• No results found

De drukpers ie Brifsch-Indië.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De drukpers ie Brifsch-Indië."

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De drukpers ie Brifsch-Indië.

Vrijheid van drukpers! Ziedaar een der weldaden, die i k Nederlandsen Indië zoo gaarne toewensen; een der groote beginselen, waarvoor i k se- dert vele jaren een onafgebroken en hardnekkigen strijd v o e r , een reet dat aan de ingezetenen van den Indisehen Archipel toekomt.

Heb i k mij bedrogen? Schep i k mij illusiën? Z o u die vrijheid een zwaard zijn, dat hon, wien i k het i n handen wensch te geven, gevaarlijk zal kwetsen, zonder hun eenig voordeel aan te brengen? I k geloof het niet. M i j dunkt, uit den toestand der maatschappij van I n d i ë , oa uit den aard der vrijheid, dien i k haar schenken w i l , kan helder als de dag w o r - pen bewezen, dat die vrees geen grond heeft. Bovendien heb ik nog een krachtig argument, om het nuttige en het weldadige der drukpers voor die gewesten te staven, door te.wijzen op Britsch I n d i ë , waarvan de <*e- heele toestand der bevolking zeer veel overeenkomst heeft met die van ons I n d i ë , en waar zij sedert vele jaren onbelemmerd i n werkin°- i s .

Dat argument heeft men de voorstanders der vrijheid van drukpers trach- ten te ontnemen , bij de laatste beraadslagingen over het Wetsontwerp tot vaststelling van het Regiment op het beleid der regering van Nederlandsen Indië. M e n heeft eene poging aangewend, om de uitkomsten der vrijheid i n Britsch I n d i ë als hoogst nadeelig en bedroevend voor te stellen. V o o r a a n in de reijen van hen , die zich aan deze onderneming waagden, stond de heer VAN ^OLSTEIN, gevolgd door verscheiden anderen, onder anderen ook door den heer KOCHÜSSEN. Geen den minsten indruk maakte op hen het betoo*

van den heer THOEBECKE, waarmede hij zijn amendement tot vrijverklaring der pers i n I n d i ë ondersteunde. Z i j lieten zich niet afschrikken door zijne veronderstelling, dat niemand zich er aan zou wagen, om te bewijzen, dat de drukpers i n Britsch I n d i ë schade had aangerigf. „ Dat het En^elsch

„ « m u u » , < « « u ue neer THOEBECKE, „ dat de Engelsche heerschappij, hetzij

„ i n een zedelijk, hetzij i n een materieel onziat. sedert r i » i n ™ » , . ; . , , . J „ „

„ d r u k p e r s v r i j h e i d , zou zijn verzwakt, i k geloof niet, dat iemand de taak zal aanvaarden, dit te bewijzen, daar het tegendeel blijkbaar is. H e t

„ i n c ü s c ü e rijs is seaerc men tijd, ondanks de zoo gevreesde proef i n

„ k r a c h t en bloei — en veel sneller dan men toen of vroeger k o n voor-

„ zien — vooruitgegaan."

De veronderstelling van den heer THOEBECKE bleek onjuist te zijn. D e heer VAN GOLSTEIN aanvaarde die taak. Plet betoog i n het algemeen' voor

<Jc vrijheid van drukpers k w a m hem voor op goede gronden te rusten

16de JAAKG. 19

(2)

„ M a a r , " zoo ging het v o o r t , „ t o e n ik mij afvroeg, of daardoor bewesen

„ w e r d , dat die vrijheid ook kon worden ingevoerd in Nederlandsen I n d i ë ,

„ kon i k die vraag niet toestemmend beantwoorden , vooral toen ik mijne

"aandacht vestigde op hetgeen gezegd werd ten aanzien der heilrijke ge- v o l g e n , die uit die drukpersvrijheid i n B r i t s c h Indië waren voortge-

„ vloeid. W a n t indien mijne onderrigting te dien aanzien juist i s , dan

^'moet het voorbeeld van Britsch-Indië ons juist eene waarschuwing zijn, l om niet over te gaan tot de invoering van vrijheid van drukpers i n

„ Nederlandsen I n d i ë . "

Is het den geachten volksvertegenwoordiger en den heer E O O H U S S E N ,

die hem daarin getrouw te zijde stond, mogen gelukken, om het bewijs voor deze meening te leveren? Hebben zij daartoe hunne argumenten ge- schept uit do meest zuivere en onpartijdige bronnen? W a r e n zij bekend met den geheelen omvang van de taak, die zij aanvaarden, zcodat al de wetenswaardige bijzonderheden omtrent de pers i n Britsch-Indië door hen, op eene onbevooroordeelde wijze, zijn beschouwd en behandeld? M i j dunkt het zou moeijelijk vallen deze vragen bevestigend te beantwoorden, wan- neer men bedenkt, dat de gewigtigste Engelsche staatsstukken van den meest recenten tijd, waaruit alléén het onderwerp, dat zij behandelden, volledig kan gekend w o r d e n , door hen ongebruikt zijn gelaten.

D e heer V A N G O L T S T E I N heeft de bron opgegeven, waaruit hij zijne kennis der drukpers van Britsch I n d i ë heeft geput, 't Is „ h e t algemeen bekende werk van sir G E O R G E C A Ï I P B E L L , Modern India." D e heer E O - O H U S S E N beriep zich op zijne reize door het l a n d , zonder bepaald eenige andere autoriteit aan te wijzen, tenzij men als zoodanig w i l beschouwen de verschillende dagbladen i n Britsch-Indië gedrukt i n verschillende inlandscho talen", die hij verklaarde voor zich te hebben en die hij „ v e r t a a l d zou hebben medegedeeld en aan de aandacht der vergadering onderworpen", i n - dien zij niet „ t e lang" waren geweest „ o m ze voor te lezen."

M a a r beiden schijnen niet gekend te hebben de uitkomsten van het "onder- soek naar de werking der vrije pers i n Britsch I n d i ë , door het Engelsen parlement, i n de zitting van 1852 tot 1853, opzettelijk ingesteld. Zij schij- nen niet gekend te hebben het verslag, dat de kommissie van enquête uit het Hoogerhuis over dit onderzoek heeft nitgebragt, en waarvan het tweede gedeelte, 639 bladzijden in folio groot, genoegzaam uitsluitend aan het onderwijs en de drukpers is gewijd. Dat tweede gedeelte is i n 1853 ge- drukt onder den titel v a n : Second report from the select cominiüee of The Mouse of Lords, appointed to inqidre into the operation of the Act 3 and 4 'Will. 4 , c. § 5 , for the Mier Government of Her Majestfs Indian Territo- ries; and to report their observations ihereon to The House; and to whom have was given to report from time to time to The House; and to ivhom were referred several Petitions, Papers and Documails, relativa tko the subject- matter of the liiquiry; together with the. Minutes of evidence, appendix and index thereto.

W a r e n dezo gewigtige staatsstukken aan de hoeren V A N G O L S T E I N en

(3)

H O C H U S S E N bekend geweest, mij dunkt zij zouden de taak, die zij aanvaard- den , voor hopeloos hebben gehouden. E r zijn i n E n g e l a n d , even goed als hier te lande en o v e r a l , schrijvers, d i e , door partijzucht verblind, de goede gevolgen van maatregelen, door hunne tegenstanders genomen, voor- bijzien. A l s men n u zulke schrijvers bij uitsluiting raadpleegt, dan geraakt men op een dwaalspoor, en daaraan, geloof i k , dat de dwaling van den heer V A N G O L S T E I N mo'et worden toegeschreven. D i e van den heer E O O H D S S E N heeft een anderen grond. H i j heeft i n Britsch-Indië gereisd en is daar waar- schijnlijk rnet enkele hooggeplaatste personen i n aanraking gekomen, die juist niet veel redenen hadden, om met de drukpersvrijheid persoonlijk zeer inge- nomen te zijn. Bovendien is het, dunkt mij, menschkundig zeer goed te ver- klaren, dat die vrijheid, gelijk hij haar i n dat land zag werken, eenen aller- ongunstigsten indruk op hem moest maken. H i j had vijf jaren lang aan 't hoofd eenêr kolonie gestaan, waar hij alléén meester van de pers was geweest, waar niets mogt gepubliceerd worden dan met zijne toestemming, en waar dus niets dan l o f en eere aan het Gouvernement en de Gouvernementsbeamb- ten werd toegebragt. M a a r n u zag hij zich plotseling verplaatst i n een l a n d , waar de pers volkomen vrij is, waar zij doen kan al wat zij verkiest. T o e n hem nu hare vruchten onder de oogen kwamen, was natuurlijk het kontrast al te groot. D e wierook der vergoding was daar vervangen door eene on- bedwongen , soms onbarmhartige, kritiek. Ieder sprak en schreef, niet gelijk de autoriteiten verlangden, maar gelijk hij zelf goed vond. Is het wonder, dat i n de oogen v a n den pas afgetreden Gouverneur-Generaal van Nederlandsen I n d i ë zulk een toestand van vrijheid hoogst verkeerd, verder- felijk en gevaarlijk moest schijnen? is het wonder, dat hij de indrukken, toen ontvangen, i n 's lands vergaderzaal medebragt, toen hij over een voorstel om de drukpersvrijheid in ons I n d i ë i n te voeren zijn oordeel moest uitspreken?

Bij de diskussïën over dat onderwerp heb i k minder gestreden, om die vrijheid te verkrijgen, dan om althans te behouden wat wij hadden , den vrijen invoer, namelijk, van gedrukte stukken. H e t is thans van al^emeene bekendheid, dat de heer j . c. B A U D eigenlijk de ontwerper is van het onlangs behandelde Eeglement op het beleid der regering van Nederlandsch I n d i ë , en dat de Minister van Koloniën niet anders heeft gedaan dan de impulsiën volgen, die hij van dien staatsman ontving, 't Is natuurlijk, dat de heer B A U D zich bij de beschouwingen van de heeren V A N G O L S T E I N en K O C H U S - S E N gaarne aansloot, en even ongunstig over de werking der drukpers i n Britsch-Indië sprak als deze zijne vrienden. M a a r hij was niet te vredea met het weren van die vrijheid uit onze k o l o n i ë n , hij wilde veel verder gaan. D e gelegenheid was te schoon, om niet met wortel en tak uit te roeijen a l wat nog k o n strekken om 't gemis dier vrijheid eenigzins te ver- goeden. Ook de invoer moest belemmerd, ook op dien invoer moest door het Gouvernement kontróle gehouden worden. H i j , en dus ook de M i n i s - ter, waren i n volle réaktie.

Tegen die réaktie n u heb ik het bestaande trachten te beschermen, de- wijl meer te verkrijgen, mij op dat oogenblik eene onmogelijkheid toescheen.

19*

(4)

Ik heb dan ook de beweringen van de heeren V A N GOLSTEIN en EOOHÜSSES onbeantwoord gelaten, mij zeiven het genoegen belovende, van later bij eene andere gelegenheid tegen hunne, door niets gestaafde, veroordeeling van de Britsch-Indische pers, de uitkomsten der nu pas gehouden enquête over te plaatsen. V a n die taak hoop i k mij thans te kwijten.

Men heeft den heer BOCHOSSEN verweten, dat h i j , bij de diskussiën over de landrente op J a v a , de enquête i n het Lagerhuis gehouden raadplegende, bij voorkeur op de antwoorden van zulke personen zich beriep, die zelve verklaarden geene deskundigen te zijn en van het onderwerp, waarover zij gehoord werden, niet veel te weten. V o o r dit verwijt zal ik mij hoeden, en daarom z a l i k , vóór alles, de getuigenis mcdedeelen van een m a n , dio door zijne loopbaan in I n d i ë , zijne studiën en geheel zijne persoonlijkheid bij uitnemendheid als deskundige mag beschouwd worden. I k bedoel Sir GHAEKBS EDWAED TBEVELTAU. T w a a l f jaren lang diende hij als ambtenaar in Britsch-Indië. Gedurende de eerste zes jaren behoorde hij tot het G o u - vernement der Delhi-residentie, maar werden tevens verscheiden andere werkzaamheden hem opgedragen, gedeeltelijk van staatkundigen, gedeeltelijk van administrativen aard. Daarna nam hij, gedurende zes jaren , de be- trekking waar van Gouvernements-sekretaris te Calcutta voor het departe- ment der staatkundige aangelegenheden; maar ook nu werden hem ver- schillende andere betrekkingen toevertrouwd van allerlei aard.

De -werkzaamheden, die hij verrigte, afgescheiden van zijn ambt, hadden vooral tot onderwerp de bevordering en uitbreiding van het onderwijs. T o e n hij, op zeer jeugdigen leeftijd, voor 't eerste te Delhi kwam, vond hij daar een kollege, waar onderwijs werd gegeven in de Mohammedaansche instellin- gen, en i n 't Persisch en A r a b i s c h , met eene klasse voor het Sanskrit.

W e l d r a werd hij l i d van de plaatselijke sehoolkommissie aldaar; e n , daar hij in zijne jeugd zich op het volksonderwijs had toegelegd, stelde hij veel belang i n dat kollegie. Niet alleen hield hij een ijverig toezigt over de ge- heele inrigtiiig, maar persoonlijk gaf hij er onderwijs in de aardrijkskunde, geschiedenis en andere wetenschappen. T o e n hij later naar Calcutta ver- plaatst werd,- werd hij benoemd tot l i d der algemeene kommissie van open- baar onderwijs, en gedurende zijn gansche verblijf aldaar nam hij een ijverig deel aan al hare verrigtingen. Deze betrekkingen en werkzaamheden stel- den hem i n de gelegenheid, om eene naauwkeurige kennis op te doen van den invloed, dien de Europesche begrippen en beschaving, door het on- derwijs en door de voortbrengselen der drukpers onder de bevolking ver- spreid, op haren toestand en verhouding tot het Engelsche Gouvernement uitoefenen. W i l men een bewijs voor de degelijkheid zijner studiën en navorschingen op dat terrein, dan leze men het merkwaardige w e r k , dat hij i n 1838 uitgaf, onder den titel v a n : On the education of the people of India, dan leze men de veelvuldige geschriften, die hij i n I n d i ë , vooral ook i n dagbladen, publiceerde, maar dan leze men bovenal de antwoorden, die hij aan de kommissie van enquête uit het Hoogerhuis heeft gegeven, en waarop wij thans de aandacht willen vestigen.

(5)

Het eerste, wat strenge afkeuring bij den heer V A N G O L S T E I N vond, was de wijze, waarop de vrijheid van drukpers i n Britsch-Indië i s ingevoerd.

„ Wanneer i k , " zeide h i j , „ het algemeen bekende werk van sir G E O B G E C A M P B E L L , Modern India, raadpleeg, dan vind ik daar de wijze geschetst op welke de vrijheid van drukpers i s ingevoerd , en deze i s voorzeker niet zoodanig, dat zij strekken k a n , om ons een invoer in Nederlandsch I n d i ë aan te bevelen. H i j zegt toch i n dat w e r k , dat sir C H A B L E S M E T C A L F E op eigen gezag en toen hij enkel tijdelijk en bij toeval Gouverneur-Generaal w a s , wel wetende, dat zijne handelingen niet alleen hoogere goedkeuring noodig hadden , maar o o k niet strookten met de inzigten van het bestuur in het moederland, de drukpers van alle banden ontsloeg, zonder daarbij eenige voorziening te maken tegen schotschriften of oproerige geschriften.

Z u l k een maatregel kon wel worden tegengegaan , maar hij was te popu- lair om weder ingetrokken te worden , en de drukpers werd vrijgesteld tegen den w i l van het wettig gezag."

Ook de heer E O C I I U S S E N is van deze meening. Ook hij beschouwt de wijze van invoering der vrijheid van drukpers i n B r i t s c h - I n d i ë als zeer af- keurenswaardig en onbehoorlijk. „ T o e n lord A U C K L A N D aldaar a a n k w a m , "

zoo verhaalt hij ons, „ vernam hij , dat de staatsman, die het tusschenbe- w i n d had gevoerd, de drukpers van alle banden had ontslagen, en toen vroeg hij: „ Hoe zal ik nu een despotiek bestuur voeren , met eene vrije drukpers?" M e n antwoordde hem: „ d a t bestaat nu eenmaal; het best wat gij doen kunt is een regeringslad op te rigten, waaraan gij inspiratiën geeft en aan hetwelk gij het belangrijkste het eerst mededeelt." Dien raad volgde de Britsche landvoogd niet; want, zeide h i j , voor één zwakken en, omdat hij niet onafhankelijk i s , niet vertrouwden vriend zou de regering zich onmiddelijk veie vijanden hebben berokkend."

Ziedaar hoe twee Nederlandsche staatslieden de handelingen van sir C I I A R - i-Es M E T C A L F E hebben veroordeeld. Zien wij n u , wat omtrent die invoe- ring der drukpers-vrijheid, bij een opzettelijk onderzoek, aan het Hooger- huis is gebleken.

De voorganger van sir C H A B L E S M E T C A L F E was lord W I L L I A M B E N T I N C H . A a n den heer T E E Y E L T A N werd bij de enquête over dien Gouverneur-

t Generaal de vraag gedaan , of hij geene groote bezuinigingen invoerde op hevel van het opperbestuur i n het moederland, en of hij evenwel de inpopu- lanteit, welke aan den aard dier bezuinigingen verbonden w a s , op dat opperbestuur ooit liet nederkomen? of hij ze integendeel niet veeleer voor zijne rekening nam ?

„ D i t deed h i j , " antwoordde T B E V E L Y A N , „ d a t behoorde juist tot zijn k a r a k t e r ; hij was de eerlijkste m a n , dien i k ooit ontmoette. B i j eene andere merkwaardige gebeurtenis, nam hij juist zulk een gedragslijn a a n , als in de vraag beschreven i s : hij stond volledige vrijheid aan de drukpoi'3

, 0e ; hij zaaide het z a a d ; hij k w e e k t e het a a n tot rijpheid ; hij droeg alle persoonlijke ongelegenheden , die er uit voortsproten, hoe groot ze ook W a r e n . "

(6)

„ „ Trachtte hij zich ooit" " zoo vroeg men verder, „ „ gunsten bij de drukpers te v e r w e r v e n , door haar bij voorbeeld i n 't geheim inlichtingen te geven van Gouvernements-stukken ?" "

„ N o o i t ; " was het antwoord van T E E V E L T A N , „wel gaf hij haar openlijk inlichtingen over onderscheidene punten , betrekkelijk de administratie van het land. M a a r met het hem eigene edele k a r a k t e r , liet hij de vruchten van dezen gedragslijn door zijnen opvolger inoogsten, en liet hij het aan sir CHAELES METCALFE over, om wettige bekrachtiging aan de vrijheid van drukpers i n I n d i ë te geven. Daarenboven schonk hij aan I n d i ë en het geheele rijk dit groote bijkomende voordeel, dat de vrijheid van drukpers in I n d i ë , in plaat3 van geheel en al aan de persoonlijke bekrachtiging van lord WILLIAM BENTINCK haren oorsprong verschuldigd te z i j n , nu afkomstig is van lord WILLIAM BENTINCK, als een Engelsch staatsman, en van sir CHAELES METCALFE , als een Indisch staatsman van grooten invloed, die altijd bekend was geweest wegens zijne konservative inzigten i n Indische zaken. D o o r dit een en ander is de vrijheid van drukpers op zulke hechte grondslagen gevestigd, dat zij er niet ligt van zal worden afgerukt. H i j verminderde ook de bezoldiging der burgerlijke ambtenaren ; voornamelijk maakte hij een einde aan hunne hooge inkomsten bij de zout- en opium departementen, de eenige ambten i n I n d i ë , welke het karakter eener sinekure droegen. D o o r deze en andere middelen, verbeterde hij de kostbare levenswijze, welke onder de Europeanen heersehte, en voerde burgerlijke en spaarzame gewoonten in , welke sedert dien tijd tot groot voordeel verstrekte van het algemeen en van een ieder i n het bijzonder.

Hij kondigde de wet af, gewoonlijk genoemd „ Merit-fostering Minute , "

strekkende, om de bevorderingen i n de publieke dienst afhankelijk te maken van verdiensten en degelijkheid, in plaats van enkel anciënniteit.

Hij rigtte het „ Sudder H o f van A p p e l " en het „ Sudder Departement van Inkomsten" in de Noord-Westelijke provinciën o p , welke de kiem waren van het afzonderlijke bestuur van A g r a . H i j bevorderde de vaststelling van de landrente in de Noord-Westelijke provinciën , die , volgens zijne aan- wijzing , door den heer EOBEET MESTIJN BIED werd tot stand gebragt.

D o o r die vaststelling der landrente werden de grootst mogelijke voordeelen aan deze uitgestrekte landstreek verleend, en eene praktische oplossing gegeven van de zoo veelzijdig behandelde en allergewigtigste vraag over de beste wijze van vaststelling der landrente. H i j nam voorloopige maat- regelen tot de afschaffing van de doorvoer- en stedelijke regten en tot gelijkmaking der uit- en invoerregten van I n d i ë ; hij bragt het postwezen op een vasten voet, en voerde een gelijkmatig brievenport over geheel I n d i ë i n . Praktisch voerde hij de vrijheid van drukpers i n . H i j beval de vrije vestiging van Europeanen i n de binnenlanden aan, iets, hetwelk tot dus . ver door de Indische autoriteiten gestreng verhinderd was geworden.

Hij bevorderde de benoeming van inboorlingen tot bedieningen van ver- trouwen , vestigde het beginsel van inlaudsche regterlijke ambtenaren op hechte grondslagen, en maakte zoodoende de regterlijke instellingen ge-

(7)

schikt voor de behandeling der wettelijke aangelegenheden van het land.

D o o r dezen maatregel bereikte hij twee groote doeleinden; vooreerst opende hij een rnim veld van werkzaamheid voor de inlanders i n hun eigen land , en ten tweede verbeterde hij grootelijks de regterlijke magt, waardoor zij voor de behandeling van de rogtsaangelegenheden des lands geschikt werd.

Hij nam krachtige maatregelen voor de betere opvoeding der inlanders. H i j rigtte de Geneeskundige School o p , en stelde alle pogingen i n het werk, om het vooroordeel der inlanders tegen de ontleedkunst en het Europesebe geneeskundig onderwijs te boven te komen. H i j benoemde eene Gouver- ments-Kommissie, om den toestand van het inlandsen onderwijs op te ne- men, en zich zoo juist mogelijk te verzekeren van den tegenwoordi^en staat van het onderwijs i n de inlandsche scholen en i n de inlandsche za- menleving. H i j schafte de instelling van het verbranden der vrouwen af.

In de provinciën Bengalen en A g r a vernietigde hij tevens de verbeurdver- klaring van voorouderlijke eigendommen, bij het overgaan tot het Chris- tendom, ingevolge besluit n°. 7 van 1 8 3 2 , hetwelk later, ingevolge akte 21 van 1 8 5 0 , over geheel I n d i ë is uitgestrekt. Eene andere groote ver- dienste van zijn bestuur i s , dat hij zich geheel en al aan de kunsten des vredes toewijdde, en noch de eer, noch de belooning zocht, welke altijd aan eenen gelukkig gevoerden oorlog ten deel valt. O m al deze redenen zal de naam van lord WILLIAM: BENTINCK altijd door de inboorlingen van I n d i ë in eerbied worden gehouden."

Ziedaar hoe de heer T E E V E L T A N denkt over den voorganger van sir CHAELES METCALFE. Daaruit blijkt reeds, dat de heeren VAN GOLSTEIN en EOCIIUSSEN zich vergisten, toen zij meenden, dat de vrijverklaring der pers eene geïsoleerde daad was van eenen tijdelijken Gouverneur-Generaal; i n - tegendeel, wat lord WILLIAM BENTINCK had voorbereid en werkelijk reeds in praktijk gebragt, daaraan gaf zijn opvolger sir CHAELES METCALFE , die overigens wegens zijne konsorvative begrippen bekend w a s , slechts wette- lijke bekrachtiging.

't Schijnt, dat da leden van het Hooger H u i s , met het houden der en- quête belast, nog niet geheel overtuigd w a r e n , dat de handelingen van lord WILLIAM BENTINCK ten opzigte der drukpers niet den blaam van „ g e - vaarlijke proefnemingen" verdienden. Zij schenen, indien er eenige schuld w a s , die eer asn hem dan aan zijnen opvolger toe te schrijven. Althan3 zij vroegen aan den heer T U E V E L T A N , of hij het voor loffelijk hield voor eenen staatsman, om op het einde van zijne regering eene „gevaarlijke proef- neming" van wetgeving te wagen, en 'taan zijnen opvolger over te laten,' om al de daaruit voortvloeijende moeijelijkheden het hoofd te bieden.

„ I k houd het er v o o r , " antwoordde T E E V E L Y A N , „ d a t men i n 't geheel geen proef moet nemen, die werkelijk gevaarlijk is."

„ „ M a a r " " vroeg men op nieuw „ „ w a a g d e lord WILLIAM BENTINCK niet twee gevaarlijke proefnemingen; in de eerste plaats, door aan de drukpers algehoele vrijheid te geven , en ten tweeden door het afschaffen van de teeselstraf bij het l e j c r P ' "

(8)

„ N e e n , " hernam de heer T E E V E L T A N , „ „ i k beschouw de algekeeie vrijheid der drukpers geenzins als eene gevaarlijke proef; integendeel, i k begrijp dat zij voor het goede en afdoende bestuur van I n d i ë onvermijdelijk was. I k begrijp, dat wij met eene vrije drukpers, welke de regering met alle behoeften en gevoelens van de natie bekend maakt, en die haar tijdig genoeg inlicht omtrent de ontevredenheid, welke in eenig gedeelte van het land mogt heerschen, i n een veiliger toestand verkeeren, dan wij met eene aan banden gelegde drukpers zouden zijn; dan kunnen eensklaps groote gevaren rijzen , zonder dat men vooraf gewaarschuwd i s . "

Om deze redenen keurde TEEVELYAN de maatregelen door lord WILLIAM BENTINCK genomen, om de pers daadwerkelijk vrij te laten w e r k e n , volko- men goed. E n hoe dacht hij over sir CHAELES METCALFE? Ook die vraag werd hem gedaan:

„ „ V i n d t gij het loffelijk i n sir CHAELES M E T C A L F E , dat hij de magt, welke hij slechts voor den tijd van eenige maanden uitoefende, gebruikte, om de bepalingen betrekkelijk de beperkingen van en de waarborgen tegen de vrijheid van drukpers, door zijnen voorganger vastgesteld, af te schaffen?'"'

„ S i r CHAELES M E T C A L F E , " zoo antwoordde T E E V E L T A N , „ e n velen met hem , geloofden, dat er geene gevaren bestonden, en dat derhalve de waarborgen, waarvan gesproken i s , niet vereischt werden. Daarenbo- ven meenden z i j , dat deze zoogenaamde waarborgen op zich zelve de grootste aller gevaren waren. W a n t strenge maatregelen te bezigen, ten einde vrije diskussiën te verhinderen, of de straf van deportatie of andere zware straffen toe te passen op hen , die oordeel vellen over de daden der regering, zijn de gevaarlijkste aller maatregelen."

Nog was men met dit antwoord niet te vreden. Duidelijker verklaring verlangde men. Daarom deed men de vraag:

I „ „ M e e n t gij, dat het i n sir CHAELES M E T C A L F E , als tijdelijke magtsbe- kleeder (locum tenens), te regtvaardigen w a s , zulk een gewigtigen stap te doen, als hij gedaan heeft?""

„ D e proef was i n lord WILLIAM BENTINCK'S tijd ten volle in werking

! gebragt en ten volle gelukt. E r was reeds sedert verscheidene jaren te voren volledige vrijheid aan de drukpers verleend. M e n beschouwde de proef als volkomen gelukt, en men was zoo weinig van meening, als of hetgeen sir CHAELES METCALFE deed, ontijdig zou zijn, dat integendeel, volgens het algemeen gevoelen, lord WILLIAM BENTINCK achter was geble- ven in het volvoeren eener taak, die de omstandigheden vereischten. Zoodat de handelwijze van sir CHAELES METCALFE bloot beschouwd w e r d , als eene voltooijing van lord WIILIAM BENTINCK'S maatregel en als een getuigenis van de deugdelijkheid van den door lord WILLIAM BENTINCK aangenomen gedragslijn."

Ook het bezwaar, dat sir CHAELES METCALFE slechts voor korten tijd met het bestuur van I n d i ë belast was en een interim waarnam, werd door T E E V E L T A N opgelost; want op de vraag: „ b e s t o n d e n er eenige dringende redenen, welke sir CHAELES METCALFE noodzaakten, de bekende bepalingen

(9)

op de drukpers af te schaffen, zonder op zijnen opvolger te wachten ?"

antwoordde hij:

„ Het gouvernement in Indië wordt nooit beschouwd vakant te zijn.

Men houdt het in Indië er voor, dat de volle magt der regering in het bezit is van hem, die de betrekking van Gouverneur-Generaal tijdelijk bekleedt, even goed als in dat van den werkelijken Gouverneur-Generaal.

In sommige gevallen zijn zelfs de tijdelijke Gouverneurs-Generaal veel meer bevoegd, daar zij veel meer ondervinding van het Indisch bestuur hebben opgedaan, terwijl een Gouverneur-Generaal uit Engeland gezonden gewoonlijk geheel nieuw in Indische zaken is. "Wel verre nu van het te houden voor eene omstandigheid, waaruit gevaar had kunnen ontstaan, dat sir C H A E L E S M E T C A L F E dezen maatregel nam gedurende zijne tusschen- regering, werd het integendeel als een groot bijkomend bewijs beschouwd voor de deugdelijkheid en juistheid van den maatregel, dat een man, toe- gerust met zulk eene uitgestrekte Indische ondervinding, de verantwoorde- lijkheid op zich nam, om dien te nemen.""

Maar, in weerwil dezer oplossing, zou men nog altoos de bedenking kunnen maken, dat er toch zoo veel haast niet was bij de zaak, en sir

C H A E L E S M E T C A L F E het dus even goed aan zijnen opvolger had kunnen over- laten. Daarom vroeg men :

„ „ K o n hij, daar er voor het oogenblik geene dringende noodzakelijkheid bestond, er niet mede hebben kunnen wachten, tot dat zijn opvolger zou gekomen zijn ?" "

„Het algemeen gevoelen in Indië," antwoordde T E E V E L T A N , „pleitte voor het wenschelijke, dat sir C H A E L E S M E T C A L F E , die zoo veel meer be- voegd was , om een juist oordeel over dat onderwerp te vellen, de ver- antwoordelijkheid van den maatregel op zich nam, Kever dan dat hij het zijnen opvolger zou overlaten , die langen tijd in Indië zou moeten geweest zijn, alvorens aanspraak te kunnen maken op het uitbrengen van een bepaald oordeel over de kwestie. Het zou dus een lafhartig pli^tverzuim van sir C H A E L E S M E T C A L F E geweest zijn, wanneer hij, de volle magt der regering in handen hebbende, en innig overtuigd, als hij was, gegrond op eene langdurige persoonlijke ondervinding, dat eene vrije drukpers eene goede en weldadige instelling voor Britsch-Indië zou zijn, voor de verantwoordelijkheid, om aan die overtuiging uitvoering te geven, was terug gedeinsd."

En dat dit inderdaad het algemeen gevoelen in Indië was, bleek uit het antwoord op de volgende vraag :

„ „ Op welke wijze werd dit gevoelen in Indië uitgedrukt; was het door de drukpers zelve, welke voordeel uit die verandering zou trekken?""

Dat antwoordde luidde aldus: „ Dit gevoelen werd uitgedrukt door het geheele ligchaam der meest beschaafde en intellektuëel ontwikkelde men- schen in Indië, die hoofdzakelijk onder de burgerlijke en militaire ambte- naren gevonden worden. Te dier tijde bestond er geene bepalin», welke den ambtenaren der Kompagnie belette, eiken maatregel van algemeen

(10)

belang, door middel van de drukpers openlijk te behandelen ; en de open- bare meening die de meerderheid uitmaakte, zoowel door de drukpers, als in de partikuliere kringen uitgedrukt, w a s , dat bepaald op sir CHAELES METCALFE de verpligting rustte, z'jn zegel te hechten aan de proef, welke met zulk een goed gevolg door lord WILLIAM BENTINCK genomen was."

Wat blijft er, na deze voor het Hoogerhuis afgelegde verklaringen van een m a n , die door zijne omstandigheden zoo volkomen met die aan- gelegenheid bekend was, nog over van de beschuldiging, als of de vrijheid van drukpers in I n d i ë op eene ongepaste wijze zou zijn ingevoerd? Moot de heer V A N GOLSTEIN zelf niet erkennen, dat hij zich vergiste, toen hij het in sir CHAELES METCALFE laakte, van „ o p eigen gezag en toen hij enkel tijdelijk en bij toeval Gouverneur-Generaal w a s , " die vrijheid te hebben

geproklameerd ?

M a a r niet minder hevig heeft dezelfde afgevaardigde de werking der vrije pers i n Britsch-Indië gegispt, dan hij de wijze harer invoering af- keurde. „ W e l k e was de werking dier v r i j h e i d ? " zoo vraagt hij. „ S t r e k t e hare invoering tot inlichting van het algemeen, tot eene behoorlijke beoor- ling van de maatregelen der E e g e r i n g , tot eene juiste kenschetsing van hare handelingen? Integendeel. Het is z e k e r , zegt sir GEOEGE CAMT-BELL, dat die drukpers onbeschaamd is geworden boven alle denkbeeld , uiterst leu- genachtig en lasterlijk, en dat zij alleen te verduren was omdat de meeste dagbladen zich zelve daardoor alle vertrouwen onwaardig en verachtelijk hadden gemaakt. Ziedaar de kenschetsing van de werking van de vrijheid van drukpers i n B r i t s c h - I n d i ë . "

E v e n ongunstig denkt de heer EOCHUSSEN over die werking. „ I k heb hier in mijne h a n d , " zegt h i j , „ verschillende dagbladen i n B r i t s c h - I n d i ë gedrukt in verschillende inlandsche talen, en de artikelen , daarin voorko- mende , zijn van een allerhevigsten aard. Zij behelzen i n hoofdzaak , dat het Britsch bestuur in I n d i ë alléén op het oog heeft het welzijn van het moederland en van de Britsche agenten; maar dat het welzijn van I n d i ë en van de bevolking aan dat bestuur volkomen onverschillig i s ; dat het alleen aan die bevolking zelvo te wijten i s , dat zij dat juk nog langer draaft; dat dit daaraan toe te schrijven i s , dat de bevolkingen zich niet onderlinc verstaan en geene vereenigingpunten bezitten. D i t en soortge- lijke vinden wij i n die kouranten vermeld. Lezen wij nu de kouranten i n de Engelsche taal gedrukt, en waarvan er sommige ook door inboorlin- gen en daarmede gelijk gestelden geschreven w o r d e n , dan zien wij dat die niet minder hevig zijn.

De heer EOCHUSSEN is zoodanig van de verderfelijke werking der pers overtuigd, dat het hem eigenlijk verwondert, dat onder die werking de Britsche m&»t in I n d i ë nog bestaat; maar dit schrijft hij daaraan t o e , dat er zulk een groot leger op de been wordt gehouden. „ 't Is w a a r , " zegt h i j , „ dat al die kouranten-artikels niet hebben geleid tot meer bepaalde

(11)

rustverstoring, dan wel in vroegere tijden het geval was; maar er zijn toch vele plaatsen in Britsch-Indië, waar de rust alleen wordt bestendigd door het aanwezen van sterke garnizoenen. Het Britsch-Indische leger is nooit zoo sterk geweest als tegenwoordig, en nooit heeft men van dat sterke leger zoo weinig troepen kunnen afzonderen voor eene expeditie*

De laatste krijgsbedrijven tegen de Burmesen hebben dit bewezen; zelfs een gedeelte van het leger van Bombay moest toen tegen de Burmesen worden aangevoerd, omdat men niet kon beschikken over genoegzame sterkte uit de legers van Bengalen en van Madras. Men heeft in Britsch- Indië thans een leger van nagenoeg drie maal honderd duizend man, en dal in een land, waar het grootste deel van de bevolking tot eene kaste behoort, welke niet geregtigd is tot het dragen van wapenen, en waar de bevolking verdeeld is tusschen lieden van zoo verschillenden oorsprong als de Hindoes en Mohammedaansclie overheerschers, welke laatste weder in tegenover elkander staande sekten verdeeld zijn."

De heer BAUD had geen minderen afkeer van 't geen de pers in Indië verrigt en zag de toekomst van dat land , als een gevolg van die pers , even donker in. Ofschoon hij nog wel niet dadelijk de nadeelige gevolgen der drukpersvrijheid als met den vinger kon aanwijzen , hij beriep zich op de toekomst. Die gevolgen zouden niet uitblijven. Thans vooral, nu de spoorwegen de dagbladen „ met verontrustende snelheid" over het geheele land zullen verspreiden, zou het kwaad worden gesticht. Dat was zeker en ontwijfelbaar, en op die zekerheid grondde hij zijn betoog. Zie hier de eigen woorden van den heer BAUD:

„ Men heeft herinnerd, dat toen er sprake was van de invoering van de drukpersvrijheid in Brit3ch-Indië, 20 of 25 jaren geleden, soortgelijke be- denkingen werden geopperd; men heeft gezegd, dat onder anderen de be- kende sir JOIIN MALCOLM destijds een zwart tafereel ophing van het kwaad dat die drukpersvrijheid in Britsch-Indië stichten zou, en dat zich evenwel daarvan niets heeft bewaarheid. Dat feit moet ik tegenspreken. Mijn in- druk is, dat, zoo MALCOLM zich bedrogen heeft, dit alleen den tijd geldt.

MALCOLM heeft zich voorgesteld, dat de drukpersvrijheid het Britsch ge- zag in Indië in veel korter tijd zou ondermijnen dan werkelijk het geval is geweest; hij heeft voorbijgezien, dat de ingezetenen van Hindostan eene geene kouranten lezende natie zijn en er meer dan 20 jaren noodig wa- ren , om ze tot kourantenlezers te maken.

„Maar ieder bevoegd beoordeelaar, die men er thans over hoort, is van gevoelen, dat nu Britsch-Indië zal bedekt worden met een net van spoorwegen, de dagbladen, wier omloop zich tot dus verre bepaalde tot de groote steden , met verontrustende snelheid door gansch Britsch-Indië zullen worden verspreid, en het kwaad zullen gaan stichten, dat MALCOLM heeft voorspeld. Gedurende mijn verblijf, twee of drie jaar geleden te Londen, kwam ik in aanraking met iemand , die lang in Britsch-Indie ge- woond had en bekend is als een van de verlichtste en bekwaamste mannen van Engeland. Hetgeen ik gezegd heb omtrent de misrekeningen van MAL-

(12)

C O L M , heb ik geput uit de mededeelingen van dien Engelschman, maar hei blijkt ook uit de stukken, op last van het Britsch parlement publiek ge- maakt. I k vernam, dat de vroegere Fransche denkbeelden omtrent eene Russische invasie i n Hindostan algemeen verspreid waren door de druk- pers, met bijvoeging van voorspellingen omtrent den val van het Engelsche rijk i n I n d i ë , voorspellingen, die door onvergenoegden om deze of gene reden met gretigheid werden opgevangen. O o k dit vinden wij i n de ge- drukte stukken vermeld , die gedeeltelijk zijn medegedeeld i n het Verslag van het onderzoek i n de afdeelingen. Vergunt mij u eenige woorden voor te lezen uit eene kourant, i n de Perzische taal gedrukt, i n het midden van de Britsche bezittingen i n Indië. D i e kourant is nog niet van ouden datum.

„ D e beheerscher van Hyderabad en andere onafhankelijke vorsten heb-

„ b e n het regt, om hunne zaken te besturen, en echter plaatsen zij zich

„ u i t ijdele vrees onder de bescherming der Engelsche Compagnie. De

„laagheid der Indianen is het fundament van de magt en den invloed der

n Britten.

„ Het Britsch Gouvernement is w e l gelukkig van zijne agenten (die soms

„ o v e r w i n n e n d e krijgsbevelhebbers, maar soms niets dan spionnen zijn) zoo

„ veel eerbied inboezemen, dat alle onafhankelijke inlandsche hoofden zich

„ v o o r hen i n het stof buigen. H o e j a m m e r , dat de vorsten van I n d i ë

„ hunne eigene landen bedorven en daardoor eene vreemde natie gelegenheid

„ gegeven hebben, de handen aan hen te slaan. Z o o lang EUNJIH SING

„ l e e f d e , konden de Engelschen geen voet i n zijn land zetten. Toon hij

„ dood was en de onbekwaamheid der leden van zijn geslacht gebleken was,

„ b e s p r o n g e n de Engelschen zijn l a n d , en nu is zelfs de naam van zijn rijk

„ u i t g e w i s e h t .

„ D i t is een onderwerp, waarover men gansche boeken zou kunnen

„ s c h r i j v e n , zonder het uit te putten."

„ Z i e t d a a r een staaltje van de govolgen van vrijheid van drukpers i n Britsch-Indië. Z a l men , na dit te hebben hooren voorlezen , kunnen vol- houden , dat het verspreiden van zulke denkbeelden zonder gevaar is ?"

Zietdaar het oordeel van de heeren V A N GOLSTEIN , EOCHUSSEN en B A U D over de werking der drukpers i n Britsch-Indië, Niet weinig gevoel i k mij opgewekt en noode kan i k de verzoeking weerstaan, om deze redenen in alle bijzonderheden te ontleden en do kracht te peilen, die er i n deze drie redevoeringen gelegen is. I k sta er dan ook i n geenen deele v o o r i n , dat ik niet binnen kort voor die verzoeking zal bezwijken. M a a r voor het tegenwoordige bepaal ik er mij b i j , om tegenover de Campbellsche magt- spreuk van den heer V A N GOLSTEIN, de kouranten-artikels, die de heer EOCHUSSEN in handen had, en den wissel op de toekomst van den heer BAUD, eenvoudig de antwoorden te stellen van T E E V E L T A N . I k v e r t r o u w , dat de gronden, die deze beëedigde getuige voor het Hooger H u i s heeft aange- voerd , door geen mijner lezers zullen worden miskend, en dat zij i n hunna

(13)

oogen genoegzaam z i j n , om tegen de drie Nederlandsche volksvertegen- woordigers op te wegen.

Men vroeg den heer T R E V E L Y A N , of de uitgevers der nieuwe bladen niet aeer ingenomen waren met het bezit der vrijheid van drukpers, en of zij hunne tevredenheid daarover niet te kennen gaven?

„ N i e t alleen z i j , " was het a n t w o o r d , „ m a a r Europeanen van alle stan-

„ d e n , zoowel zij, die in de dienst der Kompagnie als zij die het niet w a - ren , betoonden zich zeer ingenomen met deze vrijheid en maakten er een zeer waardig gebruik van. V a n dat oogenblik werd ieder onderwerp van algemeen belang op eene heilzame wijze i n de dagbladen behandeld, en aller- lei vraagstukken van publiek belang werden door de drukpers toegelicht en voorbereid , vóór dat de regering er een besluit over nam. I k zal hier slechts een enkel voorbeeld aanhalen: de afschaffing van de doorvoerregten is men geheel verschuldigd aan de vrijheid van drukpers."

Was die afschaffing niet het gevolg der zending, welke lord W I L L I A M B E N T I N C K u opdroeg, ten einde nopens dat onderwerp een onderzoek in te stellen; iets waarover gij later een verslag hebt uitgebragt ?

„ I n d i e n mijn verslag niet publiek ware gemaakt, en slechts den gewonen loop van diskussie had ondergaan, er zouden nog jaren verloopen zijn , v ó ó r dat de doorvoer en stedelijke regten afgeschaft waren. M a a r , in plaats daarvan, werd het verslag gepubliceerd, en plotseling gevoelde iedereen, dat het systeem verouderd en veroordeeld was en slechts op ver- nietiging wachtte. T o e n de heer ROSSE i n de opper-provinciën op zich nam, de inlandsche tolkantoren af te schaffen, gevoelde ieder, dat hij slechts voor korten tijd een maatregel vervroegde , welken men toch later onvermijdelijk zou hebben moeten nemen."

Vertegenwoordigt de drukpers in I n d i ë in 't geheel niet het gevoelen der inlanders ?

„ Zij doet het wezenlijk en krachtdadig. D e leiding der administratie berust hoofdzakelijk bij de burgerlijke en militaire officieren, i n het bijzon- der bij de burgerlijke beambten, en het is eene van de loffelijke hoedanig- heden der laatsten, dat zij zich in hooge mate met de inlandsche belangen vertrouwd maken en vereenzelvigen. Indien U w e Lordschap de diskussiën gelezen had , welke in die dagen zijn gevoerd, de reeks brieven geteekend

„ e e n vriend van I n d i ë , " door den heer F R E D E R I K SIIORE geschreven, en ge- gewoonlijk de „ indophilus correspondentie" genoemd; benevens het dagblad

„the Friend of India," dat nu gedurende bijna 20 jaren Indische ouderwer- pen met eene hooge mate van verlichting en bekwaamheid behandelt, tot groot voordeel van het land ; en voorts de „ Calcutta Keview gelijkstaande met de hier uitkomende Edinburgh en Quarterly Heview, — dan zouclt gij zien, dat Indische belangen (door welken ik de belangen der inlandsche bevol- king bedoel) op even loijale en krachtige wijze behandeld worden , als of de inlanders zeiven de diskussiën hadden gevoerd. Menige omstandigheid brengt mede, dat de burgerlijke ambtenaren zich met de inlanders vereen-

(14)

zelvigen. In de eerste plaats zijn zij eene soort van officiële monniken»

Krachtens bepalingen op de dienst is het hun verboden handel te drijven of andere partiknliere zaken , van welken aard o o k , waar te nemen. Zij hebben slechts op hunnen officiëlen werkkring te letton, en het is voor hen van het grootste gewigt dat hunne administratie volkomen slage. Zij zijn met de inlandsche talen bijzonder vertrouwd en gaan zeer vrij en ge- meenzaam met de inlanders om. D e voorname onderwerpen van algemeen belang i n I n d i ë zijn Indische belangen, en deze worden op eene zeer voldoende wijze, naar de mate van hun gewigt, besproken. D e burger- lijke ambtenaren zijn Engelsche staatslieden , onderwezen i n staathuishoud- kunde, regtsgeleerdheid en andere wetenschappen, welke tot de kunst van regeren behooren; en zij worden door geene nevenbedoelingen afgehouden van het vervullen hunner verpligtingen jegens de inlanders."

Hebt gij ooit een onderwerp gekend, dat met zooveel harfstogtelijkheid in de Indische drukpers behandeld w e r d , als de vermindering der traktementen?

„ I k herinner mij slechts zeer weinige diskussiën over dat onderwerp door de drukpers, in den tijd dat zij vrij was. I k herinner mij wel den tijd toen „ h a l f - b a t t a " werd ingevoerd; toen werd er ernstig gemord ea verontrustende gevolgen werden er van te gemoet gezien — maar dat heeft op een vroeger tijdperk betrekking. Zoo ver mijne herinnering reikt, had er geene publieke diskussie over dat onderwerp plaats. Onder het bestuur van lord W I L L I A M B E N T I N C K , sir C H A E L E S M E T C A L F E en lord A U C K L A N B ,

werd de pers genoegzaam van onderwerpen voor ö p e n b a r e diskussie en van belangrijke publieke inlichtingen voorzien. D e algemeene kennis van het land berust bij de organen van de regering, in do gedachten en her- inneringen der burgerlijke ambtenaren. H u n werd de vergunning verleend insgelijks over deze onderwerpen te redeneren. V ó ó r dezen toestand van vrijheid, van welke ik spreek, en ik vrees ook i n de latere j a r e n , nadat de oude beperkingen tegen de vrijheid van diskussie, i n zoo verre althans de ambtenaren der kompagnie betreft, vernieuwd zijn, werd de drukpers tot eene meer persoonlijke diskussie gedrongen. Het noodzakelijke gevolg van het stelsel, om het bestuur op geheimhouding te vestigen, en van het niet toestaan, dat het publiek ingelicht worde omtrent de gewone admi- nistratie der regering, is altoos, dat de pers genoodzaakt w o r d t , zich tot personele k w e s t i ë n te bepalen, deels uit gebrek aan meer gewigtige onder- werpen, deels ten gevolge der verbittering, welke deze staat van wantrou- wen en beperking doet geboren worden. M a a r in mijn tijd was het zoo niet. Ik kan een ander merkwaardig voorval bijbrengen, waarin de alge- meene belangen door de vrijheid van diskussie zeer gebaat werden. Ik werd door lord W I L L I A M B E N T I N C K gebezigd, om een uitgewerkt plan van schikkingen te maken, betreffende de opening der vaart^ op den Indus, waarvan de eerste grondslagen door lord E L L E N B O E O U G H gelegd waren. E e n afschrift van dit stuk werd door den Gouverneur-Generaal aan lord C L A R E

gezonden, die toen Gouverneur van Bombay w a s , en deze zond het naar de dagbladen van Bombay. Toen nu aanmerkingen van verschillenden

(15)

aard daarop verschenen, werden er, voor het goede verstand van den maat»

regel, ophelderingen vereischt. Hierop begon ik eene reeks brieven te schrijven, geteekend „ I n d o p h i l u s " , die allen over dit bijzondere onderwerp handelden; maar ik ondervond, vóór dat ik nog eenigzins daarmede gevor- derd w a s , dat ik de algemeene aandacht had tot mij getrokken, en dat i k daarvan een goed gebruik kon maken. Ik was kort te voren nït de O p - p e r - P r o v i n e i ë n naar Calcutta teruggekeerd, met een zeer diepen indruk der groote nadeelen van het toen bestaande stelsel van landrente en van de onzekerheid en het gemis van alle veiligheid van eigendom, ten gevolge van de tijdelijke grondslagen van landrente, die toen jaarlijks werden vastge- steld. Ik kwam daardoor op de gedachte, dat ik met groot nut een algemeen overzigt van dit onderwerp kon opstellen, 't welk de publieke opinie zou v ó ó r l i c h t e n , en tevens de strekking hebben, om bij de kommissa- r i s s e n , ontvangers, en andere personen, bij de regeling der landrente gebezigd, eene algemeene neiging te doen ontstaan, om gematigde grond- slagen vast te stellen en grondslagen voor een lang termijn, ten einde in dat gedeelte van I n d i ë het groote beginsel van zekerheid van den eigendom te vestigen. Dienovereenkomstig gaf ik aan de reeks „ I n d o p h i - lus-brieven" de rigting van dit onderwerp, en ik geloof niet te veel te zeg- gen , wanneer ik beweer, dat de uitwerking, welke deze brieven op het publiek maakten, eene duidelijke en bepaalde geneigdheid was, om gematigde en iedereen bevredigende grondslagen voor de landrente vast te stellen.

Want ofschoon de k r i n g , op welken in I n d i ë door publieke diskussiën ge- werkt kon worden, klein i s , is hij niettemin invloedrijk; en gij bereikt reeds een groot doel, indien gij slechts een enkelen ontvanger der landrente kunt overtuig en , dat zijn pligt en zijn belang de vaststelling van gema- tigde grondslagen vereischen, en dat hij door onredelijke eischen aan de

„ ryats" (landbouwers) te doen, den dank der regering niet oogsten en gewis bij zijne landgenooten afkeuring ondervinden zal. Daardoor bewerkt gij het groote verschil, óf i n een uitgebreid d i s t r i k t , hetwelk misschien honderd duizend menschen omvat, deze allen en hunne kinderen na hen in veiligheid en overvloed zullen l e v e n , dan of zij over de middelen van hun bestaan bezorgd zullen zijn en van de hand in den tand moeten leven."

Hetgeen gij hier hebt gezegd bewijst, dat i n goede handen de drukpers nuttig is ; maar het schijnt volstrekt niet de uitdrukking te zijn van de inzigten der inlanders over die aangelegenheid?

„ Ik vermeld dit als ééne omstandigheid; maar algemeen gesproken , was toen de strekking en de algemeene uitwerking van bet schrijven in de dag- bladen zoodanig als ik het beschreven heb ; en inzigten, gelijk ik tot voor- beeld heb aangehaald, verkregen, ten gevolge van deze publieke diskussie, de overhand."

Vertegenwoordigde de drukpers ooit inlandsche gevoelens?

„ D i t zijn inlandsche gevoelens. Zij zijn beter dan de zuivere, onver- mengde inlandsche meeningen; omdat welligt, indien de meerderheid der inlanders hare eigene beschouwingen over hare belangen uitdrukte, zij veel

(16)

minder goed toegelicht zouden worden. Indien de inlanders over het algemeen deel aan de publieke diskussie namen , zouden zij ongetwijfeld pleiten en schrijven voor de wederinvoering der instelling van het ver- branden der vrouwen, voor de afschaffing der wetten , welke vrijheid van geweten instelden, en voor het beletten dat iemands eigendom verbeurd verklaard worde, wanneer hij van geloof verandert; zij zouden de bloed- wraak , kindermoord, en dergelijken verdedigen. Zoodanig zijn de heer- schende gevoelens der inlanders. M a a r naarmate zij beschaafder en verlichter w o r d e n , verkrijgen zij tevens de bevoegdheid, om aan deze heilzame Europesche publieke diskussie deel te nemen ; zij beginnen er te- genwoordig reeds deel aan te nemen ; zij lezen gretig al die gedachtewis- selingen in de dagbladen, van welke ik gesproken h e b , en dragen er zelfs eenigermate toe bij. Ik herinner mij twee Engelsche bladen te C a l - cutta, die op deze beginselen gevestigd waren; zij bepleitten die belangen soms zeer degelijk op de door mij beschreven wijze. Het eene heette „ the Reformer," dat het orgaan was van D W A E K A N A T H THAKOOB en andere verlichte inlanders van de partij van RAM MOHÜN B O Y ; het andere „ t h e Inquirer" door den eerwaarden KEISHNA BANEEJEE uitgegeven, die later tot geestelijke i n de Episcopale kerk werd aangesteld."

In het k o r t , gij houdt het er v o o r , dat de belangen van de inlanders op gelijke wijze vertegenwoordigd werden, als de belangen van een kliënt vertegenwoordigd worden door zijn advokaat, die een helderder denkbeeld van de belangen zijns kliënts heeft dan deze zelf?

„ J a , dat is eene zeer toepasselijke vergelijking."

Hielp de drukpers u in uwen strijd voor de invoering der Engelsche taal als een middel van onderwijs ?

„ J a , ik heb den president eene reeks gedrukte korrespondentiën mede- gedeeld , allen uit de dagbladen van Calcutta getrokken, en voor een ge- deelte een herdruk van een verslag der kommissie voor het openbaar on- derwijs van het jaar 1835 , hetwelk insgelijks in de dagbladen verscheen, waarin dit onderwerp werd behandeld. Veel nut en ondersteuning hebben wij van deze aldus gepubliceerde stukken ondervonden."

"Werd er in de diskussiën, welke in de laatste drie maanden, in de nieuwsbladen te Bombaij en elders in I n d i ë , over de afzetting van twee regters, gevoerd zijn, w e l een woord gezegd over het algemeen belang van het onderwerp ? Hebben zij zich niet uitsluitend bepaald tot het gel- delijke verlies door twee personen geleden ?

„ Ik heb deze diskussiën niet gelezen, maar de onafhankelijkheid der regterlijke magt is een onderwerp van groot algemeen gewigt."

M a a r werd dat vraagstuk der onafhankelijkheid van de regterlijke magt, bij gelegenheid dier diskussie, in de nieuwsbladen behandeld?

„ I k heb het, in brieven uit Bombaij geschreven, en die in Engelsche dagbladen publiek gemaakt werden, op den voorgrond zien stellen."

Hoedanig is uw gevoelen omtrent de uitwerking der Inlandsche drukpers op de volksbeschaving?

(17)

„ Toen ik het eerst naar I n d i ë g i n g , leed het land onder een schrikbe- wind op kleine schaal. Redakteurs en uitgevers waren uit de kolonie gezet, en zij, die in de oppositie-dagbladen schreven, waren in boete geslagen. H e t gevolg daarvan w a s , dat men i n een staat van algemeene intellektuële dorheid en beperking verkeerde, en dat ieder, die voor hervorming pleitte, hoe noodzakelijk o o k , als een meer of minder gevaarlijke invoerder van nieu- wigheden werd beschouwd. D e eerste inbreuk, die op dat stelsel gemaakt w e r d , was eene aankondiging, welke in de dagbladen verscheen, door L o r d WILLIAM BENTINCK'S bijzonderen sekretaris onderteekend, inhoudende:

dat zijne Lordschap bereid was, van iedereen wie 't ook zijn mogt inlich- tingen en wenken te ontvangen, betreffende de verbetering van den toestand der Inlanders en omtrent de ontwikkeling der hulpbonnen van het land.

Deze aankondiging scheen zoo onbestaanbaar met de voorheerschende opi- n i e , die i k hierboven vermeld h e b , dat in den beginne de echtheid van deze aankondiging in twijfel werd getrokken. Het duurde lang alvorens de Britsch-Indische maatschappij van L o r d WILLIAM BENTINCK'S vrijzinnige bedoelingen gebruik maakte. D e eerste praktische toepassing van eene vrije pers was de merkwaardige serie brieven, onder de onderteekening van „ e e n vriend van I n d i ë " door den heer FEEDEBIK SHOEE uitgegeven, waarin de ad- ministratie der Indische regering in al hare bijzonderheden met groote gestreng- heid beoordeeld werd. I k herinner mij , hoe, bij het verschijnen van eiken brief, wij verwachtten, dat er gestrenge maatregelen tegen den heer SHOEE zouden genomen w o r d e n ; maar waarschijnlijk werd de omstandigheid, die de algeheele emancipatie der maatschappij tot stand bragt, de algemeene zucht namelijk, om i n de dagbladen te schrijven, uitgelokt door de „ I n d o p h i l u s "

geteekende brieven, die de verdienste hadden, van die klasse der maatschappij, Welke nooit in de dagbladen geschreven had, aan te sporen, om in de publieke geschriften over de algemeene belangen des lands van gedachten te wisselen.

„ A l s een algemeen beginsel is het wenschelijk , dat er eene vrije me- dedeeling van meeningen en gevoelens plaats heeft tusschen de regering en hare onderdanen. Het is tevens wenschelijk, dat de regering van den toestand en den vooruitgang des lands, van de wenschen en het gevoe- len des volks ten volle ingelicht zij. Het is ook wenschelijk, dat de handelingen der regering door het volk gekend worden, opdat het met de regering medewerke en ongegronde vermoedens omtrent het gedrag en de voornemens der regering worden weggenomen. Indien dit nu in het algemeen wenschelijk is , des te meer is dat hst geval i n een land als I n d i ë , hetwelk door een handvol vreemdelingen geregeerd wordt, die meer dan gewoonlijk aan misverstand van beide zijden bloot staan. D i t doel kan tegenwoordig in I n d i ë niet door eene publieke vergadering (van volks- vertegenwoordigers), maar wel door eene vrije diskussie i n de dagbladen bereikt worden. H e t is een strijdperk, dat ieder, die er toe geschikt i s , betreden kan. I n den tegenwoordigen toestand van I n d i ë voorziet het i n ruime mate in de plaats van een vrij parlement; dit laatste was in den tijd, waarvan ik spreek, zoo in 'toog vallend, toen elk onderwerp van

16*> JAAEG. 20

(18)

algemeen belang ruiterlijk in dagbladen behandeld werd, dat wij het ge- woonlijk het „parlement der drukpers" noemden.

„Nu zijn er, onderscheidene bezwaren tegen eene vrije drukpers in Indië ingebragt. Het eerste is, dat zij onbestaanbaar zoude zijn met den des- potieken aard van het Indische gouvernement. Mijn antwoord hierop is, dat de regering van Indië niet despotiek is. Tndië wordt bestuurd door een gedeelte der Engelsche natie, uit die klassen der maatschappij genomen, in welke vrijzinnige beginselen het meest heerschen. Zij hebben tevens onder- wijs ontvangen in de staathuishoudkunde, regtsgeleerdheid en geschiedenis, en men kan van hen met meer regt zeggen, dan van wien het gewoonlijk gezegd werd, dat zij zelfs in dienstbaarheid den geest van eene uitsporige vrijheid behouden. De Indische regering is eveneens eene verantwoordelijke regering; zij is verantwoordelijk aan de boven haar geplaatsten, daar zij in de Verslagen aan de hooge regering van het moederland rekenschap moet geven van al hare handelingen; zij is tevens verantwoordelijk jegens de publieke opinie in Indië, welke zich, door middel van de vrije drukpers, uit. Door de Gouverners-Generaal en Gouverneurs in Indië wordt de plaat- selijke publieke opinie wel degelijk in aanmerking genomen. Zij hebben het praktisch gevoeld,.dat het nog meer voor hun eigen welzijn is, dat allen, met wie zij dagelijks omgang hebben en zaken afdoen, goed over hen denken, dan dat zulks gedaan worde door een magtiger en invloedrijker stand. En de wijze, waarop zij tot hier toe over de drukpers gesproken en waarop zij ten haren aanzien gehandeld hebben, bewijst, dat zij haar zeer waarderen.

„ A l verder is beweerd , dat eene vrije pers onbestaanbaar zou zijn met de duurzaamheid onzer regering in Indië. Dit hangt geheel af van den aard onzer regering. De betrekking van eene vrije drukpers tot eene goede of slechte regering is naauwkeurig door de goddelijke wijsheid bepaald ge- worden. „Een ieder, die kwaad doet, haat het licht; hij komt nooit tot het licht, opdat zijne daden niet afgekeurd worden; maar hij, die goed doet, komt tot het licht, opdat zijne daden getuigen, dat zij uit God zijn."

Onze regering in Indië is eene eerlijke regering. Ons doel i s , om het land te besturen, ten voordeele van de inlanders, en wij trachten al onze maatregelen tot bereiking' van dit doel in te rigten. Daarom zullen wij, de beginselen en handelingen van ons Gouvernement meer aan de inlanders bekend makende, ook vaster in hun vertrouwen en genegenheid geworteld worden en de veiligheid onzer regering bevestigen. Wanneer wij de vroe- gere geschiedenis van Indië raadplegen, dan zullen wij vinden , dat de ge- varen, die ons bedreigden, hoofdzakelijk zijn voortgekomen uit misverstand en wantrouwen in de voornemens der regering. Zoo dikwijls misnoegdheid en oproer ontstonden, was al hetgeen wij te doen hadden, meestal slechts volledige opheldering te geven. Het is dus veel beter, dat deze ophelderin- gen normaal in plaats van exceptioneel zijn. Door middel van de drukpers kunnen wij eene vaste gemeenschap, en eene geregelde wijze van inlichtin- gen te geven, met de inlanders onderhouden.

(19)

„De laatste tegenwerping, welke ik tegen eene vrije drukpers in Indië Leb hc-oren maken, is dat de regering niet genoeg in de pers vertegen- woordigd wordt, en dat de meerderheid der schrijvers tegen het Gouverne- ment is gekeerd. Mijn antwoord is: indien gij uw garnizoen knevelt en handen en voeten bindt, zal de vijand ongetwijfeld overwinnen. Indien het den Gouvernements-ambtenaren geoorloofd is, het Gouvernement op alle noodige punten te verdedigen, zal dit zeer afdoende zijn. In mijn tijd was het zoo.

Wij behielden niet alleen ons eigen terrein ; maar wij deden, zoo dikwerf wij het noodig achtten, invallen op het grondgebied van den vijand. En zoo zal het weder gebeuren , bijaldien het den Europeschen ambtenaar ver- oorloofd wordt, om, op zijne eigene verantwoordelijkheid, in de dag- bladen te schrijven. De burgerlijke en militaire ambtenaren van Indië maken een goed opgevoed en beschaafd ligchaam uit, bestaande uit En- gelschen, wier belangen geheel en al met die van het Gouvernement ver- eenzelvigd zijn; zoodat de strekking van hun schrijven altijd behoudend zal zijn. A l de inlichtingen, die de regering ontvangt, en de kennis van regeringszaken berusten bij hen , en meestal zijn zij zeer bekwaam in het voeren van de pen. Het ligt in den aard van de Britsch-Indische maat- schappij , dat zij ongeoefend in het spreken , maar zeer bekwaam in 't schrij- ven is, waardoor het medewerken tot de dagbladpers haar bijzonder past."

Bestond er in het tijdperk waarvan gij spreekt, toen de heer SHOEE schreef, één blad in Indië, dat in de inlandsche taal werd gedrukt? waren niet al deze bladen, waar gij op wijst, zuiver Engelsch ?

„ De publieke diskussie, waarvan ik melding heb gemaakt, was geheel Engelsch."

Zou het bestaan van inlandsche nieuwsbladen, waarin staatkundige dis- kussiën worden opgenomen, u van 't gevoelen doen veranderen, dat gij in het algemeen over de kwestie van de vrijheid van drukpers hebt uitge- drukt ?

„ Geenzins; ik meen dat de inlandsche nieuwsbladen altijd den werkelijk bestaanden toestand van den inlandschen geest zullen uitdrukken. In den beginne, toen de inlandsche pers ingevoerd werd, waren hare bladen vol nietigheden ; maar het is thans veel verbeterd , en daar de inlanders ver- lichter worden en in staat hoogere onderwerpen te bespreken, en daarin ook meer belang stellen, zal het karakter dezer publieke diskussiën ook wel verbeteren."

Gij hebt incidenteel betoogd, dat gij het Gouvernement van Indië niet beschouwt als despotiek; maar onderstellende, dat andere personen betref- fende dat punt met u in gevoelen verschillen , en aangenomen dat de rege- ring despotiek ware, zijt gij dan nog van gevoelen, dat de vrijheid der drukpers, zelfs onder een despotismus, nuttig voor de regering zou zijn ?

„ J a , zelfs onder eene despotieke regering. Een wijs verlicht despoot van Indië zou wenschen, de meest mogelijke gemeenschap met zijne on- derdanen te hebben. Het zij mij veroorloofd u eene plaats voor te lezen uit mijne „Indophilus-brieven" over dit onderwerp handelende, waarmede

20*

(20)

ik tot op dezen dag nog geheel instem : „ „ Het is eene grove dwaling te onderstellen, dat de regeringen, uit gebrek aan goede bedoelingen, ge- woonlijk falen i n de volledige vervulling van hunne pligten. Zij falen veel meer uit gemis aan de vereischte inlichting en ondersteuning.

,, „ H o e kunnen drie of vier personen een juist oordeel vellen over al de verschillende punten , die in het beheer eener groote maatschappij betrok- ken z i j n , tenzij die maatschappij zelve hare hulp er toe leent. H o e zouden die aangelegenheden , welke verbetering noodig hebben , tot hunne kennis komen , indien zij niet door de daarbij belanghebbenden daarop aandachtig gemaakt werden. D e tijd van het Gouvernement wordt geheel ingenomen met de behandeling der loopende zaken. E r bestaat noch tijd, noch gele- genheid toe, om over de geheele uitgestrektheid van dit groote rijk missla- gen op te sporen, en nog minder tijd heeft het Gouvernement voor de d i s k u s s i ë n , welke het betrekkelijke gewigt van elk onderwerp vereischt.

Is het niet veel beter, dat de maatschappij zelve dit alles doet, zelve mis- slagen opspoort en diskussiën over elk onderwerp van binnenlandsche ad- ministratie voert, aan de regering alleen overlatende, om den haar toeko- menden pligt te vervullen, van in de vooraf besproken zaak beslissing te nemen en deze beslissing in werking te brengen? I n d i ë zal nimmer een land zijn, alvorens zijn eigen slapende geest i n werking worde gebragt.

T o t hier toe was het de gewoonte der maatschappij aldaar, om i n elk opzigt van het Gouvernement af te hangen, en zelve niets te doen, als of de algeheele wijsheid en plaatselijke kennis van het land, het zij met allen eerbied gezegd, in de vier mannen, waaruit de raad bestaat, vereenigd ware.""

„ I k w i l u eveneens doen opmerken, dat men, toen het iedereen vrijstond op zijne eigene verontwaardelijkheid in de dagbladen in I n d i ë te schrijven, ondervond, dat de pers als eene zedelijke politie op allo publieke beambten werkte; en het was eene algemeene opmerking, dat de ambtenaren, i n de afgelegene distrikten van I n d i ë , meer ontzag voor de pers dan voor den Gouverneur-Generaal hadden."

Onder welke klassen der maatschappij worden de inlandsche bladen gelezen?

„ Z i j cirkuleren voornamelijk, in Calcutta en den onmiddellijken omtrek, onder die klasse, welke geleerd heeft hare moedertaal te lezen; zij worden weinig gelezen door hen, die eene beschaafde Engelsche opvoeding hebben genoten •— deze lezen de Engelsche bladen — geene, zelfs niet de beste, worden door deze klasse gelezen."

Ook niet door de handeldrijvende klassen i n de steden?

„ J a , d o o r de neringdoende en arbeidende klassen, die zeer talrijk zijn, en door anderen."

Cirkuleren zij niet veel in de land-distrikten ?

„ Neen."

Worden er nieuwsbladen aan de hoven der inlandsche vorsten gelezen ?

„ J a , i n mijn tijd waren er Persischc bladen , en ik geloof dat zij er, nog zijn. I n deze Persiscke dagbladen had het Mohamedaansche gevoelen den boventoon. Enkelen waren zeer oproerig. W i j wisten zeer w e l , dat

(21)

zij aan do inlandsche hoven gelezen werden; maar dit hinderde ons in het minst niet."

Zijt gij niet van gevoelen , dat zij niet geheel zonder nut w a r e n , in zoover daaruit kon opgemaakt worden, wat er in de gedachten van den inlander omging ?

„ Zij waren van zeer groot nut. E r bestaat eene zeer groote waarheid in het regerings-beginsel, om het volk te laten zeggen wat het goedvindt , mits het u overlate te doen wat gij goedvindt. E r is eene groote kloof tusschen spreken en handelen, en niet een van de duizend, die deze, tot oproer aanzettende, Persische bladen lazen, zou het i n de gedachte zijn ge- komen, om de wapenen tegen het Gouvernement op te vatten. H et is bijna altijd een zeker werkend middel, om een misnoegd volk door rede- neringen zich te laten uitputten."

Onderstelt g i j , dat van de thans hier gevoerd wordende diskussiën over het Gouvernement in I n d i ë kennis wordt genomen door de inlandsche kouranten of aan de inlandsche hoven, en dat zij daar het onderwerp van gedachtewisselingen uitmaken ?

„ I k twijfel geenszins, of het zijn zaken, welke de belangstelling wekken ; maar ik geloof, dat hunne berigten zeer beperkt zijn, en dat zij zelden in staat zijn een helder overzigt te geven van de bijzonderheden van het geen thans betrekkelijk I n d i ë in behandeling is. M a a r buiten allen twijfel stellen zij er belang i n .

„ I k zal nu met toestemming der kommissie overgaan tot het voorstellen van zekere maatregelen, welke mij hoog noodig toeschijnen, ten einde het eenige wezenlijke bezwaar tegen de pers in Indië uit den weg te ruimen.

D e eenige wezenlijke bedenking tegen de pers i s , dat wij eene vrije pers bezitten, zonder behoorlijke inlichtingen omtrent de onderwerpen van alge- meen belang, welke de pers eigenlijk bespreken moet. I n zooverre nu de pers i n I n d i ë een laakbaren personelen toon aanslaat, is z u l k s , volgens mijne meening, aan die oorzaak toe te schrijven. I n Engeland bestaan overvloedige middelen ter verspreiding van algemeene inlichtingen. D a a r heeft men de debatten in het parlement; daar worden vraagstukken in het parlement behandeld ; daar worden de stukken van het parlement in groote menigte verspreid; maar indien deze middelen i n Engeland niet bestonden, dan ben ik er zeker v a n , dat ook de Times genoodzaakt zou z i j n , het ge- drag en het karakter van bijzondere personen te bespreken. H e t is tevens wenschelijk , om de banden tusschen ons en onze mede-onderdanen in I n - dië te versterken, hen trapsgewijze tot zelf-regering op te voeren , en den toon der openbare meening te verbeteren. M e t deze doeleinden voor oogen w i l ik de volgende maatregelen voorstellen.

„ In de eerste plaats wilde ik gezorgd hebben, dat de registers en han- delingen der regering, die niet meer dadelijk in gebruik z i j n , bewaard werden en geraadpleegd konden worden , op dezelfde wijze als onlangs i n het departement der algemeene archieven, onder den opper archivarius i n Engeland, is vastgesteld. D e oude archieven der Britsch-Indische regering

(22)

zijn in hooge mate kostbaar en belangrijk. Behalve de beschadiging, welke zij door de luchtgesteldheid of door de witte mieren ondergaan hebben, volgen zij elkander i n onafgebroken seriën o p . Toen i k voor de eerste keer te Delhi k w a m , trachtte i k a l de archieven der Delhische residentie

na te l e z e n , van den eersten dag toen s i r D A V i D O C H T E R L O N I J , n a de

inname van D e l h i , als resident door lord L A K E er achtergelaten werd.

Ik las ze i n mijne ledige uren door en vond ze zeer belangrijk. De D e l h i archieven zijn echter gering, i n vergelijking tot die van Calcutta, welke tot het vroegste tijdvak van de vestiging onzer magt i n I n d i ë loopen.

Daarom wilde i k voorstellen, dat alle registers, welke thans niet meer dagelijks i n gebruik zijn , even als die, welke later buiten gebruik gesteld zullen worden, i n eene bewaarplaats, onder het beheer van zaakkundige ambtenaren, bij een gebragt worden om als geschiedkundige overblijfselen te worden behandeld, voor letterkundigen en anderen toegankelijk. V o o r t s behoort het tot een gedeelte van mijn p l a n , betrekkelijk de verbetering van het finantiële stelsel i n I n d i ë , op hetwelk i k mijne aandacht, op eene dertienjarige ondervinding van Engelsche koloniale financiën gegrond, heb gevestigd, dat het Indische budget, bestaande uit ramingen van de uitga- ven van alle presidentschappen, gestaafd door memoriën van toelichting, door eene akte van bekrachtiging benevens een toelichtenden staat van den Gouverneur-generaal, jaarlijks in I n d i ë openbaar gemaakt e n , tot inlichting van het parlement en het volk i n het moederland, naar Engeland opge- zonden worde."

Ziedaar het oordeel van een m a n , die jaren lang het Gouvernement in I n d i ë gediend heeft, met den toestand der inlandsche bevolking volkomen bekend i s , en de invoering en werking der vrije pers i n I n d i ë heeft bij- gewoond.

W e l k e waarde hebben nu tegen zijne, door bewijzen gestaafde, argu- menten de magtspreuk van C A M P B E L L , waarop de heer V A N G O L S T E I N zich beriep, de inlandsche kouranten, die de heer R O C H Ü S S E N in handen h a d , en de visioenen, die de angst den heer B A U D voor zijne verbeelding plaatste ?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The working commission on Usability of Workplaces (CIB W111) by the International Council for Research and Innovation in Building and Construction (CIB) conducted research on

Tijdens strooiselbewerking met een minikraan vanaf de werkgang is op de plek van de varkens- houder 3, I mg inspirabel stof per m3 en 0,5 mg respirabel stof per m3 gemeten, Op

Het middel werkt zeer snel, maar is ook snel uit- gewerkt» Het oudste loof wordt gedood, doch het zich daaronder bevinden- de jonge loof in het gehoel niet« Alhoewel de werking op

Om per grondwaterlichaam te berekenen hoeveel piëzometers wel en niet voldoen aan de GXG-criteria, werd teruggegrepen naar de analyse van de actuele milieudruk

In de uitzending deed Hans Wiegel de op zich weinig nieuws bevattende mededeling dat hij zich volgend jaar weer &#34;vrij man” acht en dus ook een terugkeer naar de Haagse

Het is niet waarschijnlijk, dat de veiligheid van den Staat zoo plotseling in gevaar zou kunnen worden gebragt door eenige werking van de drukpers, dat geen tijd zou kunnen

afgezien van de bewijskracht van een gewijsde — de onbetwiste regel, dat men zich niet andermaal behoeft te verdedigen tegen een zelfde vordering welke reeds in hoogsten aanleg

De gegevens uit de Enquête, niet alleen de verhoren, maar ook de bescheiden die verder door de commissie bijeen werden gebracht, vormen een vruchtbaar uitgangspunt voor verder