• No results found

In het vorige hoofdstuk is de organisatie en werkwijze van de CMO

behandeld. Vanaf de start in juni 1941 groeide de CMO in haar adviestaak en bedacht maatstaven waarin de omstandigheden en motieven van de daad leidend werden als toetsingskader. De commissie had ook de

mogelijk om negatief te adviseren: géén onderscheiding. Adviezen van de commissie moesten leiden tot erkenning van moedige daden. De

advisering van voordrachten had ook een keerzijde; een negatief advies leidde tot géén erkenning. In dit hoofdstuk wordt kort stilgestaan bij de menselijke factor in deze.

Een groot deel van de aandacht van de CMO ging uit naar de op juiste wijze interpreteren van de toekenningscriteria van de nieuwe

dapperheidsonderscheidingen. Het draaide vooral om de definitie "strijd" zo blijkt uit de notulen; strijd tegenover de vijand of optreden tegenover de vijand. Daarmee werd moedig gedrag in zekere zin gecategoriseerd. 5.2. Erkenning of géén erkenning: omstandigheden en motieven als maatstaf

De smalle marge tussen erkenning en geen erkenning wordt bepaald door personen, maar ook de omstandigheden kunnen van betekenis zijn.

Ongetwijfeld hebben zich in de oorlogsjaren vele dappere daden voorgedaan waarvoor erkenning in de vorm van

dapperheidsonderscheidingen op zijn plaats zou zijn. Zo'n voordracht vraagt ook inspanningen van een meerdere. In de praktijk betekende tijd en energie steken in een uitgebreide voordracht; veel werk waar niet iedere commandant op zit te wachten. Of degene die de voordracht had kunnen doen is tijdens de betreffende actie gesneuveld. Meijer (1990) noemt het voorbeeld van een commandant van een stootgroep die zelf wel de Militaire Willems-Orde 4e klasse ontving, maar niemand van zijn

ondergeschikten voordroeg voor dezelfde gevechtsactie. Zelfs niet voor het feit dat deze ondergeschikten hem als gewonde uit de vijandelijke vuurlinie redden en in veiligheid brachten.105

Soms raken voordrachten zelfs zoek. Het gerucht gaat dat meerdere 'voordrachten te velde' op de Grebbelinie verloren zijn gegaan of zoek zijn geraakt. Dat dit vaker voorkomt in oorlogen blijkt ook uit een recent rapport van de Nationale ombudsman. Het betreft een voordracht voor een militaire dapperheidsonderscheiding voor de gesneuvelde Korea- ganger korporaal Pieter Slager. De korporaal was al in 1951

voorgedragen door zijn Nederlandse bataljonscommandant voor een hoge dapperheidsonderscheiding omdat hij sneuvelde bij het redden van

gewonde kameraden tijdens een vuurgevecht. De voordracht was decennia lang zoek en vervolgens weigerden achtereenvolgende ministers van Defensie de voordracht uit 1951 alsnog in onderzoek te nemen. Nadat een zegsman van de nabestaanden zich tot de Nationale ombudsman wendde, werd de onderscheiding – een Bronzen Kruis- alsnog postuum toegekend.106

Het toont aan dat de marges tussen erkenning en geen erkenning bijzonder smal zijn én van alle tijden is.

105 H.G. Meijer, Bronzen Leeuw – Bronzen Kruis, 203.

Nog smaller zijn de marges tussen de verschillende gradaties in beloning van dapperheid met de Militaire Willems-Orde 4e klasse, de Bronzen

Leeuw of het Bronzen Kruis. Historicus P.J. d'Artillac Brill deed in 1951 onderzoek naar de omstandigheden en motieven voor de toekenning van dapperheidsonderscheidingen.107

In de wereld van Nederlandse militaire onderscheidingen stond d'Artillac Brill als deskundig en gezaghebbend bekend. Hij was na de Tweede

Wereldoorlog secretaris van de commissie die de zuivering van de Militaire Willems-Orde én het register van de Eervolle Vermeldingen moest voorbereiden. Zijn onderzoek, na bestuderingen van de

toekenningen door de Commissie Militaire Onderscheidingen in de oorlogsjaren, bracht onderstaand resultaat.

Omstandigheden Motieven Militaire Willems-Orde

4e kl. In de strijd Uitstekende daad van moed, beleid en trouw

Bronzen Leeuw In de strijd tegenover

de vijand Bijzonder moedige en beleidvolle daad Bronzen Kruis Optreden tegenover de

vijand Daad van moed of beleid

In de praktijk bleken de leden van de Commissie Militaire

Onderscheidingen menigmaal verschillen te hebben in opvattingen over de voordracht, maar de omstandigheden en motieven zoals in

bovenstaande tabellen waren doorslaggevend volgens het onderzoek van d'Artillac Brill.

In onderstaande casuïstiek wordt aan de hand van drie adviezen uit de praktijk van de CMO inzichtelijk gemaakt hoe de CMO verschillende omstandigheden beoordeelde.

5.2.1. Casus "In de strijd"

De vergadering van 25 september 1945 van de CMO laat zien hoe de leden de omstandigheden en motieven als criteria voor de Militaire Willems-Orde interpreteren. In deze vergadering staat het omstreden voorstel van de minister van Oorlog om prins Bernhard tot ridder

Militaire Willems-Orde te benoemen centraal. In deze vergadering neemt de CMO unaniem stelling en ziet geen enkele reden om de voordracht te honoreren. De omstandigheden moeten in de strijd hebben

plaatsgevonden, een daad die wordt ondersteund door minimaal drie getuigen zo meent de CMO. De prins nam volgens de CMO niet

persoonlijk deel aan gevechtsacties in de strijd tegenover de vijand. Ook vond de CMO dat een uitstekende daad een persoonlijke daad zijn, en niet die van het zijn van bevelhebber of voeren van een commando. De CMO noemde hierbij niet alleen de prins, maar dit zou ook opgaan voor bevelhebbers als generaal Eisenhower en veldmaarschalk Montgomery. De afweging van de CMO ten spijt nam koningin Wilhelma het omstreden besluit om prins Bernhard tot ridder te slaan.108 Dit doet echter niets af

aan de zorgvuldigheid van de CMO die eerder in het geval van Karel Doorman109 dezelfde argumentatie ophield.

De CMO laat daarmee consistentie zien in haar interpretatie van de omstandigheden en motieven.

5.2.2. Casus "In de strijd tegenover de vijand".

De CMO adviseerde een Bronzen Leeuw aan sergeant Van Gelder die betrokken was bij de gevechtsacties rondom Mook op 10 mei 1940. De toekenning luidde:

Heeft zich door het bedrijven van bijzonder moedige en beleidvolle daden in den strijd tegenover den vijand onderscheiden, als commandant van kazemat 110 in het gevecht bij Mook op 10 mei 1940 door, toen zijn groepscommandant zwaar gewond was afgevoerd, gedurende eenige uren onder hevig artillerievuur stand te houden, hoewel eenige

manschappen van de groep gewond waren en zijn helper in de kazemat was gesneuveld; heeft onder hevig vuur de kazemat eenige malen

verlaten om twee gewonde soldaten van zijn groep te verzorgen en de verdediging van de kazemat alleen voortgezet, ook nadat een voltreffer door het schietgat daarin was binnengedrongen; zicht eerst overgegeven, toen hij door een handgranaat zwaar was gewond.110

In directe strijd met de Duitse tegenstander hield sergeant Van Gelder als enig overgebleven verdediger van de Kazemat enige uren stand. Dat feit opgeteld met het feit dat Van Gelder ook nog de kazemat verliet om tijdens het gevecht gewonden te verzorgen beoordeelde de CMO als

bijzonder moedig handelen. Het stand houden van de kazemat was al

moedig op zich. Het aangezicht van de strijd was voor de CMO mede bepalend voor de overweging om een Bronzen Leeuw toe te kennen. 5.2.3. Casus "Optreden tegenover de vijand"

Hoe interpreteerde de CMO het optreden tegenover de vijand als criteria voor het Bronzen Kruis? Onderstaande mutatie bij het advies voor de toekenning van een Bronzen Kruis aan luitenant-ter-zee der tweede klasse Brondgeest:

Nadat Peking in December 1941 door de Japanners was bezet, blijk

gegeven van initiatief, moed en doorzettingsvermogen, door, na ontsnapt te zijn aan de Japanse bewaking op de elektrische centrale waar hij

werkzaam was, zich in verbinding te stellen met Chineesche guerilla's en met hun hulp door de Japanse linies te ontkomen naar onbezet gebied en ten zich op de Nederlandse Ambassade te Chunking te melden om zich bij de Nederlandsche Weermach te voegen, op welke tocht van acht maanden hij 3.600 km aflegde, waarvan 1.000 te voet en waarbij hij vele malen levensgevaar liep.111

108 NL-HaNA, Defensie / Onderscheidingen, 2.13.184, inv.nr. 30, Commissie Militaire Onderscheidingen, vergadering 25 september 1945, 4-6.

109 Zie hoofdstuk 4.6.2.

110 Koninklijk Besluit no.2 van 15 juni 1946. 111 Koninklijk Besluit no. 10 van 28 oktober 1943.

De voordracht van Brondgeest was weliswaar geen gevechtsactie maar sprake van andere omstandigheden die de CMO als dapper bestempelde. De onverzettelijkheid en het doorzettingsvermogen van Brondgeest

kwalificeerde de CMO unaniem als een daad van moed en daarvoor waardig voor een Bronzen Kruis.

5.3. Dubbel decoreren en het dilemma van de buitenlandse onderscheidingen

Een van de uitdagingen van de CMO was het voorkomen dat heldendaden dubbel beloond zouden worden. Dit zou wellicht tot een devaluatie van de onderscheidingen kunnen leiden. Tijdens de vergadering van 28 juni 1944 besprak de CMO een voorstel van de minister van Marine om

onderscheidingen te verlenen aan de Nederlandse commandant én de bemanning van een schip voor diverse zeegevechten, onder andere in de Middellandse Zee. De commandant was eerder in de Orde van Oranje- Nassau benoemd en de commissie vond het daarom niet wenselijk om het Bronzen Kruis toe te kennen. Meestal waren de commandanten vaak al in de Orde van Oranje-Nassau benoemd en zou er sprake kunnen zijn van dubbel decoreren. De CMO wilde een lijn aanhouden; of een militaire onderscheiding of een civiele onderscheiding. Vanaf deze vergadering in juni 1944 werd dit maatstaf van de CMO omdat de commissie zelf

concludeerde dat het systeem van toekennen uit de hand was gelopen.112

Ook kwam in de vergaderingen van de CMO het verlenen van

Nederlandse onderscheidingen aan Britten en Britse onderscheidingen aan Nederlanders veelvuldig ter sprake. Beide regeringen hadden hierover in een memorandum afspraken gemaakt.113 Op de vergadering

van 4 september 1942 behandelde de CMO een voorstel van de minister van Oorlog over het Vliegerkruis voor reserve-vlieger Bram van der Stok (die later de meest gedecoreerde Nederlander van de Tweede

Wereldoorlog zou worden ). Het voorstel leidde tot een stevige discussie binnen de commissie. De minister stelde het Vliegerkruis voor omdat Van der Stok een Duits jachttoestel had neergeschoten en in

krijgsgevangenschap was geraakt. De minister wilde de Britten te snel af zijn in het decoreren van Van der Stok. Het gebeurde vaker dat de

Nederlandse vliegers het Engelse Distinguished Flying Cross toegekend kregen. En zij ontvingen pas later het Nederlandse vliegerkruis. Omdat Van der Stok een goede reputatie had, stemde de commissie unaniem voor het Vliegerkruis. Voorwaarde was wel dat, mocht hij later op grond van het aantal gemaakte operationele vlieguren in aanmerking komen voor het Vliegerkruis als routine onderscheiding, deze niet nogmaals aan hem zou worden verleend.114

5.5. Conclusie

In dit hoofdstuk is uiteengezet dat de route naar erkenning begint bij een voordracht voor een onderscheiding. De commandant heeft een cruciale 112 NL-HaNA, Defensie / Onderscheidingen, 2.13.184, inv.nr. 29, Commissie Militaire Onderscheidingen, vergadering 28 juni 1944, 6-7.

113 W.F.J. Elgers, P.Th. Gelton, R.W. Rijpkema, 75 jaar Commissie

Dapperheidsonderscheidingen 1941-1946, 25-26.

114 NL-HaNA, Defensie / Onderscheidingen, 2.13.184, inv.nr. 28, Commissie Militaire Onderscheidingen, vergadering 4 september 1942, 3-4.

rol in dit traject. Hij besluit wel of niet een voordracht op te stellen. De CMO kwam vervolgens pas in beeld als de voordracht aangeboden werd voor advies. Een groot deel van de aandacht van de CMO ging uit naar de op juiste wijze interpreteren van de toekenningscriteria van de

beschikbare dapperheidsonderscheidingen. Het draaide in de discussies binnen de commissie met regelmaat om de definitie "strijd" zo blijkt uit de notulen; strijd tegenover de vijand of optreden tegenover de vijand. De CMO bedacht maatstaven waarin de omstandigheden én motieven leidend werden als toetsingskader. Zo bracht de CMO consistentie in haar adviezen. Een lastig punt bleek verder het voorkomen van dubbel

decoreren van Nederlandse militairen. In de praktijk bleek nogal eens dat Nederlanders voor dezelfde daden zowel Nederlandse als Engelse

onderscheidingen toegekend kregen. Hoewel de commissie als taak had om onderscheidingen toe te kennen wilden de leden zorgvuldigheid betrachten om dubbel decoreren te voorkomen. De commissie besefte dat zij op dit gebied scherper moest zijn. Daarmee gaf de CMO blijk van zelfreflectie op het eigen handelen.

Hoofdstuk 6: Moderne oorlogvoering: Individueel of collectief