• No results found

Te bedachtzaam? De invloed van bondgenootschappelijke tegenstellingen bij de totstandkoming van operatie Deliberate Force tussen 25 september 1991 en 20 september 1995. De interne en externe samenwerking van de NAVO, be

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Te bedachtzaam? De invloed van bondgenootschappelijke tegenstellingen bij de totstandkoming van operatie Deliberate Force tussen 25 september 1991 en 20 september 1995. De interne en externe samenwerking van de NAVO, be"

Copied!
71
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Te bedachtzaam?

De invloed van bondgenootschappelijke

tegenstellingen bij de totstandkoming van operatie

Deliberate Force tussen 25 september 1991 en 20

september 1995.

De interne en externe samenwerking van de NAVO, bezien

vanuit de verschillende niveaus van militair optreden.

Job Lameris

Studentnummer 10294376

Titelblad: Admiraal Leighton Smith, commandant van Deliberate Force, geeft een update.

(2)

1

Inhoud

Inleiding ... 3

Onderzoeksopzet en kader ... 3

1. De strategische besluitvorming rondom Deliberate Force ... 9

1.1 De weg naar Deliberate Force: moeizame samenwerking en tegengestelde belangen op politiek-strategisch niveau ... 10

Amerikaanse visie op het conflict en de rol van airpower ... 11

Nederlandse visie op het conflict en de rol van airpower ... 15

Het vervolg op resolutie 816 en de totstandkoming van Deliberate Force ... 18

Een mortierinslag in Sarajevo: de VS uit de startblokken, Nederland blijft achter ... 20

Deliberate Force: de smoking gun ... 26

1.2 Continue afstemming en verschillende commandostructuren: complicaties op het militair strategische niveau ... 28

1.3 Conclusie ... 34

2. De operationele realisatie van Deliberate Force ... 37

2.1 Deliberate Force: de operatie ... 37

De opmaat naar Deliberate Force ... 37

Een verruiming van het mandaat: Deliberate Force gereed ... 43

2.2 Deliberate Force: de luchtmacht doctrines van de VS en Nederland ... 44

Doctrine ... 45

Air power en Aerospace Power ... 45

Inzet op strategisch niveau: Counterair en verder ... 45

Strategische luchtaanval ... 48

Bijdrage aan het oppervlaktegevecht ... 49

Conclusie ... 51

2.3 Doctrinevorming binnen de NAVO ... 52

2.4 Peacekeeping binnen de NAVO en de VN ... 53

(3)

2

3. De tactische invulling van Deliberate Force ... 56

3.1 Deliberate Force: het materieel en de inzet ... 56

Materieel ... 56

Inzet ... 57

Conclusie ... 58

3.2 Deliberate Force: de ROE’s ... 59

3.3 Conclusie ... 61

Eindconclusies ... 63

Het politiek-strategische niveau ... 63

Het militair-strategische niveau ... 64

Het operationele niveau ... 64

Het tactische niveau ... 65

Oordeel ... 65

Bibliografie ... 67

Bronnen ... 67

Literatuur ... 67

(4)

3

Inleiding

De communistische staat Joegoslavië viel in 1992, drie jaar nadat dit in de Sovjet-Unie (SU) was gebeurd, uit elkaar en een bloedige oorlog volgde. Joegoslavië bestond uit een zestal

deelrepublieken met verschillende etnische en religieuze achtergronden. Tito en zijn communistische partij hadden jarenlang een ijzeren greep gehad op de verschillende bevolkingsgroepen, maar na zijn dood in 1980 duurde het niet lang meer voor er een grote oorlog uitbrak, waar bijna de hele

westerse wereld zich in zou mengen en die zo’n acht jaar duurde. Deze westerse inmenging vond zowel vanaf de grond als vanuit de lucht plaats, waarbij een groot aantal landen zich verenigd hadden via de Verenigde Naties (VN) op de grond en via de Noord Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) in de lucht om de burgerbevolking te beschermen tegen deze oorlog en etnische zuiveringen. Om een door de VN uitgeroepen no-fly zone te handhaven begon de NAVO op 12 april 1993 operatie Deny Flight. Later zou er ook nog sprake zijn van close air support (CAS) en gerichte luchtaanvallen op doelen in Bosnië. De operatie duurde ruim twee jaar, tot 20 december 1995.

Onderdeel van bovengenoemde campagne was operatie Deliberate Force, welke plaatsvond van 30 augustus tot 20 september in 1995. Dit was ook een luchtcampagne van de NAVO, in samenwerking met grondoperaties van de United Nations Protection Force (UNPROFOR). Doel van deze operatie was om de militaire middelen en capaciteit van de Bosnische Serven te verzwakken of uit te schakelen om zo de door de VN aangewezen safe areas in Bosnië en Herzegovina te beschermen. Deliberate Force was voor de NAVO een bijzondere missie. Tijdens Deny Flight was er de eerste directe gevechtservaring van een NAVO-gevechtsvliegtuig met een ander vliegtuig. Ook was het een operatie buiten het grondgebied van het verbond, niet gericht op het traditionele symmetrische conflict met de SU. Out-of-area operaties en vredesmissies met landen of organisaties buiten de NAVO waren nieuw voor de NAVO, en de luchtdoctrine was hier nog niet klaar voor. 1 Ook combined

optreden met zo’n grote organisatie als de VN was nieuw. Hiervoor waren het altijd afzonderlijke landen geweest die het voortouw namen na een verzoek vanuit de VN. 2

Onderzoeksopzet en kader

Deliberate Force wordt wetenschappelijk beschouwd als een korte en bijzonder succesvolle missie, en bovendien als een cruciale stap richting vrede. De door de VN aangewezen safe areas waren eindelijk veiliggesteld en het verzet van het (Bosnisch) Servische leger was gebroken. De onderhandelingen die volgden leidden uiteindelijk tot het Verdrag van Dayton. De missie wordt echter nooit echt op zichzelf geanalyseerd, maar wordt altijd beschouwd binnen het verloop van de oorlog in Bosnië. Hierbij is Deliberate Force een operatie die voortvloeide uit Deny Flight, en wordt de operatie beoordeeld op de uitkomsten in plaats van de situatie voorafgaande aan de missie. Diverse schrijvers nemen daarbij verschillende invalshoeken als uitgangspunt. Kolonel Mark Bucknam neemt in zijn zeer lijvige en gedetailleerde boek Responsibility of Command de rol van de militaire commandanten onder VN- en NAVO vlag als uitgangspunt, en de invloed die zij hebben gehad op de inzet van het luchtwapen en de uitkomsten hiervan. Hij beperkt zich hierbij tot de militaire leiding van de twee genoemde organisaties en hun soms moeizame samenwerking, maar de samenwerking binnen de VN of de NAVO zelf laat hij grotendeels buiten beschouwing. Wat hij hier wel over laat zien

1 Torrens (1996), 1-3. 2 Chesterman (2004), 10.

(5)

4

is dat binnen de NAVO de VS een grote rol speelden, zonder hierbij de standpunten en invloeden van andere landen echt te benoemen. Ondanks de politieke tegenstellingen was Deliberate Force een succes, vooral vanwege de kundige militairen aan zowel NAVO- als VN-zijde zo meent Bucknam. Majoor Michael Beale beschrijft in zijn Bombs over Bosnia de invloed die Deny Flight en Deliberate Force hebben gehad op de totstandkoming van vrede in Bosnië. Hierbij neemt hij de politieke en historische context van het conflict als uitgangspunt. De etnische spanningen en binnenlandse verhoudingen waren in de ogen van Beale direct van invloed op het verloop van de oorlog, en zo ook op de effectiviteit van de inzet van airpower. Dat Deliberate Force een succes was komt volgens hem met name door de superioriteit van de NAVO in de lucht. De operatie was echter geen

doorslaggevende factor. Als voornaamste keerpunt noemt Beale de keuze van Slobodan Milosovic om de Bosnische Serven niet langer te steunen, nadat zij in mei 1993 het Vance-Owen vredesplan hebben afgewezen.

Kolonel Robert Owen kijkt in zijn casestudy naar de planners en uitvoerders van Deliberate Force (lees de NAVO) en hoe en in welke mate zij rekening hielden met de strategische, politieke en diplomatieke doelen die zij meekregen. Hij wil in feite in kaart brengen welke externe factoren van invloed zijn geweest op de NAVO bij het realiseren van Deliberate Force. Door te spreken van een militaire campagne en de verschillende militaire disciplines (joint) en de verschillende actoren (combined) te benoemen geeft Owen in zijn inleiding al aan dat er behoorlijke wat externe factoren een rol hebben gespeeld, en deze brengt hij vervolgens binnen alle verschillende stadia van de missie in kaart. Hij is ook de enige die Deliberate Force centraal stelt, en van hieruit alle voorgaande en volgende gebeurtenissen beschrijft. Owen meent dat NAVO, en met name de Amerikaanse

luchtmacht, met Deliberate Force leverde wat het beloofd had. Want airpower was uiteindelijk een beslissend element in de oorlog en Owen meent ook zelfs de enige (politiek haalbare) manier om het conflict te beëindigen.

Wat direct opvalt aan deze drie schrijvers is hun achtergrond. Alle drie zijn ze Amerikaan, en alle drie hebben ze een militaire achtergrond en waren ze rechtstreeks verbonden aan de Amerikaane luchtmacht toen hij zijn hun boek uitgaven. Zij kijken vanuit Amerikaans perspectief naar Deliberate Force en de totstandkoming van deze operatie. En hoewel zij alle drie een andere invalshoek kiezen, is hun perspectief hetzelfde. De positie van de VS staat centraal. Nu had de VS ook een groot aandeel in de missie, maar voor de bijdrages van andere landen is nauwelijks ruimte. Engeland en Frankrijk worden af en toe genoemd als het om de politieke keuzes ging, maar als het over de militaire realisatie gaat gebruiken deze schrijvers de NAVO veelal als synoniem voor de VS. Nederland wordt eigenlijk niet genoemd, evenals een land als Spanje.

Deze drie schrijvers hebben naar mijn mening een grote bijdrage geleverd aan het in kaart brengen van Deliberate Force en de invloed die deze missie heeft gehad op het Bosnische conflict. Zij doen dit dus alle drie vanuit een andere invalshoek. Owen blijft nog het dichtst bij de missie zelf, door de invloed van externe factoren op de NAVO te koppelen aan het verloop van Deliberate Force. Maar net als in algemenere boeken over de oorlog in Bosnië of het gebruik van airpower beschrijven zij de gebeurtenissen die aanleiding waren voor Deliberate Force en vervolgens de invloed die de missie heeft gehad op het gehele conflict. Allemaal gaan zij in op de samenwerking tussen de VN en de NAVO en het moeizame vredesproces. De samenwerking tussen deze twee organisaties was ook van groot belang. Maar hieronder ligt de verhouding tussen de verschillende landen, en hun

(6)

5

verschillende opvattingen. Deze zijn van directe invloed geweest op de besluitvorming. Operatie Deliberate Force was een NAVO-missie onder VN-gezag, en hiermee dus een samenwerking tussen tal van landen die allemaal hun eigen opvattingen hadden.

Er zijn wel boeken verschenen waarin auteurs verder af staan van de partijen, en deze objectief met elkaar vergelijken en oog hebben voor de onderlinge verhoudingen. Een goed voorbeeld is Dick Leurdijk, die in zijn The United Nations And Nato In Former Yugoslavia de samenwerking tussen alle partijen beschrijft. Maar ook Leurdijk kijkt met name naar de samenwerking tussen de NAVO en de VN, en minder naar de verschillende opvattingen binnen deze organisaties. Wel laat hij zien hoe groot de invloed van de Amerikanen binnen de NAVO is, en hiermee geeft hij een goed beeld van de politieke verhoudingen.

In deze scriptie breng ik een aspect in beeld dat in mijn ogen onderbelicht is, maar wat van grote invloed is geweest op de totstandkoming van Deliberate Force. Hiervoor ga ik nog een slag dieper dan de hierboven genoemde schrijvers en kijk ik niet alleen naar de samenwerking van de NAVO met andere actoren, maar naar de bondgenotschappelijke samenwerking, voorbereiding en

overeenstemming. Want de samenwerking tussen de verschillende NAVO-lidstaten is cruciaal voor het uiteindelijke resultaat van Deliberate Force. De NAVO bevond zich op een kantelpunt, van de Koude Oorlog naar een nieuw tijdperk. Ieder land moest deze transitie zelf maken, en had hierbij andere prioriteiten. Deliberate Force was dan ook een test voor de NAVO, een test of het

bondgenootschap zich voldoende had voorbereid op een nieuw type missie in een nieuwe tijd. Dit betekende een nieuwe rol voor de NAVO, maar ook een nieuwe rol voor de luchtmacht binnen de NAVO. Out-of-area (OOA) operaties, militaire operaties buiten het NAVO-grondgebied, waren nieuw voor het bondgenootschap. Wanneer wordt er militair ingegrepen, hoe verloopt deze samenwerking, en hoe komen de verschillende lidstaten tot politieke overeenstemming? Dit zijn allemaal vragen die relevant waren nu de NAVO zich niet meer hoefde te richten op de verdediging van zijn eigen grenzen. Hiernaast werd in bijna alle lidstaten de omvang van de krijgsmacht behoorlijk teruggeschroefd, waardoor goede militaire samenwerking nog belangrijker was.

De RAND Corporation, een non-profit instituut dat onderzoek doet naar beleidsvraagstukken en een belangrijke adviesfunctie heeft voor met name de Amerikaanse overheid, is in een aantal rapporten vlak na de val van het IJzeren Gordijn dieper ingegaan op de Amerikaans-Europese samenwerking. Door het wegvallen van de SU als gemeenschappelijke vijand, kregen nationale belangen een sterkere plaats binnen de NAVO en veranderde hiermee de dynamiek. Amerikaans leiderschap werd in deze militaire samenwerking nog belangrijker. 3

Deze nieuwe situatie vroeg ook om een nieuwe vorm van militaire samenwerking en in samenhang hiermee veranderde ook de rol van de luchtmacht. Waar de luchtmacht voorheen een tactische rol had, gericht op de ondersteuning van de grondtroepen bij de verdediging van de grenzen tegen een Russische vijand, kreeg het luchtwapen bij OOA-inzet een strategischere rol. Dit betekende dat er nieuw beleid moest worden ontwikkeld, en er ook kritisch naar de luchtdoctrine moest worden gekeken. Linda Torrens laat in haar The Future of NATO’s Tactical Air Doctrine zien hoe deze doctrine tot stand komt, en welke uitdagingen er lagen voor de NAVO om tot een nieuwe luchtdoctrine te komen die paste bij de nieuwe rol van de NAVO.

(7)

6

Al deze verandering en onzekerheid rechtvaardigt dan ook de vraag of de NAVO op voorhand wel klaar was voor een missie als Deliberate Force. Mijn onderzoeksvraag luidt dan ook:

‘’Wat was de invloed van interne en externe bondgenootschappelijke tegenstellingen op de totstandkoming en uitvoering van operatie Deliberate Force?’’

Hierbij gaat het dus niet zozeer om de uitkomst van Deliberate Force of de aanleiding, maar meer om de samenwerking tussen de bondgenoten, wat er beoogd werd en wat de precieze doelstellingen waren. Waren deze op dat moment reëel voor de NAVO als collectief, en in hoeverre zijn enerzijds de verschillen tussen bondgenoten en anderzijds de wijze van samenwerken binnen de VN van invloed geweest op het realiseren van de missie? Wanneer andere schrijvers al kijken naar deze

tegenstellingen (met name die tussen de NAVO en de VN), kijken ze voornamelijk naar de invloed op het verloop van de missie. Met deze scriptie wil ik een fase eerder bekijken, namelijk de

totstandkoming van Deliberate Force en de tegenstellingen die hier invloed op hebben gehad. Om de interne tegenstellingen binnen de NAVO te analyseren heb ik er voor gekozen om de VS en Nederland met elkaar te vergelijken. Hierbij gaat het om de beleidskeuzes die deze landen maakten, de standpunten die zij innamen en de rol die zij binnen de NAVO speelden. Ik kies specifiek voor de VS en Nederland omdat deze landen beiden een substantiële rol in het conflict speelden, een andere oplossing voor ogen hadden en zich in een andere fase bevonden na de Koude Oorlog. De VS was bepalend binnen de NAVO, had net een succesvolle oorlog in Irak achter de rug en participeerde niet met grondtroepen binnen UNPROFOR. De Nederlandse krijgsmacht op zijn beurt zat midden in de transformatie van een op de Koude Oorlog ingericht landleger richting een modern en flexibel leger, en nam deel aan zowel Deny Flight en Deliberate Force als UNPROFOR. Uiteindelijk zeggen de eventuele verschillen tussen de twee landen iets over de NAVO als organisatie, en in hoeverre dit bondgenootschap klaar was voor de nieuwe tijd waarin het zich bevond.

Omdat de NAVO opereerde binnen het mandaat van VN-resoluties en militair ook met de VN samenwerkte, zal ik ook de tegenstellingen tussen deze twee organisaties behandelen daar waar deze van invloed zijn geweest op Deliberate Force. Omdat Nederland, maar ook Engeland en Frankrijk via beide organisaties betrokken waren bij het conflict is het van belang deze externe tegenstellingen in beeld te brengen.

De invloed die deze interne en externe tegenstellingen hebben gehad wil ik onderzoeken door naar de verschillende niveaus van militair optreden te kijken, en binnen deze niveaus te kijken waar eventuele knelpunten zaten en wat voor invloed deze gehad hebben. We onderscheiden vijf niveaus bij de planning en uitvoering van militaire operaties:

 het politiek-strategische niveau;  het militair-strategische niveau;  het operationele niveau;  het tactische niveau;  het technische niveau. 4

4 Voor verdere toelichting van deze niveaus binnen de Nederlandse krijgsmacht zie de ‘’Land Doctrine

(8)

7

De keuze om over de volle breedte naar Deliberate Force te kijken is ingegeven door het ontbreken van deze opzet bij andere schrijvers. De eerder genoemde auteurs als Owen en Bucknam schetsen eerst de politieke verhoudingen, en dan vooral de koers die de Amerikaanse voor ogen hebben, en welke verschillen van inzicht er waren aan de vooravond van Deliberate Force. Maar wanneer er op het strategische niveau consensus is en Deliberate Force in de realisatiefase is aanbeland, wordt de indruk gewekt dat alle tegenstellingen overwonnen zijn en de operatie binnen de lagere niveaus volledig eensgezind en onder Amerikaanse leiding kon worden uitgevoerd. En dat terwijl het nu juist interessant is om te zien of de verschillende inzichten op strategisch niveau leiden tot andere keuzes op operationeel en tactisch niveau. Omdat ik die analyse grotendeels mis bij andere auteurs heb ik specifiek voor deze aanpak gekozen.

Er is niet altijd een duidelijke scheidslijn tussen de niveaus aan te geven; opeenvolgende niveaus lopen in elkaar over. Daarom zal ik niet alle niveaus afzonderlijk behandelen, maar in drie verschillende lagen naar de verhoudingen kijken en de invloed op Deliberate Force.

In hoofdstuk 1 zal ik naar de strategische aspecten kijken, zowel politiek als militair. Hierbij kijk ik naar de politiek gewenste eindsituatie die Nederland en de VS voor ogen hadden, welke

instrumenten beide landen hiervoor in wilden zetten en onder welke richtlijnen (denk aan mandaat, tijdsduur) dit moest gebeuren. Hierna zal ik in kaart brengen welke militaire middelen beide landen aan wilden wenden om deze politieke eindsituatie te realiseren, en welke bondgenootschappen en coalities zij hiervoor aan wilden spreken.

Vervolgens zal ik de verschillende commandostructuren onder de loep nemen. Omdat er in

bondgenotschappelijk verband geopereerd werd, moest er politieke consensus worden bereikt over de gemeenschappelijke inzet van mensen en middelen. Hoe werden de politieke keuzes over de inzet vervolgens militair vertaald is wat in dit gedeelte aan bod komt.

Om van beide landen de strategische doelstellingen in kaart te brengen zal ik naast literatuur ook gebruik maken van verklaringen in de pers, memo’s, memoires en officiële documenten als VN-veiligheidsresoluties en getuigenissen voor (landelijke) commissies.

Binnen dit hoofdstuk heb ik er specifiek voor gekozen om ook gebruik te maken van artikelen uit kranten, zowel Amerikaanse als Nederlandse kranten. Dit heb ik gedaan om aan te geven in hoeverre eventuele tegenstellingen publiekelijk benoemd werden, en hoe beleidsbepalers door uitingen in de media de besluitvorming op het strategische niveau hebben beïnvloed.

In hoofdstuk 2 kijk ik naar de planning en inzet van middelen, de operationele aspecten van

Deliberate Force. Naast de militaire inzet van verschillende partijen (combined) was er ook sprake van gezamenlijk optreden tussen verschillende krijgsmachtonderdelen (joint). In hoeverre waren de militaire organisaties van de VS, Nederland en de NAVO hierop ingesteld, en waren deze voldoende op elkaar afgestemd? En welke invloed had dit op de planning en operationele doelstellingen van Deliberate Force?

Voor het inzicht in zowel de planning als de haalbaarheid van deze operationele doelstellingen zal ik met name de verschillende luchtdoctrines die destijds gehanteerd werden met elkaar vergelijken, om zo te toetsen of Nederland en de VS (in NAVO-verband) voldoende voorbereid waren op Deliberate Force.

(9)

8

In hoofdstuk 3 ga ik nog een laag dieper naar de tactische en technische aspecten, en kijk ik naar de daadwerkelijke inzet van vliegtuigen door de VS en Nederland en de risico’s die dit met zich

meebracht. Was de NAVO voldoende uitgerust en waren de geweldsinstructies ruim genoeg voor het toenmalige theater?

Naast literatuur en memoires van betrokkenen zal ik in dit hoofdstuk ook kijken naar de

daadwerkelijk gerealiseerde inzet van beide landen in de periode van 30 augustus tot 20 september in 1995 en de toegankelijke NAVO-documenten over het verloop van de missie.

In hoofdstuk 2 en met name in hoofdstuk 3 zal ik voornamelijk gebruik maken van de gegevens die te vinden zijn in het boek van Owen. Hij is de enige auteur die is ingegaan op Deliberate Force als militaire operatie. Hiervoor heeft hij gebruik gemaakt van talloze (deels gerubriceerde) documenten van de Amerikaanse luchtmacht, waardoor hij het beste en veruit meest uitgebreide overzicht geeft van de operationele en tactische aspecten van Deliberate Force als militaire operatie. Deze zeer gedetailleerde informatie van Owen gebruik ik echter wel om breder te kijken dan alleen vanuit het Amerikaanse perspectief.

Door in deze drie lagen naar de missie en de Nederlands-Amerikaanse samenwerking te kijken stel ik vervolgens in de conclusie vast in hoeverre verschillende opvattingen binnen de NAVO en de

samenwerking met de VN van invloed zijn geweest op Deliberate Force. Juist door deze drie lagen te gebruiken beoordeel ik de operatie als geheel, en maak ik geen onderscheid tussen een politiek en een militair gedeelte.

Met het beantwoorden van deze hoofdvraag is het ook mogelijk om naar een dieper liggend vraagstuk te kijken, namelijk in welke mate de NAVO zich had aangepast na afloop van de Koude Oorlog en welke tegenstellingen er op het niveau van de drie militaire lagen, die ik beschrijf,

aanwezig waren binnen het bondgenootschap. Hiermee beoordeel ik Deliberate Force niet alleen als een opzichzelfstaande luchtoperatie door de NAVO, maar ook binnen de transitie die de NAVO na het eindigen van de Koude Oorlog doormaakte. Met deze scriptie wil ik door middel van een originele casestudy beoordelen of er ten tijde van het conflict in Bosnië sprake was van een

eenduidige aanpak binnen de NAVO, en wat dit zegt over de nieuwe rol van de NAVO in de wereld op dat moment.

(10)

9

1. De strategische besluitvorming rondom Deliberate Force

De Joegoslavische Burgeroorlog was een oorlog die zich afspeelde tussen 1991 en 1999. Die oorlog begon met enkele schermutselingen bij de eenzijdig uitgeroepen afscheiding door de republiek Slovenië en werd vervolgens op grotere schaal uitgevochten in vele andere gebieden in de uiteenvallende Joegoslavische Federatie, waaronder Kroatië en Bosnië. De Serviërs wilden als sterkste deelstaat een krachtig Joegoslavië behouden. Hierbij liepen de etnische tegenstellingen dwars door de deelrepublieken van Joegoslavië heen, wat de situatie nog eens extra explosief maakte. Nadat de EG op 15 januari 1992 ook Kroatië erkende als onafhankelijke staat woedde het conflict voornamelijk voort in Bosnië. 5

In het begin van de oorlog vochten de Bosnische Kroaten en de Bosnische moslims tegen de Bosnische Serviërs, die als reactie op de onafhankelijkheidsverklaring van Bosnië en Herzegovina (uitgeroepen na een referendum op 5 april 1992) een eigen republiek hadden uitgeroepen: de Servische Republiek, gesteund door Servië onder leiding van Slobodan Milošević. In 1993 ontstond er ook oorlog tussen de moslims en de Bosnische Kroaten, omdat ook de Kroaten territorium van Bosnië wilden inlijven. De Bosnische Kroaten kregen hierbij steun vanuit Kroatië. In 1994 sluiten de Bosniërs en Bosnische Kroaten vrede na tussenkomst van de Kroatische president Franjo Tudjman. 6

De reactie van het westen op het conflict in het voormalige Joegoslavië was er een van twijfel. En een voorname reden voor dit weifelende optreden waren de onderlinge tegenstellingen en de

verschillende motieven, opvattingen en belangen van de verschillende actoren die er voor zorgden dat er van een duidelijke plan infeite geen sprake was. En door die meningsverschillen en het ontbreken van een eenduidige aanpak was het lastig plannen voor de NAVO, laat staan ingrijpen. Generaal Michael E. Ryan, bevelhebber van de NAVO luchtstrijdkrachten in Zuid-Europa en in die hoedanigheid verantwoordelijk voor de uiteindelijke planning van Deliberate Force, zei hier achteraf in een interview op 6 juni 1997 het volgende over:

‘’Well, everybody had an opinion, but nobody [else] had a plan. So, we were the only ones that had a plan; so we got to execute.’’ 7

Wat dit citaat in ieder geval weergeeft is een bepaalde mate van frustratie binnen de militaire leiding van de NAVO dat er door de verschillende inzichten op politiek niveau onvoldoende daadkrachtig werd opgetreden. In dit hoofdstuk kijk ik naar de oorsprong van de verschillende opvattingen binnen de NAVO en in welk beleid dit zich vertaalde. Vervolgens kijk ik hoe dit de besluitvorming rondom Deliberate Force heeft beïnvloed en wat dit voor gevolgen had voor de totstandkoming van de missie voordat deze kon worden uitgevoerd door Ryan. Dit bondgenootschappelijke verschil van inzicht zal ik beschrijven aan de hand van de in de inleiding geschetste vergelijking tussen de VS en Nederland. In dit hoofdstuk zal het strategische niveau aan bod komen, waarbij ik een onderscheid maak tussen het politiek-strategische en militair-strategische niveau. Hierbij gaat het dus om de politieke

oplossing die de twee landen voor het Joegoslavische conflict voor ogen hadden, en hoe deze

5 Owen (2000), 12-15.

6 Klep en van Gils (1999), 260-262. 7 Bucknam (2003), 273.

(11)

10

oplossing militair tot stand kon komen. Tot slot kijk ik naar de tegenstellingen tussen de NAVO en de VN en hoe deze binnen het militair-strategische niveau tot uiting kwamen.

1.1 De weg naar Deliberate Force: moeizame samenwerking en tegengestelde

belangen op politiek-strategisch niveau

Het Joegoslavische conflict was een politiek zeer gevoelige kwestie, die werd uitgevochten in meerdere landen en waar verschillende bondgenootschappelijke organisaties zich direct mee bemoeiden, en ook verschillende opvattingen hadden over de oplossing van dit conflict. Niet alleen het feit dat veel landen via de VN of de NAVO bij het conflict betrokken waren, maar ook het aantal partijen die met elkaar in oorlog waren maakte het tot een lastig geheel. Want hoe meer

verschillende partijen, hoe meer verschillende belangen. Zo had de Duitse regering goede banden met de regering van Kroatië, waren Griekenland en Servië van oudsher bondgenoten en voelden veel Turken zich verbonden met de Bosnische moslims. Dergelijke relaties maakten het diplomatieke spel nog ingewikkelder, terwijl het conflict al zo gecompliceerd was. Zo moesten de westerse

onderhandelaars de Serven laten zien dat het westen er niet voor terug zou deinzen om in te grijpen, terwijl de Bosniërs er niet zonder meer van uit konden gaan dat het westen zou ingrijpen (zonder Bosnische tegenprestaties ). 8

Om het geweld in het voormalige Joegoslavië in te dammen kwam de VN op 25 september 1991 met een resolutie (713). Hierin keurde de VN het geweld af, roept op tot vrede en ondersteunt alle initiatieven daartoe. De strijdende partijen werden opgeroepen om de wapens neer te leggen en zich aan het overeengekomen staakt-het-vuren te houden. Ook werd er een wapenembargo afgekondigd.

9 Op 21 februari 1992 besluit de VN tot het inzetten van United Nations Protection Force

(UNPROFOR), waarvan het hoofdkwartier in Sarajevo zou komen10. 11 En op 30 mei 1992 riep de VN

in resolutie 757 op tot een economische blokkade, in navolging van het eerdere wapenembargo. 12

UNPROFOR moest in Kroatië toezien op de handhaving van het staakt-het-vuren van januari 1992 en de demilitarisering van de door de Kroatische Serviërs veroverde gebieden. De VN riepen die

gebieden uit tot United Nations Protected Areas (UNPA’s), waarvan er vier waren. Hiernaast moest UNPROFOR de veilige terugkeer van vluchtelingen en ontheemden mogelijk maken. De

VN-Veiligheidsraad breidde 8 juni 1992 de UNPROFOR-operaties uit naar Bosnië-Herzegovina. De raad riep in augustus 1992 de lidstaten op alles in het werk te stellen om humanitaire hulp aan Sarajevo en andere zwaar geteisterde gebieden in Bosnië mogelijk te maken. In april en mei 1993 riep de VN-Veiligheidsraad 6 gebieden, waar voornamelijk Moslims woonden, uit tot ‘safe areas’. 13

De eerste acties in de lucht, en hiermee ook de deelname van de NAVO, begonnen met de operatie Sky Monitor op 16 oktober 1992 naar aanleiding van de VN-resolutie 781 van 9 oktober van dat jaar. Omdat de VN niet beschikte over de capaciteit om de handhaving van deze resolutie op zich te nemen, had zij de NAVO bereid gevonden hierin te assisteren. De resolutie voorzag onder andere in

8 Owen (2000), 16.

9 http://www.nato.int/ifor/un/u910925a.htm

10 Dit zou wegens aanhoudende schermutselingen verplaatst worden naar Belgrado en vervolgens naar Zagreb. 11 Resolutie 743 (1992)

12 Resolutie 757 (1992)

13

https://www.defensie.nl/onderwerpen/historische-missies/inhoud/missie-overzicht/1992/united-nations-protection-force-unprofor-en-de-united-nations-peace-forces-unpf/nederlands-aandeel alsmede Klep en van Gils (1999), 261-264.

(12)

11

een militair vliegverbod boven Bosnië. De NAVO stond de waarnemers van dit verbod bij met AWACS-vliegtuigen. Deze missie was er op gericht om militaire vliegtuigen uit het luchtruim te weren, tenzij ze toestemming kregen van UNPROFOR. Ondanks afspraken was er nog steeds sprake van militaire vluchten boven Bosnië-Herzegovina en met deze missie werd een no-fly zone

afgekondigd die er voor moest zorgen dat humanitaire vluchten ongestoord boven het gebied konden vliegen. UNPROFOR moest toezicht houden op het naleven van deze missie, onder andere door waarnemers op diverse vliegvelden. 14

Op 12 april 1993 werd Sky Monitor omgedoopt tot Deny Flight. Deze nieuwe naam was het gevolg van een nieuwe resolutie 816. Met deze resolutie wilde de VN niet alleen een no-fly zone afkondigen zoals met de voorgaande resoluties, maar deze ook afdwingen. In resolutie 781 stond dat wanneer deze niet zou worden nageleefd de VN op zoek zou gaan naar maatregelen om dit tegen gaan, en resolutie 816 en hier opvolgend de operatie Deny Flight waren het antwoord. Lidstaten mochten dit algehele vliegverbod desnoods afdwingen met geweld (all necessary measures, zoals in de resolutie 816 is beschreven). De NAVO was in dezen bereid om deze taak op zich te nemen, een handreiking die door de VN-veiligheidsraad resoluut werd aangenomen. Tien NAVO-lidstaten, waaronder Nederland en Amerika, leverden vliegtuigen en personeel. Deny Flight was dan ook een NAVO-missie, mogelijk gemaakt door de overeenstemming tussen alle ministers van Buitenlandse-Zaken binnen de NAVO om de VN militair bij te staan. 15

Na de Koude Oorlog waren er een aantal organisaties gericht op veiligheid zoals de VN, de NAVO en de Organization for Security and Co-operation in Europe (OSCE). Maar waar de VN en de OSCE over meer legitimiteit beschikten, was de NAVO de enige organisatie die beschikte over een militaire organisatie die geschikt was om in te grijpen tijdens een crisis en conceptuele begrippen als peacekeeping om te zetten naar actie op de grond. De NAVO had in 1991 in Rome een nieuw strategisch beleid ontwikkeld waardoor andere acties mogelijk werden, zoals het ingrijpen in een conflictgebied als het voormalige Joegoslavië. 16

De aan Deny Flight ten grondslag liggende resolutie 816 gaf iedere staat (of bondgenootschap) de mogelijkheid om op eigen initiatief vliegtuigen te onderscheppen of eventueel neer te schieten. Acties en rules of engagement (ROE) dienden wel afgestemd en gecoördineerd te worden met de VN.

17 Acties mochten op eigen initiatief worden genomen maar wel onder gezag van de VN, een

non-militaire organisatie. Hier ligt volgens mij de eerste hobbel, die los van verschil in interpretatie tot onenigheid kon leiden. Onenigheid over het mandaat en de grens van het toegestane geweldsniveau. Onenigheid over de oplossing. Want binnen de NAVO had men geen eenduidige oplossing voor ogen.

Amerikaanse visie op het conflict en de rol van airpower

In de toenmalige Amerikaanse doctrine van de luchtmacht is aerospace power het vermogen om materieel in te zetten wat opereert in of afstand aflegt binnen het luchtruim voor militaire

doeleinden. Toch was de Amerikaanse kijk op airpower in de jaren voorafgaand aan Deliberate Force behoorlijk veranderd. En dit had alles te maken met de Tweede Golfoorlog en operatie Desert Storm.

14 Resolutie 781 (1992) 15 Klep en van Gils (1999), 287. 16 Jackson (1997), 6.

(13)

12

Door de grootschalige luchtcampagne waarmee Desert Storm van start ging, en het succes wat de bombardementen hadden, veranderde de Amerikaanse visie op airpower. Het luchtwapen moest niet langer in dienst staan van relatief trage grondtroepen, maar moest een veel onafhankelijker positie krijgen zodat de flexibiliteit en het overzicht van het luchtwapen optimaal konden worden ingezet. Wanneer de volledige potentie van het luchtwapen zou worden benut, en alle vermogens van de luchtmacht zouden worden ingezet, kon airpower een beslissende rol spelen in een oorlog. Desert Storm toonde dit aan, want met de intensieve luchtcampagne was het militaire vermogen van Irak enorme schade toegebracht en was het Iraakse leger praktisch vleugellam. 18

Airpower speelde dan ook een cruciale rol in de Amerikaanse visie op de oplossing van het conflict in Bosnië, en hiermee ook in het tot stand komen van Deliberate Force. De Amerikaanse

presidentskandidaat Bill Clinton beloofde een "lift and strike" beleid toen hij in 1992 in de race was om het presidentschap. Eerst moest het wapenembargo van de VN worden opgeheven (lift), zodat de Republiek van Bosnië-Herzegovina qua vuurkracht konden wedijveren met de Bosnische Serven. Dit embargo werkte in Amerikaanse ogen met name in het nadeel van de Bosnische moslims, die het grootste slachtoffer waren van etnische zuiveringen. Clinton was er van overtuigd dat dit voor een machtsevenwicht kon zorgen. Hierna moesten hevige bombardementen (strike) volgen, ook om te voorkomen dat de Bosnische Serven de opheffing van het embargo zouden gebruiken om verder te escaleren. Met deze aanpak zou er vrede volgen en was de ineffectieve VN troepenmacht overbodig. De Amerikaanse legerleiding was faliekant tegen de inzet van Amerikaanse grondtroepen, en Clinton ging in dezen mee met het Pentagon. 19

De voorganger van Clinton als president van de VS, George Bush senior, was tegen een dergelijke aanpak. Hij was bang dat het Amerikaanse leger weg zou zakken in het moeras van een

burgeroorlog, zoals eerder in Vietnam het geval was. Clinton was in eerste instantie ook tegen, maar werd overtuigd door een aantal partijgenoten en adviseurs waaronder de latere vicepresident Joe Biden. 20 Bush en de Republikeinen vielen Clinton hier hard op aan tijdens de campagne om het

presidentschap. Zij noemden de door Clinton voorgestelde aanpak roekeloos. Een verstandig en daadkrachtig buitenlands beleid en grote ervaring op dit vlak was misschien wel de voornaamste troefkaart van Bush in de campagne, en vandaar dat ook de oorlog op de Balkan een voorname rol speelde in de presidentsverkiezingen in 1992. Clinton pareerde dit door Bush op te roepen eens echt leiderschap te tonen in dit conflict. Er moesten uitgebreidere bevoegdheden voor de NAVO komen om het embargo te handhaven en uit te breiden. Want de Europese bondgenoten binnen de NAVO zagen weinig in het opheffen van het embargo en Clinton wist dit. Daarom riep hij toenmalig president Bush op om het voortouw te nemen in het afdwingen van luchtbombardementen via de VN-veiligheidsraad. Bush en zijn adviseurs meenden dat Clinton, gezien de complexe politieke situatie in Joegoslavië, maar wat extra huiswerk moest doen als het op buitenlands beleid aankwam. Zij waren bang voor een tweede Vietnam. Bush en zijn regering meenden dat Europa een

voornamere rol in moest nemen in het Atlantische bondgenootschap. De Koude Oorlog was immers over en Bush meende dat hij Joegoslavië wel aan Europa over kon laten. 21

18 Mann (1995), 180-181. 19 Bacevich (2002), 92.

20 Holbrooke (1998), 30 en Gordon (2008, in The New York Times) 21 Holbrooke (1998), 27-29 en Rosenthal (1992, in The New York Times)

(14)

13

Zo was het conflict op de Balkan en de inzet van airpower onderdeel geworden van de Amerikaanse presidentverkiezingen. Bush presenteerde zich als de kandidaat met ruime buitenlandse ervaring en als voorstander van verstandig beleid zonder roekeloze inzet van de Amerikaanse krijgsmacht. Clinton daarentegen presenteerde zich als een daadkrachtige kandidaat die conflicten wilde

beëindigen, met Amerika in de rol van aanjager zonder direct grootschalig te interveniëren. 22 In mijn

ogen zijn deze verkiezingen, en de hierbij gebruikte verkiezingsretoriek en gedane beloften, van groot belang. Hiermee was de toon voor het beleid van Clinton gezet. De grootschalige inzet van grondtroepen en deelname aan UNPROFOR waren hiermee niet te verenigen. Clinton zette

uiteindelijk vol in op lift and strike, en maakte dit tot een verkiezingsbelofte. Dit laatste is essentieel, want een belofte aan het Amerikaanse volk kan een president in mijn ogen niet snel breken. Dit zou politieke zelfmoord zijn, en de kansen op een tweede termijn minimaliseren door verlies van geloofwaardigheid.

De verkiezing van Clinton heeft een grote invloed gehad op het buitenlands beleid van de VS en het conflict in Bosnië. Kritiek op het buitenlands beleid van Clinton in het algemeen en het beleid ten aanzien van het voormalige Joegoslavië in het bijzonder is dat hij ingreep vanuit ideologische overtuigingen. 23 Hij wilde democratie brengen en humanitaire bijstand verlenen. Maar hij beloofde

de Amerikanen ook zich niet meer nodeloos in een oorlog te storten. Dit laat in mijn ogen ook de spagaat zien waar Clinton zich in bevond, en die het Amerikaans optreden in de jaren 1992 - 1994 zou kenmerken. Enerzijds beloofde Clinton iets te doen, anderzijds ook weer niet.

Een andere reden waarom de Amerikanen een grotere rol voor airpower wilden was de uitkomst van het zogenaamde Vance-Owen plan. Speciaal gezant van de VN Cyrus Vance en afgevaardigde van de Europese Commissie David Owen onderhandelden in april 1993 met de verschillende Bosnische leiders over een akkoord waarbij Bosnië in tien kantons zou worden opgedeeld onder de strijdende partijen. Maar hoewel de leider van de Bosnische Serven Radovan Karadžić voor dit plan was wees zijn parlement het af (met 96% van de stemmen), omdat de meeste natuurlijke en industriële

middelen in handen zouden komen van Moslims en Kroaten. De Bosnische regering was tegen omdat het Bosnië op zou delen. De VS ten slotte was ook tegen, omdat de Bosnische Serven land zouden krijgen dat zij middels gewelddadigheden hadden veroverd. 24 Clinton had Bush in zijn campagne

aangevallen op diens steun voor deze vredesbesprekingen. En hoewel de VS haar Europese

bondgenoten steunden in dit initiatief, zal Clinton dus niet ongelukkig geweest zijn met de uitkomst. Onderhandelen met de (Bosnische) Serven was geen optie, noch een oplossing waarbij zij niet gestraft zouden worden. Dat van de Clintonregering weinig op het diplomatieke vlak verwacht hoefde te worden blijkt wel uit een citaat van de toenmalig Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Warren Christopher:

‘’We cannot ignore the human toll. Serbian ethnic cleansing has been pursued through mass murders, systematic beatings, and . . . rapes . . ., prolonged shelling of innocents in Sarajevo and elsewhere, forced displacement of entire villages, inhumane treatment of prisoners in detention

22 Peceny en Sanchez-Terry (1998), 3 en Ifill (1992, in The New York Times) 23 Peceny en Sanchez-Terry (1998), 1.

(15)

14

camps, the blockading of relief to sick and starving citizens . . . Our conscience revolts at the idea of accepting such brutality.’’ 25

Toch zijn het niet alleen het karakter en de opvattingen van de president die hier een rol spelen, maar ook het Amerikaanse systeem. Allereerst had Clinton namelijk de steun van het Congres nodig om iets te ondernemen. En het Congres was met name tegen de inzet van grondtroepen, omdat zij een tweede Vietnam voorzag. En steun van het congres is randvoorwaardelijk voor controversieel beleid, en er is in de Amerikaanse politiek niets zo controversieel als de inzet van troepen over de grens. 26 Dus moest de Amerikaanse steun er op gericht zijn de Bosniërs op de grond maximaal te

steunen, zodat Amerikaanse grondtroepen overbodig waren. Dit was de opvatting van een invloedrijke Republikeinse stroming binnen het Congres, met als voornaamste boegbeeld Senator John McCain van Arizona. 27

Naast het Congres was er de National Security Council (NSC), het belangrijkste adviesorgaan van de Amerikaanse president inzake de nationale veiligheid en het buitenlands beleid. De NSC hield bij alles wat zij deed rekening met het Congres. En het Congres bediende zich in ruime mate van informatie. Zo bleek dat in 1989 er 2500 telefonische en 450 geschreven aanvragen per dag (!) van het Congres bij het Department of Defense (DOD) binnenkwamen. Dit had als gevolg dat zo’n 500 mensen binnen het Pentagon nagenoeg exclusief met informatievoorziening aan het Congres bezig waren, en het Congres op haar beurt zo’n 1.500 stafmedewerkers had die zich bezighielden met defensie. 28 Deze

ongelofelijke aantallen verklaren ook waarom militaire besluitvorming in de VS soms zo traag op gang komt. Ook toont dit aan dat het Congres een forse stem had in het beleid dat Clinton voorstond op de Balkan. En uiteindelijk beïnvloedde het congres ook de besluitvorming. Generaal Colin Powell meende dat aan een aantal voorwaarden moest worden voldaan voordat de VS militair in kon grijpen, er moest bijvoorbeeld een nationaal veiligheidsprobleem zijn, draagvlak bij het Amerikaanse volk en het klaar hebben liggen van een goede exit strategy. 29 Powell genoot veel aanzien en respect

binnen het Congres, waardoor deze ‘’Powell doctrine’’ grote invloed had op de opinie binnen het Congres en dus ook op de besluitvorming van Clinton. Omdat de Golfregio veel strategische waarde had voor Amerika, zowel economisch als militair, was het Congres hier sneller geneigd tot gewapend ingrijpen. Clinton had voor het uitvoeren van zijn agenda dus het Congres nodig, dat vooral oog had voor de Amerikaanse belangen, naast eventuele humanitaire catastrofes. 30

De VS zag een wezenlijk andere rol voor airpower in het conflict dan haar bondgenoten. Resolutie 816 was met name ontworpen om UNPROFOR te beschermen, niet om directe bijstand te verlenen. Zo konden de strijdende partijen op de grond worden gescheiden en kon er middels diplomatie een overeenkomst worden bereikt. De VN militairen waren ook helemaal niet bewapend om (militair) vrede af te dwingen, het was immers een vredesmissie. Clinton zag airpower dus als een middel om vrede af te dwingen, mede door de succesvolle inzet van airpower tijdens de operaties Desert Storm (Tweede Golfoorlog) en Provide Comfort (nasleep van de Tweede Golfoorlog waarbij de Koerden nabij de Turkse grens moesten worden beschermd). Voormalig Amerikaans ambassadeur bij de VN

25 Peceny en Sanchez-Terry (1998), 3 uit: Warren Christopher, "Remarks of the Secretary of State," Foreign

Policy Bulletin, January-April 1993, 76.

26 Holbrooke (1998), 173. 27 Ibidem.

28 Rast (2004), 194. 29 Wolf (2009), 126.

(16)

15

Jean Kirkpatrick vergeleek Milosevic met Saddam, en zij gaf in 1995 aan dat airpower het enige middel was om hem te stoppen en de Serven te straffen. Grondtroepen zouden volgens haar het verschil niet maken, middels airpower konden de bepalingen van de VN worden afgedwongen. 31

Alleen werd, mede door de gecombineerde commandostructuur van de NAVO en de VN, de NAVO airpower hier in Amerikaanse ogen ineffectief en traag ingezet. Kirkpatrick gaf aan dat alle

bondgenoten van de VS echter de voorkeur gaven aan een operatie onder vlag van de VN. Nederland en de Europese NAVO-partners zagen zoals gezegd een substantieel andere rol voor airpower

weggelegd, en de Amerikanen waren zich hier destijds al terdege van bewust. 32

De Amerikaanse binnenlandse politiek heeft dus een cruciale rol gespeeld in het beleid van de VS tijdens de Bosnische oorlog. Dit is vooral goed te lezen in de memoires van Holbrooke, die als diplomaat nauw betrokken is bij dit conflict en bijzonder gedetailleerd beschrijft hoe het politieke spel in Washington gespeeld werd. Beale beschrijft de binnenlandse Amerikaanse tegenstellingen wel, zij het zeer summier. Ditzelfde geldt voor Bucknam, die wel kort beschrijft dat hiermee Amerikaans ingrijpen op de grond uitgesloten werd. Beide schrijvers laten echter na om in dit

stadium ook al naar andere landen te kijken, en hoe interne politiek een rol heeft gespeeld bij andere NAVO-landen. Owen beschrijft het helemaal niet. Maar juist de strijd die Clinton eerst met Bush en daarna met het Congres moest voeren heeft bijgedragen aan het Amerikaanse standpunt binnen de NAVO, en heeft dus ook invloed gehad op de snelheid waarmee Deliberate Force tot stand kwam.

Nederlandse visie op het conflict en de rol van airpower

Het Nederlandse debat omtrent de inzet van de krijgsmacht in het Joegoslavische conflict speelde zich af tegen de achtergrond van een algemenere zoektocht, namelijk die naar de nieuwe rol van de Nederlandse krijgsmacht na het eindigen van de koude oorlog. Want meer dan ooit moest de inzet van de krijgsmacht gericht zijn op crisisbeheersing en vredesmissies. De Tweede Golfoorlog was hiervan een goed voorbeeld, waarbij een internationale coalitie met VN-mandaat Irak op de knieën dwong nadat Saddam Hoessein weigerde zijn troepen terug te trekken uit Koeweit. 33

In Nederland kwam minister van Defensie Relus ter Beek in 1991 met een defensienota onder de titel ‘’Herstructurering en verkleining. De Nederlandse krijgsmacht in een veranderende wereld’’. Dit betekende enerzijds een inkrimping van het Nederlandse leger, en dan met name de landmacht, en anderzijds een aanpassing aan de nieuwe taken binnen de VN en de NAVO. De deelname aan Desert Storm in Irak liep om verschillende redenen spaak, wat enig politiek gezichtsverlies tot gevolg had, al was Nederland wel betrokken bij internationale acties in de regio.34

Toch zal deze bijdrage aan de zijlijn tot enige frustratie hebben geleid in Nederland. In de Nederlandse kranten valt te lezen dat Minister Ter Beek een half uur na het uitbreken van de gevechten pas geïnformeerd werd over het begin van operatie Desert Storm. 35 De Nederlandse

regering had al met al behoorlijke bijdrage geleverd aan de Tweede Golfoorlog door oorlogsschepen, patrouillevliegtuigen, geleidewapeneenheden, geneeskundigen en marechaussees te leveren, maar zowel op de grond als door de lucht nauwelijks bijgedragen aan de militaire nederlaag van Saddam.

31 Getuigenis van Jeane Kirkpatrick voor The National

Security Committee, U.S. House Of Representatives.

32 Safire (1995, in The New York Times) 33 Mann (1995), ix.

34 Klep en van Gils (1999), 99. 35 Het vrije volk 17-01-1991.

(17)

16

Nederland wilde een actievere rol spelen in toekomstige vredesmissies en de landmacht moest leading zijn in het voormalige Joegoslavië. 36

De Nederlandse deelname aan UNPROFOR kwam overeen met de ambitie om actief deel te nemen aan VN-veiligheidsmissies en zo vrede te handhaven en humanitaire hulp te bieden. In 1992 werden zo’n duizend militairen naar de Balkan gestuurd, onder andere een verbindingsbataljon, een

transportbataljon, marechaussees en waarnemers. Waar het Nederlandse parlement in beginsel volmondig had ingestemd met de deelname aan UNPROFOR, kwamen er later toch twijfels en uitten steeds meer Kamerleden hun zorgen over de veiligheid van de troepen. Grootschalige internationale interventie was niet aan de orde, dus liepen de Nederlanders gevaar. En juist de vraag welk risico aanvaardbaar was, zorgde voor politieke discussie in Nederland. 37

Toen de strijd in Bosnië oplaaide en de VN-veiligheidsraad de safe area’s uitriep, bereikte de discussie over Nederlandse inzet in het gebied zijn hoogtepunt. Hoe moest Nederland reageren, er moest immers ‘’iets’’ gedaan worden. Ter Beek en de leiding van de landmacht voelden weinig voor de inzet van een gevechtseenheid op de grond om één of meerdere safe area’s te verdedigen. De reorganisatie van de krijgsmacht was in volle gang en Ter Beek meende dat Nederland al aan zijn uitzendnorm voldeed. De Tweede Kamer was het hier echter mee oneens en wilde de Luchtmobiele Brigade versneld inzetten. Deze zou pas eind dat jaar operationeel zijn, en ter bescherming wilde de Kamer pantservoertuigen mee sturen wat ook nog eens extra opleiding met zich mee bracht. En dan was er ook nog het mandaat, de blauwhelmen waren ter plaatse nog altijd sterk afhankelijk van de strijdende partijen. 38

Bevelhebber van de landstrijdkrachten generaal Hans Couzy had scherpe kritiek op de dadendrang van de Tweede Kamer, en steunde Ter Beek. De hervormingen binnen de krijgsmacht gingen wat hem betrof te snel. Bovendien was hij van mening dat Westerse landen zich in ex-Joegoslavië in een 'tweede Vietnam' dreigden te storten en dat de Tweede Kamer zich onvoldoende bewust was van de risico's die militairen in Bosnië liepen. 39 Doordat Couzy verschillende malen de media zocht liepen de

emoties hoog op. Uiteindelijk bleef het parlement aandringen op het uitzenden van een

gevechtseenheid naar Bosnië. Op 22 mei 1993 stemde zij unaniem in met de motie Van Traa (PvdA) / Van Vlijmen (CDA) die de regering vroeg de luchtmobiele brigade gereed te maken voor

‘’voorzienbare VN-operaties door operationele bataljons zo snel mogelijk tevens een adequate training en opleiding met zwaarder materieel te geven, waaronder pantservoertuigen’’. 40 Ter Beek

leed een politieke nederlaag en moest uiteindelijk inschikken. In september 1993 bood hij de VN het eerste luchtmobiele bataljon aan. Hiermee was Nederland de eerste VN-lidstaat die een harde toezegging deed van een gevechtseenheid voor Bosnië. Het ging om 1.100 militairen.

Hoofdargumenten voor de inzet waren de politieke signaalfunctie, het leed van de plaatselijke bevolking en de mogelijkheid de troepen weer terug te roepen wanneer de situatie onhoudbaar bleek. 41 Scherpe randvoorwaarden voor de inzet waren echter niet gesteld, en de betrokkenheid van

Nederland bij UNPROFOR was een nieuwe fase ingegaan, die van de inzet van een gevechtseenheid

36 Klep en van Gils (1999), 98-102. 37 Ibidem, 101-103.

38 Ibidem, 104-105.

39 https://www.nrc.nl/nieuws/1993/03/25/couzy-voorspelt-doden-bij-inzet-bosnie-7177409-a1210523 40 http://retro.nrc.nl/W2/Lab/Srebrenica/000522e.html

(18)

17

op de grond. De aan de NAVO beschikbaar gestelde F16’s voor Deny Flight dienden ter

ondersteuning van de troepen van UNPROFOR op de grond en dienden hiermee dus de Nederlandse strategie. Dit blijkt wel uit de herinneringen van toenmalig luitenant-kolonel Dick Berlijn, de eerste detachementscommandant van de Nederlandse F16’s die deelnamen aan Deny Flight:

Begin juni dreigde de situatie voor onze blauwhelmen in Bosnië te verslechteren. In de VN werd toen besloten dat de aanwezige luchtstrijdkrachten (Isk) konden worden ingezet om de VN-troepen te beschermen, indien daarom werd verzocht door de VN-commandant ter plaatse. Resolutie 836 werd op 22 juni 1993 aangenomen en het detachement op Villafranca moest naast het uitvoeren van luchtverdedigingsopdrachten, ook kunnen worden ingezet voor luchtsteunoperaties, ofwel Close Air Support (CAS). 42

Berlijn spreekt hier duidelijk over onze blauwhelmen. Een teken dat men binnen de luchtmacht hun inzet en missie als integraal onderdeel van de door de VN gecoördineerde acties op de grond zag. Hoewel het zwaartepunt van de Nederlandse inzet zich dus op de grond bevond, was de Nederlandse bijdrage aan Deny Flight ook zeker niet gering. Het betrof hier de eerste grootschalige en langdurige inzet van het Nederlandse luchtwapen buiten de landsgrenzen sinds Nieuw Guinea (wat destijds wel Nederlands grondgebied was). Al met al mag wel worden geconcludeerd dat de Nederlandse inzet van de krijgsmacht fors was in het Bosnische conflict.

Er was dus sprake van verschil in opvatting om de problemen rond het conflict in Bosnië op te lossen, zo was er een Amerikaans oplossing met een centrale rol voor airpower en een Nederlandse aanpak met een centrale rol voor UNPROFOR. In de Amerikaanse aanpak waren de (Bosnische) Serven de agressor en de Bosnische Moslims het voornaamste slachtoffer van agressie. Dat hield in dat op basis van de Resoluties van de Veiligheidsraad de Bosnische Serven hard aangepakt moesten worden: het wapenembargo moest worden opgeheven en het luchtwapen moest ingezet worden (lift and strike). Agressie van de Bosnische Serven mocht niet beloond worden, en daarom moest er een

vredesregeling aan de Bosnische Serven opgelegd worden. Deze zou worden afgedwongen met de inzet van airpower. Binnen de VN heerste het idee dat het verzoek tot robuuster optreden en een voornamere rol voor airpower ook politieke redenen had. Zo wilde het Congres nog steeds het wapenembargo tegen de Bosnische Moslims opheffen, en was veel beleid toch met name tegen de Bosnische Serven gericht. De Europese troepen leverende landen zagen daar niets in, omdat dat het gevaar van escalatie met zich meebracht, met alle risico’s van dien voor de grondtroepen van

UNPROFOR. Die escalatie zou uiteindelijk kunnen uitmonden in de terugtrekking van UNPROFOR. Dat zou dan weer betekenen dat Amerikaanse grondtroepen naar Bosnië zouden moeten komen. Dat wilde de Amerikaanse regering voorkomen, en daarom leek zij het Congres de wind uit de zeilen te willen nemen door een robuuster optreden met air strikes tegen de Bosnische Serven. 43

In de Nederlandse aanpak stond het bereiken van een vredesregeling door middel van onderhandelingen tussen de strijdende partijen centraal. UNPROFOR vervulde daarin als vredesmacht een belangrijke functie: door zijn neutraliteit en onpartijdigheid zou UNPROFOR verdere escalatie kunnen voorkomen en een dialoog tussen de strijdende partijen op gang kunnen

42 Berlijn (1994), 436. 43 NIOD (2002), 1861-1862.

(19)

18

brengen. Dat sloot inzet van het luchtwapen niet uit, maar voorwaarde was dan wel dat inzet daarvan in verhouding moest staan tot de schending die de Bosnische Serven zouden begaan. De rol van airpower was daarmee vooral reactief. Douglas Hurd, toenmalig minister van buitenlandse zaken van Engeland, verwoordde het als volgt:

"We don't see a military victory for one side or another in this war. And we are not involved in helping one side or another to a military victory, as we think that is impossible."

Het leek er dus op dat meer landen de Nederlandse lijn volgden. De Amerikaanse en Nederlandse strategieën waren politieke keuzes, en kwamen voort uit recente ervaringen met de inzet van de krijgsmacht van beide landen. De VS had net de oorlog in Irak achter de rug, waar na een zeer succesvolle luchtcampagne een enorme troepenmacht moest worden ingezet. Daar waar Bush zich niet militair in dit conflict wilde mengen, moest de VS in de ogen van presidentskandidaat Clinton leiderschap tonen. Toch kon dit niet door de inzet van grondtroepen. Daarom zette Clinton in op het opheffen van het wapenembargo, zodat de Bosniërs zichzelf konden bewapenen en verdedigen. Toen dit niet lukte schakelde Clinton, met Desert Storm nog vers in het geheugen, over naar een oplossingsrichting waarbij airpower de sleutel tot succes zou zijn bij het forceren van

onderhandelingen en vrede, en dus zetten de Amerikanen vol in op het almaar verruimen van het mandaat van Deny Flight. Nederland daarentegen had tijdens de Tweede Golfoorlog grotendeels buitenspel gestaan. De krijgsmacht zat in een overgangsfase waarbij de focus verschoof naar VN- en NAVO-missies waarbij crisisbeheersing en vredeshandhaving de belangrijkste taken waren. Om Nederland en haar nieuwe krijgsmacht (denk aan de Luchtmobiele Brigade) internationaal op de kaart te zetten wilde de Tweede Kamer met gevechtseenheden deelnemen aan UNPROFOR, omdat de Nederlandse politiek geloofde in vredesmissies en een humanitaire ramp dreigde. Zo arriveerden beide landen met totaal verschillende strategieën in het theater. Verschillende strategieën die als een rode draad door de verdere besluitvorming richting Deliberate Force zouden lopen. Door een chronologisch beeld te schetsen van de ontwikkelingen die hierna plaatsvinden en de Amerikaanse en Nederlandse reacties hierop, wil ik in beeld brengen in hoeverre de hierboven geschetste politieke tegenstellingen invloed hebben gehad op het uiteindelijke tot stand komen van Deliberate Force. Dit duidelijke verschil van inzicht binnen het bondgenootschap komt bij andere schrijvers

onvoldoende of niet terug, terwijl het van grote invloed was op het tot stand komen van een NAVO-strategie. Bucknam schetst een beeld van de VS aan de ene kant en Frankrijk en Engeland aan de andere kant. Van Clinton die kiest voor and lift strike maar hier in de praktijk weinig werk van maakt, en van Frankrijk en Engeland waar de regeringen liever inzetten op een oplossing via de VN maar hier onvoldoende aan bijdragen. Juist door deze tegenstelling is het interessant om te zien wat de invloed hiervan op de NAVO is en hier gaat Bucknam maar ook Owen niet op in. Want juist het uitblijven van actie op het politiek-strategische niveau kan direct van invloed zijn op de niveaus hier onder.

Het vervolg op resolutie 816 en de totstandkoming van Deliberate Force

Resolutie 816 gaf de mogelijkheid om vliegtuigen te onderscheppen en eventueel neer te schieten wanneer dit nodig was. Mede op aandringen van de VS werd het mandaat met behulp van resolutie 836 in juni nog verder opgerekt. Want in deze resolutie werd toestemming gegeven om de ingestelde safe area’s te beschermen:

‘’Decides that, notwithstanding paragraph 1 of resolution 816 (1993), Member States, acting nationally or through regional organizations or arrangements, may take, under the authority of the

(20)

19

Security Council and subject to close coordination with the Secretary-General and UNPROFOR, all necessary measures, through the use of air power, in and around the safe areas in the Republic of Bosnia and Herzegovina, to support UNPROFOR in the performance of its mandate set out in paragraph 5 and 9 above’’ 44

Met deze resolutie was het mogelijk om close air support (CAS) te verlenen om VN troepen op de grond te beschermen. Het woord ‘’support’’ geeft echter wel een ondergeschikte rol van airpower aan, en er wordt niet gesproken over de proactieve inzet van airpower. Bovenstaande tekst geeft eigenlijk aan dat airpower wederom mocht worden gebruikt om UNPROFOR te hulp te schieten. Luchtsteun zou dan alleen toegestaan zijn wanneer de VN niet in staat was zichzelf adequaat te verdedigen en er kon dus slechts sprake zijn van air support. Airpower werd hiermee direct gekoppeld aan het mandaat van de vredesmissie van UNPROFOR en kon in mijn ogen op basis van resolutie 836 niet proactief worden ingezet om een oplossing te forceren. Binnen de NAVO kregen Nederland, maar ook Engeland en Frankrijk, dus min of meer hun zin. Want met deze resolutie kon de NAVO het luchtwapen niet inzetten zoals de VS wilde, en bleef de focus liggen op het uit elkaar houden van de strijdende partijen.

Vanaf de zomer van 1993 nam de druk van het Bosnisch Servische Leger (BSL) op de Bosnische hoofdstad Sarajevo almaar toe, en de reactie hierop toonde ook direct aan dat er geen (politieke) eenheid was onder de betrokken organisaties om tot een oplossing te komen. De aanhoudende druk van het BSL op Sarajevo zorgde voor een reactie van de NAVO, waarin gedreigd werd met

luchtaanvallen. De operationele leiding van de NAVO werd gedomineerd door Amerikanen, en deze waren ook al begonnen met het plannen en voorbereiden van eventuele luchtaanvallen. De North Atlantic Council (NAC), het dagelijks bestuur van de NAVO, wilde het gebruik van airpower

beheersbaar houden. De Nederlanders maar ook de Britten en Fransen hadden veel soldaten onder VN vlag ter plaatse en waren bang waren voor vergelding. Luchtaanvallen werden uiteindelijk tegengehouden door de VN. 45 Zo kreeg Nederland, hierin gesteund door Engeland en Frankrijk, bij

de VN wel voor elkaar wat binnen de NAVO niet lukte. Dit gaf de verhoudingen binnen de NAVO wel treffend weer.

De operationele commandanten van de VN konden echter niets beginnen tegen het BSL en Sarajevo raakte steeds verder omsingeld, waardoor met name de VS aan bleef dringen op luchtaanvallen. Op 2 augustus deed de NAVO echter wel de volgende verklaring uitgaan:

‘’The Alliance has now decided to make immediate preparations for undertaking, in the event that the strangulation of Sarajevo and other areas continues, including wide-scale interference with

humanitarian assistance, stronger measures including air strikes against those responsible, Bosnian Serbs and others, in Bosnia-Herzegovina’’. 46

Deze tekst was met name door de Amerikanen tot stand gekomen aldus Leurdijk, omdat de tekst in resolutie 836 onvoldoende was. De luchtsteun van de NAVO zou alle VN-troepen in Bosnië moeten betreffen. Hiernaast zou de NAVO ook de bevolking moeten kunnen beschermen wanneer dit nodig was. Omdat grootschalige offensieven van het BSL (met name gericht tegen Bosnische Moslims) bleven doorgaan wilden de VS handelen. In het licht van de verklaring van de Atlantische Raad van 2

44 Resolutie 836 (1993). 45 Bucknam (2003), 82-83.

(21)

20

augustus 1993 gaf de VS aan desnoods bereid te zijn op eigen initiatief luchtaanvallen op de

Bosnische-Serven uit te voeren wanneer hun bondgenoten niet bereid waren resolutie 836 breder te interpreteren. 47

Met de verklaring van 2 augustus opende de NAVO wel de deur richting luchtaanvallen. Bovendien waren de Amerikanen al begonnen met plannen. Duidelijk is dat de VS vasthielden aan de afwijkende koers die zij wilde varen ten opzichte van de VN en via de NAVO steun voor een prominentere rol voor airpower zochten. Hieruit blijkt naar mijn mening ook duidelijk hoe de verhoudingen binnen de NAVO liggen. De Amerikaanse stem is groot.

Zo gaf resolutie 836 ook weer ruimte voor verschillende interpretaties, en zag men binnen de NAVO dus een bredere rol voor airpower weggelegd. Dit blijkt bijvoorbeeld ook uit een memorandum van 8 augustus van de NAC. Hierin werd gesproken over luchtaanvallen (air strikes). Doelwitten waren: troepen die een direct gevaar voor de blauwhelmen vormden (1), troepen die geen direct maar een potentieel gevaar vormden (2) en tot slot een groot aantal doelwitten die mogelijk op de lange termijn een bedreiging vormen (3). 48

Hieruit blijkt in mijn ogen dat de NAVO (met name de VS) een stap verder wilde gaan dan de VN en pro-actiever op wilde treden, en dit bovendien in heel Bosnië wilde doen en niet alleen rond de safe area’s. De VS wilden zoals gezegd al eerder actiever optreden in het Joegoslavische conflict. Dit memorandum was een verdere aanzet van de NAVO tot directer ingrijpen en hiermee dus ook een voorzet voor Deliberate Force. Hiervoor bood resolutie 836 niet de door de VS gewenste oplossing, maar wellicht wel een opening tot de gewenste oplossing.

Een mortierinslag in Sarajevo: de VS uit de startblokken, Nederland blijft achter

De druppel die de Amerikaanse emmer deed overlopen was echter een mortierinslag op een drukke markt in Sarajevo op 4 februari 1994, waarbij 68 Bosniërs om het leven kwamen. De VS greep deze gebeurtenis aan om luchtaanvallen af te dwingen. Op 9 februari eiste de NAC dat het BSL zijn zware wapens binnen een zone van 20 kilometer van Sarajevo zou terugtrekken binnen tien dagen, en wanneer hier niet aan zou worden voldaan zou de NAVO overgaan tot bombardementen. De Bosnische Serven weigerden in eerste instantie te reageren. Door Russische tussenkomst kwam er echter toch een deal met het BSL, waarbij deze zijn zware artillerie terugtrok onder toezicht van Russische blauwhelmen. 49

Deze Russische tussenkomst was echter slechts uitstel van de inzet van het Amerikaanse luchtwapen, en zeker geen afstel. Op 28 februari kwam het voor het eerst in de geschiedenis van de NAVO tot een gewapend treffen, twee Amerikaanse gevechtsvliegtuigen onderschepten zes Joegoslavische

(Servische) gevechtsvliegtuigen, die op weg waren bombardementen uit te voeren op stellingen van de Bosnische regering. Hierbij werden vier Joegoslavische vliegtuigen neergeschoten nadat zij een waarschuwing negeerden. De Amerikanen wilden al langer ingrijpen, en het was wachten tot het een keer zo ver zou komen. Zo verklaarde een senior beleidsmedewerker van de Amerikaanse regering:

47 Leurdijk (1996), 36-38.

48 Owen (2000), 19-20 en https://www.liverpool.ac.uk/library/sca/colldescs/owen/boda/mi8.pdf 49 Owen (2000), 21.

(22)

21

"It was the first violation where they stayed in the air long enough for us to get at them".50

Al snel volgt de eerste CAS missie om blauwhelmen vanuit de lucht te ondersteunen. Op 7 januari 1994 waren van de 7.600 extra troepen die zeven maanden eerder waren toegezegd voor de safe area’s, er nog geen 3.000 daadwerkelijk gearriveerd. In april komen troepen van de VN onder vuur te liggen bij Gorazde, waar een offensief van het BSL gaande was. Op 4 april gaf president Clinton aan niet te willen dreigen met luchtsteun, wat in het geval van Sarajevo uiteindelijk succesvol is geweest. Clinton laat het voornamelijk afhangen van de VN, die zo’n 800 Oekraïense blauwhelmen richting Gorazde wilde verplaatsen. Toen minister van defensie van de VS William Perry werd gevraagd of hij Gorazde in Servische handen zou laten vallen reageerde deze stellig:

"We will not enter the war to stop that from happening. That is correct, yes." 51

Wat Clinton hier in mijn ogen deed is (politiek) draagvlak voor Amerikaans optreden creëren bij de Amerikaanse bondgenoten. De VN en Nederland waren voor het uitvoeren van hun aanpak sterk afhankelijk van de NAVO en dus van de VS. De uitspraken van Clinton en zijn regering laten zien dat zij zich hier terdege van bewust waren. Mede door deze afhankelijkheid, en het optreden van de Bosnische Serven, kwam de Amerikaanse aanpak steeds een stapje dichterbij. Zo kon Clinton wellicht toch zijn doel bereiken, zonder de VN en de bondgenoten binnen de NAVO tegen het zere been te stoten of op eigen houtje te handelen. Want om eerder geschetste binnenlandse politieke redenen kon Clinton niet alleen ingrijpen en moest hij dit wel in internationaal verband doen.

Op 10 april voerden twee Amerikaanse straaljagers onder de vlag van de NAVO bescheiden aanvallen uit op Servische stellingen bij Gorazde, nadat de VN hier om had verzocht. Hiermee werd voor het eerst airpower gebruikt tegen de Serven in Bosnië, en deze aanval vormt dan ook een belangrijke markering in het conflict waarbij president Clinton duidelijk een grens overstak. De NAVO kwam tegemoet aan een verzoek van de VN om blauwhelmen te ontzetten en de val van Gorazde te voorkomen. Clinton reageerde dan ook als volgt:

"We have said we would act if we were requested to do so. We have now done so and we will do so again if we are requested."52

De Amerikanen zagen de inzet van airpower nog steeds als het voornaamste middel om vrede af te dwingen. Madeleine K. Albright, de Amerikaanse afgevaardigde in de VN, zei over de Amerikaanse bombardementen bij Gorazde:

"Basically it is, according to the U.N. resolution, to protect the Unprofor personnel. But the point is that it's very important for this attack to stop, for there to be a withdrawal of forces, and that the talks for the cessation of hostilities go on and then that we can move on to a comprehensive settlement." 53

De Amerikanen gingen er hierbij waarschijnlijk van uit dat de Serven zouden terugschrikken van de militaire kracht van de NAVO, dat de belegeringen hiermee (voorlopig) zouden stoppen en er nieuwe vredesonderhandelingen zouden volgen. Deze zouden dus door bombardementen worden

50 Gordon (1995, in The New York Times). 51 Gordon (1995, in The New York Times). 52 Gordon (1994, in The New York Times). 53 Ibidem

(23)

22

afgedwongen. Het gebruik van airstrikes was een volgende stap, nadat eerder een gedemilitariseerde zone rondom Sarajevo was afgedwongen en vliegtuigen waren neergeschoten die het vliegverbod boven Bosnië negeerden. Maar het laat ook zien dat de samenwerking tussen de NAVO en de VN kan werken en resolutie 836 voldoende houvast bood om succesvol in te kunnen grijpen.

De volgende dag op 11 april gingen de Servische bombardementen weer door, en volgden wederom luchtaanvallen van de NAVO. Als reactie op deze luchtsteun gijzelden de Serven op 14 april 150 blauwhelmen, om verdere luchtaanvallen te voorkomen. Hierna konden de Serven verdere aanvallen uitvoeren op de Bosniërs, en na een nieuw verzoek tot luchtsteun werd een Brits vliegtuig

neergehaald. Hierna wilde de NAVO geen tactische luchtaanvallen meer uitvoeren. Uiteindelijk werd, na het (Amerikaanse) dreigement van nieuwe intensieve luchtaanvallen op verschillende plaatsen, door de speciale gezant van de VN Yasushi Akashi een nieuw staakt-het-vuren onderhandeld. 54

Hiermee was het wederom de VS die een tijdelijke oplossing forceerde.

In het najaar van 1994 vond er een confrontatie plaats over de middelen om een politieke oplossing van het conflict tot stand te brengen. Binnen de NAVO ontstond een crisis tussen de VS en de Europese landen over inzet van het luchtwapen. Demissionair minister van Defensie Ter Beek van Nederland meende dat de kosten voor Deny Flight beter verdeeld moesten worden, en de

Nederlandse steun leek wat af te nemen. De kosten werden namelijk volledig opgebracht door de NAVO-lidstaten die aan de missie deelnamen, te weten Nederland, Frankrijk, Engeland en de VS. 55

Nederland had al een groot aandeel in UNPROFOR, en de inzet van de F16’s was een kostenpost die daar nog eens bijkwam. Deny Flight kostte Nederland bijna 100 miljoen gulden per jaar. 56

Voorstellen van de VS tot opheffing van het wapenembargo hadden al eerder de discussie in gang gezet over terugtrekking van UNPROFOR, en het aandeel dat de NAVO daarin zou moeten hebben. 57

Twee journalisten van de Los Angeles Times kwamen zelfs met de onthulling dat president Clinton in 1994 in het diepste geheim toestemming gaf aan Iraanse omzeiling van het wapenembargo, zodat Iraanse troepen de moslims in Bosnië te hulp konden schieten. 58 Hoewel Clinton voorstander was

van de lift and strike aanpak, denk ik dat hij het wapenembargo vooral steunde omwille van zijn Europese bondgenoten. De Iraanse kwestie was in mijn ogen een eerste scheur in deze steun, en een directe poging het wapenembargo te omzeilen. In deze periode overwoog Nederland om de

deelname aan Deny Flight af te bouwen, voornamelijk vanwege de kosten. Omdat na discussie binnen de NAVO Spanje en België overwogen om vliegtuigen te leveren, meenden Ter Beek dat het Nederlands aandeel dan kon worden afgebouwd. 59 Uiteindelijk trekt Nederland eind 1994 vier F-16’s

terug toen de Spaanse deelname een feit was. 60

Eind oktober werd het mandaat van Deny Flight verder verruimd omdat het BSL bij een nieuw offensief luchtsteun kreeg van vliegtuigen uit een Servische regio van Kroatië, waarbij de NAVO niet in kon grijpen omdat de vliegtijd tussen vertrekplaats en slagveld van de Serven te kort was. Hierdoor kwam men simpelweg tijd tekort om in te grijpen. Hierop stemde de VN Veiligheidsraad voor een

54 Report of the Secretary-General pursuant to General Assembly resolution 53/35: The fall of Srebrenica,

32-38.

55 Nieuwsblad van het Noorden 25-05-1994. 56 NRC Handelsblad 25-05-1994.

57 NIOD (2002), 1649.

58 Safire (1996, in The New York Times). 59 Nederlands dagblad 10-09-1994. 60 NRC Handelsblad 23-11-1994.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor bestuiving op het niveau van een plan- tengemeenschap is de insectendiversiteit eveneens be- langrijk: de juiste bestuivers voor verschillende planten- soorten moeten

Als interne accountant zoek je naar een sparringpartner die je scherp houdt en checkt op inhoudelijke (controle)issues, maar gelet op hier genoemde komen ze daar niet /

De perceptie van een ethisch klimaat wordt beïnvloed door factoren uit de externe en interne organisatiecontext en heeft op zijn beurt invloed op de individuele ethische

The purpose of this thesis was to investigate whether a nudge in the form of a commitment to exercise in an effective way to increase the attendance rates of people in

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Waarom heeft Gartner in zijn onderzoek niet naar de kwaliteit van de broncode gekeken, waarom heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken hier niet naar gevraagd en waarom is het

Het beleid van de overheid moet zich richten op het scheppen van de mogelijkheden voor brede lagen van de bevolking deel te nemen aan kulturele en rekreatieve akti-

indien een harmonisatie zich immers slechts tot de accijnzen zou beperken, worden de landen die het zwaartepunt op de indirecte belastingen leggen, dubbel bevoorbeeld; de