• No results found

Het Fluitketeltje: Een analyse van de herinneringscultuur rond Annie M.G. Schmidt van 1950 tot nu

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het Fluitketeltje: Een analyse van de herinneringscultuur rond Annie M.G. Schmidt van 1950 tot nu"

Copied!
70
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Fluitketeltje

Een analyse van de herinneringscultuur rond

Annie M.G. Schmidt van 1950 tot nu.

Lise Claerhoudt

10292179

MA Scriptie Publieksgeschiedenis

Begeleider: Arjan Nobel

Universiteit van Amsterdam

19-02-2019

21.828 woorden

Eindversie

(2)

2 Afbeelding op voorblad: Wim Bijmoer, ‘Het fluitketeltje’, bron: Annie M.G. Schmidt, Het

(3)

3

Inhoudsopgave

Inleiding ... 4 Theoretisch kader ... 5 Methode ... 9 Hoofdstuk 1: Biografie ... 12

Hoofdstuk 2: Beeldvorming in de media 1950-1995 ... 17

1950-1960: Een doodgewone Annie ... 18

1960-1968: De eerste provo ... 24

1968-1980: Oud en out ... 26

1980-1995: De échte koningin van Nederland ... 33

Conclusie ... 37

Hoofdstuk 3: Ik ben lekker stout! ... 38

Annie M.G. Schmidt voor kinderen ... 38

Annie M.G. Schmidt voor volwassenen ... 45

De Nederlandse identiteit ... 47 Conclusie ... 50 Hoofdstuk 4: Anna ... 51 De persoon Annie ... 51 Persoonlijke geschiedenis ... 55 Conclusie ... 58 Conclusie ... 59

Het nationale icoon ... 59

De vrouw Annie ... 60 Verklaring ... 61 Summary ... 63 Bibliografie ... 64 Primair bronmateriaal ... 64 Secundair bronmateriaal ... 67

(4)

4

Inleiding

“Dikkertje Dap klom op de trap 's morgens vroeg om kwart over zeven

om de giraf een klontje te geven. Dag Giraf, zei Dikkertje Dap, weet je, wat ik heb gekregen?

Rode laarsjes voor de regen! 't Is toch niet waar, zei de giraf, Dikkertje, Dikkertje, ik sta paf.”1

Dit is de eerste strofe van een gedicht, dat op 3 juni 1950 op de kinderpagina van Het Parool verscheen. Het gedicht telt zes alinea’s en 196 woorden. Het vertelt het verhaal van een jongetje dat ‘s ochtends een praatje maakt met een giraf en vervolgens van zijn rug afglijdt. Wie niet in Nederland is opgegroeid, zal waarschijnlijk denken dat het een onbeduidend versje is, maar de meeste Nederlanders weten wel beter. In de zestig jaar na de publicatie van Dikkertje Dap werd het gedicht verwerkt tot lied en door meerdere mensen uitgevoerd. Ook werd er een standbeeld onthuld, kreeg het gedicht zijn eigen Wikipediapagina en noemden talloze kinderdagverblijven en peuterspeelzalen zich naar de hoofdpersoon. In 2017 verscheen bovendien de speelfilm Dikkertje Dap: een bewerking van 75 minuten over de jonge Dikkertje die met zijn vriend de giraf naar school wil gaan.2

Dikkertje Dap is een overduidelijk voorbeeld van de blijvende populariteit van het

werk van schrijver en dichter Annie M.G. Schmidt. De boeken, versjes en liedjes van Schmidt zijn anno 2018 niet weg te denken uit de Nederlandse cultuur. Maar niet alleen Schmidts werk blijft relevant. In de afgelopen twintig jaar verschenen meerdere biografieën, documentaires, een tv-serie en zeer recent nog een musical over het leven van de schrijver. Al tijdens haar leven werd ze door verschillende kranten gekroond tot ‘de échte koningin van Nederland’.3 In 2005 kreeg Schmidt haar eigen venster in de Canon van de Nederlandse

geschiedenis.4

Annie M.G. Schmidt is duidelijk aanwezig in de Nederlandse collectieve herinnering en in de geschiedenisboeken. Zij is daarmee echter een uitzondering. De Nederlandse geschiedenis is nog steeds voornamelijk een mannelijke aangelegenheid. De laatste jaren zorgen meerdere initiatieven er echter voor dat deze leemte in de Nederlandse

1 Annie M.G. Schmidt, ‘Dikkertje Dap’, Het Parool, 3 juni 1950. 2

VPRO, ‘Dikkertje Dap’, https://www.vpro.nl/cinema/films/film~12467221~dikkertje-dap~.html, (25 november 2018).

3

Annejet van der Zijl, Anna. Het leven van Annie M.G. Schmidt (Amsterdam, 2002) 376.

4 ‘De Canon van Nederland’, Historiek,

https://historiek.net/canon-van-nederland-50-vensters/ (25 november 2018).

(5)

5 geschiedschrijving steeds meer aandacht krijgt. In 2013 publiceerde historicus Els Kloek het boek 1001 vrouwen in de Nederlandse geschiedenis, waarmee ze het argument dat we simpelweg minder weten van historische vrouwen in 1555 pagina’s van tafel veegde.5 In

2018 volgde deel twee: 1001 vrouwen in de twintigste eeuw.6 In oktober 2018 werd bovendien F-site gelanceerd, een project van Jonge Historici en Van Gisteren.7 Zij ontwikkelden educatief materiaal waarin vrouwen centraal staan, als aanvulling op het bestaande curriculum. Zo worden vrouwen geleidelijk toegevoegd aan het collectieve geheugen.

De aan- of afwezigheid van vrouwen in de Nederlandse geschiedenis is niet het enige dat ter discussie staat. Ook de inhoudelijke kant van vrouwelijke geschiedschrijving is een veelbesproken onderwerp. Vrouwengeschiedenis als discipline ontstond in de jaren zeventig en is daarmee nog een redelijk nieuwe vorm van geschiedschrijving.8 De meningen verschillen nog sterk over de manier waarop vrouwengeschiedenis het best kan worden behandeld. Moeten vrouwen op dezelfde manier besproken worden als mannen, of is er voor vrouwengeschiedenis een nieuwe methode nodig?

In het geval van Schmidt zijn er grote verschillen in de manieren waarop zij herinnerd en verbeeld wordt. Ze wordt gezien als rebel, maar ook als iemand die het naoorlogse Nederland belichaamt. Ze wordt geroemd om het feit dat ze al in de jaren vijftig een werkende vrouw was, maar er wordt ook gevraagd welke invloed dit had op haar gezinsleven. Ze wordt verbeeld als grootmoeder van alle Nederlanders, maar ook als koppige oude vrouw. Kortom, de herinneringscultuur rond Schmidt is uitgebreid, maar tegenstrijdig. Hoe komt het dat er zo veel verschillende kanten zitten aan de verbeeldingen van Schmidt? Waar komen deze verschillen voor en hoe zijn ze te verklaren? Die vraag staat centraal in deze scriptie. Aan de hand van media en populaire cultuur zal ik de herinneringscultuur rond Annie M.G. Schmidt in kaart brengen en deze proberen te verklaren. Eerst zal ik in deze inleiding dieper ingaan op het begrip herinnering en de discussies rondom vrouwengeschiedenis.

Theoretisch kader

Herinnering

Het concept herinnering is vaak onderwerp van discussie. Termen als collectief geheugen en herinneringscultuur worden veel gebruikt en vaak opnieuw gedefinieerd. Ik zal hier kort de academische discussie omtrent herinnering schetsen en dit onderzoek binnen die discussie plaatsen.

5

Els Kloek, 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis (Nijmegen, 2013).

6 1001 vrouwen,‘1001 vrouwen’,

https://www.1001-vrouwen.nl/ (25 november 2018).

7 Van Gisteren, ‘F-site’,

http://2017.vangisteren.nu/fsite2018 (25 november 2018).

8

(6)

6 Historicus David Lowenthal stelt dat herinneringen in zichzelf geheel persoonlijk zijn. Herinneringen kunnen nooit écht gedeeld worden. Ze kunnen omschreven of doorverteld worden, maar geen twee personen kunnen een herinnering op precies dezelfde manier ervaren.9 Hij stelt dan ook dat de term collectief geheugen problematisch is.

Ook historicus Aleida Assmann heeft moeite met de term collectief geheugen. Het is volgens haar te vaag en te overkoepelend.10 Zij bespreekt de term vanuit een psychologisch kader. In de psychologie wordt er uitgegaan van twee vormen van herinnering: episodische en semantische herinnering. Episodische herinnering is de persoonlijke herinnering van iets dat iemand heeft meegemaakt. Deze herinnering kan wel met anderen worden gedeeld, maar nooit echt door anderen ervaren worden.11 Semantische herinnering daarentegen is wel overdraagbaar. Dat gaat om wat mensen leren op school of thuis. De episodische herinnering kan overgaan in semantische herinnering maar niet andersom.12 Dit is duidelijk terug te zien in het collectieve geheugen. Mensen die de Tweede Wereldoorlog zelf hebben meegemaakt dragen hun verhalen over aan de volgende generaties. Zo worden episodische herinneringen semantische herinneringen. Het semantische geheugen van mensen kan beïnvloed worden. Assmann spreekt hier van mnemonische socialisatie: het socialiseren door het creëren van een collectief geheugen. Dit kan zich ontwikkelen tot indoctrinatie en doet al gauw denken aan dictaturen, maar vindt ook in Nederland op grote schaal plaats, met name in het geschiedenisonderwijs.13

Het collectieve geheugen wordt door socioloog Timothy B. Gongaware omschreven als een dialectisch samenspel waarin actoren zowel het verleden gebruiken om het heden te interpreteren, als andersom.14 Er vindt constant interpretatie en herinterpretatie van het verleden plaats. Het verleden is dan ook iets functioneels, volgens Gongaware. Het kan gebruikt worden om betekenis te geven aan het heden.15

Historicus Jay Winter stelt dat het collectief geheugen in de praktijk niet bestaat. Net als Lowenthal en Assmann vindt hij het geheugen individueel. Met collectief geheugen zou volgens Winter het proces van herinneren bedoeld moeten worden, oftewel de manier waarop een gemeenschap met bepaalde historische gebeurtenissen omgaat.16 Net als

9

David Lowenthal, The past is a foreign country, revisited (Cambridge, 2015) 310.

10 Aleida Assmann, ‘Transformations between history and memory’, Social Research: an international

quarterly, 75 (2008) 1, 49-72, aldaar: 55.

11 Assmann, ‘Transformations between history and memory’, 51. 12

Ibidem.

13

Ibidem, 65.

14 Timothy B. Gongaware, ‘Collective memory anchors: collective identity and continuity in social

movements’, Sociological Focus, 43 (2010) 3, 214-239, aldaar: 216.

15 Gongaware, ‘Collective memory anchors’, 218. 16

Jay Winter, Remembering war. The great war between memory and history in the twentieth century (New Haven, 2006) 4.

(7)

7 Gongaware ziet hij het collectief geheugen als iets dat altijd in beweging is. Hij vindt de term collectief geheugen hier te passief voor en stelt voor om in plaats daarvan de term collective

remembrance - collectieve herinnering - te hanteren.17

Deze actieve manier van herinneren staat in dit onderzoek centraal. De uitingen die in dit onderzoek geanalyseerd worden, zijn allemaal onderdeel van de collectieve herinnering van Nederland. Ook hier is sprake van dialectiek. De uitingen worden gevormd door de bestaande collectieve herinnering, maar vormen die op hun beurt ook weer. Deze dialectiek kan gevat worden in de term herinneringscultuur. In dit onderzoek wordt de definitie aangehouden zoals cultuurhistorici Maria Grever en Kees Ribbens die formuleerden. Zij omschreven een herinneringscultuur als de manier waarop een groep mensen met een gedeeld verleden omgaat. Hiermee worden zowel herdenkingen als uitingen in populaire cultuur aangeduid.18

Vrouwengeschiedenis

Het gebrek aan vrouwen in de Nederlandse geschiedschrijving is, zoals gezegd, de afgelopen jaren steeds vaker een punt van discussie. Kloek geeft voor het gebrek aan deze verhalen een verklaring in de inleiding van haar boek 1001 vrouwen in de Nederlandse

geschiedenis. Waar geschiedenis lang heeft bestaan uit het doorvertellen van verhalen en

mythes, vond er in het begin van de negentiende eeuw een verwetenschappelijking van de geschiedschrijving plaats.19 Verhalen werden onbelangrijk, geschiedenis moest gaan om het reconstrueren van hoe het écht geweest was - wie es eigentlich gewesen - zoals Leopold Ranke dat stelde. Dit kon enkel gebeuren door het toepassen van strenge bronnenkritiek: geschreven bronnen uit archieven waren de enige betrouwbare manier om de waarheid te ontdekken. Vrouwen, die in deze bronnen grotendeels ontbraken, raakten hierdoor uit het zicht in de geschiedschrijving. Het ontbreken van dit deel van de geschiedenis zorgde ervoor dat in de jaren zeventig van de twintigste eeuw een nieuwe discipline ontstond: vrouwengeschiedenis.20

Het ontstaan van een aparte discipline vrouwengeschiedenis heeft er echter nog niet voor gezorgd dat vrouwen een gelijkwaardige positie in de geschiedschrijving hebben gekregen. Historicus Geertje Mak beschrijft in haar artikel Gender in and beyond the canon,

or how to make women (in)visible in history hoe het opstellen van een Canon historische

ongelijkheden tussen mannen en vrouwen weer opnieuw instelt, mede doordat de Canon als doel heeft de nationale identiteit te verstevigen. Mak stelt dat het concept ‘natie’ in de geschiedenis altijd gebaseerd is op ongelijkheid tussen de seksen. In een natie heeft

17

Winter, Remembering war, 5.

18

Maria Grever en Kees Ribbens, Nationale identiteit en meervoudig verleden (Amsterdam, 2007) 27.

19

Kloek, 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis, 7.

20

(8)

8 iedereen een duidelijke functie. De vrouwen zorgden voor kinderen en verzorgden hun mannen, de mannen streden voor de natie. Vrouwen werden gezien als iets dat beschermd moest worden, een passief onderdeel van de natie. In het ergste geval werden in de oorlog dan ook vrouwen buitgemaakt door de vijand.21 Het verstevigen van een nationale identiteit, door middel van een Canon, zorgt volgens Mak voor het verstevigen van deze traditionele rollen. Maar ook inhoudelijk draagt de Canon niet bij aan vrouwenemancipatie. Volgens Mak zijn de hoofdstukken in de Canon bepaald vanuit het idee dat de geschiedenis van Nederland een grote opwaartse beweging is geweest. Elk venster bespreekt een ontwikkeling in Nederland die zorgde voor vooruitgang of verandering. Hierbij raakt niet alleen de vrouw op de achtergrond, maar ook de gewone man.22

Toch zijn er in de Canon ook vrouwen te vinden. Vrouwen worden dan ook niet geheel weggelaten uit de geschiedenis. De manier waarop vrouwen behandeld worden in geschiedschrijving wordt daarmee een belangrijk punt van discussie. Filosoof Joan Scott omschreef als eerste het concept gender, waarbij ze stelde dat de verschillen tussen man en vrouw niet alleen biologisch bepaald waren, maar ook sociaal en cultureel geconstrueerd.23 Zij stelde dat gender een belangrijk aspect is in een historische analyse. In feministische theorie is het concept separate spheres veelvoorkomend. Deze term gaat uit van het feit dat er in de geschiedenis een duidelijke scheiding was tussen de gebieden waarin vrouwen en mannen zich konden bewegen. Mannen bevonden zich over het algemeen in de publieke sfeer: ze spraken in het openbaar en deden actief mee aan politiek. Voor vrouwen speelde het leven zich af in de private sfeer.24 Dit idee lijkt achterhaald, tegenwoordig mogen mannen en vrouwen zich allebei in beide sferen begeven. Scott stelt echter dat er in de geschiedschrijving nog steeds sprake is van separate spheres. Bij historisch onderzoek naar vrouwen worden volgens haar andere vragen gesteld, andere analyses uitgevoerd en andere bronnen onderzocht dan bij historisch onderzoek naar mannen.25 Dit zorgt ervoor dat vrouwen altijd op een andere manier besproken worden en nooit helemaal gelijkwaardig aan mannen zullen zijn.

In tegenstelling tot Scott stelt historicus Gerda Lerner dat er juist te weinig verschil is in de benadering van mannen en vrouwen in geschiedschrijving. Volgens haar is het een

21 Geertje Mak, ‘Gender in and beyond the canon, or how to make women (in)visible in history’, Maria

Grever and Siep Stuurman (red), Beyond the Canon: History for the twenty-first century, (Londen, 2007) 128-142, aldaar: 136.

22 Mak, ‘Gender in and beyond the canon’, 139.

23 Joan Scott, ‘Gender as a useful category of historical analysis’, The American historical review, 91

(1986) 5, 1053-1075, aldaar: 1056.

24 Linda K. Kerber, ‘Separate spheres, female worlds, woman's place: The rhetoric of women's

history’, The journal of American history, 75 (Oxford, 1988) 1, 9-39, aldaar: 14.

25 Joan Scott, ‘Women in history, the modern period’, Past and present (1983) 101, 141-157, aldaar:

(9)

9 probleem dat vrouwen binnen dezelfde kaders als mannen worden onderzocht. Historisch onderzoek naar vrouwen wordt altijd binnen de mannelijke geschiedenis geplaatst: of een vrouw paste goed binnen deze geschiedenis, of ze zette zich ertegen af. Het mannelijke is nog altijd het uitgangspunt.26 Lerner pleit er juist voor om voor vrouwen een andere onderzoeksmethode te ontwikkelen. Een voorbeeld daarvan is het onderzoeken hoe vrouwen hun leven écht hebben ervaren, in plaats van in kaart te brengen wat ze voor elkaar hebben gekregen.27

Methode

Het onderzoek naar de behandeling van vrouwen in de geschiedschrijving beperkt zich al snel tot de academische geschiedschrijving, bijvoorbeeld in de artikelen van Scott en Lerner. Deze vorm van geschiedschrijving heeft echter weinig invloed op het historisch besef van het brede publiek. Publiekshistoricus Jerome de Groot stelde dat historici er goed aan zouden doen om zich meer bezig te houden met populaire uitingen van geschiedenis. Hij stelt dat door middel van deze uitingen historisch bewustzijn wordt gecreëerd, niet door wetenschappelijke artikelen.28 In deze scriptie zal ik dan ook deze populaire uitingen van geschiedenis onderzoeken.

Het onderzoeken van de herinneringscultuur rond een historisch figuur kan op verschillende manieren gebeuren. Het doel dat ik voor ogen heb, is het schetsen van de Nederlandse herinneringscultuur rondom Annie M.G. Schmidt door middel van een breed onderzoek naar de populaire cultuur. Ik wil hiermee inzicht krijgen in de manier waarop een herinneringscultuur ontstaat en de factoren die van invloed zijn op deze herinneringscultuur. Ik zal hier mijn methode toelichten.

Historicus Robert S. Jansen onderzoekt in zijn artikel Resurrection and appropriation:

reputational trajectories, memory work, and the political use of historical figures de omgang

met historische figuren van twee revolutionaire groepen in Zuid-Amerika.29 Jansen beschrijft in dit artikel een methode om de herinneringscultuur van historische figuren in kaart te brengen. Hij stelt dat er drie aspecten zijn die invloed hebben op de manier waarop iemand wordt herinnerd. Ten eerste de mate waarin een persoon herinnerd wordt en de hoeveelheid kennis er nog over die persoon is. Ten tweede noemt Jansen waardering van een historisch figuur: wordt de persoon positief of negatief herinnerd? Ten slotte de mate waarin een historisch figuur wordt toegeëigend door een groep of natie.30 Jansen stelt dat een

26 Gerda Lerner, ‘Placing women in history: definitions and challenges’, 3 (1975) 1/2 , 5-14, aldaar: 6. 27 Lerner, ‘Placing women in history’, 10.

28 Jerome de Groot, ‘Invitation to historians’, Rethinking history, 18 (2014) 4, 599-612, aldaar: 601. 29 Robert S. Jansen, ‘Resurrection and appropriation: reputational trajectories, memory work, and the

political use of historical figures’, American journal of sociology, 112 (2007) 4, 953-1007, aldaar: 955.

(10)

10 onderzoek naar een historisch figuur zou moeten bestaan uit het in kaart brengen van de manier waarop deze drie aspecten in drie verschillende periodes tot uiting zijn gekomen. Het onderzoek moet beginnen met de manier waarop er tijdens iemands leven naar die persoon werd gekeken, vervolgens de periode vlak na zijn of haar dood, en ten slotte de huidige situatie.31

In dit onderzoek zal ik grotendeels gebruik maken van de methode die Jansen heeft uiteengezet. Ik zal door middel van primaire bronnen in kaart brengen hoe er tijdens haar leven over Annie M.G. Schmidt werd gedacht en hoe zij nu wordt herinnerd. Daarbij zal ik steeds kijken hoe de drie aspecten - hoeveelheid, waardering en eigendom - tot uiting komen. Ik laat in dit geval één periode uit het onderzoek, omdat Annie M.G. Schmidt in 1995, relatief kort geleden, overleden is. Er zou gezegd kunnen worden dat ik de eerste twee stappen van Jansens onderzoek uitvoer en dat de derde stap over een lange tijd pas gezet kan worden.

Bronnen

Historici Roy Rosenzweig en David Thelen onderzochten in 1998 de manieren waarop Amerikanen omgingen met het verleden. Dit deden ze door enquêtes af te nemen. Uit hun onderzoek bleek dat Amerikanen veel meer met geschiedenis deden dan vooraf was verwacht. Dit resultaat werd echter wel bereikt door de Amerikanen niet te vragen of ze van geschiedenis hielden, maar of ze geïnteresseerd waren in het verleden.32 De academische definitie van geschiedenis werd hierdoor opgerekt. Niet alleen het lezen van historische boeken telde, maar ook het kijken van een historische film of het bladeren door een oud familiealbum. Rosenzweig en Thelen vroegen ook waar de deelnemers hun informatie vandaan haalden en welke bronnen ze vertrouwden. Hoewel uit dit onderzoek kwam dat weinig Amerikanen dachten dat een film een betrouwbare historische bron is, stelden zowel Rosenzweig als Thelen dat populaire cultuur waarschijnlijk meer invloed had op het historisch besef van Amerikanen dan ze dachten.33

De Groot stelt dat populaire cultuur niet alleen invloed heeft op het historisch besef van het publiek, maar dat het ook een belangrijke bron voor historici kan zijn. Het onderzoeken van populaire cultuur is volgens hem een belangrijk onderdeel van het in kaart brengen van een historische cultuur. Populaire vertellingen van geschiedenis geven, volgens De Groot, een inkijkje in hedendaagse culturele en sociale structuren: door middel van

31

Ibidem, 965.

32

Roy Rosenzweig en David Thelen, The presence of the past: popular uses of history in American life (New York, 1998) 6.

33

(11)

11 populaire uitingen van geschiedenis kan een paradigma worden geschetst van de manier waarop een volk naar het verleden kijkt.34

Om erachter te komen hoe er tijdens haar leven over Annie M.G. Schmidt werd gedacht, zal ik onderzoek doen in kranten, tijdschriften, tv-programma’s en interviews met Annie zelf. Om de huidige situatie te schetsen, zal ik gebruik maken van populaire cultuuruitingen, als biografieën, kinderboeken, kindertelevisie, documentaires en een dramaserie en musical over haar leven.

Populaire cultuur is dus mijn voornaamste primaire bron. Hierin maak ik in eerste instantie geen onderscheid tussen geromantiseerde vertellingen van Schmidts levensverhaal en non-fictieve werken. Het zijn immers allemaal representaties van de herinneringscultuur. Elk medium behandelt geschiedenis op zijn eigen manier en met een ander doel, waardoor er ook in elk medium anachronismen voor zullen komen. Voor dit onderzoek zijn deze ‘fouten’ pas relevant als ze duidelijk voortkomen uit bepaalde beeldvorming rondom Schmidt en zullen alleen om die reden benoemd worden.

34

Jerome de Groot, Consuming history. Historians and heritage in contemporary popular culture (New York, 2008 ) 6.

(12)

12

Hoofdstuk 1: Biografie

Anna Maria Geertruida Schmidt werd op 20 mei 1911 geboren in het Zeeuwse Kapelle. Haar vader, Johannes Daniel Schmidt, was dominee.35 Haar moeder, Geertruida Maria Bouhuijs, was huisvrouw en erg actief in de dorpsgemeenschap. Zo richtte ze de meisjesvereniging Tabitha op, waar ze leesavonden organiseerde die veelal gericht waren op vrouwenemancipatie.36 Na een, naar eigen zeggen, relatief ongelukkige jeugd rondde Schmidt in 1930 de HBS af.37

Na het afronden van de HSB vertrok Schmidt naar Den Haag, waar haar broer woonde, om een studie Notariaat te volgen.38 Ontsnapt aan haar strenge opvoeding, brak in Den Haag een tijd van vrijheid aan. Schmidt kreeg een verhouding met een vriend van haar broer. Deze verhouding verliep stroef, omdat de man homoseksueel was. Voor Schmidt, die nog nooit gehoord had van homoseksualiteit, was dit nieuws een grote klap. De situatie werd nog ingewikkelder toen Schmidt zwanger bleek te zijn.39 In het jaar dat daarop volgde, vertrok ze naar Hannover om als au pair te werken.40 Aangenomen kan worden dat Schmidt een abortus heeft gehad, waarna ze naar het buitenland is vertrokken om bij te komen.41

Na thuiskomst meldde Schmidt zich aan voor de opleiding tot bibliotheekassistente in Den Haag. Ze werd aangenomen en liep stage in leeszalen in Schiedam en Rotterdam. In 1934 studeerde ze af en vond ze een baan als assistent in de openbare leeszaal van Vlaardingen.42 In 1936 vertrok ze naar Amsterdam, waar ze aan de slag ging als medewerker van de Nutskinderleeszaal. Hier moest ze onder andere voorleesmiddagen organiseren voor kinderen uit de Jordaan.43 Later beschreef Schmidt dat dit de eerste keer was dat ze verhalen verzon en hier plezier in kreeg.44 Schmidt was altijd al aan het schrijven geweest, maar had zich vooral bezig gehouden met het schrijven van gedichten.45

In 1939 begon ze in Den Haag aan een directeurscursus, ze woonde toen in Scheveningen. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog rondde Schmidt haar cursus af,

35

Joke Linders, Doe nooit wat je moeder zegt (Amsterdam, 1999) 17.

36

Van der Zijl, Anna, 38.

37

Annie M.G. Schmidt, Wat ik nog weet (Amsterdam, 1992) 44; van der Zijl, Anna, 57.

38

Van der Zijl, Anna, 57.

39

Ibidem, 58.

40

Linders, Doe nooit wat je moeder zegt, 30.

41

Joke Linders, 'Schmidt, Anna Maria Geertruida (19 november 1995)', in Biografisch woordenboek van Nederland, 12 november 2013, geraadpleegd op: http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn6/schmidt, (7 juni 2018).

42

Linders, Doe nooit wat je moeder zegt, 30-31.

43

Ibidem, 31.

44 H.J. Oolbekkink en C. Keuls, ‘Mensen met zekerheid, daar heb ik het moeilijk mee’, Haagsche

Courant, 14 februari 1981.

45

(13)

13 waarna ze weer naar Amsterdam vertrok.46 In 1941 nam ze een baan in Vlissingen aan, waar ze de hele oorlog bleef.47 Hoewel Schmidt op latere leeftijd veel verhalen had over verzetsdaden, is er in werkelijkheid weinig reden om te geloven dat ze een actieve rol heeft gehad in de oorlog.48 Over haar sympathieën is weinig bekend. Wel had ze vlak voor de oorlog relaties met jongens die het nazigedachtegoed aanhingen, maar ook Joodse vrienden.49 Waarschijnlijk heeft Schmidt de oorlog doorstaan zoals het grootste deel van Nederland. Het leven ging door, zonder dat er voor haar veel veranderde.

Na de oorlog kwam Schmidt via een vriendin terecht op de documentatieafdeling van

Het Parool.50 Deze krant was in de oorlog als verzetsblad ontstaan en na de oorlog erg populair geworden. Het Parool werd een verzamelplaats voor verzetshelden, intellectuelen en opkomende schrijvers.51 Schmidt begon als Chef Documentatie, een functie die haar niet lag, omdat ze behoorlijk slordig was.52 Op een personeelsavond liet ze een zelfgeschreven gedicht door een collega voordragen. Dit was een keerpunt. Ze mocht versjes gaan schrijven voor de kinderpagina van Het Parool en vormde met een groep collega’s het journalistencabaret De Inktvis.53 De sfeer bij Het Parool was losbandig, met veel feestjes en een vrije seksuele moraal. Ook Schmidt hield er verhoudingen op na. In 1947 raakte Schmidt opnieuw zwanger, dit keer van een man die ze op een feestje had ontmoet. Nu is het wel bekend dat Schmidt besloot abortus te laten plegen, iets wat toen nog steeds illegaal was.54

In september 1947 ontmoette ze via een contactadvertentie Dick van Duijn, een chemicus uit Rotterdam. Van Duijn was getrouwd, maar toch kregen Schmidt en hij een verhouding.55 Door optredens met De Inktvis kreeg Schmidt een naam in de cabaretwereld, en onder anderen Wim Sonneveld en Mary Dresselhuys vroegen haar teksten voor hen te schrijven.56 In 1948 mocht Schmidt aan de slag als verslaggever voor Het Rotterdamsch

Parool. Al snel ging ze zich echter bezighouden met het schrijven van columns, onder de titel De Simpele Ziel. Deze columns gingen over persoonlijke onderwerpen en hadden vaak een

feministisch tintje.57

De jaren erna schreef Schmidt columns, gedichten, cabaretteksten en verhaaltjes voor Het Parool en verschillende tijdschriften. Haar relatie met Van Duijn hield stand, ook al

46

Ibidem, 114.

47

Linders, Doe nooit wat je moeder zegt, 38.

48

Van der Zijl, Anna, 115.

49

Ibidem, 108.

50

Linders, Doe nooit wat je moeder zegt, 44.

51

Van der Zijl, Anna, 136.

52

Ibidem, 139.

53

Ibidem, 144.

54

Linders, Doe nooit wat je moeder zegt, 64.

55

Van der Zijl, Anna, 162.

56

Ibidem, 174.

57

(14)

14 scheidde hij niet van zijn vrouw. In 1951 raakte Schmidt zwanger en om te zorgen dat het kind officieel een vader had, trouwde Schmidt met de vader van Van Duijn, die dezelfde naam droeg. Zo werd in 1952 Philip Dirk van Duijn geboren: Flip.58 Terwijl Schmidt in haar eentje de baby verzorgde, begon ze met het schrijven van het radiohoorspel De familie

Doorsnee. Dit werd een groot succes, ondanks de strenge regels van de VARA, waardoor

woorden als ‘verdomd’ en ‘bil’ gecensureerd werden.59 1952 was bovendien het geboortejaar

van Jip en Janneke, wier avonturen op 13 september voor het eerst in Het Parool verschenen. Dit werd haar eerste samenwerking met illustrator Fiep Westendorp.60 Haar versjes werden nu ook gebundeld en als boeken uitgegeven. Samen met Simon Carmiggelt reisde ze bovendien boekwinkels af om lezingen te geven.61 In 1953 schreef Schmidt haar eerste kinderboek: Abeltje.62 Pas in 1954 betrokken Schmidt en Van Duijn samen met hun zoontje een huis aan in Berkel en Rodenrijs en verliet Van Duijn zijn eerste echtgenote.63

Schmidts kinderpoëzie brak met eerdere trends in kinderliteratuur en luidde een nieuw tijdperk in. Humor werd belangrijk en een moraal werd expres vermeden.64 Schmidt wordt in het boek Het land van Waan en Wijs samen met Han G. Hoekstra een voortrekker van deze nieuwe stroming genoemd.65 Al snel volgden er meer schrijvers die deze stijl overnamen. Wel bleef de traditionele kinderpoëzie nog lange tijd bestaan, tot eind jaren zestig.66

In 1957 schreef Schmidt voor het eerst voor televisie de komische serie Pension

Hommeles. Ook hier waren strenge regels omtrent taalgebruik en de onderwerpen die

besproken mochten worden, maar het werd een groot succes.67 Ze ontving er zelfs de Televisieprijs van het Prins Bernhardfonds voor.68 Eind 1963 begon Schmidt met het schrijven aan haar eerste musical Heerlijk duurt het langst. Deze musical ging over een driehoeksrelatie: een getrouwde man die een buitenechtelijke relatie krijgt.69 In dezelfde periode kochten Van Duijn en Schmidt een stuk grond in Frankrijk en bouwden er een huis.

58

Ibidem, 207.

59

Linders, Doe nooit wat je moeder zegt, 110.

60

Ibidem, 120.

61

Van der Zijl, Anna, 215.

62

Ibidem, 218.

63

Ibidem, 223.

64

Harry Bekkering, Aukje Holtrop en Kees Fens, ‘De eeuw van Sien en Otje. De twintigste eeuw’, in: Nettie Heimeriks en Willem van Toorn (red), De hele bibelebontse berg. De geschiedenis van het kinderboek in Nederland & Vlaanderen van de middeleeuwen tot het heden (Amsterdam, 1989) 249-467, aldaar: 358.

65 Jan van Coillie, ‘Van zedenspreuken tot levensvragen. Kinderpoëzie’, in: Rita Ghesquiere, Vanessa

Joosen, Helma van Lierop-Debrauwe (red), Het land van waan en wijs (Amsterdam, 2014) 211-247, aldaar: 227.

66

Van Coillie, ‘Van zedenspreuken tot levensvragen. Kinderpoëzie’, 227.

67

Linders, Doe nooit wat je moeder zegt, 142.

68‘Annie M.G. Schmidt krijgt televisieprijs’, De Volkskrant, 09 oktober 1959. 69

(15)

15 Ondertussen kregen haar kinderversjes en boeken in Nederland opnieuw erkenning, omdat ze al in de jaren vijftig inspeelden op de wensen van de jonge generatie babyboomers. Zo kreeg ze in 1965 de Staatsprijs voor Kinder- en Jeugdliteratuur voor haar hele oeuvre vanwege haar vernieuwende verdiensten op dit gebied.70 Naar aanleiding van het succes van Pension Hommeles kreeg Schmidt in 1966 de opdracht om een nieuwe tv-serie te schrijven. Dit werd Ja zuster, Nee zuster en was een nog groter succes.71

Vanaf 1968 kregen Schmidt en haar werk steeds meer kritiek. Haar verhalen zouden ouderwets zijn, rolbevestigend en conservatief. De toneelstukken die ze schreef, kregen stevige kritieken, maar ook de stukken die ze in het verleden had geschreven.72 Als reactie op deze kritiek schreef ze Pluk van de Petteflet, een kinderverhaal waar duidelijk maatschappijkritiek in verwerkt zat.73 Ondertussen woonde ze permanent in Frankrijk met haar man en zoon, maar ze was daar niet gelukkig. Het werken ging moeizaam en ze miste Nederland en haar vrienden. Dit zorgde voor spanningen in haar huwelijk.74

De eerste helft van de jaren zeventig bracht Schmidt voornamelijk in Frankrijk door, waar ze niet veel op papier kreeg. Een nieuw televisieprogramma werd geen succes en ook een toneelstuk flopte.75 In 1976 begon Schmidt toch weer aan het schrijven van een musical. De musical Foxtrot, die in 1977 in première ging, vertelde het verhaal van een plattelandsmeisje dat naar de stad vertrekt, zwanger raakt van een homoseksuele man en een abortus laat plegen. Schmidt heeft altijd ontkend dat dit een autobiografisch verhaal is, maar de grote gelijkenissen met haar eigen leven zijn duidelijk.76 Foxtrot werd een groot succes, maar haar thuissituatie verergerde. Begin 1978 werd Van Duijn getroffen door een zwaar hartinfarct. Hij overleefde het, maar herstelde nooit volledig. Hij bleef ziek en werd depressief.77

Schmidt bleef doorschrijven, maar zorgde daarnaast voor haar man. Ze raakte overspannen en liet op een gegeven moment verschillende vrienden ‘oppassen’, zodat zij rustig kon werken.78 Van Duijn had een doodswens. Hij geloofde sterk in een zelfgekozen einde en wilde dan ook met behulp van pillen sterven. Schmidt was hier in eerste instantie sterk op tegen, maar na bijna drie jaar kwakkelen besloot ze hem te helpen. Van de Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie kregen ze het slaapmiddel Vesparax. Van Duijn plande vervolgens zijn eigen dood in, precies na de première van Schmidts musical Madam. 70 Ibidem, 266. 71 Ibidem, 270. 72 Ibidem, 282. 73 Ibidem, 286. 74

Linders, Doe nooit wat je moeder zegt, 238.

75

Van der Zijl, Anna, 304; Ibidem, 313.

76 Ibidem, 321. 77 Ibidem, 326. 78 Ibidem, 335.

(16)

16 Schmidt heeft haar man begeleid toen hij op 2 januari 1981 een dodelijke hoeveelheid pillen innam.79

Na het overlijden van Van Duijn verhuisde Schmidt naar Amsterdam, waar ze zich omringde met oude vrienden.80 Steeds vaker verscheen ze op televisie. Ze werd geïnterviewd en voor allerlei televisieprogramma’s als gast uitgenodigd. Hier ging ze graag op in en zo werd ze al snel een televisiepersoonlijkheid. De interviews bestonden veelal uit anekdotes, grapjes en scherpe statements.81 Vaak moest je haar verhalen met een korreltje zout nemen, want Schmidt stond erom bekend dingen te verzinnen of mooier te maken dan dat ze waren. Iets wat ze zelf niet ontkende: ‘De mensen zeggen van me: “Ze liegt zo”. Dat is waar, ik overdrijf vaak. Maar ik kan er niets aan doen. Ik wil het een beetje mooier maken dan het is, niet zo gewoon.’82

In 1984 kreeg Schmidt als gevolg van het vele roken problemen met haar ogen. Van de ene op de andere dag kreeg ze haar zicht niet meer scherp en zag ze alleen nog maar licht, contouren en kleuren.83 Dit gebeurde in dezelfde periode dat Nederland op alle mogelijke manieren Schmidt en haar werk in het zonnetje zette. Ze kreeg prijzen, er verschenen feestelijke edities van haar werk en het Theaterinstituut opende een tentoonstelling over haar.84 Annie M.G. Schmidt was ‘de échte koningin van Nederland’.85 In haar dagelijks leven werd ze nu geholpen door vriendinnen en regelmatig voorgelezen. Ook schreef Schmidt nog steeds, al ging de kwaliteit van haar werk achteruit. Kritiek kreeg ze weinig, daarvoor had ze te veel een heldenstatus gekregen. In 1991 schreef ze weer stukjes voor de krant, dit keer korte memoires.86

Nadat ze in 1994 haar heup brak, verloor Schmidt langzaamaan de zin in het leven. Haar lichaam takelde snel af en bang om te sterven was ze niet.87 Net als haar man nam ze het lot in eigen handen en koos ze zelf voor de dood. Op 21 mei 1995 werd ze door een vriendin dood gevonden met naast haar bed een lege wijnfles en pillenflesjes.88

79

Ibidem, 339.

80

Linders, Doe nooit wat je moeder zegt, 303.

81

Van der Zijl, Anna, 304; Ibidem, 363.

82

Ibidem, 364.

83

Linders, Doe nooit wat je moeder zegt, 309.

84

Van der Zijl, Anna, 304; Ibidem, 368.

85 Henk Blanken en Hans Boerrigter, ‘Als dit geen poëzie is’, Het vrije volk, 23 maart 1987. 86

Van der Zijl, Anna, 390.

87

Ibidem, 401.

88

(17)

17

Hoofdstuk 2: Beeldvorming in de media 1950-1995

In dit hoofdstuk zal aan de hand van krantenartikelen en televisiefragmenten worden uiteengezet hoe er tijdens haar leven werd gesproken over Annie M.G. Schmidt. De media hebben een grote invloed op het imago van een bekend persoon en zijn daarom geschikte bronnen om de beeldvorming rondom Schmidt in kaart te brengen. Ik zal deze beeldvorming in kaart brengen door middel van een kritische discoursanalyse. Om te beginnen zal ik kort ingaan op de rol van de media aan de hand van de term framing. Vervolgens zal ik de beeldvorming rondom Schmidt uiteenzetten en in historische context plaatsen.

De media hebben een belangrijke rol in het vormgeven van de maatschappij. Door middel van framing vormen zij het beeld dat wij hebben van de wereld en elkaar. Framing houdt in dat de media bepaalde aspecten van gebeurtenissen en personen meer uitlichten dan andere, maar ook dat de media door hun keuze in taal ervoor zorgen dat het publiek een bepaald beeld vormt.89

Framen vormt ons perspectief op de wereld, maar andersom heeft de samenleving

ook een belangrijke invloed op de media. Een bepaald frame wordt alleen geaccepteerd als het al enigszins overeenkomt met de huidige ideologie of het wereldbeeld van de gemeenschap waarbinnen het plaatsvindt. Daarbij worden de frames gecreëerd door leden van de samenleving, die op hun beurt gevormd zijn door de gemeenschap waarin zij verkeren.90 In de huidige politiek en media is dit gegeven duidelijk zichtbaar. Door het bestaan van mediabubbels, wordt nieuws dat niet door een “eigen” medium wordt gebracht – en bovendien sterk ingaat tegen onze eigen ideeën – minder vertrouwd of zelfs als “nepnieuws” wordt afgedaan. Informatiebubbels zijn niet nieuw. Al in de twintigste eeuw was er sprake van verschillende informatiebubbels. De verzuilde samenleving zorgde ervoor dat mensen met name informatie tot zich namen die vooral voortkwam uit hun eigen zuil.

Kortom, welke frames in de media naar voren komen, zeggen veel over de samenleving of gemeenschap waarin deze media een rol spelen. Het onderzoeken van deze frames kan door middel van een discoursanalyse. Het discours is de communicatie tussen verschillende partijen en de taal die zij gebruiken.91 De Franse filosoof Michel Foucault stelde dat er geen echte waarheid bestaat omdat alle ideeën worden uitgewisseld door middel van discours en discours nooit objectief kan zijn.92 Door middel van een kritische discoursanalyse kunnen de idealen van een samenleving en de representatie van een bepaald onderwerp in kaart worden gebracht.

89

Eugenia Siapera, Cultural diversity and global media. The mediation of difference. (Oxford, 2010) 117.

90

Siapera, Cultural diversity and global media, 116.

91

Ibidem, 112.

92

(18)

18 In dit hoofdstuk zal ik door middel van een kritische discoursanalyse de representatie van Annie M.G. Schmidt in de media tussen 1950 en 1995 in kaart brengen. Dit is de periode dat zij in Nederland bekend was als schrijver. In 1995 overleed Schmidt. Naast gebruik te maken van een discoursanalyse zal ik deze representatie ook direct duiden door de beeldvorming in historische context te plaatsen. Ik zal uiteenzetten hoe de representatie van Schmidt wel of niet binnen haar tijd past. Op deze manier hoop ik een beeld te schetsen waarmee ik de analyse van de herinnering aan Schmidt kan vergelijken. Ook hoop ik door het blootleggen van de verschillende frames waardoor Schmidt werd gerepresenteerd in kaart te brengen welke functie deze representatie heeft in de maatschappij. Per periode wordt de overheersende toon in de media uitgelicht. De overgangen in beeldvorming zijn in werkelijkheid geleidelijker verlopen dan in dit hoofdstuk naar voren komt. Toch zijn er vrij goed verschillende representaties in verschillende periodes te onderscheiden.

1950-1960: Een doodgewone Annie

De Tweede Wereldoorlog lijkt vaak een breekpunt in de geschiedenis van Nederland in de twintigste eeuw. Na deze traumatische gebeurtenis zou Nederland ontwikkeld zijn tot een modern, vrijgevochten land, terwijl Nederland tot 1940 vooral bekend stond als een verzuilde, conservatieve samenleving.93 Historici als J.C.H. Blom en Friso Wielenga stellen echter dat de Tweede Wereldoorlog niet zozeer een omslagpunt was, als wel een onderbreking. Zij lieten zien dat de eerste jaren na de bezetting vooral een voortzetting waren van het leven vóór de oorlog. De Nederlandse bevolking wilde het liefst de oorlog zo snel mogelijk achter zich laten en terug naar hoe het leven voor de oorlog was.94 Dit betekende dat de jaren veertig en vijftig vooral een tijd waren van wederopbouw en de focus sterk lag op het traditionele gezin, de eigen zuil en het opbouwen van de welvaart.95 Het was ook de tijd dat Annie M.G. Schmidt haar eerste versjes en verhalen uitbracht en in korte tijd grote bekendheid verwierf in heel Nederland.96

Het begin van de jaren vijftig was een periode waarin Schmidt ontdekt werd bij het grote publiek en veel waardering oogstte met haar werk. Zeker omdat ze al wat ouder was – namelijk 39 – en voor veel mensen uit het niets gekomen leek te zijn. Dit blijkt uit een artikel in De Leeuwarder Courant:

‘Annie M.G. Schmidt is géén ,,simpele ziel’’, maar ook geen vinnig-bijdehante juf met een-teveel-aan-spraakwater. Zij is een doodgewone Annie, van origine

93

Friso Wielenga, Nederland in de twintigste eeuw (Amsterdam, 2009) 191.

94

J.C.H. Blom, Burgerlijk en beheerst. Over Nederland in de twintigste eeuw (Amsterdam, 1996) 231; Wielenga, Nederland in de twintigste eeuw, 191.

95

Blom, Burgerlijk en beheerst, 231.

96

(19)

19 directrice die jaren geleden stil en schuchter zo helemaal van binnen een tikkeltje hoop koesterde, dat zij nog wel een literatuur zou bedrijven. Literatuur met een hoofdletter wel te verstaan.’97

Uit deze recensie blijkt waardering: Schmidt werd neergezet als een hele normale vrouw, geen excentriek, bijzonder persoon. Een dame uit de Nederlandse middenklasse, die vooral goed kon vertellen over het dagelijks leven en de normale dingen. Ze schreef over mensen en situaties die de lezers herkenden en leverde daar commentaar op. In De Telegraaf werd geschreven dat hoewel haar werk in eerste instantie aan de oppervlakte lijkt te blijven, ze met ‘kleine vinnige pijltjes’98 op humorvolle wijze commentaar levert op verschillende

aspecten van de Nederlandse maatschappij. Vooral de Nederlandse burgerlijkheid moet het ontgelden.99

Het sterke begrip van het dagelijks leven van de gewone Nederlander komt in berichtgeving in de jaren vijftig het meest naar voren. Dit was duidelijk een belangrijke factor in de snel groeiende populariteit van Schmidt.

Huishoudpoëzie

Haar gedichten werden in deze periode slechts één keer bekritiseerd in de kranten, door dichter Adriaan Morriën in de krant Het Parool, waar Schmidt zelf werkzaam was:

‘Annie M.G. Schmidt heeft dus niet zozeer een publiek van lezers als wel van toehoorders. Men voelt zich bij haar thuis, opgenomen in de familiekring en waarschijnlijk is dat het wat haar publiek in haar ,,herkent’’. [...] Misschien wordt Annie M.G. Schmidt als ,,echte’’ schrijfster overschat. Als nationale vriendin, als legendarische gesprekspartner heeft zij het succes dat haar toekomt.’100

De versjes van Schmidt waren volgens Morriën vermakelijk, vooral als ze voorgedragen werden, maar telden niet als échte poëzie. Net als in de artikelen van De Leeuwarder

Courant en De Telegraaf legde Morriën de nadruk op het ‘gewone’ van Schmidt, al werd dit

hier meer neergezet als ‘simpel’. Morriën bestempelde haar gedichten als ‘huishoudpoëzie’101 en noemde ze: ‘dichterlijke conference van een vrouw die de toon, de

gevatheid en de speelse fantasie van de vriendinnenkring tot ons hele volk heeft uitgebreid.’102 Morriën ging scherp in op het vrouw-zijn van Schmidt. Haar gender had

duidelijk sterk invloed op de manier waarop ze beoordeeld werd door Morriën. Termen als

97 ‘Annie Schmidt wist zelf niet dat ze schrijven kon’, De Leeuwarder Courant, 21 maart 1952. 98Jan Spierdijk, ‘Annie M.G. Schmidt: Simpele ziel aan het woord’, De Telegraaf, 4 oktober 1952. 99

Spierdijk, ‘Annie M.G. Schmidt: Simpele ziel aan het woord’.

100 Adriaan Morriën, ‘Annie M.G. Schmidt: conversatie op rijm’, Het Parool, 19 oktober 1958. 101 Morriën, ‘Annie M.G. Schmidt: conversatie op rijm’.

102

(20)

20 ‘huishoudpoëzie’ en ‘vriendinnenkring’ maken duidelijk dat hij haar werk niet geheel serieus nam en dat haar vrouw-zijn hier een belangrijke rol in speelde.

Ook in de positieve berichtgeving speelde haar vrouw-zijn echter een belangrijke rol. Zo wordt duidelijk uit dit artikel in het katholieke dagblad De Tijd de Maasbode uit 1959:

‘Ze was er, slank, met een hoofd vol blonde krullen, met vriendelijke ogen achter haar brilleglazen [sic] en met een trage stem, waarin met verwondering en een natuurlijke hartelijkheid hoorde. [...] Daaraan doet Annie Schmidt denken: de lieve juffrouw uit de bibliotheek, aan wie men, ouder geworden, zulke tedere herinneringen bewaart. Zij was de juffrouw die je de mooiste boeken meegaf, je over het hoofd streek en vroeg hoe je het vorige verhaal gevonden had. Bij die juffrouw kwam je twee keer per week, als het kon, en je veel oudere broer vond het helemaal niet erg om mee te gaan. Ideaal als dit herinneringsbeeld moet Annie Schmidt als ,,juf van de bibliotheek’’ geweest zijn.’103

Het artikel begon met deze uitgebreide omschrijving van haar uiterlijk en persoonlijkheid. Het lijkt een nuancering van de rest van het stuk. Naast dit beeld van Schmidt als lieve, hartelijke vrouw werd, later in hetzelfde artikel namelijk ook een persoon omschreven die haar hele leven heeft toegewijd aan werk. Er werd verteld dat ze de vrouw is van een wetenschapsman en de moeder van een achtjarig jongetje, dat ze een rijk sociaal leven heeft, maar een groot deel van haar tijd in haar werkkamer zit. Er werd aandacht besteed aan de invloed die haar werk had op haar gezinsleven:

‘Wat Annie Schmidt in tien jaar geschreven en gedaan heeft, zonder haar huishouden al te erg in de steek te laten en zonder honderden boeken ongelezen te laten, grenst aan het wonderbaarlijke.’104

In hetzelfde jaar schreef De Telegraaf het volgende:

‘Haar man komt de kamer binnen en doet de schemerlamp aan. Er hangt op eens een warme sfeer in de kamer. Ze past zo uitstekend bij Annie Schmidt, die buiten haar gezin een liefde heeft waar in de bungalow in Rodenrijs alles voor wordt opgeofferd. De televisie.’105

De nadruk op het gezinsleven kan worden gezien als een weerspiegeling van de idealen van deze tijd. Tegelijkertijd is het een indicatie van de manier waarop vrouwen in deze tijd

103 Henk Suer, ‘In het huis met de blauwe deur woont Annie Schmidt’, De Tijd De Maasbode, 12

december 1959.

104 Suer, ‘In het huis met de blauwe deur woon Annie Schmidt’.

105 Henk van der Meyden, ‘Het is hommeles met Annie M.G…. Zij is verliefd’, De Telegraaf, 7 februari

(21)

21 werden beoordeeld. Hoewel duidelijk wordt dat bij Schmidt het gezin op de tweede plaats komt, nuanceerde de auteur van De Telegraaf dit gegeven met de woorden: ‘zonder haar huishouden al te erg in de steek te laten’.106 Deze nuancering geeft aan dat een vrouw die

haar gezin geheel op de tweede plek zette niet zulke grote populariteit zou kunnen genieten. Hoewel Schmidts werk uitgebreid werd besproken, werd het steeds in het frame geplaatst van de traditionele rollen van de vrouw.

Annie M.G. Schmidt-trekken

Termen als Morriëns ‘huishoudpoëzie’ zorgden ook voor een andere representatie van Schmidt: die van humoristische schrijver. Eerder aangehaalde kritiek van Morriën, dat ze geen “serieuze” literatuur schreef, bleek bij te dragen aan haar populariteit. Schmidt maakte dan ook gebruik van het feit dat ze daarom bekend stond. Ze presenteerde zichzelf als voorvechtster van de humor en de toegankelijke literatuur:107

‘Na de gezapige humor, die vóór 1880 alleen van de dominees moest komen, en de pure ernst van de ,,jongens van tachtig’’ is er op het moment een groot gemis aan literatuur met een juist mengsel van humor en ernst, zei Annie Schmidt.’108

Ze sprak tijdens lezingen niet alleen over de humor in haar werk, maar presenteerde zichzelf ook als iemand die je niet al te serieus hoefde te nemen. Zo stelde ze aan het begin van een lezing, die door de organisatoren als ernstig was aangekondigd, dat ‘zij geen kans zou zien om de gehele avond serieus te blijven’.109

Ook recensies van haar werk voor televisie en radio loofden haar humor en gebrek aan ernst. Zo werd in Het Parool gesproken van ‘typische Annie Schmidt-trekken’110:

‘Men kent Annie M.G. Schmidt als de schrijfster van de luchtige, raillerende dialoog tussen karikaturale maar toch heel menselijke mensen. Zij manoeuvreert haar figuren in zotte situaties en laat hen langs de neus weg de ongewoonste dingen zeggen. Die ongewoonheid en die onserieuze aanpas hebben we leren kennen als typische Annie Schmidt-trekken.’111

In 1959 won Schmidt voor Pension Hommeles de tv-prijs van het Prins Bernhard Cultuurfonds”. In de motivering van de jury werd opgemerkt dat Schmidt erin geslaagd was

106Van der Meyden, ‘Het is hommeles met Annie M.G…. Zij is verliefd’.

107 Ze hield bijvoorbeeld lezingen over het onderwerp. Bron: ‘Annie Schmidt vertelde’, Het Vrije Volk,

28 april 1954.

108 ‘Annie Schmidt zélf’, Het Vrije Volk, 4 maart 1955.

109 ‘Annie Schmidt in de Kinderboekenweek’, Het Vrije Volk, 1 november 1955. 110 H.G.H., ‘Uit de lucht gegrepen’, Het Parool, 3 maart 1958.

(22)

22 om alledaagse situaties, die voor alle Nederlanders herkenbaar waren, op humoristische wijze te verwerken in een programma dat geschikt was voor televisie.112

Vrouw in de jaren vijftig

De jaren vijftig staan bekend als een burgerlijke, rustige periode in de Nederlandse geschiedenis. Na de oorlog herstelde zich al snel de situatie zoals die voor de oorlog was geweest: een verzuilde natie. De moraal en het gemeenschapsgevoel van de verschillende zuilen bleken het effectiefst in de wederopbouw. Binnen de verschillende zuilen – katholieken, protestanten, liberalen en socialen – was er een sterk gevoel van saamhorigheid en een duidelijk gezag.113

Toch was er behoefte aan een breder saamhorigheidsgevoel. Tijdens de oorlog was er een sterk nationaal gevoel ontstaan en dat leek nu langzaam te verdwijnen.114 Daarom is het interessant om te zien dat Schmidt in de jaren vijftig boven de zuilen uit lijkt te stijgen. Als dochter van een dominee zal ze logischerwijs in de protestantse zuil zijn opgegroeid, maar na de oorlog ging ze aan het werk bij Het Parool, een socialistische krant.115 Bovendien werden haar radio- en televisieprogramma’s werden uitgebracht door een socialistische omroep: de VARA.116 Toch kan niet gesteld worden dat Schmidt enkel een schrijver was voor de socialistische zuil. Dit blijkt wel uit de kranten waarin haar werk en Schmidt zelf besproken werden. Er verschenen artikelen en recensies in onder andere De Tijd, Het Parool, De

Telegraaf en Trouw, respectievelijk katholieke, socialistische, liberale en protestantse

kranten.117

Het lijkt erop dat Schmidt in de jaren vijftig perfect in haar tijd paste, hoewel dat op het eerste oog misschien niet zo zou moeten zijn. Naast dat ze zich niet duidelijk aan één zuil verbond, was het ook algemeen bekend dat ze een werkende moeder was. Niet alleen het gezin als hoeksteen van de samenleving was een belangrijk onderdeel van de wederopbouw, ook de rol van de vrouw in het gezin lag nog duidelijk vast. Vrouwen werkten alleen uit noodzaak. Binnen het gezin gold het principe van de kostwinner.118 Zodra een vrouw trouwde, zorgde haar man voor het geld, terwijl zij het huishouden verzorgde. Vanaf de jaren vijftig werd de taak van de huisvrouw zelfs uitgebreid. Zij was niet alleen meer

112 ‘Annie M.G. Schmidt wint t.v.-prijs van Prins Bernhard Fonds’, De Tijd de Maasbode, 9 oktober

1959.

113

Blom, Burgerlijk en beheerst, 231.

114

Wielenga, Nederland in de twintigste eeuw, 194.

115

Linders, Doe nooit wat je moeder zegt, 44.

116

Ibidem, 110.

117 Parlement en Politiek, ‘Verzuiling’,

https://www.parlement.com/id/vh8lnhrpfxub/verzuiling, 30 augustus 2018.

118

(23)

23 verantwoordelijk voor het huishouden, maar ook voor het welzijn van het hele gezin.119 Schmidt en Van Duijn waren weliswaar niet officieel getrouwd, maar er kan worden aangenomen dat ze dit niet openbaar wilden hebben en zich voordeden als getrouwd stel.

In de krantenartikelen uit de jaren vijftig was veel aandacht voor de manier waarop haar werk Schmidts gezinsleven beïnvloedde. Haar zoon Flip werd vaak genoemd en er werd gevraagd naar de manier waarop ze haar werk en haar gezin kon combineren. Dat ze ondanks dit toch gewaardeerd werd als vrouw en schrijver komt wellicht doordat ze in haar werk zo goed laat zien dat ze het Nederlandse gezinsleven door en door kende.

Een mogelijke andere verklaring wordt gegeven door Wielenga. Hij omschrijft een stroming die tijdens de wederopbouw van invloed was op de Nederlandse samenleving: het personalistisch socialisme. Deze term hield in dat enerzijds de ontwikkeling van een sterke gemeenschap belangrijk was, maar anderzijds ook de ontplooiing van het individu. Hiermee verwierp de samenleving de ideeën van het fascisme en communisme, maar ook die van het liberalisme.120 Annie M.G. Schmidt paste mooi binnen dit ideaal. Ze verbond met haar werk de Nederlandse samenleving, maar liet op persoonlijk gebied zien hoe een vrouw in de jaren vijftig zich kon ontplooien.

In de representatie van Schmidt in de jaren vijftig kunnen al twee verschillende soorten beeldvorming ontdekt worden. Op dat moment weerspreken de weergaves elkaar nog niet, maar het zou wel het begin blijken van twee frames die steeds verder uiteenlopen. Enerzijds werd ze neergezet als slimme schrijver, die met humor de Nederlandse samenleving beschreef en daarmee op subtiele wijze inging tegen de gevestigde orde van schrijvers en de Nederlandse maatschappij. Anderzijds werd een beeld geschetst van een verlegen, lieve vrouw, die moeder was en soms iets te veel aandacht aan haar werk besteedde. Terugkomend op de drie aspecten van Jansen – hoeveelheid, waardering en eigendom – kan gesteld worden dat Schmidt relatief vaak in de media is gekomen. Daarbij waren veel van de artikelen interviews, waarin dieper werd ingegaan op haar persoon en haar leven. De beeldvorming rondom Schmidt was overwegend positief. Slechts eenmaal werd er kritiek geuit op haar werk. Over haar als persoon werd altijd positief bericht, ook al werden er op subtiele wijze vraagtekens gezet bij haar moederschap. Ten slotte kwam naar voren dat ze eigendom was van de hele Nederlandse samenleving. Ze leek boven de zuilen uit te stijgen en iedereen kon zich in haar werk herkennen.

119

Hettie Pott-Buter en Kea Tijdens (red.), Vrouwen. Leven en werk in de twintigste eeuw (Amsterdam, 1998) 138.

120

(24)

24

1960-1968: De eerste provo

Waar in de jaren vijftig haar humor en maatschappijkritiek nog subtiel waren en ze binnen de lijnen van de gevestigde orde werkte, kwam in de jaren zestig het beeld op van een schrijver die zich juist afzette hiertegen. Dit kwam naar voren toen ze vertelde over de redenen dat ze gestopt was met haar radio- en televisieprogramma’s:

‘Ze zou van haar opdrachtgever (de VARA) te weinig vrijheid genieten. Ze zou met te veel gevoeligheden rekening moeten houden. [...] Ze verlangde naar een opdrachtgever, die je liet schrijven ,,zonder dat je moet letten op al te benepen mensen.’’’121

Deze kritiek werd niet door iedereen begrepen. In de protestantse krant Trouw verscheen een ingezonden brief waarin de schrijver stelde dat het onvermijdbaar was dat er regels waren voor televisieprogramma’s. Een verdraagzame samenleving vroeg er immers om dat mensen met elkaar rekening houden: ‘Annie M.G. Schmidt schrijft kostelijk teksten. Maar ze is onredelijk wanneer zij een vrijheid opeist, die geen sterveling in dit land geniet.’122

Een nieuw boek van Schmidt kreeg ook kritiek. Het boek Heksen enzo was een verzameling eigentijdse sprookjes. In het televisieprogramma Pak een boek vertelde Schmidt dat een van die sprookjes voor ophef had gezorgd, vanwege het verhaal, waarin god boos is op een engeltje dat stiekem een radio naar de hemel heeft meegenomen. Dat snapte ze, naar eigen zeggen, niet. Ze stelde dat ze het boek voor kinderen had geschreven en zich had ingeleefd in hoe kinderen zich de hemel voorstelden: ‘Het gaat om de kinderen en niet om de grote mensen.’123

Dit sentiment kwam in de jaren zestig vaker naar voren in interviews met Schmidt. Ze liet zich zien als iemand die bewust bezig was met de boodschap die in haar werk naar voren kwam. Ze schreef stukken voor kinderen, niet voor de ouders: ‘Ethische principes en strekkingen horen niet in kinderboeken. Daar ben ik sterk tegen!’124 Het idee dat ze als

kinderboekenschrijver ook een opvoedende rol zou moeten spelen, wees ze sterk af.

In de jaren zestig begon er een aantal dingen te veranderen in de Nederlandse samenleving. De welvaart die in de jaren vijftig was ontstaan, zorgde ervoor dat het soberheidideaal steeds minder gedragen werd. Door de komst van huishoudelijke producten als de wasmachine, koelkast en de hogere lonen kregen Nederlandse gezinnen opeens meer vrije tijd. Bovendien was er een jonge generatie die hoger opgeleid was en het

121 ‘Klacht en waarschuwing’, Trouw, 18-12-1962. 122 ‘Klacht en waarschuwing’, Trouw.

123

Pak een boek, VARA, 10 juli 1965, 00:01:53:01-00:07:56:18, geraadpleegd in het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, 10 augustus 2018, archiefnummer: 5058675.

(25)

25 oorlogstrauma niet met zich meedroeg. Deze generatie stond ook meer open voor buitenlandse invloeden.125 De gesloten burgerlijke samenleving begon open te breken.

Een belangrijk onderdeel van het openbreken van de Nederlandse samenleving was de ontzuiling. Tegelijk met de ontkerkelijking zorgde de ontzuiling ervoor dat de Nederlandse samenleving een stuk opener en vrijer werd.126 De moraal van de tijd veranderde. Waar Nederland eerst trouw aan het gezag was geweest, waren er nu steeds vaker protesten tegen de gevestigde orde.127 Waar Schmidt in de jaren vijftig nog een vreemde eend in de bijt leek, is het duidelijk dat ze in de jaren zestig naadloos binnen de tijdsgeest paste. Dat blijkt onder andere uit de manier waarop ze in de jaren zestig vaker werd neergezet als iemand die inging tegen de norm:

‘Maar ze bestrijdt allerlei zaken, die ze verafschuwt: de fatsoensrakkers en Hoogstaansters, de zigzagwatten-intellectuelen, en alles wat haar stompzinnig, ruggegraadloos, stiekem, gelogen of onzindelijk voorkomt. En ze doet dat met de grandioze overdrijvingen, die haar handelsmerk zijn, haar speciale humor.’128

Ondeugend

De actieve jeugdcultuur zorgde ervoor dat ouders anders tegen de opvoeding van hun kinderen aan gingen kijken. Waar in de jaren vijftig nog veel waarde werd gehecht aan een strenge opvoeding en een duidelijke hiërarchische structuur binnen het gezin, begon in de jaren zestig een vrijere moraal terrein te winnen. Hoewel de oudere generatie bezorgd bleef om de verwildering van de jeugd, zagen ze in dat de tijden veranderd waren. In plaats van een opvoeding met strenge regels en gezag, gingen ouders nu steeds vaker de discussie aan met hun kinderen. Een belangrijke factor was het ontstaan van de pedagogische gedachte dat een vrije en zelfstandige jeugd een betere voorbereiding was op het volwassen leven.129

Al in de jaren vijftig had Schmidt wekelijks in Het Parool de verhalen van Jip en

Janneke geschreven. In de jaren zestig werden deze verhalen in meerdere boeken

gebundeld en uitgegeven.130 De tien jaar oude verhalen pasten nu precies in de tijdsgeest. Ook de verhalen van het ondeugende meisje Ibbeltje waren in deze periode razend populair. Het werk dat Schmidt in de jaren vijftig had geschreven werd herontdekt en Schmidt werd opeens gezien als ‘de eerste Provo’.131

125

Blom, Burgerlijk en beheerst, 241.

126

Ibidem, 242.

127

Wielenga, Nederland in de twintigste eeuw, 243.

128 Freesser, ‘Werk beïnvloedt generaties’. 129

Wielenga, Nederland in de twintigste eeuw, 207.

130

Linders, Doe nooit wat je moeder zegt, 388.

131

(26)

26 In het begin van de jaren zestig kwam de nadruk in representatie te liggen op de rebelse kant van Schmidt. Haar moederschap en vrouw-zijn leken minder belangrijk te zijn. De berichtgeving rondom Schmidt bleef positief, haar scherpzinnigheid werd duidelijk gewaardeerd door de media. Wel veranderde er iets in het aspect eigendom: Schmidt werd een schrijver van de jonge Nederlanders die zich afzetten tegen de gevestigde orde.

1968-1980: Oud en out

De jaren zeventig hebben in de geschiedschrijving een slecht imago, stelt historicus Duco Hellema.132 Het zou, vergeleken met de optimistische jaren zestig, vooral een tijd geweest zijn van stagnatie en crisis. Waar in de jaren zestig nog op ludieke wijze was gestreden voor vooruitstrevende idealen, werden de jaren zeventig juist een conservatieve periode in de Nederlandse geschiedenis.133 Dit is onterecht volgens Hellema. Hij stelt dat bewegingen die geassocieerd worden met de jaren zestig, vaak juist in de jaren zeventig tot een hoogtepunt kwamen, of pas toen ontstonden. Hij noemt bijvoorbeeld de feministische actiegroep Dolle Mina, die in 1970 opgericht werd, en de studentenprotesten die pas in het begin van de jaren zeventig écht aanzwollen. Juist de jaren zeventig waren een tijd van protest en activisme.134

De nieuwe tijdsgeest is goed terug te vinden in de beeldvorming rondom Schmidt. In het Algemeen Handelsblad werd ze in 1968 neergezet als iemand die niet “slechts” een huisvrouw was. De auteur omschrijft Schmidt als een ‘gecompliceerde, kritische vrouw, gedistingeerd en goed verzorgd, met een geweldige interesse voor alles wat er in de wereld gebeurt.’135

Ze werd gevraagd naar haar mening over politiek, emancipatie en maatschappelijke kwesties.136 Het eind van de jaren zestig begon er dan ook iets te veranderen in de manier waarop Schmidt werd neergezet in de media. Schmidt was ondertussen al een gevierd schrijver met vele successen op haar naam. Terwijl jongeren in Nederland stevig in opstand kwamen tegen de gevestigde orde, bleek dat Schmidt daar ondertussen bij was gaan horen, stelt Hans Goedkoop in een aflevering van Andere Tijden: ‘Annie, met haar lichtheid en liedjes is passé.’137

132

Duco Hellema, Nederland en de jaren zeventig (Amsterdam, 2012) 16.

133

Hellema, Nederland en de jaren zeventig,16.

134

Wielenga, Nederland in de twintigste eeuw, 236.

135 ‘Annie M.G. Schmidt: ,,Clichés vullen met persoonlijkheid’’’, Algemeen Handelsblad, 15 november

1968.

136 H.W. de Witte, ‘Annie M. Schmidt was een literair ,,lelijk eendje’’, Amigoe di Curacao, 30 maart

1965.

137 Andere Tijden, ‘Annie oud en out’, NTR, 28 januari 2010, geraadpleegd via:

https://www.vpro.nl/speel~POMS_VPRO_215372~annie-oud-en-out-andere-tijden~.html, 6 september 2018.

(27)

27

Jip en Janneke zijn dood, dood, dood!

Het begin van de jaren zestig was op het gebied van feministische acties een relatief rustige periode. Het grootste deel van de jaren zestig bleven de traditionele man-vrouwverhoudingen in stand. Vrouwen werden voornamelijk bevestigd in hun traditionele rollen. Tijdschriften als Margriet en Libelle droegen dit ideaal uit en waren razend populair.138 Pas in de tweede helft van de jaren zestig begonnen er andere ideeën aan terrein te winnen. In 1966 verscheen een enquête waarin huisvrouwen grotendeels aangaven niet gelukkig te zijn met hun taken en zich vaak te vervelen. Hierop schreef schrijver Joke Kool-Smit in 1967 het artikel Het onbehagen bij de vrouw. Dit artikel sloeg niet zo zeer aan bij de Nederlandse huisvrouwen, maar bij jonge hoogopgeleide en ongehuwde vrouwen. Dit wordt vaak gezien als het begin van de tweede feministische golf.139

In 1968 en 1970 werden respectievelijk Man Vrouw Maatschappij (MVM) en actiegroep Dolle Mina opgericht. Deze actiegroepen streden voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen, tegen de traditionele rolverdeling en vóór zelfstandigheid van vrouwen. Dit deden ze door middel van ludieke acties, maar in de loop van de jaren zeventig vloeiden er uit deze groepen ook verschillende instanties voort die zich actief inzetten voor deze zaken. Zo waren er de zogenoemde blijf-van-mijn-lijfhuizen en de ombudsvrouw. Het gedachtegoed van MVM en Dolle Mina verspreidde zich snel door de maatschappij. Op de universiteiten werd ‘vrouwenstudies’ een nieuw vak. De jonge generatie werd zich zo erg bewust van de vrouwenemancipatie.140

In 1972 publiceerde het linkse tijdschrift Vrij Nederland een open brief van schrijver Jetta van Leeuwen. Zij richtte zich direct tot Schmidt en stelde dat Jip en Janneke al twee generaties kinderen ‘vergiftigd’ hadden.141 De verhalen zouden niet alleen rolbevestigend zijn, maar ook een verkeerd beeld geven van het leven van kinderen. Schmidt zou belangrijke onderwerpen onbesproken laten. Kinderen werden volgens Van Leeuwen steeds meer geconfronteerd met zaken als scheidingen, homoseksualiteit en seks. Door daar in kinderboeken meer aandacht aan te besteden, zouden ze daar beter op voorbereid zijn.142 Van Leeuwen riep Schmidt op om haar verantwoordelijkheid te nemen: ‘Nu, want nu geloven ze je nog en jij moet heel hard roepen: Jip en Janneke zijn dood, dood, dood! Dan zou alles veel eenvoudiger worden.’143

138

Pott-Buter en Tijdens, Vrouwen. Leven en werk in de twintigste eeuw, 139.

139

Ibidem, 141.

140 Marjet Denijs, ‘Dolle Mina’ (9 november 2015) geraadpleegd op:

https://atria.nl/nieuws-publicaties/feminisme/feminisme-20e-eeuw/dolle-mina-actiegroep/ (6 september 2018).

141 Jetta van Leeuwen, ‘Als Jip en Janneke groot zijn dan wonen ze in Peyton Place’, Vrij Nederland,

15 januari 1972.

142 Van Leeuwen, ‘Als Jip en Janneke groot zijn dan wonen ze in Peyton Place’. 143

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Von Eije en Megginson (2008) vinden ook dat de inkoop van eigen aandelen tegenwoordig meer gevoelig is voor de veranderingen in de winst, maar zij vinden geen eenduidige

Toen ging het dwergje Archibald voor de tralies staan en zei: Luister eens, meisje, zeg maar tegen je pa, dat ik jullie allemaal in kikvorsen zal veranderen, als je me hier

Wel, zeiden toen de dames Groen, en nu nog even drogen, kijk nu eens in de spiegel, juffrouw schaap Veronica.. Ach, zei het schaap Veronica, wat ben ik hagelwit, dag dames Groen,

nou ja goed, het ding is nooit afgekomen, maar nu zijn ze toch al weer zoveel verder en bovendien: mijn huis behoeft geen toren van Babel te worden, liever zelfs niet.. Zo maar

In veel internationale verdragsteksten en wetsteksten ter bestrijding van racisme worden het aanzetten tot haat (en vaak wordt xenofobie eraan toegevoegd) en het aanzetten tot

De bewoners die wij vroegen om hun medewerking aan dit onderzoek kwamen wij tegen in de algemene ruimtes of werden ons aangeraden door het personeel omdat zij zich goed

The first part focuses on the results of the prominence of public values in private organisations by the formulation of an overview of mentioned values in the annual reports,

[r]