• No results found

Ontstaan van de Commissie Onderscheidingen Koopvaardij Een bijzondere rol in de oorlogsjaren was toebedeeld aan de Nederlandse

Hoofdstuk 4. Adviescommissies in oorlogstijd 4.1 Inleiding

4.3. Ontstaan van de Commissie Onderscheidingen Koopvaardij Een bijzondere rol in de oorlogsjaren was toebedeeld aan de Nederlandse

koopvaardij. Zij was voor de geallieerde oorlogsinspanningen van belang voor de bevoorrading en troepentransport. De Nederlandse handelsvloot nam onder andere deel aan de evacuatie van Duinkerken, de invasie in Normandië, de strijd in de Pacific en de slag om de Atlantische Oceaan. Dit deed de koopvaardij echter niet vrijwillig. Met de militarisering van de koopvaardijvloot werd ook Nederland verder de totale oorlog

73 P.J. d'Artillac Brill, Beknopte geschiedenis der Nederlandse ridderorden, 100-101. 74 R.W. Rijpkema, J. Cuperus, J., Militaire Willems-Orde, 200 jaar moed, beleid en trouw, 172-173.

ingezogen. De militarisering van de Nederlandse handelsvloot werd met de Vaarplichtwet van juni 1940 een feit:

Reeds spoedig na de bezetting van ons land is de Neder-landse Regering

te Londen overgegaan tot afkondiging van het besluit van 6 juni 1940, houdende machtiging tot het eisen van bijzondere diensten bij de

scheepvaart (Stb. A5). Van de bij dit besluit aan de Minister van Defensie verleende bevoegd-heid regelen te stellen inzake een verplichting voor Nederlan-ders en Nederlandse onderdanen om diensten ten behoeve van de scheepvaart te verrichten, maakte genoemde Minister ge-bruik door een beschikking, gepubliceerd in de Staatscourant van 2 Augustus 1940, waarbij schepelingen werden verplicht hun dienst aan boord van

Nederlandse schepen voor de duur van de oorlog te blijven uitoefenen. Deze regeling is te beschouwen als een eerste noodmaat-regel en vertoonde verschillende sporen van onvoldoende voorbereiding.75

De vaarplichtwet had veel impact op de koopvaardij. Nederlandse zeelieden werden verplicht te varen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deden zij dat niet dan kon de straf flink oplopen. Het opzettelijk niet- nakomen van of zich onttrekken aan de vaarplicht was een misdrijf en werd strafbaar gesteld met een gevangenisstraf van maximaal vier jaren of een geldboete van ten hoogste 8.000 gulden, zo luidde artikel 26 van de Vaarplichtwet.76 Het hoogste rechtscollege ten tijde van de Tweede

Wereldoorlog, de Nederlandse rechtbank in Londen heeft enkele

duizenden zaken behandeld. Veel van die zaken hadden betrekking op de vaarplicht die door de Nederlandse regering in juni 1940 was ingevoerd voor de circa 18.500 man koopvaardijpersoneel.77

Al snel zag de regering dat niet alleen militairen maar ook burgers zoals zeelieden moedig gedrag hadden getoond in de eerste maanden na het uitbreken van de oorlog. Bij schrijven van 20 augustus 1940 vestigde de Nederlandsche Scheepvaart en Handelscommissie (N.S.H.C.) de aandacht van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart op twee gevallen waarbij scheepsbemanningen zich bijzonder heldhaftig gedragen hadden in acties van die schepen tegenover de vijand. Het betrof een aanval door Duitse vliegtuigen op het m.s. "Omlandia" op 8 augustus 1940, waarbij de gezagvoerder zwaar gewond raakte. De tweede casus was die van een Duitse aanval op het m.s. "Delta" op 10 augustus 1940, waarbij een Engelse kanonnier kans zag het aanvallende vliegtuig neer te schieten. De N.S.H.C. stelde de minister voor om de gezagvoerder en de

bemanningsleden van het eerstgenoemde schip en de Engelse kanonnier van de "Delta" voor een Koninklijke onderscheiding voor te dragen. Voor de gezagvoerder leverde dit geen probleem op want hij werd

voorgedragen voor de Militaire Willems-Orde. De wetswijziging in 1940 maakte het immers mogelijk dat de Militaire Willems-Orde ook in formele

75 Internetbron, http://www.statengeneraaldigitaal.nl/vaarplichtwet 1940, bezocht [2-9- 2017 ].

76 Ibidem.

77 Nationaal Archief, Inventaris van het archief van de Nederlandse Gerechten te

zin bereikbaar voor burgers. Kapitein Posthumus was hiermede de eerste koopvaardijman én burger, die tijdens de oorlog de ridderslag ontving.78

Echter, op welke wijze kon de regering de bemanningsleden belonen voor hun moedige optreden? Het in juni 1940 ingestelde Bronzen Kruis was bedoeld als zuiver militaire dapperheidsonderscheiding om hen die zich

door moedig of beleidvol optreden tegenover de vijand hebben onderscheiden, zonder nochtans in aanmerking te komen voor een Eervolle Vermelding, dan wel voor benoeming tot Ridder in de Militaire Willems-Orde te onderscheiden.79

Dit vroeg om een praktische oplossing zo vond de regering. Om de

binnengekomen voordrachten te kunnen realiseren was een wijziging van het Koninklijk Be sluit van 11 juni 1940 noodzakelijk. Bij Koninklijk

Besluit van 8 augustus 1940 werd de mogelijkheid geschapen het

Bronzen Kruis ook aan 'niet tot de weermacht behorende personen' toe te kennen. De regering besloot daarom op basis van de rapporten van de N.S.H.C. alsnog elf Bronzen Kruizen uit te reiken aan de bemanning de "Omlandia".80

Op 5 september 1940 richtte de N.S.H.C. zich wederom tot de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart waarbij men nu verzocht tot de instelling van een commissie, die tot taak moest krijgen 'zonder verwijl' een onderzoek in te stellen naar al die gevallen van heldenmoed van opvarenden aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen. De N.S.H.C. stelde voor om een hoofdofficier van de Koninklijke Marine81 tot voorzitter

te benoemen. Minister Steenberghe kon zich met dit voorstel verenigen. Op 16 september 1940 wendde hij zich tot zijn ambtgenoot van Defensie met het verzoek de kapitein ter zee Van Asbeck, chef van het Bureau Koopvaardij-zaken van de Marinestaf tot voorzitter van deze te vormen commissie te benoemen. Van de zijde van het ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart zou ook een lid worden toegevoegd. Bij gemeenschappelijk besluit van de minister van Handel, Nijverheid en Scheepaart én de minister van Defensie werd op 26 september 1940 de

Commissie tot het beoordelen van daden van heldhaftigheid betoond door personeel ter koopvaardij, kortweg de Commissie Onderscheidingen

Koopvaardij (COK) genoemd, ingesteld.82

In de eerste vergadering van de COK op 8 oktober 1940 besprak men de torpedering en het

behouden binnenbrengen door gezagvoerder J.P.Wepster van het

Nederlandse stoompassagiersschip "Volendam". Zijn beleidvolle optreden rechtvaardigde een hoge Koninklijke onderscheiding zo oordeelde de COK. Belangrijk punt voor de COK was dat het in dit geval niet om een optreden tegenover de vijand ging, zodat het Bronzen Kruis niet in

aanmerking kwam. De COK stelde bij schrijven van 14 oktober 1940 aan de minister voor deze gezagvoerder bij de koningin voor te dragen voor 78 NL-HaNA, Waterstaat / Oorlogsonderscheidingen, inv. nr. 2.16.32, 11.

79 Ibidem, 10.

80 W.F.J. Elgers, P.Th. Gelton, R.W. Rijpkema, 75 jaar Commissie

Dapperheidsonderscheidingen 1941-2016, 15-16.

81 Hoofdofficier is de militaire rang van majoor, luitenant-kolonel of kolonel. 82 W.F.J. Elgers, P.Th. Gelton, R.W. Rijpkema, 75 jaar Commissie

een benoeming tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. De COK koos voor vaak een praktische oplossing. 83

Aangezien de Nederlandse koopvaardijvloot alle wereldzeeën tot haar werkterrein had, konden de werkzaamheden niet alleen maar in Londen gplaats vinden. Men besloot om naast de N.S.H.C. in Londen tevens de Nederlandse Scheepvaart Commissie in New-York en in Willemstad in te schakelen. Voor zover het gezagvoerders, officieren en scheepsgezellen van de

Koninklijke Paketvaart Maatschappij84 betrof, dienst doende in en nabij

Brits-Indië en Australië, werd de directie van de K.P.M. te Bombay of Sydney ingeschakeld. Deze beide laatsten traden op als gemachtigden van de N.S.H.C. te Londen.85

In haar ruim vijfjarig bestaan heeft de COK 62 vergaderingen gehouden. Zij kwam op 8 oktober 1940 voor de eerste maal bijeen en voor het laatst op 26 maart 1946.86