode. De teksten waren vooral religieus van aard en dit zou ten dele te maken kunnen hebben met de komst van de eerste drukpers naar IJsland, die lange tijd in handen van de kerk was. In Europa was men al iets langer bekend met de uitvinding van de boekdrukkunst zo rond 1450. Het duurde echter een kleine eeuw, tot rond 1530, voor IJsland hier ook kennis mee maakte. Ik zal in paragraaf 2.2.4. dieper ingaan op de drukpers en nu eerst kort de belangrijkste teksten uit deze periode behandelen.

Kenmerkend voor deze tijd was de opkomst van genres als reisverhalen en autobiografieën. De eerste reisboeken dateren uit de zeventiende eeuw terwijl de bekendste autobiografie in de winter van 1784 geschreven werd. Jón Steingrimsson, in IJsland ook bekend als de eldklerkur (lett. vuur-dominee), zorgde er, zo wordt beweerd, met zijn preek voor dat de lava van de Laki-uitbarsting in 1783 vlak voor zijn kerk stopte. Een jaar later schreef hij zijn autobiografie getiteld Ævisaga séra Jóns Steingrimssonar (lett. De

biografie van dominee Jón Steingrimsson). Door zijn eerlijke manier van schrijven, werd zijn

tekst een symbool voor veel IJslanders. Tevens betekende zijn werk het begin van een heel nieuw genre.53

Daarnaast werd deze periode gekenmerkt door twee belangrijke religieuze werken. Het ene werk is de psalmenbundel, Passíusálmar, van een van de meest invloedrijke dominees van IJsland: Hallgrímur Pétursson. De Passíusálmar bestaat uit vijftig hymnen en gaan over het lijden en de dood van Christus. Pétursson schreef de hymnen tussen 1656 en 1659 en het boek werd voor het eerst in 1666 gedrukt.54 Het andere belangrijke werk is

Vídalínspostilla, een verzameling preken, van bisschop Jón Vídalín. Het werk is tussen 1718

en 1720 gedrukt in Hólar.55

53 Neijmann, Daisy L. A History of Icelandic Literature. Lincoln, NE: University of Nebraska Press, 2006: 242-244.

54 Gíslason, Magnús. Kvällsvaka : En Isländsk Kulturtradition Belyst Genom Studier I Bondebefolkningens

Vardagsliv Och Miljö under Senare Hälften Av 1800-talet Och Början Av 1900-talet. Stockholm: Almqvist & Wiksell International, 1977: 60.

(26)

26 Tot slot moet Árni Magnússon (1663-1730), een historicus en letterkundige, nog genoemd worden. Hij wordt gezien als de redder van de Oud-IJslandse literatuur en taal. Omdat sagen (nog) niet gedrukt werden, schreven IJslanders de teksten over en in veel IJslandse

huishoudens waren dan ook manuscripten aanwezig. In de zeventiende eeuw werden de oude manuscripten echter steeds vaker hergebruikt (de tekst overgeschreven op papier), bijvoorbeeld als kleding en schoenen. Árni Magnússon zag het echter als zijn levenswerk om zoveel mogelijk manuscripten te verzamelen, hij kocht ze van iedereen en voegde ze toe aan zijn collectie in de bibliotheek van Kopenhagen. Exacte aantallen van de omvang zijn niet bekend, zo zouden er in 1720 45 kisten met manuscripten naar Kopenhagen zijn vervoerd, maar er zijn ook aanwijzingen dat lang niet alle schepen vanuit IJsland daadwerkelijk Kopenhagen bereikten. De grootste klap kwam echter in 1728: de grote brand in

Kopenhagen spaarde de bibliotheek niet en slechts één derde van de collectie kon gered worden en dat deel bevatte de oudste manuscripten. Ondanks de verliezen zijn er dus dankzij Árni Magnússon überhaupt manuscripten, en daarmee verhalen, bewaard gebleven.56

2.2.2. Cultuur – Kvöldvaka

Een belangrijke traditie, die waarschijnlijk veel invloed heeft gehad op de IJslandse liefde voor lezen en schrijven, is de kvöldvaka (lett. avondwake). De kvöldvaka bestaat

waarschijnlijk al net zo lang als de literaire activiteiten in IJsland, maar de eerste gedetailleerde bron van deze traditie stamt uit het midden van de achttiende eeuw,

wanneer Eggert Ólafsson de activiteiten beschrijft in zijn Ferðabók.57 Dit is ook de reden dat

ik de kvöldvaka in dit hoofdstuk bespreek en niet in het vorige.

De kvöldvaka is de periode tussen zonsondergang en bedtijd, waarin iedereen uit een boerenhuishouden, niet alleen de boerenfamilie maar ook al het personeel, het werk binnen voortzet terwijl er verhalen verteld worden. In literaire bronnen uit de middeleeuwen wordt de traditie al beschreven en de kvöldvaka is populair gebleven tot ongeveer 1920 of 1930.58

56 Magnússon 1977: 44.

57 Magnússon, Sigurður G. en Davíð Ólafsson. Minor Knowledge and Microhistory : Manuscript Culture in the

Nineteenth Century. New York: Routledge, Taylor & Francis Group, 2017: 96.

(27)

27 Vaak wordt de kvöldvaka gezien als de oorzaak van de diepgewortelde liefde voor boeken en verhalen onder de IJslanders. Magnús Gíslason (1977) heeft onderzoek gedaan naar deze traditie. In zijn studie onderzoekt hij de activiteiten tijdens de kvöldvaka als deel van het dagelijks leven. Ook bestudeert Gíslason het arbeidsritme op een IJslandse boerderij: wat voor soort werk wordt er uitgevoerd, wanneer op de dag en in welk seizoen. Aan de hand van deze gegevens kan hij uitspraken doen over het voorkomen van de kvöldvaka en of de traditie bijvoorbeeld seizoensgebonden is. De studie behelst vooral het voorkomen van de kvöldvaka eind 19e en begin 20e eeuw, maar Gíslason geeft tevens historische

achtergrondinformatie, ook omdat hij wil weten wat voor invloed de traditie op de IJslandse volkscultuur heeft gehad.

Gíslason heeft zich vooral gebaseerd op twee onderzoeken onder de IJslandse

bevolking. Het ene onderzoek, het K-onderzoek, stamt uit 1929 en is uitgewerkt door Holger Kjær, een Deens onderzoeker. Hij heeft 76 IJslanders ondervraagd in zijn studie naar

thuisonderwijs en de positie van ‘thuis’ in de IJslandse boerensamenleving. Het tweede onderzoek, het Þ-onderzoek, heeft Gíslason zelf opgezet in 1962, waarin het doel was om meer te weten te komen over de IJslandse volkscultuur in het algemeen en de kvöldvaka als traditie. Bij het Þ-onderzoek kreeg hij hulp van Þjóðminjasafn, het nationale museum van IJsland, die toen een eigen onderzoek hadden lopen naar de IJslandse volkscultuur.59 In

totaal hebben 68 IJslanders Gíslasons vragenlijst ingevuld. Bij beide vragenlijsten zijn IJslanders uit het hele land vertegenwoordigd. Kjær kreeg bij zijn keuze hulp van een rector uit Reykjavík, die hem een namenlijst van boeren, dominees en leraren gaf. Gíslasons

vragenlijst is naar de mensen gestuurd die ook meededen in het onderzoek van het IJslandse museum. In hun antwoorden hebben de deelnemers vooral hun eigen ervaringen

beschreven, maar hier en daar aangevuld met verhalen van ouders of grootouders, waardoor Gíslasons proefschrift informatie van meerdere generaties bevat.

Als gezegd begon de kvöldvaka na zonsondergang, dat wil zeggen dat de traditie gedurende de zomermaanden nauwelijks bestond, terwijl de avonden in de wintermaanden erg lang waren. De wintermaanden zijn dan ook de hoogtijdagen voor de kvöldvaka. Niet alleen werd het snel donker, ook was het ’s avonds buiten te koud om te werken. Bovenal was er in de winter simpelweg minder werk buiten dan in de zomer. Na zonsondergang kwam het hele

(28)

28 huishouden bij elkaar in de centrale kamer van de boerderij, de baðstofan. Dit was de

grootste kamer, waarin geleefd, gewerkt en geslapen werd. Vaak bevond de baðstofan zich ergens in het midden, soms zelfs boven de veestal, van de boerderij, waardoor het de enige warme kamer was. Het nadeel van de locatie in het midden was dat het, zeker in de

wintermaanden als er ook sneeuw op de daken lag, niet heel licht was in de baðstofan. Veel boeren maakten gebruik van olielampen en de, veelal visolie, was niet goedkoop. Men ging daarom uiterst zuinig met de olie om en de lamp ging pas aan als het echt moest. Een gevolg hiervan was dat de mensen die de hele dag gewerkt hadden na zonsondergang eerst even gingen slapen om zo de schemering te overbruggen en zich op te laden voor het avondwerk. Dit werd ook wel rökkursefn genoemd, wat letterlijk ‘schemerslaap’ betekent.

Omdat iedereen zich in de baðstofan ophield, moest men rekening met elkaar houden. Als de volwassenen lagen te slapen, moesten de kinderen zich dus in stilte

vermaken tot de kvöldvaka begon. De kinderen verzamelden zich dan in een hoekje van de kamer, waar een van de ouderen, vaak oma, verhalen vertelde. Dit waren vaak verhalen over dingen die ze zelf had meegemaakt, sagen of verhalen over wezentjes als elfen. Er werden nooit enge verhalen verteld, om de kinderen niet bang te maken voor het donker. Ook zonder oma konden de kinderen zich vermaken, door raadsels te verzinnen en op te lossen en door wedstrijdjes te houden wie de meeste versjes kon verzinnen: að kveðast á. Dit laatste is niet alleen onder kinderen een populair spelletje, ook volwassenen hielden vaak wedstrijden hierin.60 Als de schemering had plaatsgemaakt voor de duisternis, ging de lamp

aan en begonnen de werkzaamheden van de kvöldvaka.

(29)

29

Afbeelding 3. De kvöldvaka bij een IJslands boerenhuishouden. Geschilderd door August Schiøtt. Þjóðminjasafn Íslands, Reykjavík.61

Ook de werkzaamheden binnen vonden plaats in de baðstofan. Veel voorkomende taken waren breien, haken, spinnen en weven, maar er werd ook gereedschap gemaakt of voedsel geconserveerd. Om elkaar te vermaken en wakker te houden, is het culturele karakter van de kvöldvaka ontstaan. Niet iedere avond of op iedere boerderij vonden dezelfde culturele activiteiten plaats. De kvöldvaka was waarschijnlijk niet geheel gezinsgebonden, soms kwam het voor dat er een gast was die ook mee mocht doen. Of gezinnen van meerdere

boerderijen samen kwamen is niet bekend, maar mensen leenden bijvoorbeeld wel teksten van buren of anderen.62 Gíslason beschrijft de zeven meest voorkomende vormen van

vermaak, beginnend bij het vertellen van verhalen. Net als tijdens de schemer, werden ook ’s avonds verhalen verteld over eigen belevenissen, bijvoorbeeld tijdens reizen, maar ook

61 Afbeelding op: https://nadineglerperlur.files.wordpress.com/2012/10/huslestur-gomul-mynd.jpg. Laatst

geraadpleegd op 8 februari 2019.

(30)

30 dichter bij huis: wat zich afspeelde op de boerderij of in het plaatselijke dorp. Ook

volkssagen en legendes ontbraken niet en kon men vaak uit het hoofd vertellen.

Daarnaast werd er gezamenlijk gelezen. Degene die het dichtste bij de lamp zat, las voor. Dit waren niet alleen de volwassenen, ook kinderen gebruikten de avonden om hun leesvaardigheid te oefenen. Kinderen begonnen op 4 à 5-jarige leeftijd met het leren lezen, waardoor de meesten rond hun vijfde of zesde konden lezen.63 Door de oudere kinderen,

vaak om beurten, voor te laten lezen tijdens de kvöldvaka, bood de traditie niet alleen vermaak, maar droeg ook bij aan het thuisonderwijs. Niet alleen kinderen kregen zo

onderwijs, ook de jongeren die op de boerderij werkten, deden mee en leerden zo lezen en schrijven. Men las religieuze literatuur, maar het meest populair was de oudere IJslandse literatuur: de verhalen over de kolonisatie en de vele sagen. Tevens las men vertaalde literatuur en tijdschriftartikelen. Tijdens en na het lezen werden vaak pauzes gehouden om met elkaar te bespreken wat er zojuist gelezen was.

Naast de verhalen en literatuur waren ook zang en muziek belangrijk. Niet ongewoon was om muziek en tekst te combineren, bijvoorbeeld bij de bekende IJslandse rímur. Een

ríma is een episch gedicht geschreven op rijm. Door de combinatie van rijm, alliteratie en

verschillende versmaten, kunnen rímur goed voorgedragen worden op muziek, maar ze kunnen ook gewoon voorgedragen worden. De oudste overgeleverde ríma is de Ólafs ríma

Haraldssonar, geschreven door Einar Gilsson. Het werk bestaat uit 65 ferskeytt, een typisch

IJslandse dichtvorm, lijkend op een kwatrijn. Het is overgeleverd in het Flateyjarbók uit omstreeks 1390.64 De rímur zijn nog steeds populair in IJsland en worden nog volop

geschreven en voorgedragen.

Tot slot zijn de spelletjes populair die de kinderen ook tijdens de schemer doen. Vooral het verzinnen van rijmpjes werd veel gedaan. Dit was niet alleen ter vermaak, het zorgde er ook voor dat teksten makkelijker onthouden werden en trainde de mensen om snel strofen te kunnen verzinnen, wat weer van pas kwam tijdens rijmwedstrijden. Het rijmspelletje was meestal een wedstrijdje tussen twee mensen, bijvoorbeeld twee vrouwen tijdens het spinnen, die om beurten een strofe bedachten. Vaak moest de volgende strofe dan beginnen met de laatste letter, waardoor je de meeste kans maakte om te winnen als je

63 Gíslason 1977: 84.

(31)

31 laatste woord eindigde op een q of x. In het IJslands heet het spelletje að kveðast á en begon meestal met de zin: Kom þú nú að kveðast á (lett. kom nu een gedicht voordragen).

Het spel kon de hele kvöldvaka duren als allebei de deelnemers veel versjes kenden. Ook was de winst nog niet meteen binnen als de ander niets meer wist, om het spel te winnen moesten er eerst 3 verzen achter elkaar verzonnen worden, die alle drie begonnen met de laatste letter van de tegenstander.65

Net als tijdens de schemer werden er ook tijdens de kvöldvaka raadsels voor elkaar verzonnen. Het onthouden van de raadsels, maar ook het zelf verzinnen en oplossen, droegen bij aan de taalontwikkeling. Een voorbeeld van een raadsel:

Hvað hét hundur karls, Hoe heet de hond van de man sem í afdölum bjó? die in het afgelegen dal woont? Nefndi eg hann í fyrsta orði, Noemde ik hem in het eerste woord, þú getur hans aldrei þó. raad je alsnog niet wie hij is.

Ráðning: Hundurinn hét Hvað. 66 Oplossing: De hond heet Hoe.

De kvöldvaka werd afgesloten met een soort avondgebed, de húslestur. Eerst werd er een psalm voorgelezen of gezongen, gevolgd door Onze Vader, Faðir-Vorið, en een zegen, waarna de overige verzen van de psalm gezongen of voorgelezen werden. Tot slot bedankte iedereen voor het lezen met de woorden þökk fyrir lesturinn en was de kvöldvaka afgelopen. De baðstofan werd dan opgeruimd zodat iedereen kon gaan slapen.

De nationale literatuur was algemeen bekend en de belangrijkste historische werken en sagen werden vaak gelezen, al dan niet tijdens de kvöldvaka. Zo kenden ook veel

IJslanders de geschiedenis van hun land. Doordat de IJslandse taal veelal geleerd werd door het lezen van de nationale literatuur, was de taal van deze literatuur ook de norm. Zodoende waren er weinig talige verschillen te vinden tussen de verschillende klassen van de

bevolking, maar ook tussen de verschillende gebieden. Er bestonden en bestaan nauwelijks verschillen in dialect ondanks de lange afstanden en vaak geïsoleerde samenlevingen.67

65 Ibidem: 107.

66 Ibidem.

(32)

32 2.2.3. Geletterdheid

In Europa leidde de opkomst van de drukpers tot een (bescheiden) democratisering van lectuur, die nu vermeerderd kon worden en makkelijk beschikbaar was. In IJsland had de drukpers (nog) niet zo’n grote invloed in deze periode. Er was zoals in de vorige paragraaf te lezen was slechts één drukpers in het hele land en deze was in handen van de kerk. Hierdoor was wel meer geestelijke lectuur beschikbaar, maar de wereldlijke lectuur, die IJslanders vooral lazen, werd niet gedrukt. IJslanders waren daardoor nog steeds afhankelijk van de manuscripten en hun oude schrijfcultuur.

Toch zijn die manuscripten juist ook de reden dat de IJslandse taal zo goed bewaard is gebleven, zo stelt Arngrímur Jónsson, die vele boeken in het Latijn, waaronder Crymogæa, schreef in een van zijn werken uit begin 17e eeuw. Ook zegt hij dat geletterdheid een relatief

veel voorkomend verschijnsel was, waardoor de taal bleef bestaan.68 Hoe hij dit wist en om

wat voor aantallen het hier gaat is niet bekend. Wel is bekend, zo concludeert Gíslason uit zijn eerder besproken onderzoek naar de kvöldvaka, dat de geletterdheid aan het einde van de 17e eeuw tot halverwege de 18e eeuw terugliep. De redenen hiervoor zijn niet met

zekerheid vast te stellen, maar een mogelijke verklaring is de veranderende rol van de oude manuscripten. Door de komst van de religieuze literatuur, werden de sagen, en daarmee de wereldlijke literatuur, als het ware weggedrukt. De religieuze literatuur was echter lang zo populair niet en dus kan dat een verklaring zijn waarom mensen minder lazen en voorlazen. Ook sluit Gíslason de zware omstandigheden in die periode, bijvoorbeeld natuurrampen en ziekten, niet uit als oorzaak dat men minder las.

In 1717 schrijven de bisschoppen van Skálholt en Hólar een openbare brief waarin ze hun zorgen over de dalende geletterdheid uiten. Steeds minder boeren konden lezen en schrijven en hiermee stagneerde ook de godsdienstleer. Een logisch gevolg was om een oplossing te zoeken die beide problemen aan zou pakken. Zo werd zelfs ingevoerd dat mensen niet mochten trouwen als ze niet konden lezen.69 Ook werden kinderen die niet

konden lezen voorgelezen om zo toch kennis over het christendom te vergaren. De bisschoppen schatten dat ongeveer een derde van de bevolking kon lezen.

Rond 1730 stuurde Denemarken de theoloog Ludvig Harboe naar IJsland, die samen met de rector van de Latijnse school, Jón Þorkelsson, in Skálholt van 1741 tot 1745 door

68 Ibidem: 60.

(33)

33 IJsland reisde om de geletterdheid in kaart te brengen. Uit hun onderzoek bleek dat in het Hólar bisdom, in het noorden van IJsland, de helft van de bevolking geletterd was, terwijl het in Skálholt bisdom, in het zuiden van IJsland, slechts een derde geletterd was. Volgens

Gíslason is er naar de redenen voor dit regionale verschil destijds nooit onderzoek gedaan, al denkt hij dat het verschil voortkomt uit een combinatie van meerdere factoren. Zo kan het van invloed zijn geweest dat in Hólar de toen enige drukpers van IJsland was gevestigd, zie paragraaf 2.3. De interesse en distributie van boeken was daardoor automatisch groter in het bisdom van Hólar dan in dat van Skálholt. Ook meer dan de helft van de overgeleverde

rímur zijn in het noorden geschreven, wat duidt op een grotere literaire interesse.

Tot slot noemt Gíslason nog externe factoren. Zo is het klimaat in het noorden minder grillig dan in het zuiden, waardoor de huizen minder onderhoud nodig hadden en er dus meer tijd overbleef voor andere dingen. Ook werd er in het noorden minder gevist en waren er meer schapen, waardoor de wolproductie groter was. Juist tijdens deze

activiteiten, zoals spinnen en breien, die vaak plaatsvonden tijdens de kvöldvaka, werd er voorgelezen of was er tijd voor onderwijs.

Naar aanleiding van het onderzoek van Harboe en Þorkelsson werden nieuwe regels ingevoerd door de overheid om het lezen te bevorderen. Zo moest er meer aandacht besteed worden aan godsdienstleer en werden thuis overhoringen afgenomen. In een wet uit 1746 staat dat ouders die niet konden lezen, verplicht waren iemand aan te nemen die hun kinderen zou leren lezen. Ook moesten kinderen vanaf 5 jaar beginnen met lezen. Het leren schrijven werd pas vanaf 1880 verplicht.70 Omdat IJsland nog niet veel gedrukte

boeken had, leerden velen lezen uit manuscripten. De wereldlijke teksten waren sowieso nog niet gedrukt en men meende, volgens Páll Eggert Ólason, die veel historisch onderzoek naar de Oudnoordse manuscripten deed, dat het beter was om te leren lezen van een handschrift dan van een gedrukte tekst. Want, als je een handschrift kunt lezen, kun je ook een gedrukte tekst lezen, terwijl het andersom moeilijker is. Onderzoeker Helgason merkt op dat IJslandse manuscripten vaak bruin en een beetje vies zijn, wat erop duidt dat ze niet alleen door de hogere klassen gelezen werden.71

70 Ólafsson, Davíð. “Vernacular Literacy Practices in Nineteenth-Century Icelandic Scribal Culture.” In: Att läsa

och att skriva. Två vågor av vardagligt skriftbruk i Norden 1800–2000. Ed. Ann-Catrin Edlund. Umeå: Umeå Universitet & Kungl. Skytteanska Samfundet, 2012: 67-68.

(34)

34 Ondanks de late invoering van de leerplicht, pas in 1907, zie paragraaf 3.2.1, kon waarschijnlijk de helft van de IJslandse bevolking lezen rond 1740, terwijl dit steeg naar ongeveer 90% in 1790, zo concluderen onderzoekers.72 Dit is grotendeels te danken aan de

Lutherse kerk, die toezag op het thuisonderwijs, waarbij het belangrijk was dat iedereen het ‘woord van God’ kon lezen en begrijpen.73 In welke mate de hoge geletterdheid precies

toegeschreven kon worden aan de kerk is echter niet bekend.

2.2.4. Faciliteiten

Zoals gezegd werd in deze periode de eerste drukpers geïntroduceerd in IJsland. Tussen 1529 en 1534, het exacte jaartal is niet bekend, importeerde de toenmalige bisschop van Hólar, Jón Arason, een drukpers en nam een Zweedse drukker, Jón Mathíasson, aan. Het eerste gedrukte boek is waarschijnlijk Breviarium Holense in 1534.74 Ook zijn er aanwijzingen

dat Jón Arason voor de reformatie nog een boek publiceerde. De eerste publicatie die met zekerheid in IJsland gedrukt is, is Korvínspostilla in 1559.

De latere bisschop van Hólar, Gudbranður Þorláksson (bisschop van 1571 tot zijn dood in 1627) kocht de drukpers van Jón Arason, onbekend is wanneer, en verbeterde die. Daarnaast stuurde hij een IJslander naar Kopenhagen om meer te leren over het drukken en huurde hij een specialist uit Hamburg in om enkele mannen te leren boekbinden. In 1584 publiceerde hij de Bijbel, grotendeels in zijn eigen vertaling. Naast verschillende andere publicaties was hij ook verantwoordelijk voor de eerste gedrukte wereldlijke tekst in 1578: het Jónsbók, het wetboek dat in paragraaf 2.2.1. genoemd werd. Een opvallend feit is echter dat onderzoekers hebben aangetoond dat ondanks deze druk en twee herdrukken in 1580 en 1620, mensen het Jónsbók handmatig bleven kopiëren tot in de twintigste eeuw.75

Tussen 1534 en 1600 werden er slechts 42 titels gepubliceerd in IJsland. Dit aantal nam in de zeventiende eeuw toe tot 225 titels, waarvan er 198 ook in IJsland gedrukt zijn.

72 Ólafsson 2012: 66.

73 Ólafsson, Davíð. “Handwritten books in the 19th Century Iceland.” Ennen & Nyt, Vol. 1: The Papers of the

Nordic Conference on the History of Ideas, Helsinki, 2001: 4.

74 Cunningham 2009: 251.

(35)

35 Onderzoekers denken dat dit aantal in de achttiende eeuw langzaam steeg, maar exacte cijfers zijn hier niet van bekend.76

Over hoeveel invloed de drukpers nu gehad heeft op het IJslandse leesgedrag zorgt voor onenigheid onder historici. Zo schrijft historicus Sigurður A. Magnússon dat er in deze periode dankzij de drukpers redelijk goedkope boeken beschikbaar kwamen voor de gemiddelde IJslander.77 Aan de andere kant meent Sigurður Gylfi Magnússon78, een

historicus die veel onderzoek doet naar microgeschiedenis, dat ondanks de komst van de drukpers, de literaire smaak van de IJslanders niet veranderde. Dit betekent dat ze voornamelijk in de in paragraaf 2.1. genoemde literatuur geïnteresseerd waren en die teksten werden maar sporadisch gedrukt. Pas eind negentiende eeuw, rond 1890, werden de sagen gedrukt in populaire edities. In 1929 bereikte de populairste sage uit die serie een oplage van 10.000.79

Uit de sporadische cijfers blijkt dat de drukpers voor de religieuze lectuur enige invloed heeft gehad omdat het aantal uitgaven steeg. Enkele van deze teksten, zoals de

Vídalínspostilla, waren daadwerkelijk populair onder de IJslanders en werden bijvoorbeeld

gelezen tijdens de kvöldvaka. De echte lectuur die men voor het plezier wilde lezen, zoals de sagen, werd echter niet verspreid dankzij de drukpers en dus is het inderdaad nog maar de vraag in hoeverre de drukpers van echt grote invloed is geweest op de IJslandse leescultuur in deze tijd.

Tot slot nog de scholen in deze periode: in 1552 werden in de bisdommen Skálholt en Hólar Latijnse scholen opgericht. Met de kennis die studenten hier opdeden konden zij vervolgens aan buitenlandse universiteiten gaan studeren.80 De scholen bleven operationeel tot de

uitbarsting van de vulkaan Laki, die ik al in de inleiding van deze periode noemde, in 1783. Toen werden namelijk alle gebouwen van het bisdom Skálholt, inclusief de Latijnse school, verwoest door de aardbeving die volgde op de uitbarsting. Daarop werd besloten om het bisdom en de Latijnse school in 1785 te verplaatsen naar Reykjavík. Een kleine twintig jaar

76 Magnússon 1977: 177.

77 Ibidem: 114.

78 Bij toeval hebben deze twee onderzoekers dezelfde naam (m.u.v. hun middelste naam), het zijn twee

verschillende personen.

79 Magnússon 2010: 159.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

doelstellingen van Caring Farmers spreken me erg aan, en door als boeren die het anders willen onze krachten te bundelen kunnen we onze collega’s en consumenten laten zien

Nadat we zijn teruggevlogen naar Reykjavik, nemen we de bus en reizen we via het wereldberoemde geiserveld en Gullfoss (Gouden Waterval) naar Kerlingarfjöll, één van de

..U kunt een tocht maken naar de zuidkust, met de Skógafoss waterval, die van een hoogte van 60 meter vanaf een klif naar beneden stort.. U kunt een stijl pad volgen dat naar de top

..Om 08.45 uur vertrek met een 4x4 lijndienstbus vanuit Hella naar Landmannalaugar in het hoogland, dat alleen met 4x4 voertuigen toegankelijk is. Hier heeft u de hele middag de tijd

..Hveragerði ligt aan de rand ligt van het geothermaal zeer actieve Hengill gebied, met vele hete bronnen, te herkennen aan de grote stoompluimen die er uit de grond spuiten.

dat zijne Lordschap bereid was, van iedereen wie 't ook zijn mogt inlich- tingen en wenken te ontvangen, betreffende de verbetering van den toestand der Inlanders en omtrent

Bij deze combinatiereis vliegt u heen vanaf Rotterdam met Transavia naar Akureyri in Noord IJsland en terug vanuit Reykjavik naar Amsterdam.. Hoogtepunten in Noord IJsland zijn

Nieuw in Reykjavik is de Sky Lagoon, waar u een heerlijk bad kunt nemen in een infinity pool met prachtig uitzicht over de Atlantische Oceaan. Overnachting in het Fosshotel Baron