• No results found

Hoofdstuk 4. Adviescommissies in oorlogstijd 4.1 Inleiding

4.6. Tijdelijke rol van kapittel der Militaire Willems-Orde

Zoals in de vorige paragraaf beschreven had de CMO bij haar instelling ook de rol van kapittel der Militaire Willems-Orde toebedeeld gekregen want de commissie Carstens kon geen invulling geven aan de adviestaak vanwege de omstandigheden van het krijgsgevangenschap. In het

Koninklijk Besluit van 30 juni 1941 werd in artikel drie de taak van Kapittel genoemd. Met de instelling van de CMO als adviescollege én kapittel had de regering een praktische oplossing bedacht.

In Nederland waren verschillende departementen bij de voordrachten en adviezen aan de koningin over een benoeming in de Militaire Willems- Orde betrokken. Dit betroffen de ministeries van Oorlog, van Marine en van Defensie. De gouverneur-generaal legde de Indische voordrachten met advies voor aan het departement van Koloniën. Het ministerie van Buitenlandse Zaken was incidenteel betrokken, voor zover het

voordrachten van buitenlanders aanging. Tijdens de Tweede Wereld adviseerde het ministerie van Waterstaat over voordrachten van

koopvaardijpersoneel. De departementen beperkten zich bij de adviezen voornamelijk tot hun eigen beleidsterrein.94 De voorstellen van de

betrokken ministers of bevelhebbers werden tezamen met voorstellen

91 W.F.J. Elgers, P.Th. Gelton, R.W. Rijpkema, 75 jaar Commissie

Dapperheidsonderscheidingen 1941-1946, 30.

92 NL-HaNA, Defensie / Onderscheidingen, 2.13.184, inv.nr. 29, notulen 26 juni 1942, 2- 3.

93 NL-HaNA, Defensie / Onderscheidingen, 2.13.184, inv.nr. 29, notulen 2 juni 1942, 2. 94 R.W. Rijpkema, J. Cuperus, J., Militaire Willems-Orde. 200 jaar moed, beleid en trouw, 167.

voor de nieuwe dapperheidsonderscheidingen in dezelfde vergaderingen behandeld. Er werden geen aparte bijeenkomsten gehouden.

4.6.1. Casus matroos de Vet

Een voorbeeld van de dubbelrol van kapittel én adviescollege blijkt uit de notulen van de vergadering van de CMO op 5 oktober 1942. In deze vergadering behandelde de commissie een voordracht van de minister van Marine. De voordracht betrof het verlenen van een militaire

onderscheiding aan de achttien opvarenden van de Hr. Ms. "Piet Hein" en een Militaire Willems-Orde voor matroos De Vet.

De Voorzitter open de discussie betreffende den matroos 1e Kl. N.F.B. de

Vet en verzoekt den Baron de Vos van Steenwijk over dit geval eens beschouwing te willen geven. Dit lid vindt dit geval niet zoo positief als in den brief is vermeld en denkt hier meer aan een grensgeval. De mutatie is zo mooi, dat het de M.W.O. moet zijn, men zou dit geval in 3 deelen kunnen ontleden:

1e. de handelingen tegenover de vijand nml. Het doorvuren van het kanon

2e. het flink optreden bij het reddingswerk

3e. het zich in hospitaalkleeren aansluiten bij het evacuerend personeel.

(…) De Gen-Maj. Ir. V.V.d.Loeff is de meening toegedaan dat dit geval niet direct een M.W.O. Hij heeft getracht het geval te ontleden en is daar niet geheel in kunnen slagen. Dit lid komt tot de conclusie, dat er op een gegeven moment een soort vertwijfelde stemming aan boord heerschte. Uit de stukken is het moeilijk te beoordelen of er nog een actie mogelijk was. Men nam aan dat het met de oorlogsbodem was afgeloopen. Er zijn alleen verklaringen van schepelingen aanwezig doch niet van officieren.95

De CMO als kapittel kwam er niet uit, althans niet unaniem. In de

discussie die volgde over de voordracht van matroos De Vet bestookten de leden elkaar met argumenten waarom deze matroos juist wél of niet aan de criteria van de Militaire Willems-Orde (moed, beleid en trouw) voldeed. Hoewel de leden onderling verschilden van mening kwamen zij tot een compromis waarbij ze het handelen van matroos De Vet bij de evacuatie niet in de beoordeling mee namen.

"Er is een pause geweest en kort daarna is de Vet weer opgetreden. De Vet kon de sitituatie echter niet geheel overzien. Hij heeft "moed" betoont en een zeker "beleid". Hij heeft getracht de menschen weer aan het

kanon te krijgen. Dit lid vindt dit dan ook een bijzondere daad. Kort

daarop wordt het commando gegeven "Schip verlaten". De Vet is toen als laatste van boord gegaan. Bij de redding heeft hij eveneens beleid

getoond. Dit lid zou het gedrag van de Vet bij elkaar willen nemen. In de evacuatie is niets bijzonders te zien. Hij zou dan ook liever dit gedeelte uit de mutatie zien verdwijnen. Dit lid is geneigd de M.W.O. toe te kennen."96

95 NL-HaNA, Defensie / Onderscheidingen, 2.13.184, inv.nr. 29, Commissie Militaire Onderscheidingen, notulen vergadering 5 oktober 1942, 3-4.

Wat opvalt is de ruimte voor argumentatie maar ook tegenspraak die er was van alle leden van de commissie. Ook komt uit de notulen naar voren dat de stem van elk lid even zwaar telde en hiërarchie (of anciënniteit in rang) niet leidend was bij de besluitvorming, iets wat in die periode zeker geen vanzelfsprekendheid was. Uiteindelijk vond aan het einde van de vergadering een stemming. De meerderheid van de commissie vond een Militaire Willems-Orde op zijn plaats. Dit resulteerde in een positief advies aan de minister voor een toekenning aan matroos De Vet.97

4.6.2. Casus schout-bij-nacht Doorman

Met een aanzienlijk deel van de benoemingen Militaire Willems-Orde had het CMO als kapittel geen of weinig bemoeienis, omdat deze rechtstreeks door koningin Wilhelmina werden voorgesteld én geridderd.Niet alleen de vorstin en prins Bernhard oefenden invloed uit op voordrachten en benoemingen. Ook vanuit de zijde van de regering werd de CMO met regelmaat onder druk gezet. De voordracht van de minister van Marine om schout-bij-nacht Karel Doorman postuum het ridderkruis 3e klasse toe

te kennen laat dit zien. Binnen de CMO vond men echter dat er te weinig feiten bekend waren om tot een zorgvuldig doordacht advies te komen. Maar de druk die de minister op de commissie legde was groot. Zoals lid generaal majoor Van der Loeff krachtig verwoordt in de vergadering van de CMO op 22 april 1942:

De vraag doet zich voor of er in deze periode van den oorlog, die nu in een ander stadium gekomen is, op deze wijze van behandelen van

voordrachten M.W.O. moet worden doorgegaan? En afzonderlijke vraag daarbij is of het niet gewenscht is om voor de voordracht betreffende den Eskader-Commandant een uitzondering te maken. Het Kapittel is

gebonden aan het Reglement M.W.O. hier voor den S.b.n. Doorman nu een uitzondering worden gemaakt nu over zijn beleid reeds met zoveel lof in de couranten is geschreven en de mogelijkheid bestaat dat deze

vlagofficier misschien reeds eerder een Engelsche of Amerikaasche onderscheidingen krijgt?98

De CMO volgde de herziene wet uit 1940 en vond dat het toekennen van de Militaire Willems-Orde alleen kon door persoonlijk handelen in strijd tegenover de vijand. Dat is iets anders dan commandovoering.99 De CMO

wilde zich niet door zo'n expliciet voorstel van de minister laten beïnvloeden, maar de koningin had al besloten voordat de CMO een advies had uitgebracht en op 5 juni 1942 werd postuum de Militaire Willems-Orde 3e klasse aan Karel Doorman toegekend.100Omdat de 97 Optreden "Piet Hein" op 27 februari 1942 samengevat: 5 kruisers en 9

torpedobootjagers gaan de strijd aan met de Japanse vloot. De Nederlandse schout-bij- nacht Karel Doorman heeft het bevel over het geallieerde eskader. Ondanks een Japans vuur van meer dan 1.200 granaten en tientallen torpedo’s, gaat het gevecht in eerste instantie gelijk op, maar verloopt dramatisch. Een meer dan 7 uur durende strijd eindigt uiteindelijk kort voor middernacht met de torpedering van de kruisers Hr. Ms. De Ruyter en Hr. Ms. Java en torpedojager Hr. Ms. Kortenaer.

98 NL-HaNA, Defensie / Onderscheidingen, 2.13.184, inv.nr. 29, Commissie Militaire Onderscheidingen, notulen vergadering 22 april 1942, 3-4

99 Zie ook hoofdstuk 3.3. 100 Internetbron,

koningin al eerder buiten het kapittel enkele ridders had benoemd, stelden de leden van de CMO hun positie van kapittel ter discussie. Het feit dat voormalig Engelandvaarder en geheim agent Peter Tazelaar zelfs tot tweemaal toe tegen het advies van het de CMO als kapittel in 1944 alsnog tot ridder 4e klasse was benoemd, zorgde bij de leden van de CMO tot grote scepsis over haar positie en invloed als kapittel.101

De CMO werd bij Koninklijk Besluit van 25 maart 1946 ontheven van haar taak als tijdelijk kapittel. Direct daarna, bij Koninklijk Besluit op 27 april 1946, werd na ruim 130 jaar eindelijk het Kapittel der Militaire Willems- Orde daadwerkelijk ingesteld. Het kapittel kon zich meteen buigen over de stapel voordrachten die de Commissie Carstens in 1941

noodgedwongen moest laten liggen.102