• No results found

75 In de twintigste eeuw noemde ik nog de verkoop via bijvoorbeeld warenhuizen, deze eeuw zijn de internetwinkels de grootste concurrent van de fysieke boekhandel. Het afnemen van het aantal boekhandels hoeft dus ook nu niets te zeggen over het leesgedrag van de

Nederlandse bevolking, omdat boeken nu ook makkelijk via het internet besteld kunnen worden, bijvoorbeeld via bol.com. Aangezien het aantal boeken dat per hoofd van de bevolking gekocht wordt geen gelijke afname toont met de daling van het aantal

boekhandels, is het aannemelijk dat de boekverkoop op andere manieren plaatsvindt in plaats van dat het afneemt.

Uitgevers

Nederland heeft, eigenlijk vanzelfsprekend gezien het inwonersaantal van 17 miljoen, meer uitgevers en een hoger aantal uitgegeven boeken per jaar dan IJsland. In 2015 telde

Nederland 4189 uitgevers waarvan ten minste één boek was verkocht. Dit aantal is inclusief boeken die uitgegeven zijn in eigen beheer. Van deze 4189 uitgevers worden 157

uitgeverijen door KVB Boekwerk ‘beeldbepalend’ genoemd. Dat wil zeggen dat zij 95% van de markt voor hun rekening nemen en dus de belangrijkste uitgeverijen vormen. De overige 5% wordt door de resterende 4032 uitgeverijen gedekt.171 In IJsland lag het totale aantal

uitgevers, inclusief eigen beheer, in 2015 op 534.172

Ook in het aantal uitgegeven boeken in 2017 zit een groot verschil tussen de twee landen. In Nederland werden 27270 nieuwe titels uitgegeven en in IJsland 1413.173 Deze

cijfers zeggen los van het aantal inwoners echter niet zo veel. Het aantal uitgaven wordt pas opvallend als het omgerekend wordt naar het aantal inwoners. In dat geval komt Nederland op ongeveer één boek per 623 inwoners en IJsland op één boek per 248 inwoners.

https://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=03760ed&D1=0&D2=691&D3=6- 12&HDR=T&STB=G2,G1&CHARTTYPE=1&VW=T. Beide laatst geraadpleegd op 18 maart 2019.

171 Tersteeg, Heleen en Jurriaan Rammeloo. “Monitor 2015 – Uitgevers.” KVB Boekwerk, op:

https://www.kvbboekwerk.nl/monitor/uitgevers/monitor-2015. Laatst geraadpleegd op 8 februari 2019.

172 Íslensk útgáfuskrá 2019.

173 CB Boekenbarometer Q1 2018, op: https://www.cb.nl/infographics. Laatst geraadpleegd op 8 februari 2019.

76

4. PISA-onderzoek

4.1. Wat is PISA

In dit hoofdstuk zal ik IJsland en Nederland vergelijken aan de hand van het PISA-onderzoek. PISA is verreweg het grootste onderzoek op het gebied van het meten van de vaardigheden van scholieren. Naast PISA meet ook PIRLS de leesvaardigheden onder scholieren, maar aan dat onderzoek doet IJsland niet mee. Het voordeel van PISA is dat zowel IJsland als

Nederland meedoet, waardoor de resultaten uit beide landen met elkaar vergeleken kunnen worden.

Het PISA-onderzoek wordt eens in de drie jaar uitgevoerd door het OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling).174 Het OESO is in 1960 opgericht door

18 Europese landen, samen met Amerika en Canada, met als doel een economisch beleid te ontwikkelen. Vandaag de dag zijn er 36 landen lid van het OESO, waaronder Nederland en IJsland.175

Sinds 2000 doet het OESO ook onderzoek naar onderwijsbeleid en hoe de

verschillende landen hun onderwijssysteem kunnen verbeteren. Dit onderzoek, dat eens in de drie jaar wordt gehouden, is PISA (Programme for International Student Assessment). Het PISA Governing Board, met daarin alle deelnemende OESO-landen, bepaalt de hoofdlijnen van het onderzoek. Daarnaast is er in alle deelnemende landen een projectorganisatie opgericht om de gegevens te verzamelen. In Nederland is het CITO, de organisatie voor het ontwikkelen en afnemen van examens en toetsen, hiervoor verantwoordelijk, in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.176

In het PISA-onderzoek moeten 15-jarige scholieren vragen beantwoorden in drie domeinen: lezen, wiskunde en natuurkunde. Het onderzoek meet geen specifieke kennis, maar ‘vooral in hoeverre leerlingen de opgedane kennis en vaardigheden zullen toepassen in het werkelijke leven en of ze op basis daarvan hun kennis en vaardigheden later kunnen vergroten’.177 In feite, zou je kunnen zeggen, wordt daarmee dus het onderwijsniveau van

een land gemeten, in elk geval wordt het zo opgevat in de landelijke pers. Neem

174 Internationaal is deze organisatie bekend als OECD (Organisation for Economic Co-operation and

Development).

175 OECD. “Members and Partners.” OECD, op: http://www.oecd.org/about/membersandpartners/. Laatst

geraadpleegd op 18 maart 2019.

176 CITO. “Resultaten PISA-2003. Praktische kennis en vaardigheden van 15-jarigen.” Arnhem: 2004: 13-14.

77 bijvoorbeeld een artikel uit Trouw daags na de resultaten van PISA-2015 bekend waren gemaakt: ‘Het gisteren verschenen rapport is daarmee het ultieme vergelijkende

onderwijsonderzoek, de 'ranglijst der onderwijsranglijsten'. Traditioneel behoort Nederland tot de goede subtop, ook nu weer, zij het dat Nederland op verschillende lijstjes een paar plaatsen moet inleveren.’178 Daarbij wordt ook altijd vermeld hoe Nederland het doet ten

opzichte van andere landen en lijkt het vooral belangrijk het beter te doen dan bijvoorbeeld de buurlanden.

Om mee te worden genomen in de resultaten van het onderzoek moet ieder land aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen. Zo moeten er ten minste 4500 leerlingen van 150

verschillende scholen meedoen om tot een geldig resultaat te komen. Voor elk land wordt er door Westat, een Amerikaans bedrijf dat deel uitmaakt van het consortium dat PISA

uitvoert, een initiële steekproef getrokken uit alle scholen. Vervolgens moeten de gekozen scholen een lijst met gegevens over alle 15-jarigen op hun school inleveren, waaruit Westat weer een willekeurige steekproef trekt.179 De leerlingen komen dus niet per se uit dezelfde

klas, deelnemers worden puur op leeftijd gekozen, ongeacht in welke klas ze op dat moment zitten.180

Voor het onderzoek van 2018 zijn de regels nog iets aangescherpt: er moeten nu in ieder land minimaal 5250 leerlingen van 150 verschillende scholen meedoen. Er worden door Westat eerst weer steekproefsgewijs 150 scholen uitgekozen, waarna de school alle 15- jarigen in kaart brengt en er daarna, wederom door Westat, een selectie van minimaal 35 leerlingen wordt gemaakt. Voor IJsland (en Luxemburg en Malta) gelden weer andere regels door het kleine aantal inwoners. In deze drie landen doen van alle scholen alle leerlingen in de specifieke leeftijdsgroep mee. Voor het onderzoek van 2018 geldt daarom dat

bijvoorbeeld alle IJslandse scholieren die in 2002 zijn geboren, worden geselecteerd voor deelname aan PISA-2018.181

178 Baars, Laura van. “Nederlandse leerling doet het slechter.” Trouw, 7 december 2016, op:

https://www.trouw.nl/home/nederlandse-leerling-doet-het-slechter~a39c0146/. Laatst geraadpleegd op 18 maart 2019.

179 CITO. “Resultaten PISA-2015 in vogelvlucht. Praktische kennis en vaardigheden van 15-jarigen.” Arnhem:

2016: 15-16.

180 CITO.PISA-2003: 15.

78 Elke drie jaar is één van de drie domeinen het hoofddomein; het grootste deel van de

toetstijd wordt dan aan dit domein besteed, waardoor er na verloop van tijd een trend waarneembaar is. In het eerste onderzoek, PISA-2000, was lezen het hoofddomein. Omdat de drie domeinen elkaar afwisselen en het een driejaarlijks onderzoek betreft, betekent het dat lezen pas in PISA-2009 en PISA-2018 weer uitgebreid onderzocht wordt. Het betekent echter niet dat lezen in 2003 en 2006 niet onderzocht wordt, de leerlingen worden dan nog steeds op hun leesvaardigheid getest, maar dan door middel van een basis-

vragenonderzoek.

In een jaar waarin leesvaardigheid het hoofddomein is, zijn er resultaten beschikbaar op de gecombineerde schaal en op de drie subschalen: informatie opzoeken, interpreteren van informatie en reflectie en waardering. Alleen in het ‘hoofddomeinjaar’ kan worden ingegaan op de subschalen, omdat er dan meer vragen gesteld zijn. Andere jaren wordt volstaan met de standaardvragen die nodig zijn om de gecombineerde

leesvaardigheidsschaal te vormen. Zo is er dus voor elk domein in ieder geval elke drie jaar een resultaat op de gecombineerde schaal beschikbaar. Daardoor kan er toch een bepaalde algemene trend zichtbaar worden, met elke negen jaar uitgebreidere resultaten.

Het eerste PISA-onderzoek was in 2000 en daarin was leesvaardigheid het hoofddomein. Daarom geldt voor leesvaardigheid het resultaat van PISA-2000 als

basisniveau. Op basis van de resultaten uit 2000 is een schaal gemaakt en is de standaard vastgelegd op het gemiddelde van 500, met een standaardafwijking van 100. Alle latere onderzoeken zijn ‘geankerd’ in deze schaal, waardoor de resultaten uit alle jaren nu

vergelijkbaar zijn. Hoewel PISA dus ook de vaardigheden in wiskunde en natuurkunde meet, zal ik alleen de leesvaardigheid behandelen.

4.2. Vergelijking resultaten

In de vergelijking zijn de PISA onderzoeken van 2000 tot 2015 meegenomen.

Leesvaardigheid was hoofddomein in 2000 en in 2009. Ook in het onderzoek van 2018 zal het hoofddomein leesvaardigheid zijn. Helaas worden de resultaten van dit onderzoek pas eind 2019 bekend gemaakt, waardoor ze niet meer mee kunnen worden genomen in deze scriptie. Omdat het laatste uitgebreide onderzoek naar leesvaardigheid uit 2009 stamt, zal het zeer interessant zijn om de resultaten van 2018 in de gaten te houden.

79 Allereerst is het belangrijk om te kijken wat PISA precies onder leesvaardigheid

verstaat. Ook is van belang of de definitie van leesvaardigheid in al die jaren wel ongeveer gelijk is gebleven. Bij een te grote verandering in de definitie kunnen de resultaten

onvergelijkbaar worden. Ik heb daarom de definitie van het eerste PISA-onderzoek, dat uit 2000, naast het meest recente onderzoek uit 2015 gelegd. Voor de definitie uit 2000 heb ik het Engelstalige OESO-rapport geraadpleegd omdat Nederland toen te weinig deelnemers had en officieel niet in de resultaten is meegenomen. Van alle onderzoeken daarna heeft CITO rapporten gemaakt en daardoor is de definitie van 2015 in het Nederlands. De definitie uit 2000 luidt als volgt: ‘Reading literacy is understanding, using and reflecting on written texts, in order to achieve one’s goals, to develop one’s knowledge and potential and to participate in society.’182

Als we vervolgens de definitie uit het laatste PISA-onderzoek, dat uit 2015 stamt, erbij pakken, zien we dat de kern in die 15 jaar niet veranderd is:

Leesvaardigheid is het begrijpen van, het gebruiken van, het reflecteren op en het omgaan met geschreven teksten om zo je doelen te bereiken, je kennis en potentieel te verruimen, en deel te nemen aan de maatschappij. PISA beoogt dus niet alleen te meten in hoeverre leerlingen de inhoud van teksten begrijpen, maar ook hoe ze teksten kunnen gebruiken in hun dagelijks leven en in hoeverre ze gelezen inhoud kunnen samenvoegen met hun eigen meningen en ervaringen.183

Het enige verschil is dat de definitie in 2015 iets uitgebreid is met meer uitleg over de doeleinden van PISA. De resultaten van de verschillende onderzoeken zijn dan ook goed te vergelijken omdat steeds vastgehouden is aan dezelfde definitie van leesvaardigheid.

Omdat de resultaten van het PISA-onderzoek uit 2018 pas eind 2019 bekend gemaakt worden, kunnen we dus zes onderzoeken meenemen in deze scriptie: van PISA 2000 tot en met PISA 2015. Per land heb ik deze zes scores in een grafiek gezet, zodat duidelijk te zien is hoe het leesniveau van de 15-jarigen zich per land ontwikkeld heeft. Allereerst het

leesniveau van IJsland en de andere Noordse landen in onderstaande grafiek.

182 OECD. “Reading for Change. Performance and Engagement across Countries, Results from PISA 2000.” Parijs:

OECD Publishing, 2002: 25.

80

Afbeelding 20. Leesvaardigheidsscore Noordse landen.184

In de grafiek is te zien dat alle Noordse landen in 2000 boven het OESO-gemiddelde

presteerden met Finland als absolute uitblinker. Van 2000 tot 2006 hebben vooral IJsland en Noorwegen een enorme vrije val gemaakt waardoor beide landen in 2006 onder het

gemiddelde zaten. Vervolgens zijn IJsland en Noorwegen van 2006 tot 2009 weer gestegen tot boven het OESO-gemiddelde en Zweden, dat van 2000 tot 2012 een continue daling laat zien. Opvallend is echter dat Noorwegen deze stijgende lijn ook na 2009 voort weet te zetten en in 2015 hoger scoort dan in 2000, terwijl IJsland na 2009 weer zakt, zelfs tot onder de score van 2006.

De IJslandse 15-jarigen zijn qua leesniveau dus steeds slechter gaan presteren en scoorden in 2015 zelfs het slechtste van alle Noordse landen en 11 punten onder het OESO- gemiddelde. Daarnaast is het opvallend dat IJsland ook in 2000 niet tot de top van de Noordse landen behoorde. Ik zal hier later dieper op ingaan, eerst kijken we naar de resultaten van Nederland en de omliggende landen in onderstaande grafiek.

184 Grafiek zelf samengesteld op basis van de gemiddelde leesvaardigheidsscores uit alle tot nu toe verschenen

PISA-onderzoeken. De gegevens komen uit de OECD-rapporten (zie bibliografie voor de volledige titels). De leesvaardigheidsscores zijn te vinden op de volgende pagina’s: 2000: 78, 2003: 281, 2006: 296, 2009: 56, 2012: 177, 2015: 149. 475 485 495 505 515 525 535 545 555 2000 2003 2006 2009 2012 2015 Score Jaartal