• No results found

Nieuwe oorlog, nieuwe helden?Het Nederlandse militaire decoratiestelsel en de rol van de Commissie Militaire Onderscheidingen in de Londense periode, 1941-1945.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nieuwe oorlog, nieuwe helden?Het Nederlandse militaire decoratiestelsel en de rol van de Commissie Militaire Onderscheidingen in de Londense periode, 1941-1945."

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nieuwe oorlog, nieuwe helden?

Het Nederlandse militaire decoratiestelsel en de rol van de Commissie Militaire Onderscheidingen in de Londense periode, 1941-1945.

(2)

Auteur: Matthijs van der Hoeven Studentnummer: 11145153

Begeleider: dhr. dr. S.F. Kruizinga

Tweede beoordelaar: dhr. prof.dr. W. Klinkert Universiteit van Amsterdam

Faculteit der Geesteswetenschappen Master Geschiedenis

(3)

Afstudeerrichting: Militaire Geschiedenis Aantal woorden: 23.375 Inhoudsopgave Voorwoord………....4 Hoofdstuk 1 Inleiding……….6 1.1. Introductie………...6 1.2. Afbakening van het

onderzoek………7 1.3. Hoofdvraag……….7 1.4. Deelvragen………..7 1.5. Historiografie en verantwoording………8 1.6. Bijdrage van het

onderzoek………10 Hoofdstuk 2: Ontstaansgeschiedenis van militaire

dapperheidsonderscheidingen………...11 2.1.

Inleiding……….11 2.2. Moed en

perceptie………..12 2.3. Nut en noodzaak van militaire

decoratiestelsels………..13

2.4. Conclusie……… 15

Hoofdstuk 3: Het Nederlandse militaire decoratiestelsel 1815-1945………...16

3.1.

Inleiding………..16 3.2. Opkomst van het Nederlandse militaire decoratiestelsel: van 1815 tot 1940………17

3.3. Herziening van de wet op de Militaire Willems-Orde in 1940………..20

3.4. De Tweede Wereldoorlog: nieuwe militaire dapperheidsonderscheidingen 1940-1945….………21 3.5. Conclusie……….22 Hoofdstuk 4: Adviescolleges in oorlogstijd………...23 4.1. Inleiding………...23 4.2. De Commissie Carstens………...23 4.3. Ontstaan van de Commissie Onderscheidingen

Koopvaardij………...24 4.4. Instelling van de Commissie Militaire

(4)

4.5. Onderlinge afstemming tussen beide

adviescolleges……….26

4.6. Commissie Militaire Onderscheidingen: tijdelijke rol van kapittel Militaire-Willems Orde………27 4.7. Onafhankelijkheid van de leden………....30 4.7. Conclusie……….31 Hoofdstuk 5: Toekenning of afwijzing………..32 5.1. Inleiding………...32 5.2. Erkenning of niet: omstandigheden en motieven als

maatstaf………..32

5.3. Dubbel decoreren en het dilemma van buitenlande onderscheidingen……….34

5.4.

Conclusie……….35 Hoofdstuk 6: Dillema's van de moderne oorlogvoering: individueel of collectief belonen?...36 6.1. Inleiding………...36 6.2. Onderzeebootoperaties………....3 6

6.3. Complexiteit van het

luchtoptreden……….36 6.4. Routine onderscheidingen als

oplossing………...38 6.5.

Conclusie……….39 Hoofdstuk 7: Dossier Engelandvaarders als

struikelblok………....40 7.1.

Inleiding………..40 7.2. De wens van koningin

Wilhelmina………..40 7.3. Route en duur als

maatstaf………..41 7.4 Buitenspel gezet………..42 7.5. Conclusie……… 42 Conclusie……….44 Bijlagen………49 Literatuurlijst………... 53 Voorwoord

(5)

Deze scriptie, met als onderwerp het Nederlandse militaire

decoratiestelsel en de rol van de Commissie Militaire Onderscheidingen ten tijde van de Londense periode 1941-1945, heb ik geschreven ter afsluiting van mijn studie militaire geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Deze Militaire Willems-Orde is de hoogste én oudste

Nederlandse militaire dapperheidsonderscheiding en kan in principe alleen aan militairen worden toegekend. De militaire

dapperheidsonderscheidingen die in hiërarchie onder de Militaire Willems-Orde staan zijn de Bronzen Leeuw, het Bronzen Kruis, het Vliegerkruis en het Kruis van Verdienste. Deze vier

dapperheidsonderscheidingen zijn door de regering in ballingschap in Londen ingesteld.

Sinds de ridderslag aan kapitein Marco Kroon in 2009 staat de Militaire Willems-Orde weer volop in de publieke belangstelling. Dragers van de andere militaire onderscheidingen zijn daarentegen onbekend.

Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat ik in mijn actieve periode als beroepsmilitair ook weinig afwist van deze onderscheidingen. Tot dat kapitein Björn Peterse in 2009 postuum de Bronzen Leeuw toegekend kreeg. Hij was een lichtingsgenoot van mij. Als pelotonscommandant in Afghanistan had Björn gedurende verschillende operaties "doortastend, beleidvol én moedig opgetreden"1 zo sprak minister Middelkoop bij de

uitreiking van de Bronzen Leeuw aan de weduwe van Björn. Helaas postuum, omdat Björn tijdens een parachuteoefening in de Verenigde Staten om het leven kwam. Dit was op 7 maart 2007; een zwarte bladzijde voor onze KMA lichting 1997. Wellicht heeft de

dapperheidsonderscheiding van Björn mij onbewust geïnspireerd om dit onderzoek te richten op het Nederlandse militaire decoratiestelsel.

Belonen van moed in de strijd is van alle tijden.In dit onderzoek wordt uiteengezet hoe militaire decoratiestelsels zich ontwikkeld hebben vanaf de Romeinen. Centraal in het onderzoek staan de oorlogsjaren waarin de regering in ballingschap in Londen verbleef. In die periode werden maar liefst vier nieuwe dapperheidsonderscheidingen ingesteld. Dit was een kentering in het Nederlandse militaire decoratiestelsel dat sinds 1815 weinig vernieuwing kende. Een belangrijke rol in die Londense periode was toebedeeld aan de Commissie Militaire Onderscheidingen (CMO). Deze commissie werd in 1941 ingesteld als adviescollege van de regering. In mijn onderzoek staat de rol en invloed van de CMO in haar beginjaren centraal. De moderne oorlogvoering bracht veel vragen met zich mee; hoe om te gaan met Nederlandse vliegers die onder Engelse vlag vlogen? Of Nederlanders die vanuit bezet gebied ontsnapten; was dit eigenbelang of juist een heldendaad? De criteria voor toekenning waren nog niet strak omlijnd en van enige jurisprudentie was nog geen sprake. Dit gaf de commissie ruimte in haar handelen maar veroorzaakte ook felle

discussies. Al snel bleek dat de CMO niet het alleenrecht had. Er bleken ook andere actoren die invloed uitoefende op de praktijk van toekennen en afwijzen van onderscheidingen: de regering in ballingschap, de

1 Toespraak van de minister van Defensie ter gelegenheid van de besloten uitreiking van de Dapperheidonderscheidingen op 7 oktober 2009 te Breda.

(6)

militaire top en – last but not least - de vorstin en prins Bernard. Dit alles maakte de oorlogsjaren op decoratiegebied tot een weerbarstige en

interessante periode. Met mijn onderzoek wil ik zichtbaar maken welke ontwikkelingen het Nederlandse militaire decoratiestelsel doormaakte en wat de rol én invloed van de Commissie Militaire Onderscheidingen was.

Mijn dank gaat uit naar het Ministerie van Defensie, afdeling Decoraties & Onderscheidingen, op de Kromhoutkazerne in Utrecht; voor de

ondersteuning en de ter beschikking gestelde vakliteratuur. Ook wil ik stil staan bij mijn gezin die hun man én vader heel wat uurtjes hebben

moeten missen, vooral in de weekenden en avonduren. Mijn dank voor jullie geduld.

(7)

Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1. Introductie

Op 10 mei 1940 viel het Duitse leger Nederland binnen. Tijdens de meidagen van 1940 vochten de Nederlandse militairen een ongelijke strijd. Het verloop van de strijd leidde op 15 mei tot de capitulatie van de Nederlandse strijdkrachten. Later die maand ondersteunde de

Nederlandse koopvaardijvloot met kustvaarders bij de evacuatie van het Britse Expeditieleger in Duinkerken. Koningin Wilhelmina en haar

ministers waren ondertussen naar Londen gevlucht om daar de Nederlandse regering voort te zetten, maar dan in ballingschap. In

Londen boog de regering zich al snel over de vraag hoe heldhaftig gedrag van Nederlandse militairen ten overstaande van de Duitse vijand beloond diende te worden. De Nederlandse regering wilde gedrag van militairen en zeelieden belonen. Dit stond los van de capitulatie. Het arsenaal aan militaire dapperheidsonderscheidingen was echter beperkt. Het

decoratiestelsel bestond slechts uit de Militaire Willems-Orde want de enige lagere dapperheidsonderscheiding, de Eervolle Vermelding, was net voor het uitbreken van de oorlog opgeheven. Een devaluatie van de Willems-Orde bij veelvuldig toekennen lag daardoor op de loer. Dat vond de regering in ballingschap niet wenselijk.2

Hoe kon de regering dan wél getoonde dapperheid belonen zonder gebruik te maken van de Militaire Willems-Orde? De regering bleek vindingrijk en creëerde in de oorlogsjaren een nieuw stelsel van

dapperheidsonderscheidingen. Op 14 juni 1940 leidde dit tot de instelling van het Bronzen Kruis voor moedig én beleidvol optreden tegenover de vijand. In de jaren die volgden werden het Kruis van Verdienste, het Vliegerkruis en tot slot de Bronzen Leeuw ingesteld.3

Naast de onderscheiding zelf moest ook een instrumentarium worden opgezet om te zorgen dat de juiste personen met een

dapperheidsonderscheiding werden gedecoreerd. En niet alleen voor acties in mei 1940, maar ook voor daden die nog zouden volgen. De regering had dringende behoefte aan advies hoe voorstellen van heldendaden gewogen en beoordeeld diende te worden.4

2 Toespraak van Generaal majoor der mariniers mr. R.G. Oppelaar, voorzitter van de Commissie Dapperheidsonderscheidingen Defensie, seminar 75 jaar

Dapperheidsonderscheidingen 4 november 2016, Soest 3 Zie Bijlage I van deze scriptie, 49-53.

(8)

Al vrij snel, op 26 september 1940, werd in Londen de Commissie

Onderscheidingen Koopvaardij ingesteld. Dit adviescollege had als taak om de ministers van Defensie en van Handel, Nijverheid en Scheepvaart te adviseren over het belonen van moedig gedrag van personeel van de koopvaardij. Dat de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart in beeld kwam had te maken met de ingestelde vaarplicht. In juni 1940 werden Nederlandse koopvaardijschepen en bemanning verplicht om te blijven varen; een militarisering van de koopvaardijvloot. Niet alleen de marine maar ook de koopvaardij raakte verzeild in gevaarlijk contact met de vijand. Een klein jaar later, op 30 juni 1941 werd een tweede

adviescollege van de regering ingesteld, de Commissie Militaire

Onderscheidingen. Deze commissie kreeg als taak om de ministers van Defensie en Koloniën te adviseren over het toekennen (en ontnemen) van de militaire dapperheidsonderscheidingen.5

1.2. Afbakening van het onderzoek

In de scriptie staat de ontwikkeling van het Nederlandse militaire decoratiestelsel in de periode tussen 1941 en 1945 centraal. Het

onderzoek beperkt zich tot een analyse van de werkzaamheden van de Commissie Militaire Onderscheidingen in deze Londense periode. De twee andere adviescolleges van de regering tijdens de oorlogsjaren, de Commissie Carstens én de Commissie Onderscheiding Koopvaardij, zijn geen onderwerp van studie geweest.

1.3. Hoofdvraag

Het onderzoek analyseert de ontwikkeling van het militaire

decoratiestelsel ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. In juli 1941 startte de Commissie Militaire Onderscheidingen met haar werkzaamheden. Tijdens de 70 vergaderingen die plaatsvonden in Londen ontstonden nieuwe inzichten en werden criteria voor toekenning geïnterpreteerd. Echter, niet alleen de Commissie Militaire Onderscheidingen hield zich bezig met voordrachten tot decoreren. Ook de regering in ballingschap, de militaire top en Wilhelmina bemoeiden zich met enige regelmaat met deze casuïstiek. Soms op persoonlijke titel. Hoe weerhield de CMO zich ten aanzien van deze externe druk? Hoe beslissend waren de adviezen van de CMO in deze oorlogsjaren? Daarbij kom ik in mijn onderzoek tot de hoofdvraag; Welke ontwikkelingen maakte het Nederlandse militaire

decoratiestelsel door in de periode 1941-1945, en wat was daarbij de rol van de Commissie Militaire Onderscheidingen.

1.4. Deelvragen

Om te komen tot beantwoording van de hoofdvraag; Welke

ontwikkelingen maakte het Nederlandse militaire decoratiestelsel door in de periode 1941-1945, en wat was daarbij de rol van de Commissie

Militaire Onderscheidingen, is het van belang om de hoofdvraag in fragmenten te onderzoeken. Hoofdstuk twee zet uiteen wat moedig gedrag is en hoe dit wordt beloond en richt zich op de

5 Nationaal archief, Inventaris van het archief van Oorlogsonderscheidingen voor het Koopvaardij- en

(9)

ontstaansgeschiedenis van militaire decoratiestelsels in het algemeen. Hoofdstuk drie geeft weer hoe het Nederlandse decoratiestelsel zich sinds 1815 ontwikkeld heeft. In hoofdstuk vier wordt weergegeven hoe de adviescolleges zich in Londen ontwikkelden. Hoofdstuk vijf en zes

onderzoeken de ontwikkeling van de inzichten van de CMO in het belonen van moedig gedrag. In hoofdstuk zeven wordt aan de hand van het

dossier van Engelandvaarders geanalyseerd hoe bepalend de invloed van de CMO was.

In hoofdstuk twee staat de ontstaansgeschiedenis van militaire

decoratiestelsels centraal. Wat is militaire context? In vogelvlucht wordt uiteengezet hoe vanuit militair-historisch perspectief moedig gedrag beloond werd en welke verschuivingen te zien zijn in het belonen van militairen. De eerste militaire dapperheidsonderscheidingen gaan terug tot Romeinse tijd. De Romeinen zagen militaire onderscheidingen als bruikbaar middel om soldaten te stimuleren en te motiveren bij

vijandelijk treffen. Ook de Middeleeuwen en de Republiek der Verenigde Nederlanden kenden een beperkt aantal specifieke onderscheidingen voor militairen.

In hoofdstuk drie staat de vraag centraal welke ontwikkelingen het Nederlandse militaire decoratiestelsel doormaakte. Dit hoofdstuk is

opgedeeld in twee tijdsperioden. Het eerste Nederlandse decoratiestelsel van 1815-1940 en de periode ten tijde van de Tweede Wereldoorlog 1940-1945.

In hoofdstuk vier komt de vraag aan bod hoe de adviescolleges zich ontwikkelden. Binnen één jaar na het uitbreken van de oorlog werden twee nieuwe adviescolleges ingesteld. In 1940 de Commissie

Onderscheidingen Koopvaardij (COK) en in 1941 de Commissie Militaire Onderscheidingen. In hoofdstuk vier wordt specifiek de organisatie en werkwijze van Commissie Militaire Onderscheidingen behandeld. Ook wordt antwoord gegeven op de vraag hoe de afstemming tussen beide adviescolleges COK en CMO verliep én de afstemming tussen de CMO met het adviescollege van de Nederlandse gouverneur-generaal in Nederlands Indië.

Hoofdstuk vijf en zes zijn de deelvragen die antwoord geven op de rol van

de CMO ten aanzien van het decoratiebeleid in de Londense periode. Door analyse van de vergaderstukken van de CMO komt naar voren hoe de beoordeling van moedig gedrag door de Commissie Militaire

Onderscheidingen zich ontwikkelde. In hoofdvijf wordt de vraag

behandeld welke systematiek de CMO ontwikkelde om tot een consistent decoratiebeleid te komen; op welke wijze wilde de CMO moedig gedrag "meten" en vertalen in passende onderscheidingen.

In hoofdstuk zes staat de moderneoorlogvoering met onderzeeboten en vliegtuigen centraal en de voordrachten die hieruit voortkwamen. Dit nieuwe optreden leidde binnen de CMO niet alleen tot discussies maar ook tot nieuwe inzichten over het belonen van individuen in een collectief handelen.

(10)

In hoofdstuk zeven wordt het dossier van de Engelandvaarders en de rol van de CMO in dit dossier onderzocht. Het dossier van de

Engelandvaarders liep als een rode draad door de werkzaamheden van de commissie. In hoofdstuk zeven komt naar voren met welke druk de

commissie van buitenaf te maken had en hoever haar eigen invloed reikte.

Tot slot wordt in de conclusie antwoord gegeven op de hoofdvraag. 1.5. Historiografie en verantwoording

De belangstelling voor Nederlandse militaire onderscheidingen valt naar mijn mening samen met de aandacht voor onze militaire cultuur. Beide zijn in Nederland vrij beperkt maar krijgen wel steeds meer aandacht. In zijn rede 'Van Waterloo tot Uruzgan'6 onderstreept historicus Wim

Klinkert het belang van een cultuurhistorische benadering van de

militaire identiteit van Nederland. Nederland kent volgens Klinkert geen militaire heldenverering en er is nauwelijks sprake van een zichtbare militaire presentie in de openbare ruimte. Een zichtbaar en symbolisch aspect van de militaire identiteit is bij uitstek de militaire

dapperheidsonderscheiding. De medaille als drager van herinnering. Het zeer gering militaire heldenverering in Nederland verklaart wellicht dat Nederlandse militaire helden vrijwel onbekend zijn. Datzelfde gaat op voor militair historische studies. Vrijwel alle militair historische studies richten zich op de Militaire Willems-Orde. Ter illustratie: al in 1890 werd er een boek uitgebracht over 75 jaar Militaire Willems-Orde. Schrijver was François de Bas van de Nederlandse Generale Staf en militair historicus.

Afgezien van de Militaire Willems-Orde zijn er een beperkt aantal studies verricht naar de overige (en lagere) militaire

dapperheidsonderscheidingen. Mijn literatuurstudie naar relevante debatten over dit onderwerp én hoe de Nederlandse militaire

dapperheidsonderscheidingen zijn behandeld door historici leidde tot een magere oogst. Ik durf dan ook te stellen dat de stand van de

theorievorming op het gebied van de Nederlandse militaire

dapperheidsonderscheidingen vrij gering is. Het betreft voornamelijk publicaties van mutaties7 ten aanzien van decorandi.

Van een historisch debat rondom de ontwikkeling van de Nederlandse militaire onderscheidingen in de periode 1940-1945 is nauwelijks sprake. Ondanks intensief zoekwerk heb ik welgeteld één debat kunnen

ontwaren. Dit debat betreft de rol van prins Bernhard rondom de instelling van het Vliegerkruis. In hoofdstuk zes wordt dit debat

behandeld. Daarentegen bracht archiefonderzoek in primaire bronnen zoals de notulen van de Commissie Militaire Onderscheiding veel

bruikbare informatie op voor dit onderzoek. De relevante literatuur en de voor mijn onderzoek geraadpleegde studies worden hieronder

uiteengezet.

6 W. Klinkert, Van Waterloo tot Uruzgan (Amsterdam, 2008) 26-27.

7 Mutatie: omschrijving van de plaats, tijdstip en aard van de krijgsverrichting in kwestie.

(11)

In volgorde van verschijning stip ik de voor dit onderzoek gebruikte literatuur aan.8

Als een van de standaardwerken op het gebied van de faleristiek9 van

Nederlandse militaire dapperheidsonderscheidingen geldt Bronzen

Leeuw – Bronzen Kruis van historicus Henny Meijer uit 1990. Dit boek is

destijds in opdracht van de Vereniging Dragers "Bronzen Leeuw" en "Bronzen Kruis" geschreven. Meijer heeft veel feiten en materiaal zoals toekenningen weten te analyseren, te rangschikken en in grafieken vastgelegd. Opvallend is dat Meijer erin geslaagd is een eerste registratie van de dragers van de Bronzen Leeuw en Bronzen Kruis op te maken, iets wat de regering in Londen destijds verzuimd heeft. Een register hield men namelijk toen niet bij. Mijn kritiek is dat het onderzoek zich primair richt op feiten en cijfers over de Bronzen Leeuw en het Bronzen Kruis maar niet ingaat op het proces van adviesvorming ten aanzien van voordrachten.

Meijer zat zeker niet stil want in 1997 verscheen het boek Vliegerkruis van Meijer en Vis. In dit boek worden alle personen, zowel Nederlanders als geallieerden, vermeld die onderscheiden zijn met het Vliegerkruis. Daarbij wordt informatie verstrekt aangaande rang en functie van de gedecoreerden, hun krijgsmachtonderdeel, het betreffende Koninklijke Besluit, de al of niet postume verlening en de zogenaamde mutatie (plaats, tijdstip en aard van de krijgsverrichting in kwestie). Tevens

worden alle aan Nederlandse vliegtuigbemanningsleden verleende Britse dapperheidsonderscheidingen opgesomd. Prins Bernhard heeft in 1993 een bijdrage geleverd aan dit boek. En juist deze bijdrage wordt steeds meer betwist op juistheid waaronder door een artikel van bestuurslid van Studiekring Ridderorden en Onderscheidingen de heer Bert Keers in het vakblad Decorare in 2007.10 In hoeverre prins Bernhard als betrouwbare

bron kan worden aangemerkt is al een onderwerp voor onderzoek op zichzelf. Ik deel dan de mening van Keers. Temeer omdat de uitspraken van de prins in het kader van het Vliegerkruis in Vliegerkruis slechts ten dele vast te stellen zijn aan de hand van de verslagen van de Commissie Militaire Onderscheiding. De rol van de prins wordt in dit onderzoek uiteengezet in hoofdstuk zes.

In het boek Tulpen voor Wilhelmina van Dessing uit 2004 wordt op basis van archiefonderzoek en interviews getracht de groep Engelandvaarders als geheel in kaart te brengen. Wie waren deze Engelandvaarders en wat waren hun beweegredenen? Dit staat in de studie van Dessing centraal. Met deze methode van onderzoek aan de hand van verhalen c.q. Oral

history vertelt Dessing in haar proefschrift zonder opzienbarende

conclusies de geschiedenis van de Nederlandse Engelandvaarders. Hoofdstuk zeven is gewijd aan het vraagstuk van Engelandvaarders.

8 Een groot deel van de voor dit onderzoek gebruikte vakliteratuur is afkomstig van de (niet openbare) bibliotheek van de afdeling Decoraties en Onderscheidingen van het ministerie van Defensie.

9 Faleristiek: wetenschap die de vorm en de geschiedenis van de ridderorden én onderscheiding onderzoekt.

10 B. Keers, 'Nieuwe feiten rondom de instelling van het Vliegerkruis', Decorare 17 ( 2007) 15.

(12)

Lange tijd was het werk van Meijer (1990) en Meijer en Vis (1997) leidend. Tot in 2016 de Nederlandse amateur historicus Müller zijn jarenlange onderzoek naar individuele voordrachten publiceerde in vier boeken Het Kruis van Verdienste Voor moedig en beleidvol optreden, Het

Vliegerkruis Voor initiatief, moed en volharding, De Bronzen Leeuw Voor bijzonder moedige en beleidvolle daden en Het Bronzen Kruis Voor

moedige en beleidvolle daden. In al deze boeken heeft Müller een

register samengesteld in volgorde van toekenning, per gedecoreerde de belangrijkste persoonsgegevens (voor zover bekend), de rang of functie-aanduiding en de mutatie vermeld. Het register in deze serie boeken bevat alle toekenningen vanaf 16 juli 1940 t/m 12 augustus 2015. Hoewel het boek Bronzen Leeuw-Bronzen Kruis van Meijer niet betwist wordt, beschouwd de Nederlandse Studiekring Ridderorden en

Onderscheidingen de overzichten van Müller door onderzoek in (digitale) archieven als meer volledig dan van Meijer.11

Voor mijn onderzoek heb ik verder gebruik gemaakt van relevante literatuur ten aanzien van de Militaire Willms-Orde. Het boek Moed en

deugd van Van Zelm en Eldik uit 2003 wordt binnen de Nederlandse

wetenschappelijke publicaties over onderscheidingen als standaardwerk beschouwd. De historie, de versierselen, de toekenningsprocedures, de plechtigheden en de reglementen van al onze ridderorden worden uitvoerig beschreven. Niet alleen de Militaire Willems-Orde van 1815 maar ook de civiele varianten zoals de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau in 1892. In 2015 brachten Rijpkema en Cuperus Militaire Willems-Orde. 200 jaar moed, beleid en trouw uit. Naast hun studie naar het register van de ridders en van de dragers van de militaire Eresabel richtten Rijpkema en Cuperus zich ook op de

menselijke kant van deze onderscheiding. Veel aandacht wordt besteed aan hoe het de ridders na hun benoeming verging. Was het ridderschap een lust óf misschien wel een last? Aan de orde komen de armoede en geestelijke nood van sommige ridders en het ontnemen van de ridderlijke waardigheid wegens desertie, misdrijf of wangedrag. Dit onderzoek

draagt naar mijn mening bij aan het begrijpen van wat deze hoge

onderscheiding met een mens kan doen, in positieve maar ook negatieve richting.

Naast Nederlands literatuur heb ik mij voor dit onderzoek ook gericht op internationale literatuur over militaire decoratiestelsels. Meer specifiek heb ik mij gericht op de mondiale ontwikkelingen van militaire

decoratiestelsels in de eerste helft van de 20e eeuw. Dit resulteerde in bruikbare studies over militaire decoratiestelsels van internationaal erkende auteurs uit Canada (Blatherwick, 1994 en Mc Creery, 2005), België (Verbeeke, 2014) en de Verenigde Staten (Mikealian, 2002 en Willbanks, 2011). Verder heeft in Portugal in 2014 een internationaal vergelijkende studie plaatsgevonden naar veranderingen in militaire decoratiestelsels onder invloed van de Eerste Wereldoorlog.12 Aan de

hand van deze literatuur heb ik een beeld verkregen over de 11 Internetbron, http://www.vereniging-sro.nl, bezocht op [6-10-2017]

12 H. Nuno de Oliveir, J.V. Braganca, P.J. Estrela, The Great War in Phaleristics,

(13)

ontwikkelingen die andere Westerse decoratiestelsels doormaakten, in de eerste helft van de 20e eeuw. Is de Nederlandse situatie uniek te noemen of past deze evolutie van het militaire decoratiestelsel in een bredere mondiale trend? De beantwoording van deze vraag wordt in de conclusie meegenomen.

Tot slot heb ik voor mijn onderzoek archieven van het Nationaal archief geraadpleegd. Dit maakte deel uit van het veldwerk. In het onderzoek heb ik mij specifiek gericht op analyse van de notulen van de

vergaderingen van de CMO in de Londense periode 1941-1945. Hoewel notulen een beperkt beeld kunnen geven bleken ze voor het onderzoek een zeer bruikbare primaire bron. Het viel mij op dat de notulen uitvoerig waren opgesteld; discussies en argumentatie van de leden waren

uitvoerig beschreven in de notulen. In totaal zijn er in de periode 1941 tot en met 1945 ruim zeventig vergaderingen van de CMO in Londen

geweest. Naast de eerder genoemde literatuur en archiefbronnen heb ik voor het onderzoek gebruik gemaakt van artikelen uit het

militair-wetenschappelijke vakblad Militaire Spectator en het vakblad van de Nederlandse Studiekring Ridderorden en Onderscheidingen Decorare. 1.6. Bijdrage van het onderzoek

Voor dit onderzoek heb ik getracht nieuwe wegen te verkennen in een vrij specialistisch gebied binnen het militair-historisch werkveld. Dit

onderzoek heeft als doel zowel meer bekendheid als ook een bijdrage te leveren aan de historiografie met betrekking tot de Commissie Militaire Onderscheidingen in de Londense periode 1941-1945. In het onderzoek beoog ik, onder andere door analyse van het functioneren van de CMO, weer te geven wat de rol én invloed was van dit adviescollege met betrekking tot het militaire decoratiebeleid in de oorlogsjaren.

Hoofstuk 2: Ontstaansgeschiedenis van militaire dapperheidsonderscheidingen.

2.1. Inleiding

Wat is moed of dapperheid? Vaak is dapper gedrag pas zichtbaar in een onverwachte, levensbedreigende situatie waarin iemand boven zichzelf én anderen uitstijgt. Een persoon krijgt een dapperheidsonderscheiding dan ook op basis van handelen. Daarnaast speelt een dergelijke

onderscheiding een belangrijke rol in de maatschappij: dapper gedrag is immers een voorbeeld voor anderen. Een zichtbare beloning vanuit de samenleving levert erkenning op die voor individuen van grote

(14)

persoonlijke waarde kan zijn, maar die tevens afstraalt op de naaste omgeving. Dat geldt ook in Nederland, ondanks de veel geciteerde

uitspraak: "doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg". Zo benadrukte de kersverse ridder Militaire Willems-Orde (MWO), majoor Gijs Tuinman in een interview dat zijn teamleden de MWO net zozeer verdiend hadden en dat hij het ridderkruis daarom het liefst in "honderd gelijke stukken had verdeeld".13 Dat roept de interessante vraag op waarom wij eigenlijk

individuen belonen. Deze vraag zal verder worden behandeld in dit hoofdstuk.

Wat is moed? Het is onmogelijk om een eenduidige wetenschappelijke perceptie van "moed" te vinden. Reden te meer om eerst taalkundig te bekijken hoe de definitie luidt. Het woordenboek Van Dale omschrijft moed en dapper als volgt:

Moed (de; m)14

1 het binnenste van de mens; gemoed: het was ons droef te moede we waren bedroefd

2 onverschrokkenheid, dapperheid: moed putten uit hoop, kracht ontlenen aan; de moed erin houden het niet opgeven

dap·per (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord; vergrotende trap: dapperder,

overtreffende trap: dapperst) 1 zonder vrees; onverschrokken 2 flink: zich dapper houden.

Over moed zijn vele honderden, misschien wel duizenden

wetenschappelijke artikelen gepubliceerd, vanuit verschillende

vakgebieden zoals psychologie en sociologie. De centrale vraag is vaak waarom militairen bereid zijn om méér te doen dan wat verwacht wordt van hen, of zoals in het Engels geformuleerd wordt optreden 'beyond the call of duty'. Waarom toont een militair moed? Voor zichzelf? Voor

anderen? Kortom, wat zijn de drijfveren om tot heldendaden te komen. Moedig optreden vereist handelen in het gevaar voor lijf en leden. Het vereist ook een goed inzicht in de situatie en vaak ook nog een afweging van nut en noodzaak. Moed kan dan ook worden omschreven als een houding van waaruit persoonlijke risico's worden genomen om een belangrijk doel te bereiken. Deze verhouding vergt een juiste balans tussen enerzijds het vermijden van gevaar en lafheid en anderzijds het onnodig opzoeken van gevaar met alle daaraan verbonden risico's van dien voor eigen lijf en leden en dat van anderen: roekeloosheid. Bij eerzucht kan roekeloosheid opspelen vanuit de wens dapper te worden gevonden (en daarvoor te worden onderscheiden) wordt welbewust het gevaar opgezocht. Moed is niet alleen een kwestie van fysiek gevaar trotseren, maar ook een zaak van morele krachtdadigheid.15

13 Interview met majoor Gijs Tuinman bij RTL Late Night op 4 december 2014. 14 Internetbron, https://www.vandale.nl, bezocht op [ 20-5-2017]

15 P.H. de Vries, Moed een essentiële militaire deugd, Militaire Spectator 3-2015, 152-153.

(15)

2.2. Moed en perceptie

Om het begrip Moed nader te duiden zijn hieronder drie verschillende percepties van moed uiteengezet: moed als opofferingsmechanisme ter bescherming van anderen, moed gezien vanuit de bereidheid tegen de stroom in te durven gaan en moed als instabiel gegeven vanuit de militair .

"A friendship forged in fire"16

Moed is volgens Rusch en Störmer van alle tijden. In 2014 deden zij onderzoek onder 988 Amerikaanse dragers van de hoogste militaire onderscheiding van de Verenigde Staten, de Medal of Honor. Zij kwamen tot de conclusie dat die militairen in oorlogstijd een broederband ervaren die leidend is voor potentieel moedig gedrag. Uit empirisch onderzoek onder de bijna duizend toekenningen van de Medal of Honor bleek dat de meeste dragers zijn onderscheiden voor het tonen van moed in defensieve situaties. Opofferingsbereidheid ter bescherming van de kameraden was de belangrijkste drijfveer is om moed te betonen.17

"Waar fysieke moed bewondering oogst, wordt morele moed soms bestraft"18

Bovenstaand citaat is afkomstig van de Nederlandse (militair) historicus Olsthoorn. Hoewel moed een lastig te definiëren concept is stelt

Olsthoorn dat er ten minste twee vormen van moed zijn: fysieke moed en morele moed. Fysieke moed is handelen met gevaar voor eigen leven. Fysieke moed verschilt van morele moed. Morele moed staat voor onder meer de bereidheid de eigen reputatie op het spel te zetten voor een hoger, zuiver moreel doel. Olsthoorn zijn argumentatie is dat fysieke moed in de krijgsmacht zeker belangrijk is, maar morele moed nog meer. Het gaat daarbij om de bereidheid van de militair om zijn eigen reputatie op het spel te zetten voor een hoger doel. En dit heeft een grotere

reikwijdte, maar kan gevaarlijk zijn voor de persoon zelf. Vaak gaat morele moed tegen de normen van de groep in, op het moment dat een dergelijke groep de verkeerde kant op gaat, stelt Olsthoorn. Zodra de sociale cohesie sterker wordt, wordt het moeilijker om morele moed te durven tonen.

Als een voorbeeld van morele moed noemt Olsthoorn de Indië-veteraan Joop Hueting die in een televisieoptreden in 1969 uitvoerig vertelde dat Nederlandse militairen zich in Nederlands-Indië schuldig maakten aan oorlogsmisdrijven, zoals het neerschieten van onschuldige burgers en het mishandelen van gevangenen, terwijl hij zelf toegeeft ook geen schone handen te hebben. Deze onthulling komt nadat er ruim twintig jaar lang

16 H. Rusch, C. Störmer, An Evolutionary Perspective on War Heroism, Militaire

Spectator nummer 3-2015, 149.

17 Ibidem, 140-150.

18 P.H.J.,Olsthoorn, De relatie tussen fysieke en morele moed, Militaire Spectator nummer 3-2015, 128.

(16)

nauwelijks iets is gezegd of geschreven over wat niet goed ging tijdens de politionele acties. Brieven die Hueting eerder naar kranten schreef, zijn nooit geplaatst. Het bijzondere van Hueting is dat hij het er niet bij liet zitten, en het verhaal bleef vertellen dat niemand wilde horen. De getoonde moed en offers die Heuting bracht werden niet herkend. Uiteindelijk werd zijn volharden toch beloond én erkend. Het interview met Hueting markeerde het begin van een debat over wat er in

Nederlands-Indië is gebeurd. Met als resultaat de "Excessennota"19 van

de regering.20

"What can be done to delay or prevent the using up of courage?"21

Deze vraag hield de wetenschapper John Moran decennia bezig. Moran diende tijdens het grootste deel van de Eerste Wereldoorlog bij de The Royal Fusiliers. Hij nam onder meer deel aan de slag om de Somme, waar hij een Military Cross verdiende voor zijn moedige actie in de strijd. Later zou hij bekend worden als de arts van Winston Churchill en auteur van het boek "The Anatomy of courage". In dat boek heeft hij zijn ervaringen als arts in de loopgraven verwerkt. Hij kwam erachter dat moed hebben geen kwestie is van alles-of-niets. Mensen kunnen meer of minder moedig zijn. Moedig zijn is ook geen absoluut gegeven. Iemand kan in de ene situatie moedig zijn en in een andere niet. Voor hem was moed hetzelfde als wilskracht; en daarvan heeft ieder mens een bepaald tegoed op zijn ‘bank-rekening’. Door allerlei oorlogservaringen wordt bij militairen een deel van het tegoed af- of bijgeschreven. Soms wordt er echter zo veel afgeschreven dat er niets meer op de rekening staat of dat er zelfs een ‘schuld’ ontstaat. Dan kunnen volgens Wilson ook bij moedige mensen klachten ontstaan.22

2.3. Nut en noodzaak van militaire decoratiestelsels Hoe verhoudt "moed" of "dapperheid" zich tot de militaire

beloningspraktijk? Want deze begrippen lijken op het oog onlosmakelijk verbonden met de krijgsmacht. En deze band gaat al lang terug in de tijd. In historische kringen is onduidelijkheid over de oudste militaire

onderscheidingen. Over de Griekse tijd is weinig bekend behalve dat er hoogwaardigheidsversierselen waren. Deze versierselen waren meestal niet zuiver militair of gericht op het belonen van dapper gedrag. Vast staat dat de Romeinen al wél militaire onderscheidingen hadden, De Romeinen hadden wel een stelsel van militaire

19 In de tweede helft van de jaren zestig was er publieke ophef ontstaan over excessen, welke in de jaren 1945 - 1950 door Nederlandse troepen zouden zijn begaan in

Nederlands-Indië/Indonesië. Naar aanleiding daarvan verzocht de voorzitter van de Tweede Kamer in januari 1969 de minister president om een nota waarin alle kennis zou zijn samengevat.

20 P.H.J.,Olsthoorn, De relatie tussen fysieke en morele moed, Militaire Spectator nummer 3-2015, 128-139.

21 J. Moran, The Anatomy of Courage: The Classic WWI Study of the Psychological

Effects of War (Londen, 1945) 7.

(17)

dapperheidsonderscheidingen, die gedragen werden op het uniform of uitrusting.23

Een van Rome's successen was ongetwijfeld de nauwgezetheid waarmee de discipline in haar krijgsmacht werd gehandhaafd. Voor lichte en zware vergrijpen werden negatieve sancties uitgedeeld in de vorm van

degradatie en oneervol ontslag, maar ook stokslagen en andere

strafexercities. Dat alles stond voorgeschreven. Hier tegenover stonden diverse positieve sancties: prestatiebeloningen in geld, land of

bevordering. Deze waren zeker in materiële zin belangrijk. Daarnaast werden er dapperheidsonderscheidingen toegekend, die bij bijzondere gelegenheden gedragen werden. Deze positieve sancties werden de dona

militaria genoemd, letterlijk vertaald in het Nederlands: militaire giften.

Dat deze dona militaria inderdaad bestonden, blijkt uit geschreven bronnen, inscripties (op grafstenen), op munten en archeologische vondsten.24

De Engelse historicus Maxfield heeft begin jaren tachtig uitgebreid onderzoek gedaan naar de soort militaire decoraties die de Romeinen erop na hielden. De Corona Obsidionalis, de "belegeringskrans", was volgens Maxfield de hoogste militaire onderscheiding welke zelden uitgereikt werd. Maxfield beschrijft deze Romeinse onderscheiding als volgt:

Pre-eminent among Roman military decorations was the Corona obsidionalis, the siege crown. This crown was awarded to the man

responsible for raising a siege and thereby saving the lives of numerous people, of a whole army or township. It was conferred by the rescued upon their rescuer and was entirely token value; unlike the lesser crowns it was not made of gold or silver but of grass or whatever vegetation grew upon the site where the besieged had been held.25

Naast deze 'belegeringskrans' hadden de Romeinen ook andere, lagere onderscheidingen zoals de Corona Muralis. De naam zegt het al; deze krans werd uitgereikt aan de soldaat die als eerste de muur van een vijandelijke stad beklom tijdens de bestorming en erin slaagde om binnen te komen.26 De toekenning werd doorgaans in de militaire lijn

georganiseerd; de Corona Muralis werd door de bevelvoerder uitgereikt. Datzelfde gold voor de “kampkroon” (Corona Castrensis) welke door een militaire commandant in de rang van generaal uitgereikt werd aan die soldaat die zich als eerste een weg baande in het vijandelijke kamp.27

Meijer stelt dat er maar weinig exemplaren van militair decoraties uit de Romeinse tijd bewaard zijn gebleven. Volgens Meijer laat de literatuur op dit punt aan duidelijkheid niets te wensen over: in tijden van financiële

23 H.G. Meijer, Bronzen Leeuw – Bronzen Kruis (Amsterdam, 1990) 16-20. 24 Ibidem, 20.

25 V.A. Maxfield , The Military decorations of the Roman Army (Londen, 1981) 67. 26 Ibidem, 77.

27 Internetbron,

http://www.romeinsimperium.nl/Var_RomeinseMilitaireOnderscheidingen.htm, bezocht op [7-3-2018]

(18)

werden alle edelmetalen omgesmolten, zelfs militaire decoraties, om op deze wijze de oorlog te kunnen financieren.28

Zowel Meijer als Maxfield zijn van mening dat kennis van militaire zaken bij de Romeinse schrijvers beperkt was. Daarbij werden (wapen)feiten in de praktijk veelal verkleurd en vervormd en is er over het

toekenningsmechanisme weinig bekend behalve dat hogere

commandanten het mandaat hadden om dapperheidsonderscheidingen zoals de muurkroon of kampkroon toe te kennen.

Na de Romeinse overheersing is er niet veel bekend over militaire

dapperheidsonderscheidingen. In de Middeleeuwen waren er wel Orden van ridders. Deze Orden werden opgericht om specifieke taken te

vervullen, zoals de bescherming van vestingen of grond. Zij namen deel aan kruistochten en werden beschouwd als een internationaal kerkelijk leger.29 Deze ridders behoorden tot de adelstand. Hun

onderscheidingstekens verwezen naar de adel. Later werd het woord 'ridderorden' alleen gebruikt voor het onderscheidingsteken. De vorst gebruikte zo'n ridderorde als een bewijs van zijn gunst, maar een zuivere beloning voor dapperheid was dat niet. In de middeleeuwen was het verkrijgen van land een beloning voor getoonde moed.30 De

Middeleeuwen bleken een magere periode op het gebied van militaire dapperheid en uiterlijke versierselen zoals insignes of medailles.31 Dit kan

verklaard worden door met de vooraf afgelegde gelofte verdienstelijkheid te tonen de ridders al op voorhand beloond werden met land of

gemeenschappen, uit loyaliteit. Dit in tegenstelling tot de moderne ridderorden waar eretekens pas bij gebleken en erkende diensten

achteraf worden verleend.32

Vervolgens maak ik een sprong naar de periode van Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1568-1795). In deze tijdsperiode waren er

eigenlijk geen orden of standen. Deels had dit te maken met de sterke versnippering van de legers over de zeven gewesten, maar ook met de identiteit van compagnieën; Slechts de helft van de soldaten die dienden in het Staatse leger bestond uit Nederlanders. De andere helft bestond uit andere nationaliteiten zoals Duitsers, Engelsen, Schotten, Fransen en soms ook Zwitsers en Zweden. Buitenlandse soldaten waren als

huurlingen nodig omdat in het binnenland te weinig mannen waren om te dienen. Wat er bekend is over deze periode dat Triomf penningen in goud of zilver uitgereikt werden aan militairen, wegens moed of uitstekend beleid.33 Niet alleen vanwege het feit dat ze erkenning uitdrukten maar

ook vanwege hun symboliek worden deze penningen beschouwd als militaire dapperheidsonderscheiding.34

28 H.G. Meijer, Bronzen Leeuw – Bronzen Kruis (Amsterdam, 1990) 21.

29 P.J. d'Artillac Brill, Beknopte geschiedenis der Nederlandse ridderorden (Den Haag, 1951) 7.

30 C. Mc Creery, C., The Canadian Honours System (Ontario, 2005) 14. 31 H.G. Meijer, Bronzen Leeuw – Bronzen Kruis, 24.

32 P.J. d'Artillac Brill, Beknopte geschiedenis der Nederlandse ridderorden (Den Haag, 1951) 25.

33 Internetbron, https://lintjes.nl/achtergrond/het-nederlandse-decoratiestelsel, bezocht op [2-8-2017]

(19)

Aan het einde van deze periode ontstaat ook de eerste Nederlandse onderscheiding,de zogenoemde Doggersbankmedaille, die aan een lint werd gedragen. Op de in Frankrijk gebruikelijke wijze was op het lint een strik bevestigd en daaraan hing de medaille. Nederland bezat op dit gebied immers geen eigen tradities dus keek men ook de decoratiewijze af. Aan de overlevenden van de zeeslag tegen de Engelse vloot op 5

augustus 1781 werd deze Doggersbankmedaille toegekend. De Slag bij de Doggersbank bleef onbeslist maar de Nederlandse koopvaarders

bereikten toch de haven. Omdat de Britse vloot het eerst het slagveld verliet was zij in ieder geval in de ogen van de Nederlanders de

verliezende partij. De Doggersbankmedaille is daarmee onbedoeld de voorloper van de huidige Nederlandse orden en andere decoraties.35

Wat maakt de Doggersbankmedaille nu zo belangrijk, behalve dat het de primeur als lint gedragen onderscheiding heeft? In 2016 heeft de

Nederlandse historicus Marianne Eekhout onderzoek gedaan naar de materiële cultuur die zich ontwikkeld heeft na de slag bij Doggersbank (5 augustus 1781) gedurende de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784). Haar onderzoek is gebaseerd op de vele uiteenlopende symbolische

voorwerpen die een relatie hebben met deze slag, zo ook deze medaille. Met haar onderzoek heeft Eekhout duidelijk kunnen maken dat heel lang na afloop van de slag nog sprake was van een zekere 'Doggersbankgekte' die nationalistische sentimenten voedt. Ook de rol van een individuele onderscheiding lijkt te verschuiven concludeert Eekhout.

Niet langer is een militaire onderscheiding slechts een persoonlijke erkenning maar ook steeds meer verdienstelijker als propaganda instrument voor de Nederlandse zaak.36

2.4. Conclusie

Moed is niet in één definitie samen te vatten. Over moed kan verschillend worden gedacht en moed kan vanuit meerdere invalshoeken beredeneerd worden. Gevaar maakt deel uit van de militaire praktijk. Als er geen

gevaar is, hoeven we ook geen militairen in te zetten. Moed is in optreden van militairen een essentiële militaire deugd.37 Daarbij zijn de motieven

voor militairen om moed te tonen en boven zichzelf uit te stijgen verschillend. De bescherming van kameraden danwel

opofferingsbereidheid in oorlogssituaties blijkt uit wetenschappelijk onderzoek het de belangrijkste drijfveer maar ook het zien van onrecht.38

Moed is dus niet alleen een kwestie van fysiek gevaar trotseren, maar ook een zaak van morele krachtdadigheid; het onderkennen van een morele noodzaak. Morele moed is eigenlijk een onverbrekelijk aspect van het brede begrip moed.39

35 D. Giesbertsen, Van de Militaire Willems-Orde tot het Kruis van Verdienste.

Decoraties van het Koninkrijk der Nederlanden (Utrecht, 2015) 67.

36 M. Eekhout, Helden van Doggersbank. De herinneringscultuur van een onbesliste

zeeslag op 5 augustus 1781 (Amsterdam, 2016) 4.

37 P.H. de Vries, Moed een essentiële militaire deugd, Militaire Spectator 3-2015, 152-153

38 H. Rusch, C. Störmer, An Evolutionary Perspective on War Heroism, Militaire

(20)

Het belonen van moedige gedragingen van militairen is van alle tijden. Het ontstaan van de eerste militaire dapperheidsonderscheidingen is toe te schrijven aan de Romeinen. Door onder meer archeologische vondsten en geschriften werd dit vastgesteld. Bij het bestuderen van de Romeinse militaire onderscheidingen is het bijzonder om de gelijkenissen met ons huidige decoratiestelsel te onderkennen. Vooral het uitgangspunten dat eenieder, los van rang of stand, in aanmerking kan komen voor een

positieve sanctie. Maar ook de erkenning en verering dat zich vertaald in tastbare voorwerpen zoals een Romeinse krans of de latere Triomf

penning en de Nederlandse Doggersbank medaille uit 1781. Dit toont aan dat militaire decoratiestelsels als individuele erkenning én instrument voor stimuleren van militairen en samenleving, van alle tijden zijn.

Hoofdstuk 3: Het Nederlandse militaire decoratiestelsel 1815-1945

3.1. Inleiding

In het vorige hoofdstuk is uiteengezet dat het belonen van individuen van alle tijden is. Het belang van onderscheiden van dapperheid van

militairen is universeel te noemen. In hoofdstuk drie wordt uiteengezet

wanneer het Nederlandse militaire decoratiestelsel ontstond en hoe dit

stelsel zich ontwikkeld heeft. Het huidige Koninkrijk der Nederlanden vindt zijn oorsprong in 1813 na de bevrijding van de Franse overheersing onder Lodewijk Napoleon. Veel Nederlanders waren toen nog trouw aan Napoleon en Frankrijk. Op 25 maart 1815 schreef de toenmalige

commissaris-generaal van Oorlog, luitenant-generaal Jan Willem

Janssens, aan koning Willem I dat het instellen van een ridderorde voor ‘militaire en civiele deugden’ van belang was om het leger aan de vorst te binden. Veel militairen hadden in de legers van Napoleon gediend en een dergelijke nieuwe onderscheiding kon helpen om hun loyaliteit te borgen. Tegelijkertijd kon deze onderscheiding de plaats innemen van de

Bataafs/Franse onderscheidingen die niet langer mochten worden gedragen.40 Net als de eerder beschreven Doggersbankmedaille wilde

Janssens met de instelling van nieuwe decoraties als propaganda instrument een breder effect sorteren.

In 1815 en de jaren die volgden was het decoreren de nieuwe Militaire Willems-Orde vooral gericht op militairen die deel hadden genomen in de oorlogen in Europa. Na verloop van tijd verschoof de aandacht steeds meer op Nederlandse-Indië. Daar vonden decennialang militaire operaties plaats die leidden tot voordrachten voor dapperheidsonderscheidingen. In Europa was tot aan begin van de 20e eeuw voor Nederland lange tijd een

vreedzame periode.

39 P.H. de Vries, Moed een essentiële militaire deugd, Militaire Spectator 3-2015, 152-153.

40 Th. Mejan, P.H. Kamphuis , ‘200 jaar Moed, Beleid en Trouw. De Militaire Willems-Orde en ons decoratiestelsel in beweging (1815- 2015)', Militaire Spectator nummer 3- 2015, 115.

(21)

Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog op 10 mei 1940 in Nederland veranderde dit beeld ingrijpend. Voor het eerst sinds het ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden werd het grondgebied bezet door een buitenlandse bezettingsmacht. Ondanks het verliezen van de strijd, werd er soms dapper gevochten, ook in (Europees) Nederland. Op dat moment kende Nederland voor beloning van dappere daden in de strijd tegenover de vijand slechts één dapperheidsonderscheiding, welke voor gevechtsacties op Europees grondgebied kon worden toegekend: de Militaire Willems-Orde. De tot voor kort daarvoor gebruikelijke lagere onderscheiding die in hiërarchie onder deze stond, de Eervolle

Vermelding, was bij de herziening van de Wet instelling Militaire Willems-Orde in 1939 geschrapt en kon niet meer worden toegekend.41

Dit hoofdstuk analyseert de ontwikkelingen binnen het Nederlandse militaire decoratiestelsel vanaf 1815. Verder wordt de komst van nieuwe militaire dapperheidsonderscheidingen tijdens de Tweede Wereldoorlog aangestipt. Deze onderscheidingen kwamen voort uit de wens van de regering in ballingschap om militairen en burgers te belonen. Door deze vraagstukken te behandelen wordt in de conclusie van dit hoofdstuk antwoord gegeven op de overkoepelende vraag hoe het Nederlandse militaire decoratiestelsel zich ontwikkelde van de start van het Koninkrijk der Nederlanden tot en met de Tweede Wereldoorlog.

3.2. Het Nederlandse militaire decoratiestelsel 1815-1940

Na de bevrijding van de Franse overheersing moest het prille Koninkrijk der Nederlanden bestendig genoeg worden tegen eventueel Frans

revanchisme, en wel zo snel als mogelijk. Loyaliteit van de krijgsmachten aan de nieuwe koning was daarvoor onontbeerlijk.

De commissaris-generaal voor het departement van Oorlog, luitenant-generaal Janssens sneed het onderwerp van loyaliteit aan toen hij koning Willem I op 25 maart 1815 schreef:42

Onderscheiden officieren hebben zich geadresseerd met verzoek dat het hun mogt worde toegestaan de decoratien te dragen, die zij van

mogendheden, welke zijn voor het herstel van het Vaderland dienden, hebben bekomen (…) Uwe majesteit in bedenking te geven of het niet een gunstig tijdstip zijn zoude tot het instellen van eener Ridder Orde, ter beloning van uitstekende militaire en civiele deugden, en daar te boven een eere decoratie voor krijgslieden van alle rangen tot de geringsten toe, die zich door schone daden zoude doen onderscheiden, intestellen;

41 Zie ook hoofdstuk 2.3.1. van dit onderzoek.

42 Th. Mejan, P.H. Kamphuis , ‘200 jaar Moed, Beleid en Trouw. De Militaire Willems-Orde en ons decoratiestelsel in beweging, Militaire Spectator 3- 2015, 116.

(22)

aan welk laatste te gelijk immers, voor de middelbare en onderste rangen, een pecunieel voordeel gehegt behoorde te zijn.43

En juist met deze brief raakte Janssens een zeer gevoelige snaar bij koning Willem I die graag onderdanen aan hém wilde binden. De koning had echter geen aparte militaire eredecoratie of eremedaille voor ogen zoals Janssens voorstelde, maar één militaire ridderorde. Vrijwel direct na de brief van luitenant-generaal Janssens nam de koning op 26 maart 1815 het volgende besluit:

Voornemens zijnde om ter gelegenheid Onzer verheffing op den

Nederlandschen Troon en ter vereerenden belooning en opwekking van den moed en deugden en den burgerlijke verdiensten welke dien Troon zullen schragen, ridderorden intestellen. Gezien de voordracht van Onzen C.G. van Oorlog in dato van gisteren No. 69. Hebben goedgevonden en verstaan (…) inmiddels ook het Departement van Oorlog op te dragen om bij den Generalen Staf en bij de verschillende Corpsen, de Nederlandsche Armee uitmakende, nominatieve lijsten te doen inzenden van alle

militairen welke te voren eenige decoratie bekomen en gedragen hebben, het zij de permissie om dezelve bij voortduring te blijven dragen bereids door Ons verleend geworden of niet, onder bijvoeging van afzonderlijke staten der genen nog nimmer gedecoreerd geweest zijn en die, naar het oordeel van hunner superieuren verdienen zouden om door een

onderscheidingsteeken te worden vereerd.44

De instelling van twee nieuwe ridderorden, de Militaire Willems-Orde én de Orde van de Nederlandse Leeuw, moet in dit licht worden gezien. Willem I stelde, met enige haast, na zijn aantreden de Militaire Willems-Orde als onderscheiding in.45

Op 30 april 1815 werd met een Koninklijk Besluit de Militaire Willems-Orde ingesteld:

Er wordt ingesteld eene Orde, strekkende tot belooning van uitstekende daden van moed, beleid en trouwe, bedreven door diegenen, welke, zoo ter zee als te lande, in welke betrekking ook en zonder onderscheid van stand of rang, Ons en het vaderland dienen. Deze Orde zal echter in bijzondere gevallen ook kunnen worden gegeven aan vreemde militairen, niet in Nederlandschen dienst zijnde.46

Tegelijk met de instelling van de Militaire Willems-Orde in 1815 werd ook een kapittel47 voorgeschreven als college om de koning te adviseren over

het verlenen van de ridderorde. Artikel 11 van de Wet op de instelling van

43 R.W. Rijpkema, J. Cuperus, J., Militaire Willems-Orde. 200 jaar moed, beleid en trouw (Zeist, 2015) 16-17.

44 Nationaal Archief, register 2.02.01, Koninklijk Besluit 26 maart 1815, nr. 24, 1. 45 J. Zelm van Eldik, J., Moed en deugd (Zutphen, 2003) 191–193.

46R.W. Rijpkema, J. Cuperus, J., Militaire Willems-Orde. 200 jaar moed, beleid en trouw, 73.

47 Een kapittel is een orde bestaande uit leden die met regelmaat bijeen komen om de gang van zaken te bespreken.

(23)

de Willems-Orde schrijft dit voor: een kapittel zonder taakomschrijving, maar als een vanzelfsprekendheid.48

De houding van koning Willem I was echter weinig constructief. De koning wilde eigenhandig invloed hebben op toekenningen en tijdens de regeerperiode kwam er nooit een volledig functionerend kapittel van de grond. Dit gold ook voor zijn troonopvolgers, inclusief Wilhelmina, die zich allen niet lieten adviseren door een dergelijk kapittel.49 Op dit

decennialang ontbreken van een kapittel was dan ook kritiek. In de

Militaire Spectator van 1886 werd betoogd dat een functionerend kapittel had kunnen voorkomen dat voorheen ridderkruizen waren verleend voor zaken die helemaal niets met daden van moed, trouw en beleid te maken hadden én dat daden van buitengewone moed die waren verricht

gedurende mislukte expedities onbeloond bleven. Sommige militairen meenden dat de ministers van Oorlog, Marine en Koloniën zichzelf de rol van kapittel min of meer hadden toebedeeld wat leidde tot persoonlijke vooringenomenheid en willekeur.50 Zoals de luitenant-kolonel Johannes

Verstege, zelf ridder der 4e klasse die in zijn boek over zeventig jaar

Militaire Willems-Orde optekende dat er sprake was van een "onwettige toestand" omdat de genoemde ministers het recht tot het onderzoeken en beoordelen van de toekenningen hadden toe geëindigd.51

In het Nederlandse militaire decoratiestelsel stond (en staat) de Militaire Willems-Orde als hoogste dapperheidsonderscheiding. Na de Militaire Willems-Orde was de Eresabel decennialang één van de hoogste

dapperheidsonderscheidingen voor militairen. Het schenken van een dergelijk erewapen is overigens binnen de militaire cultuur een

gebruikelijk verschijnsel. Zo schonk Karel de Grote aan prins Willem van Oranje als dank zijn eigen zwaard. Ook later schonk men eresabels in de Bataafse Republiek voor de slag bij Bergen in 1799 en de veldtocht in Duitsland in 1800.52 De Eresabel werd op 17 januari 1855 ingesteld op

mondelinge last van de toenmalige koning Willem III. Deze opvallende decoratie werd door een onderscheiden officier aan het uniform

gedragen. De onderscheiding was in eerste instantie enkel bedoeld voor officieren van het Koninklijke Nederlandsch-Indisch Leger. In 1867 werd de onderscheiding echter bij Koninklijk Besluit ook toegankelijk gemaakt voor officieren van de Landmacht en de Schutterij in Nederland.53 De

Eresabel werd uitgereikt aan officieren die al eens voor “moed, beleid en trouw” waren onderscheiden in de Militaire Willems-Orde en zich

opnieuw op “exceptionele” wijze hadden ingezet voor het koninkrijk.54 De 48 De Militaire Willems-Orde werd bij wet ingesteld op 30 april 1815. Deze wet bestond uit 12 artikelen en was van kracht tot 30 april 1940. Op die datum werd zij met

‘handhaving van haar beginselen’ herzien.

49 R.W. Rijpkema, J. Cuperus, J., Militaire Willems-Orde. 200 jaar moed, beleid en trouw, 700.

50 W.F.J. Elgers, P.Th. Gelton, R.W. Rijpkema, 75 jaar Commissie

Dapperheidsonderscheidingen 1941-2016 (Zeist, 2016) 8.

51 R.W. Rijpkema, J. Cuperus, J., Militaire Willems-Orde. 200 jaar moed, beleid en trouw, 168.

52 P.J. d'Artillac Brill, Beknopte geschiedenis der Nederlandse ridderorden, 72. 53 Ibidem, 72-74.

54 D. Giesbertsen, Van de Militaire Willems-Orde tot het Kruis van Verdienste.

(24)

instelling van de Eresabel lijkt voort te zijn gekomen uit de vrees bij de Nederlandse autoriteiten voor aantasting van het aanzien van de Militaire Willems-Orde.55

Met de instelling van de Eresabel werd een toekenning van de Militaire Willems-Orde, of een bevordering van de vierde naar de derde klasse, vertraagd of voorkomen. Maar met deze decoratie kon wel een

Koninklijke blijk van erkenning aan officieren worden gegeven. Zodoende droeg de Eresabel bij aan het aanzien en de exclusiviteit van de Militaire Willems-Orde.56

De eerste Eresabel werd in 1856 bij Kabinetsrescript toegekend aan Kolonel der Infanterie Le Bron de Vexela. Hij was in 1849 tot ridder vierde klasse benoemd voor zijn verdiensten bij expedities in 1848 en 1849 naar Bali. Tijdens zijn verlof in Nederland in 1856 diende hij een verzoek in om voor deze verdiensten tot ridder in de derde klasse

benoemd te worden. Dit verzoek werd geweigerd maar wel werd besloten dat dit de juiste gelegenheid was om de net ingestelde Eresabel aan de kolonel toe te kennen. In totaal is de Eresabel 106 keer uitgereikt: 89 keer aan officieren in Nederlands-Indië, vier keer aan officieren van de Nederlandse Landmacht en 13 keer aan officieren van de Koninklijke Marine. De laatste uitreiking vond plaats in 1927. Deze eer kwam toe aan Kapitein der Infanterie Behrens voor zijn verdiensten in Atjeh en

“onderhorigheden” zoals dat destijds heette. Na 1927 is de Eresabel niet meer uitgereikt.57

Zeer relevant in de periode 1815-1940 zijn de Eervolle Vermeldingen. Met de instelling van de Militaire Willems-Orde deed namelijk ook de Eervolle vermelding zijn intrede. Bij een Eervolle Vermelding werd de naam van de betrokken militair genoemd in een voorgelezen dagorder op kazernes en schepen. Deze Eervolle Vermelding was bedoeld om

militairen, die daden hadden verricht die niet kwalificeerden voor het ridderkruis, te prikkelen om alsnog het felbegeerde ordeteken te verdienen.58 In 1913 werd door de chef Generale Staf een poging

ondernomen om de Eervolle Vermelding te schrappen. Hij stuurde aan op het instellen van een Erekruis voor dapperheid, dat geheel los van de Militaire Willems-Orde zou staan. Dit kruis zou er toe moeten dienen om de Eervolle Vermelding te vervangen. Argumentatie was de relatieve onbekendheid van de Eervolle Vermelding binnen het leger én

daarbuiten. De troepen zouden een zichtbaar gedragen Erekruis meer waarderen. Het voorstel kreeg echter geen vervolg. De laatste Eervolle Vermelding is op 2 december 1935 voor verrichtingen in Atjeh

uitgereikt.59 Door wijzigingen in de Wet en Regelgeving van de Militaire

Willems-Orde viel in 1939 de Eervolle Vermelding weg en bleef alleen de Militaire Willems-Orde over. Waarom de Eervolle Vermelding niet in de nieuwe Wet instelling Militaire Willems-Orde terugkwam is zelfs voor deskundigen een raadsel. Zowel Meijer (1990) als Rijpkema en Cuperus 55 Ibidem.

56 Ibidem, 9-12. 57 Ibidem, 11.

58 R.W. Rijpkema, J. Cuperus, J., Militaire Willems-Orde. 200 jaar moed, beleid en trouw, 354.

(25)

(2015) hebben in hun studies naar het ontstaan en de ontwikkeling van de Militaire Willems-Orde een doordachte reden voor het schrappen van de Eervolle Vermelding kunnen vinden. Het kan zo zijn dat het een

vergissing was van wetgevingsjurist die de nieuwe wet geschreven had, met een onbedoeld effect zo stelen Rijpkema en Cuperus. Hoe dan ook, in mei 1940 stond voor militairen die beloond diende te worden alleen de Militaire Willems-Orde ter beschikking.60

De Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon is, na de Militaire Willems-Orde, de oudste nog bestaande Nederlandse dapperheidsonderscheiding. De onderscheiding wordt verleend aan ‘hen die een menslievende daad hebben verricht die de kenmerken draagt van moed, beleid en

zelfopoffering’. Er bestaat een bronzen, zilveren en gouden uitvoering. De gouden variant is de belangrijkste dapperheidsonderscheiding na de Militaire Willems-Orde. De onderscheiding werd ingesteld in 1822 na de redding van een militair uit een diepe waterput in de citadel van Doornik. Omdat de redding niet tijdens gevechten plaatsvond, vond koning Willem I de Militaire Willems-Orde niet geschikt om deze daad te belonen. Als alternatief stelde hij de Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon in. De eerste toekenningen van deze onderscheiding waren vooral aan leden van de reddingsmaatschappijen, zeelieden die behulpzaam waren bij

reddingen op zee en artsen die toen nog levensgevaarlijke ziektes zoals cholera verpleegden.61

Naast de Militaire Willems-Orde en Eresabel zijn er in de periode 1815-1940 meerdere decoraties ingesteld om militaire inzet te belonen, zogenaamde herinneringsmedailles. Het Metalen Kruis werd ingesteld voor de militairen die deelnamen aan de Belgische campagnes van 1830 tot 1832. Een soortgelijke medaille was de Medaille van den Oorlog op Java in de periode 1825 tot 1830. Hoewel deze onderscheidingen als zichtbare beloning golden, waren zij niet zuiver een

dapperheidsonderscheiding. Deze onderscheidingen dienden als een herinneringsmedaille van (succesvolle) campagnes of expedities. De meeste herinneringsmedailles hebben betrekking op Nederlands Indië. Dat is niet verwonderlijk gelet op alle militaire operaties die plaatsvonden in de koloniën. Toch zijn er ook nog enkele die op (Europees) Nederland betrekking hebben. Een voorbeeld hiervan is het Mobilisatiekruis 1914-1918, een herinneringsmedaille die werd ingesteld na de Eerste

Wereldoorlog. Het kruis werd door het "Nationaal Comité Herdenking Mobilisatie 1914" op 1 augustus 1924 ingesteld en in een Legerorder van 1924 werd militairen toestemming verleend om het kruis op het uniform te dragen.62

Vooral in Nederlands-Indië volgden de herinneringsmedailles-en gespen elkaar snel op. Dat kwam vooral doordat er in de tweede helft van de 19e

eeuw steeds vaker militaire (straf)expedities ondernomen werden. De

60 H.G. Meijer, H.G., Bronzen Leeuw – Bronzen Kruis, 65.

61 Internetbron, http://lintjes.nl/onderscheidingen/de-erepenning-voor-menslievend-hulpbetoon, bezocht op [20-12-2016 ]

62 H.G. Meijer, C.P. Mulder en B.W. Wagenaar, "Orders and Decorations of the

(26)

medaille als symbolische drager van (succesvolle) herinneringen kreeg zo steeds meer vaste voet aan de grond in Nederlands-Indië. Een voorbeeld hiervan is het Kruis voor Belangrijke Krijgsverrichtingen, toegekend in de periode 1869-1942 in Nederlands Indië. Het in 1869 ingestelde kruis werd aan alle officieren, onderofficieren en manschappen toegekend die aan een bepaalde belangrijke expeditie deelnamen. Naast een medaille als ereteken werden, afhankelijk van de expedities waaraan de militair had deelgenomen, gespen toegekend die betrekking hadden op locatie en tijd, zoals bijvoorbeeld de gesp "Guinea 1869-1870" of "Atjeh 1873-1874". Van deze gespen zijn er tientallen varianten, in plaats en tijd. Ook werden er medailles voor één specifieke succesvolle militaire operatie ingesteld. Voorbeelden hiervan zijn de Atjeh-medaille uit 1883 of het Lombokkruis uit 1894. De Atjeh medaille was bestemd voor militairen die aan de eerste Atjeh-expeditie of de eerste zes maanden van de Tweede Atjeh expeditie hadden deelgenomen. Het Lombokkruis was een militaire onderscheiding voor alle militairen die tussen 26 juni en 24 december 1894 deelnamen aan de Lombok-Expeditie. In beide operaties werd de orde door de Nederlandse expeditionaire troepen hersteld en dat mocht gezien worden.63

3.3. Herziening van de wet op de Militaire Willems-Orde in 1940 De laatste wijziging van wet op de Militaire Willems-Orde dateerde uit 1920 en dat betrof met name het verhogen van het riddersoldij. Door invoering van nieuwe wetgeving van straf-en tuchtrecht voor de zee- en landmacht in Nederland achtte de regering eind jaren dertig een

herziening van de wet op de Militaire Willems-Orde nodig. Met behoud van de deugdelijk gebleken grondslagen was het noodzakelijk de wet te herzien, zo staat in de memorie van toelichting uit 1940.64 Er werd in de

Tweede Kamer niet bijzonder veel aandacht besteed aan de meeste wijzigingen, behalve de voorgestelde verandering het begrip in den

strijd.65

Vooral over de interpretatie van de zinsnede ‘in de strijd’ voltrok zich een felle discussie tussen parlement en regering. De regering, bij monde van minister van Defensie Dijxhoorn, was voorstander van een ‘rekkelijke’ interpretatie, zodat ook degenen die belast waren met het plannen en voorbereiden van militaire operaties voor de MWO in aanmerking zouden kunnen komen. Stafofficieren zouden dan ook in aanmerking kunnen komen in het kader van de mobilisatie die gaande was.66

De Tweede Kamer toonde zich echter standvastig en keerde zich tegen de bewindsman. Van een oprekking wilde de meerderheid in de Tweede Kamer niet weten. In de Kamervergadering van 12 april 1940 vond het debat plaats over de nota van de regering. Kamerlid Duymaer van Twist van de ARP verwoordde het in het debat levendig en als volgt: "Mijnheer de Voorzitter! Feiten! De daden moeten dus feiten zijn. En een feit van moed, beleid en trouw wordt niet verricht op een bureau of in een

63 H.G. Meijer, Bronzen Leeuw – Bronzen Kruis, 65.

64 P.J. d'Artillac Brill, Beknopte geschiedenis der Nederlandse ridderorden, 146. 65 Ibidem.

66 E.H. Muller, De Bronzen Leeuw, Voor bijzonder moedige en beleidvolle daden. (Zeist, 2016) 9.

(27)

kantoor, maar op het gevechtsveld!".67 De meerderheid in de Kamer was

het met Duymaer van Twist eens en 'in de strijd' bleef ongewijzigd; alleen militairen die direct betrokkenheid hadden bij gevechtsacties konden in aanmerking komen. Minister Dijkxhoorn krabbelde terug. Om het

ridderkruis te kunnen verwerven, moest men daadwerkelijk fysiek hebben deelgenomen aan het gevecht.68

Slechts tien dagen voor het uitbreken van oorlog, op 30 april 1940 werd deze herziening in het Staatblad gepubliceerd. Doordat het met het uitbreken van de oorlog onduidelijk was of de wet nu eigenlijk wel in werking was getreden, werd op 30 juni 1941 bepaald dat deze met ingang van 20 mei 1940 van kracht was geworden.69 De enige andere op dat

moment bestaande dapperheidsonderscheiding was het Kruis voor Moed en Trouw, wat alleen voor niet- Europeanen (inheemse militairen) in het toenmalige Nederlands-Indië was bestemd. Europeanen ontvingen in Nederlands-Indië wel de Militaire Willems-Orde.

De Nederlandse regering zat met een uitdaging. Want hoewel er vele daden van moed en beleid waren verricht in de Meidagen van 1940, was de verwachting dat veel daden niet aan de hoge lat van de Militaire Willems-Orde zouden voldoen. En een devaluatie van de Militaire Willems-Orde was niet wenselijk.70

3.4.De Tweede Wereldoorlog: nieuwe dapperheidsonderscheidingen

Koningin Wilhelmina en de regering in ballingschap voelden de behoefte om recht te doen aan al die militairen en burgers die zich onderscheiden hadden in de strijd. Vanuit Londen wilden zij "iets" kunnen geven als blijk van erkenning en stimulans. Al binnen tien dagen na de capitulatie, op 20 mei, werd door de Ministerraad gesproken over de instelling van een "oorlogskruis" of "oorlogsmedaille" om moedig gedrag van militairen te kunnen belonen. Dit leidde ertoe dat minister Dijxhoorn op 9 juni 1940 een voorstel indiende tot instelling van het Bronzen Kruis. Deze

onderscheiding zou worden toegekend aan hen die zich door moedig of beleidvol optreden tegenover de vijand onderscheiden hadden. Ook werd voorgesteld tot herinvoering van de Eervolle Vermelding, welke dan gedragen kon worden op het lint van het Bronzen Kruis. Bij het Koninklijk Besluit van 11 juni 1940 bekrachtigde koningin Wilhelmina haar

goedkeuring aan het voorstel van de minister en was de instelling van het Bronzen Kruis een feit. De herinvoering van de Eervolle Vermelding vond de regering met deze nieuwe onderscheiding niet meer nodig.71

Het niet belonen van dapper gedrag was voor de regering in ballingschap geen optie, want in oorlogstijd dient elke held, militair of burger, gezien 67 P.J. d'Artillac Brill, Beknopte geschiedenis der Nederlandse ridderorden., 147.

68 Th. Mejan, P.H. Kamphuis , ‘200 jaar Moed, Beleid en Trouw. De Militaire

Willems-Orde en ons decoratiestelsel in beweging, 121.

69 R.W. Rijpkema, J. Cuperus, J., Militaire Willems-Orde. 200 jaar moed, beleid en trouw., 78.

70 E.H. Muller, De Bronzen Leeuw, Voor bijzonder moedige en beleidvolle daden. (Zeist, 2016) 9.

71 R.W. Rijpkema, J. Cuperus, J., Militaire Willems-Orde. 200 jaar moed, beleid en trouw., 700.

(28)

te worden. Daarbij was het zichtbaar belonen een beproefd middel om de motivatie voor de strijd tegen de vijand hoog te houden, zoals eerder vastgesteld in hoofdstuk twee. Met het Bronzen Kruis had de minister een extra instrument om moedig gedrag te belonen. Twee andere

onderscheidingen complementeerden in 1941 het nieuwe

instrumentarium. Dit waren het Kruis van Verdienste en het Vliegerkruis. Het Kruis van Verdienste was bestemd voor hen die zich niet tegenover de vijand, maar in verband met vijandelijke acties moedig en beleidvol optreden hebben betoond. Het Vliegerkruis werd ingesteld en bedoeld voor Nederlandse militairen die - gedurende één of meerdere vluchten ten behoeve van de Nederlandse Staat in een vliegtuig - zich door daden van initiatief, moed en volharding, tegenover de vijand of in verband met

vijandelijke actie, hebben onderscheiden

De onduidelijkheid over de status van de Eervolle Vermelding maakte dat deze in de eerste oorlogsjaren nog met regelmaat werd toegekend als kroon op de eerder genoemde onderscheidingen. Om aan alle

onduidelijkheid rond de Eervolle Vermelding een eind te maken, stelde de regering ter vervanging uiteindelijk in 1944 de Bronzen Leeuw in.72

De Bronzen Leeuw werd na de Militaire Willems-Orde de hoogste

militaire dapperheidsonderscheiding van het Koninkrijk der Nederlanden. De onderscheiding werd op 30 maart 1944 per Koninklijk Besluit door koningin Wilhelmina ingesteld en werd toegekend aan Nederlandse militairen, staatsburgers en buitenlanders die zich op bijzondere wijze hebben onderscheiden in de strijd met de vijand en zich zodoende hebben ingezet ten behoeve van de Nederlandse staat.

3.4. Conclusie

Het eerste Nederlandse militaire decoratiestelsel ontstond met de

oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden. In 1815 werd voortvarend de Militaire Willems-Orde ingesteld door koning Willem I om

Napoleontische invloeden in te dammen. Veel militairen hadden immers in de legers van Napoleon gediend en dergelijke Franse

onderscheidingen ontvangen. De Militaire Willems-Orde stond al snel centraal in het decoratiestelsel van het Nederlandse Koninkrijk, zowel in Europa als Zuidoost-Azië. Naast de Militaire Willems-Orde deden de Eresabel en Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon hun intrede. Daarnaast kwamen er vele onderscheidingen voor succesvolle

veldtochten of expedities bij, vooral in Nederlands-Indië. Daarmee werd niet alleen meer dapperheid vereerd maar ook algemene militaire inzet. Kortom, de medaille als symbolische drager van (succesvolle)

herinneringen kreeg vanaf 1815 in Nederland een vaste voet aan de grond.

Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog ontstond een geheel nieuwe situatie. Oorlog voeren was niet langer meer een militaire

aangelegenheid die vrijwel alleen nog in Nederlands-Indië plaatsvond. Nu vijandelijk contact niet langer was voorbehouden aan militairen maar ook aan zeelieden of verzetsmensen, groeide de (politieke) wens om moedig gedrag te belonen. Wél werd in 1940 de wet op de Militaire Willems-Orde 72 Th. Mejan, P.H. Kamphuis, 200 jaar Moed, Beleid en Trouw, 121-122.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het beste kan men dit illustre- ren op het terrein van het bouwen: voor de utilitaire bouw werd de functionele benadering en standaardi- sering aanvaard, maar voor de representatie

Met de oprichting van de VVDM en de BvD begon voor de krijgsmacht de eerste helft van ‘de lange jaren zeventig’, waarin de legitimiteit van de krijgsmacht door middel

In het weerwoord uit Den Haag stond onder andere: ‘Hoe durft die Courantier in zyne Courant stellen, dat men zig op de [Nederlandse] Vloot niet anders aanzag, dan als Schapen op de

Aalmoezeniers zijn, met name tijdens hun deelname aan militaire vredesoperaties of grootschalige oefeningen, niet alleen aanwezig in belangeloze presentie of als

Nadat u de vereiste lettercombinatie hebt ingetikt verschijnt het eerste formulier voor het toevoegen van gegevens van kavels op afstand op het beeldscherm. * Tik

Omdat de maatregelen voor personele beveiliging (screening, security clearances en dergelijke) voor alle vormen van militair optreden gelijk zijn, wordt dat in deze maritieme

Oorlogsvliegers in dienst van de Royal Air Force ( RAF ) en Fleet Air Arm ( FAA ) tussen 14 mei 1940 en 1 januari 1945 in het Europese oorlogstheater.. Achternaam Voorna(a)m(en)

The first method stores the audit trail in the regular application database, and stores hashes of this audit trail data on the Ethereum blockchain to validate its integrity. The