• No results found

Hoofdstuk 4. Adviescommissies in oorlogstijd 4.1 Inleiding

4.7. Onafhankelijkheid van de leden

Hoewel de externe druk regelmaat hoog was, liet de CMO zich in haar werk weinig leiden door persoonlijke voorkeuren van afkomst van krijgsmachtdeel. De commissie trachtte zuiver naar ieder ingebracht dossier te kijken en daar een zorgvuldig advies over uit te brengen, zo blijkt ook uit de casuïstieken in de vorige paragraaf. Een nadere analyse van de notulen van de CMO laat zien dat de leden van de commissie zich niet zozeer gebonden voelden aan positie of krijgsmachtdeel. Ook de vergadering van 2 juni 1942 maakt dit verder duidelijk. In mei 1942 stelde de minister van Marine de bemanning van een Catalina vliegboot voor een onderscheiding bij de CMO voor. Voorgesteld werd een Militaire Willems-Orde voor de officier vlieger en drie Vliegerkruizen voor de

bemanning. De commissie oordeelde dat het een aanval op een Japanse onderzeeboot betrof en dat een dergelijke offensieve actie voor een vliegtuig over het algemeen minder gevaarlijk was. Uit de notulen blijkt dat juist het lid Jonkheer Boreel degene is die toelicht dat een aanval op

een onderzeeboot met een vliegtuig in het algemeen geen gevaar schuilt.103

Er was volgens de CMO geen sprake van een uitstekende daad. De bemanning kon echter wel rekenen op het Vliegerkruis.

Opmerkelijk is dat juist een marine lid van de CMO zo stellig is in de afwijzing van het voorstel van de minister van Marine. Dit late een zekere atabank-dapperheidsonderscheidingen/1942/06/05/doormanm, bezocht op [10 december 2017]

101 R.W. Rijpkema, J. Cuperus, J., Militaire Willems-Orde. 200 jaar moed, beleid en trouw, 173. Context: op de vergadering van 16 september 1942 behandelde de CMO een

voordracht van de minister van Oorlog voor het Bronzen Kruis voor Tazelaar. De koningin had haar wens te kennen gegeven dat dat korporaal Tazelaar zou worden benoemd tot ridder der 4e klasse van de Militaire Willems-Orde. Hoewel de CMO had

kunnen weten dat ze ook ditmaal aan het kortste eind zou trekken, oordeelde zij negatief over een benoeming in de Militaire Willems-Orde en vond een Bronzen Kruis op zijn plaats. Twee jaar later, in september 1944, kreeg de CMO wederom een voordracht voor een Militaire Willems-Orde voor Tazelaar. Ditmaal kwam de voordracht van de minister- president Gerbrandy. Echter, de commissie zag geen nieuwe feiten of omstandigheden en bleef bi het eerder uitgebrachte advies. Dit advies werd nu ter zijde geschoven door koningin Wilhelma en zij benoemde Tazelaar op 9 september 1944 tot ridder.

102 R.W. Rijpkema, J. Cuperus, J., Militaire Willems-Orde. 200 jaar moed, beleid en trouw, 173.

103 NL-HaNA, Defensie / Onderscheidingen, 2.13.184, inv.nr. 29, Commissie Militaire Onderscheidingen, notulen vergadering 2 juni 1942, 5.

mate van onafhankelijkheid van de leden van de CMO zien. De leden voelden niet de druk van het eigen krijgsmachtsdeel. Van voortrekken of bevoordelen in de oordeelsvorming over een voordracht blijkt uit de onderzochte vergaderverslagen van de CMO weinig tot geen sprake. 4.7. Conclusie

In dit hoofdstuk is uiteengezet hoe de adviescolleges van de regering zich tijdens de Tweede Wereldoorlog ontwikkelden. Ondanks de wens van generaal Winkelman bleek het al snel een onmogelijke klus om het kapittel der Militaire Willems-Orde daadwerkelijk gestalte te geven. De commissie Carstens verdween al snel naar de achtergrond en

geconcludeerd kan worden dat zij verder geen rol van betekenis meer had als adviescollege.

Een belangrijke rol weggelegd voor de Nederlandse handelsvloot. De Nederlandse handelsvloot was van groot belang voor bevoorradingen en transport van Nederlandse en geallieerde strijdkrachten. De

militarisering van de koopvaardij op grond van de Vaarplichtwet 1940 leidde in de eerste maanden na de capitulatie tot de instelling van een adviescommissie die dapper gedrag van gezagvoerders en bemanning moest kunnen beoordelen. Deze Commissie Onderscheiding Koopvaardij hield zich vooral bezig met het Kruis van Verdienste dat aanvankelijk als een soort koopvaardijonderscheiding werd beschouwd.

Direct bij de instelling van de Commissie Militaire Onderscheidingen in 1941 werd vastgesteld dat ze het werk van de Commissie Onderscheiding Koopvaardij niet zou overdoen. In de praktijk bleek dit ook zo. Hoewel enkele keren er toch een dossier dubbel werd beoordeeld was er van afstemming tussen beide adviescolleges zeker sprake. Het feit dat Baron Van Asbeck zitting had in beide commissies zorgde voor communicatie en onderlinge afstemming. Van een strikte scheiding in de te behandelen onderscheidingen tussen de COK en CMO is nooit sprake geweest, ondanks de wens van de CMO. Dit bleek echter geen splijtzwam tussen beide adviescolleges.104 Ook de afstemming tussen de CMO en de

Indische onderscheidingencommissie verliep voortvarend. Tot maart 1942 deed de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië de toekenningen. Vanaf die tijd behandelde de CMO de Indische voorstellen naar

wederzijds genoegen.

Voorstellen voor de Militaire Willems-Orde werden tezamen met voorstellen voor andere dapperheidsonderscheidingen in dezelfde vergaderingen behandeld. Daarnaast benoemde de koningin buiten kapittel om al enkele ridders, waardoor de CMO zelf ook sceptisch werd over de rol van kapittel. Enkele leden vonden de werking van het kapittel onder deze omstandigheden een schertsvertoning, ook al omdat ze de feiten onvoldoende kenden. Omdat de koningin buiten het kapittel om al enkele ridders had benoemd stelden commissieleden hun positie van het kapittel ter discussie. De onafhankelijkheid van de CMO en

zorgvuldigheid in toekenningen kwamen hierdoor onder druk. De commissie had het daar met regelmaat moeilijk mee. Zeker omdat op 104 W.F.J. Elgers, P.Th. Gelton, R.W. Rijpkema, 75 jaar Commissie

zwaarwegende voordrachten, zoals die van schout bij nacht Karel

Doorman, koningin Wilhelmina de CMO passeerde. Concluderend stelt dit onderzoek zijn vraagtekens over het gezag van de CMO als kapittel voor de Militaire Willems-Orde. De invloed als kapittel was gering.

Hoofdstuk 5: Toekenning of afwijzing