• No results found

“I felt the need to show them both sides of the story” - Over de samenwerking tussen lokale mediaprofessionals en internationale correspondenten in postkoloniale context

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“I felt the need to show them both sides of the story” - Over de samenwerking tussen lokale mediaprofessionals en internationale correspondenten in postkoloniale context"

Copied!
73
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“I felt the need to show them both sides of the story”

Over de samenwerking tussen lokale mediaprofessionals en internationale correspondenten in

postkoloniale context

Tekening door Mazen Karbaj. Er staat: ‘Beiroet huilt nooit’.

Nina Rijnierse | 10646256 MA Journalistiek en Media Universiteit van Amsterdam

Begeleider: dr. E. Huiberts Tweede lezer: prof. Dr. M. J. P. Deuze

Aantal woorden (incl. citaten): 22.833

(2)

1 “[…] So… I think we are like the main key to their stories also. And we are the main key to their story orientation, how will it go, what do you want to reflect to the people outside of Lebanon. So that’s what I think about all the time.”

(3)

2

Voorwoord

De dag waarop ik aankwam in Beiroet stonden de straten onder water. Het had dan ook hard geregend, maar de overstromingen waren vooral het gevolg van jarenlange corruptie,

waardoor het irrigatiesysteem nooit goed onderhouden was. Voor de protestbeweging die sinds 17 oktober 2019 in Libanon om hervormingen vroeg, waren de regenbuien misschien de druppel die de emmer deed overlopen. Want de sfeer tijdens de protesten op het Martyrs’ Square, het centrale plein, was lang gemoedelijk geweest. Dat sloeg om. ’s Nachts hoorde ik in mijn hostel, nog geen kilometer van het plein, vaak de knallen van het traangas en

geschreeuw van mensen op de snelweg vlakbij. Wanneer ik wakker werd, was door inflatie de prijs van mijn hostelkamer weer iets omhooggegaan.

Het leven gaat – hoe cliché – natuurlijk gewoon door. Ik at overheerlijk Armeens eten. Liep door mooie buurten. Maakte hostelvrienden. Zat in ontelbare taxi’s en een kabelbaan. Ging naar een tentoonstelling met revolutiekunst. Keek uit over de Middellandse zee. Bezocht een universiteit en een journalistenborrel. Verwonderde me over heel veel dingen. En niet te vergeten: voerde mijn onderzoek uit.

Het duurde even, maar een pandemie en een aantal onzekere momenten later is mijn scriptie eindelijk af. Bij deze wil ik graag mijn dank uitspreken aan de volgende mensen: allereerst aan mijn begeleider Eline Huiberts, die me kalm en vol vertrouwen bleef ondersteunen en eindeloos veel geduld heeft gehad. Aan alle geïnterviewden, voor hun openheid, behulpzaamheid en tijd. Aan Jad Melki (Lebanese American University), voor zijn inleiding in het journalistieke veld van Beiroet en Lindsay Palmer (University of Wisconsin-Madison), die haar contacten ter beschikking stelde toen ik haar een mailtje stuurde. Aan Het Amsterdams Universiteitsfonds, die zo gul waren mij te ondersteunen met een beurs waardoor dit onderzoek kon worden uitgevoerd. En ten slotte aan mijn vrienden, ouders en broertje voor hun steun, liefde en vertrouwen. Bedankt!

(4)

3

Inhoudsopgave

1. Inleiding 5

2. Terminologie 8

3. Context 9

3.1. Journalistiek bedrijven in Libanon 9

3.2. Ontwikkelingen in de buitenlandjournalistiek 10

4. Theoretisch kader 12

4.1. Het journalistieke productieproces in internationale context 12

4.2. Van manusje-van-alles tot cruciaal onderdeel 13

4.3. Niet zonder agency 14

4.4. Een uitwisseling van kapitaal 15

4.5. Definities en concepten 16

4.6. Samenvatting theoretisch kader 21

5. Methodologisch kader 22 5.1. Dataverzameling 22 5.1.1. Bepalen onderzoeksgroep 22 5.1.2. Benaderen onderzoeksgroep 23 5.1.3. Ethische overwegingen 24 5.2. Meet- en analysemethode 24 5.2.1. Semigestructureerde interviews 25 5.2.2. Vignette 26 5.2.3. Coderen 27

6. Onderzoeksverslag & -analyse 28

6.1. Vignette: “I am a cross-between” 28

6.2. Wanneer gaan fixers/ producers en correspondenten een

samenwerking met elkaar aan? 30

6.3. Hoe werkt de uitwisseling van kapitaal tussen fixer/ producer

en correspondent tijdens het productieproces? 32

6.3.1. Sociaal kapitaal: “No, YOU go drink coffee with them” 33

6.3.2. Cultureel kapitaal: “I felt need to show them both sides of the story” 36

6.3.3. Botsingen: “Een onvolmaakte zoektocht naar de waarheid” 41

6.4. Wat betekent de uitwisseling van kapitaal voor de positie

van fixers/ producers in het journalistieke veld? 46

(5)

4

6.4.2. Geobjectiveerd kapitaal: “I would be in danger, right?” 49

6.4.3. Economisch kapitaal: “De inflatie van fixers” 53

6.4.4. Opwaartse mobiliteit: “Just because he or she is from out of the system” 55

7. Conclusie 58

7.1. Samenvatting & theoretische reflectie 58

7.2. Implicaties voor het beroepsveld 62

7.3. Reflectie op onderzoeksmethode & rol als onderzoeker 62

7.4. Suggesties voor verder onderzoek 63

8. Bibliografie 65

8.1. Academisch 65

8.2. Overig 68

9. Bijlagen 70

9.1. Topiclijst correspondent 70

9.2. Topiclijst lokale mediaprofessional 71

(6)

5

1. Inleiding

“Nu ik hier toch sta, wil ik ook even mijn drie fixers bedanken, die me daar doorheen hebben geloodst. Ik kan ze hier niet bij naam noemen, maar dankzij hen is deze reis mogelijk

geworden. Zij zijn de echte helden, want zij blijven daar achter. Zij lopen veel meer gevaar dan ik.”

- Ana van Es, De Volkskrant, bij ontvangst van de journalistieke prijs De Tegel, april 2019.

Wanneer Midden-Oosten-correspondent Ana van Es (De Volkskrant) in het voorjaar van 2019 de prestigieuze journalistieke prijs De Tegel wint voor haar verslaggeving in Jemen, is ze bescheiden. De echte eer kent ze toe aan haar fixers, met wie ze samenwerkte bij het maken van haar verhalen. Met haar opmerking kantelt Van Es het dominante beeld van de

heldhaftige journaliste die in haar eentje langs de frontlinies trekt.

Fixers hebben “geen strak omlijnde taakomschrijving” (Dupuy, 2019). In ieder geval ondersteunen ze buitenlandse journalisten. Hun functie kan uiteenlopen van een vertalende chauffeur tot producer die zelf onderwerpen selecteert. Eigenlijk kunnen ze voor alles

gevraagd worden door de opdrachtgever, behalve het zelf publiceren van verhalen of video’s (Palmer, 2019, p. 3). Fixers kunnen een belangrijke rol spelen in het bedenken van een verhaal, waarbij ze zelf ook ideeën aandragen (p. 31). Verder kunnen ze ingezet worden voor het uitdenken van de logistiek, hun netwerk, als tolken en houden ze de veiligheid van de journalist in de gaten (p. 31, 32). Fixers zouden steeds vaker “de verantwoordelijkheden en plichten van journalisten op zich nemen”, doordat “veiligheidsomstandigheden en

verdienmodellen in de journalistiek zijn veranderd” (Plaut & Klein, 2019, p. 1698). Het concept ‘ooggetuige’ - dat van oudsher bij de journalist zelf ligt - is daarmee aan verandering onderhevig (Zelizer, 2007, p. 423).

Er zijn steeds meer internationale journalistieke samenwerkingsverbanden, zoals de Panama Papers en Football Leaks. Hierbij lijkt geen sprake lijkt te zijn van hiërarchie, en werken mensen “op ooghoogte” met elkaar samen (Plaut & Klein, 2017). Deze ontwikkeling lijkt echter niet altijd doorgevoerd binnen de journalistieke praktijk van

buitenlandcorrespondenten en hun lokale collega’s, waar al veel langer internationaal nieuws wordt verslagen. Uit het werk van Plaut & Klein (2019, p. 1710) blijkt dat tussen journalisten en fixers een dynamiek kan bestaan die beiden als problematisch kunnen ervaren,

(7)

6 blijkt dat fixers een groter gevaar lopen tijdens hun werk dan internationale journalisten. Volgens Sambrook (2010, p. 50) zouden ze “kwetsbaarder zijn voor politieke druk of

intimidatie”. Uit een rapport van Unesco over vrijheid van meningsuiting en de ontwikkeling van media blijkt dat maar liefst 92% van de 530 journalisten die tussen 2012 en 2016 om het leven kwam lokale journalisten waren, tegenover 8% buitenlandse journalisten (2018, p. 142).

Deze gegevens motiveerden mij om meer context-specifiek onderzoek te doen naar de praktijk van fixers en correspondenten bij productieprocessen in en vanuit Beiroet, Libanon. Beiroet is al decennia een belangrijk knooppunt in de internationale verslaggeving vanuit het Midden-Oosten. Correspondenten die permanent in Libanon gevestigd zijn vooral in landen als Syrië en Irak met fixers, zo komt uit dit onderzoek naar voren. Tegelijkertijd zijn er wel producers en fixers in Beiroet werkzaam. Zij werken vaak met mediateams of journalisten die op afstand een productie maken, of spelen een rol bij toegang tot specifieke connecties

(Palmer 2019, p. 90). Ook hebben ze vaak meerdere banen naast elkaar. Dat maakt de scope van deze scriptie breed. Maar uiteindelijk zorgde dit ervoor dat ik dieper kon ingaan op de positie van fixers/producers, en kon begrijpen wanneer correspondenten de lokale assistentie wél nodig hebben.

Recentelijk verschijnt steeds meer onderzoek dat uitvoerig op het werk van fixers ingaat, zoals dat van Paterson, Hoxha & Andresen (2012), Murrell (2015, 2019), Plaut & Klein (2017, 2019) en Palmer (2019). Mijn scriptie bouwt vooral op drie bevindingen voort. Ten eerste ga ik ervanuit dat fixers niet alleen logistiek, maar ook inhoudelijk kunnen

bijdragen tijdens het productieproces, en dat er tijdens dit proces een uitwisseling van sociaal, economisch en cultureel kapitaal tussen journalisten en fixers plaatsvindt (Murrell, 2015, p. 46). In navolging van Murrrell maak ik ook gebruik van Bourdieu’s theoretische concepten om dit te onderzoeken.

Ten tweede ga ik in mijn onderzoek uit van het werk van Plaut & Klein (2019), waaruit blijkt dat journalisten en fixers van mening kunnen verschillen over de mate waarin zijn invloed hebben op het nieuwsverhaal (p. 1708). De visie op het productieproces die een fixer heeft, kan dus anders zijn dan die van de journalist. Daarom heb ik er in navolging van deze onderzoekers voor gekozen beide groepen aan het woord te laten.

Ten slotte maak ik gebruik van het werk van Palmer (2019). In haar boek The Fixers besteedt zij aandacht aan de verschillende, uiteenlopende contexten waarin het werk van fixers en producers plaats kan vinden, en wat voor een uiteenlopende figuren fixers zelf kunnen zijn. Daarmee laat ze zien dat fixers een “liminele positie” innemen binnen de mediapraktijk (p. 6). Op basis van deze inzichten is de volgende hoofdvraag geformuleerd:

(8)

7 Hoe werken fixers/ lokale producers en correspondenten met elkaar samen in het

journalistieke veld waarvan Beiroet, Libanon het centrum is? Deze vraag is opgedeeld in de volgende deelvragen:

1. Wanneer gaan fixers/producers en correspondenten een samenwerking met elkaar aan? 2. Hoe werkt de uitwisseling van kapitaal tussen fixer/producer en correspondent tijdens

het productieproces?

3. Wat betekent de uitwisseling van kapitaal voor de positie van fixers/producers in het journalistieke veld?

De beantwoording van deze vragen is gebeurd op basis van etnografisch veldwerk, waarin participeren, observeren en converseren centraal staan (Koetsenruiter & Van Hout, 2018, p. 98). Als onderdeel daarvan zijn semigestructureerde interviews uitgevoerd met 5 (voormalige) fixers/ producers en 5 correspondenten. Ook is een journalistiek evenement bijgewoond. Een deel van de data is gepresenteerd in een vignette. De dataverzameling is door middel van open en axiaal coderen geanalyseerd.

Eerder onderzoek is vooral uitgevoerd in bredere globale context. Wanneer wel op het Midden-Oosten wordt ingezoomd, is dat vaak met een focus op conflictzones als Irak

(Murrell, 2015) en Syrië (Vandevoordt, 2017), terwijl er ook veel fixers en producers in Beiroet actief zijn. Palmer (2018) gaat in haar werk wel in op de perspectieven van fixers in Beiroet, maar focust daarbij vooral culturele verschillen tijdens de samenwerking. Er is, uitgezonderd het werk van Murrell (2015, 2019) en Plaut & Klein (2019) relatief gezien nog weinig onderzoek dat ruimte biedt aan zowel perspectieven van lokale en internationale mediaprofessionals in het Midden-Oosten, en tegelijkertijd kritisch kijkt naar de verhoudingen tijdens productieproces. Een onderzoek vanuit Beiroet, waarin zowel lokale als internationale (o.a. Libanese, Nederlandse en Amerikaanse) mediaprofessionals aan het woord komen, is dus nog niet eerder uitgevoerd.

De scriptie is als volgt opgebouwd: voorafgaand wordt in hoofdstuk 2 en 3 kort de terminologie en de relevante context in Libanon besproken, omdat veel uitspraken van geïnterviewde correspondenten over deze regio gaan. Daarna worden in hoofdstuk 4 de ontwikkelingen beschreven in het medialandschap die belangrijk zijn om dit onderzoek te plaatsen. Hier wordt ook het theoretisch kader uiteengezet, de concepten gedefinieerd en het onderzoek gepositioneerd. In het methodologisch kader, hoofdstuk 5, ga ik in op de manier waarop data verzameld en geanalyseerd is. In hoofdstuk 6 worden alle bevindingen aan de hand van de deelvragen besproken. Vervolgens wordt in de conclusie (hoofdstuk 7)

(9)

8 gereflecteerd op de manier waarop het onderzoek is uitgevoerd en worden suggesties gedaan voor vervolgonderzoek.

2. Terminologie

Eerst moet ik kort ingaan op de termen die ik hanteer voor verschillende soorten

mediaprofessionals. Deze scriptie gaat over fixers, (lokale) producers en correspondenten/ journalisten. Maar soms komen ook de termen ‘minder’ en ‘stringer’ voor. Dat komt omdat het werk elkaar soms overlapt of, zoals Palmer (2019, p. 3) beschrijft, dezelfde persoon “de rol van ‘journalist’, ‘stringer’, of ‘fixer’ vervult”.

Minders kunnen gezien worden als “lokale journalistieke werknemers die opereren in meer beperkte omgevingen” (Seo, 2019, p. 1748); veelal “autoritaire en dictatoriale regimes” waar buitenlandse journalisten niet zelf kunnen kiezen met wie ze samenwerken, maar een lokale begeleider meekrijgen die door de staat is aangesteld (ibid.). Voor deze scriptie is het belangrijk te weten dat in Syrisch regimegebied bijna altijd een medewerker van het

Ministerie van Informatie meereist, “[…] die als een fixer werkt om de veiligheid van de verslaggever te bewaken en toegang tot verschillende plekken ‘mogelijk maakt’”

(Vandevoordt, 2017, p. 611).

Stringers die verbonden zijn aan een bureau benaderen een redactie met pitches, maar andersom het kan bureau hen ook benaderen voor “verhalen, informatie of quotes” (Bunce, 2019, p. 895). In de literatuur worden deze termen vaak nog in één adem met de term ‘fixer’ gebruikt. Maar zoals Palmer (p. 3) beschrijft is er een aspect dat stringers en fixers duidelijk van elkaar onderscheidt: fixers dragen vaak niet bij aan het schrijven en zijn ze niet fysiek in beeld, terwijl stringers dat wel kunnen doen. Iemand die zich een fixer noemt kan zich dus bezighouden met veel verschillende soorten taken, maar het eindpunt – de edit of het

schrijven – hoort daar niet bij. In lijn met Palmer (p. 3), die vindt dat fixers daarom een eigen onderzoeksfocus verdienen, houd ik me in dit onderzoek dus niet bezig met stringers. Soms echter zal deze term wel voorbijkomen in productieverhalen.

Wanneer ik het heb over de gehele groep aan fixers, stringers, minders, verslaggevers en correspondenten noem ik deze (lokale/ internationale) mediaprofessionals. In het

methodologische hoofdstuk zal ik verder ingaan op de term ‘fixer’ en wat dit betekent voor de selectie van geïnterviewden.

(10)

9

3. Context

In deze scriptie ligt de focus vooral op producties in en vanuit Libanon. Om de resultaten te kunnen plaatsen, ga ik hieronder kort in op een aantal relevante aspecten bij het bedrijven van journalistiek in dit land. Vervolgens komen de meest relevante ontwikkelingen in de

buitenlandjournalistiek aan bod.

3.1. Journalistiek bedrijven in Libanon

De afgelopen decennia is Libanon een “verzamelplek voor oorlogen en confrontaties tussen Palestijnse militanten, U.S. Marines, Hezbollah, Israël, en, bij volmacht, Iran en Syrië

geworden”, schrijft mediawetenschapper Justin Martin in vaktijdschrift Columbia Journalism Review (2011). Tegelijkertijd is het vanwege de strategische locatie en relatieve vrijheid van meningsuiting altijd een geliefde plek geweest voor buitenlandse journalisten die verslag doen van de regio.

Voor correspondenten in Beiroet is de Foreign Press Club een relevant punt. Dit is een “informele groep die openstaat voor iedereen die als journalist in Libanon werkt. De groep spreekt eens in de zoveel tijd met elkaar af en heeft een jaarlijkse kerstborrel. De groep heeft ook een Google group, die journalisten door email en posts met elkaar verbindt”

(Storyhunter, 2015). Voorzitter van de groep is lokale producer Leena Saidi. In dit onderzoek wordt aandacht besteed aan Saidi en de groep. Daarvoor is gesproken met Saidi en veldwerk uitgevoerd op de jaarlijkse kerstborrel.

Libanon is een land met veel politieke en religieuze breuklijnen die door conflicten versterkt worden. De politieke elite van Libanon dankt haar machtspositie aan een “uniek politiek systeem waarin elke sektarisch-religieuze groep afhankelijk is van haar leiders om basale burgerrechten te kunnen genieten,” schrijft Nora Stel van het Centre for Conflict Studies in een opiniestuk voor De Volkskrant (2019). Dat systeem wordt in de Libanese landelijke pers gereflecteerd: kranten en tv-stations worden vaak gezien binnen één van de religieuze en politieke groepen (Trombetta, 2018, pag. nummer ontbreekt). Hoewel dit onderzoek niet over lokale media in Libanon gaat, is dit wel het veld waar lokale

mediaprofessionals die voor dit onderzoek gesproken zijn zich soms ook in kunnen bevinden of tot moeten verhouden.

In het kader van dit onderzoek ga ik kort in op journalistieke toegankelijkheid van Hezbollah. De politieke partij speelt sinds de Libanese burgeroorlog (1975 – 1990) een belangrijke rol in Libanon onder leiding van Hassan Nasrallah. De sjiitische

(11)

10 op Hezbollah voor bescherming, banen, sociale diensten en, voor velen, een gevoel van

gedeelde struggle tegen Israël en andere vijanden” (Yee & Saad, 2020). Hezbollah wordt gesteund door Iran en vecht mee aan de zijde van president Bashar al-Assad in Syrië. De militaire tak van de partij wordt door de Verenigde Staten en de Europese Unie beschouwd als terroristische organisatie (Koelé, 2013).

Storyhunter.com (2015), een online marktplaats voor freelancers, stelt dat het “zeker niet veilig is om te filmen in gebieden die gecontroleerd worden door Hezbollah en gebieden waar zich veel militairen bevinden”. Buitenlandse journalisten die toegang willen tot

Hezbollah, kunnen niet zomaar iemand bellen en een interview regelen (Palmer, 2019, p. 92). Ze zullen dat moeten proberen via fixers die er contacten hebben (ibid.) De toegang tot Hezbollah is in gesprekken met lokale fixers in dit onderzoek dan ook een onderwerp.

Het voert te ver om hier ook uitgebreid in te gaan op de context van landen als Syrië en Irak, omdat dit onderzoek vanuit Beiroet is uitgevoerd en het geen vergelijkend onderzoek tussen de verschillende landen betreft. Om uitspraken van geïnterviewden over Syrië te kunnen plaatsen, is het wel het goed om hier te benoemen dat voor Syrië geldt dat verslaggevers moeten kiezen of zij verslag doen vanuit het regimegebied, waar ze een

officieel visa moeten hebben, of vanuit oppositiegebied, waar ze zich moeten “embedden met specifieke rebellengroepen” (Vandevoordt, 2017, p. 611).

3.2. Ontwikkelingen in de buitenlandjournalistiek

Economische ontwikkelingen, digitalisering en globalisering hebben sinds de jaren ’80 een “snelle en verregaande verandering in het hart van de journalistiek en in het bijzonder de internationale verslaggeving” teweeggebracht (Sambrook, 2010, p. 6). Om dit onderzoek te kunnen plaatsen, is het belangrijk deze ontwikkelingen kort te bespreken.

Ten eerste de economische ontwikkelingen: buitenlandverslaggeving is een van de meest dure vormen van journalistiek (Hamilton, 2010, p. 4). De afgelopen jaren moesten mediacorporaties hun aandeelhouders tevreden zien te houden, terwijl ze tegelijkertijd ook werden geteisterd door een economische recessie en dalende advertentie-inkomsten

(Sambrook, 2010, p. 9). Daardoor moeten mediabedrijven steeds meer op zoek naar “creatieve manieren om hun kosten te verminderen” (Hamilton, 2010, p. 5). Oplossingen hiervoor zijn onder andere de inzet van “inheemse correspondenten” en het feit dat correspondenten zelf ook meer ondernemers worden. Duidelijk is in ieder geval dat

buitenlandverslaggeving niet meer voldoet aan een “elitemodel zoals dat in de vorige eeuw het geval was” (ibid.).

(12)

11 Daarnaast digitalisering. De komst van het internet heeft “fundamenteel veranderd hoe mensen nieuws produceren, verspreiden en ontvangen”; legacy media zijn “niet de

belangrijkste nieuwsaanbieders meer en veel online media produceren en/ of verzamelen nieuws” (Slavtcheva-Petkova, 2019, p. 139). De waarde van nieuws is komen te liggen bij het zo snel mogelijk brengen van “breaking news, aangevuld met commentaar en analyse voor een specialistisch of niche publiek” (Sambrook, 2010, p. 8). Dat zorgt voor meer druk op buitenlandverslaggevers en maakt diepgaand journalistiek onderzoek moeilijker (Slavtcheva-Petkova, 2019, p. 134). Deze veranderingen zorgen ervoor dat lokale hulp van een fixer belangrijker is geworden, stelt Catherine Monnet, oud-correspondent voor de Franse radio en directeur van Reporters Without Borders in NRC (Dupuy, 2019): “Tot de jaren negentig was er wellicht meer tijd. Nu word je geacht vrijwel direct je eerste verslag te leveren. Er staat veel meer druk op, in de 24-uursmedia. Lokale hulp is dan bijna onmisbaar.”

Digitalisering heeft het tegelijkertijd mogelijk gemaakt dat er steeds meer

mogelijkheden zijn voor journalisten om in contact te komen met lokale hulp (Brooten & Verbruggen, 2017, Palmer, 2015, 2019). Voorbeelden hiervan zijn websites als

Worldfixer.com en Facebookgroepen als “I Need a Fixer!!” en “The Vulture Club”, waarin samenwerkingen tot stand komen (Palmer, 2018, Plaut & Klein, 2019, Murrell, 2019). Tegelijk is het zo dat sommige fixers hun informatie “liever niet publiek maken, en in plaats daarvan opereren via mond-tot-mondreclame” (Palmer, 2018, p. 320).

Tenslotte globalisering. Dat de wereld steeds meer verbonden is, heeft ertoe geleid dat er op een andere manier verslag wordt gedaan, waarbij het begrip “foreign” in foreign news complexer is geworden, stelt Sambrook (2010, p. 2). De vraagt rijst of een witte mannelijke verslaggever uit de middenklasse “de meest adequate culturele brug is tussen het land waarover verslag wordt gedaan en het publiek thuis” (p. 47).

Bovenstaande ontwikkelingen hebben er ook voor gezorgd dat vaker

parachuutjournalisten worden ingezet, die een land binnengaan, verslag doen en daarna weer vertrekken. Hun gehaaste bezoek maakte het moeilijker aan “verdiepende verslaggeving te doen, te interpreteren en uitleg te geven” (Hannerz, 2004, p. 134). Daarom moeten ze leunen op wat hij “gekregen wijsheid” noemt (ibid.). Tegelijkertijd zijn er ook steeds meer

freelancers die zonder verzekering of veiligheidstraining werken (Palmer, 2015, p. 225). Voor dit onderzoek is voornamelijk met correspondenten gesproken die Beiroet wel als vaste standplaats hebben en in vaste dienst werken, maar de resultaten van deze scriptie moeten tegen deze achtergrond worden gezien.

(13)

12

4. Theoretisch kader

In dit theoretisch kader bespreek ik eerst de manier waarop het internationale journalistieke productieproces bestudeerd kan worden. Ik beschrijf daarna vanuit welke perspectieven naar de samenwerking tussen lokale en internationale mediaprofessionals gekeken kan worden en positioneer mijn onderzoek hierbinnen.

4.1. Het journalistieke productieproces in internationale context

De afgelopen decennia is er binnen journalism studies een uitgebreid veld ontstaan dat zich interesseert voor de alledaagse productie van media. Dat onderzoek moet zich vandaag de dag bezighouden met “een veld dat getransformeerd is door digitale technologie, alsook de snelle toename en fragmentatie van creatieve productierollen” (Deuze, 2007, geciteerd in Paterson, Lee, Saha & Zoellner, 2016, p. 5). Daarnaast speelt dat het productieproces bestudeerd moet worden in een wereld die steeds meer “met elkaar verbonden, van elkaar afhankelijk en ongelijker is”, zo stelt Cottle in zijn bespreking van de manier waarop journalistiek in geglobaliseerde context bestudeerd kan worden (2008, p. 341).

Van oudsher is die studie naar globale communicatiestromen Westers gecentreerd (Wasserman & De Beer, 2008, p. 428). Er is veel werk verschenen over de Westerse dominantie van de mediasfeer (o.a. Thussu, 2003), alsook over het ontstaan van een meer homogene publieke sfeer, dat voortbouwt op McLuhan’s begrip van een global village (1964) (Cottle, 2008, p. 342, 344). Maar inmiddels is er ook een nieuw paradigma ontstaan, met een “complexer, bonter en regionalistisch perspectief” (p. 344). Een voorbeeld hiervan is het werk van Sonwalkar (2001, 2004), dat stelt dat de manier waarop media werkt in post-koloniale samenlevingen niet slechts gezien kan worden door “een prisma van West to the rest” (p. 346). Ook volgens Wasserman en de Beer (2008) moeten onderzoekers die journalistiek in een geglobaliseerde context op een vruchtbare manier wil bestuderen, kritisch kijken naar de “aannames en theoretische grondslagen waarop ze voortbouwen” (p. 436).

Het is binnen dit paradigma dat geconstateerd kan worden dat, zoals Bishara (2006, p. 22) stelt, elk soort internationaal nieuws een “cross-cultureel product is, dat voortkomt uit het werk van mensen met verschillende professionele en etnische of nationale achtergronden”, en dat een steeds groter gedeelte van het journalistieke productieproces elders plaatsvindt dan binnen de traditionele eenheid van een redactie (Deuze & Witschge, 2018, p. 170). Dat nieuws maken steeds meer een “genetwerkt karakter” heeft, komt in internationale

verslaggeving naar voren in het vaak “translokale productieproces, waarbij media-industrieën verschillende elementen van het productieproces gezamenlijk bekostigen, in andere landen

(14)

13 laten plaatsvinden, subcontracteren en uitbesteden, om zo kosten te besparen en risico’s te spreiden” (ibid.).

Om dit translokale productieproces vast te leggen, is het volgens Deuze & Witschge nodig dat wetenschappers kritisch kijken naar de ‘organisatie’ als operationeel framework. In plaats van het bestuderen van de organisatie als een “coherente economische eenheid”, is de focus in onderzoek naar nieuwsorganisaties daarom verschoven naar “organisatorische praktijken die opgebouwd zijn rondom projecten”, waarbij sprake is van “steeds

verschuivende samenwerkingen (of teams) van mensen binnen en buiten het bedrijf” (naar Grabher, 2002, in Deuze & Witschge, 2018, p. 173). In deze scriptie wordt het

productieproces vanuit dit framework bekeken.

4.2. Van manusje-van-alles tot cruciaal onderdeel

Lange tijd zijn lokale mediaprofessionals door wetenschappers genegeerd. Antropoloog Mark Pedelty (1995) benoemde als eerste de hiërarchie tussen lokale stringers en de buitenlandse correspondentenstaf in El Salvador. Het ging hierbij niet alleen om een professioneel verschil, maar ook een “politieke, economische, culturele en economische scheiding” (Pedelty, 1995, p. 69). Hannerz (2004) besteedt daarna ook aandacht aan local helpers, waaruit het beeld ontstaat dat zij worden ingezet als een soort ‘manusje-van-alles’. Na Hannerz volgde er langzaam maar zeker meer werk waarin de rol van lokale mediaprofessionals steeds uitgebreider is geanalyseerd (o.a. Hamilton & Jenner, 2004, Erickson & Hamilton, 2006, Palmer & Fontan, 2007, Paterson et al., 2012, Murrell, 2015, Pendry 2015, Vandevoordt, 2017, Palmer, 2018, 2019). Het feit dat het wetenschappelijk tijdschrift Journalism Studies recent (2019, 20(12)) een volledige editie wijdde aan internationale verslaggeving door lokale newsworkers, “demonstreert dat hun essentiële rol nu erkend wordt in academisch werk” (Jukes, 2019, p. 1799).

De Irakoorlog (2003-2011) kan worden gezien als een belangrijk omslagpunt (Palmer & Fontan, 2007, Murrell, 2015) in de bestudering van fixers. In Bagdad gingen

correspondenten door “het ongekende niveau van gevaar” langdurige samenwerking aan met fixers, die “in steeds grotere mate de rol van de journalisten overnamen tijdens het filmen, opnemen en interviewen” (Murrell, 2015, p. 151). Onderzoek van Pendry (2015) bevestigt dat hetzelfde geldt voor verslaggeving van het Syrische conflict: “[…] lokaal ingehuurde

nieuwsverzamelaars hebben bijna volledig een groot deel de plek van het internationale perscorps ingenomen” (p. 10).

(15)

14 Recenter werk schenkt aandacht aan de samenwerking tussen fixers en

correspondenten, en bijvoorbeeld de rol die culturele verschillen (Palmer, 2018, Palmer, 2019), machtsverhoudingen (Murrell, 2015, Plaut & Klein, 2019) en ondernemerschap (Murrell, 2019) daarbij spelen. Mijn scriptie past bij de meest recente werken. Ik vind het belangrijk beide perspectieven te betrekken, om een zo volledig mogelijk beeld te geven van de samenwerking. Hoewel het langzaam toeneemt, is er nog steeds weinig vanuit het

perspectief van de fixer zelf naar het productieproces is gekeken. Ik heb zeven studies kunnen vinden waarvoor ook fixers/ producers geïnterviewd zijn (Bishara, 2006, Murrell, 2015, Brooten & Verbruggen, 2017, Palmer, 2018, Palmer, 2019, Plaut & Klein, 2019, Moon, 2019). Als het specifiek gaat om het Midden-Oosten zijn er slechts drie casestudies (Bishara, 2006, Murrell, 2015, Palmer, 2018) waarin fixers/ lokale producers zelf aan het woord komen.

4.3. Niet zonder agency

Een van de meest belangrijke inzichten uit de in het vorige onderdeel genoemde werken is het feit dat een fixer niet alleen logistiek, maar ook inhoudelijk kan bijdragen aan het

productieproces (Murrell, 2015, p. 2). Tijdens het productieproces is wordt er een verhaal geconstrueerd dat bestaat uit “concurrerende perspectieven die op verschillende manieren en met verschillende doeleinden gepresenteerd kunnen worden” (Palmer, 2019, p. 38).

Tegelijkertijd zijn fixers niet degenen die “in charge” zijn (Murrell, 2015, p. 152).

Internationale verslaggevers die vaste medewerker zijn van een nieuwsorganisatie staan vaak bovenaan de “journalistieke hiërarchie”, boven internationale freelancers en lokale

verslaggevers (Pendry, 2015, p. 12).

Als het gaat over die machtsverhouding moet wel verder gekeken worden dan “simplistische noties van ‘Het Oosten’ versus ‘Het Westen’ en ‘kolonisator’ en

‘gekoloniseerde’” (Palmer, 2019, p. 6). Dat betekent niet dat een lokale mediaprofessional geen invloed kan ondervinden van de manier waarop de “logica van het kolonialisme” doorwerkt in hun leven (Palmer 2019, p. 5). Echter kan een fixer niet worden gezien als “een slachtoffer van neokoloniale relaties, ontdaan van zijn agency door de

buitenlandcorrespondent, of als manipulatieve local die via de journalist probeert zijn eigen verhaal te vertellen” (Plaut & Klein, 2019, p. 1699). De relatie tussen de fixer en de

correspondent is dus genuanceerder. Fixers zien de ongelijke machtsverhoudingen ook, maar zijn niet zonder agency, en geven het verhaal soms vorm op manieren die de journalist niet doorheeft. Fixen is daardoor “een constante onderhandeling van macht en vertrouwen” (Plaut & Klein 2019, p. 1700, 1708).

(16)

15 Er zijn van alle studies naar samenwerking tussen lokale en internationale

mediaprofessionals maar drie studies die kijken naar machtsverhoudingen/

kapitaaluitwisseling. Vandevoordt’s werk (2017) geeft een goed inzicht in de productie van internationaal nieuws in het Midden-Oosten, maar de visie van lokale fixers zelf op deze praktijk ontbreekt omdat de auteur alleen heeft gesproken met Belgische en Nederlandse journalisten die in Syrië werkten. Het werk van Plaut & Klein (2019) baseert zich op een survey en aangevuld is met journalisten en fixers vanuit de hele wereld. Daarbij kwam er op de survey wel reactie van lokale producers en journalisten uit het Midden-Oosten, maar niet van mensen die zich identificeerden als fixer, waardoor deze visie ontbreekt. Murrell neemt beide perspectieven mee, maar kijkt alleen naar Irak en Indonesië. Nieuw onderzoek, dat gaat over het productieproces in/ vanuit Libanon, dat rekening houdt met de verhouding tussen fixer en correspondent, en waarin ook lokale fixers/ producers aan het woord komen, is dus relevant.

4.4. Een uitwisseling van kapitaal

Voor wie het productieproces vanuit bovenstaand perspectief wil bestuderen, is het werk van de Franse socioloog Pierre Bourdieu heel bruikbaar. In zijn boek On Television (1998) analyseert hij het Franse journalistieke veld, en gaat hij in op “de macht van journalistiek en journalisten en professionele ideologie die leidend is, zoals de constante zoektocht naar ‘scoops’” (Willig, 2016, p. 53).

Volgens sociologen Rodney Benson & Erik Neveu (2005) was On Television eerder een “provocatie en introductie” (p. 1, 2) dan een volledig uitgewerkte theorie. Aan de hand van Bourdieu’s theorieën schreven zij daarom het boek Bourdieu and the Journalistic Field (2005), waarin ze het werk van Bourdieu verder concretiseren. Dit onderzoek baseert zich daarom deels op de manier waarop Benson & Neveu Bourdieu geïnterpreteerd hebben.

Een “veld” kan volgens Bourdieu gezien worden als een “semiautonoom

microkosmos”, die gedefinieerd wordt door “eigen spelregels en relatie tot andere velden (en de spelregels daarvan) […]” (Willig, 2016, p. 54). De journalistiek kan “vanuit dit perspectief gezien worden als een hiërarchische sociale plek die gedefinieerd wordt door de interne structuur van het veld (bijvoorbeeld dominante normen en waarden, specifieke praktijken, etc.), maar ook door andere velden zoals het politieke veld (bijvoorbeeld het parlementaire systeem, relatie tussen politici en journalisten)” (ibid.).

Binnen het veld kunnen alle sociale verhoudingen gezien worden als “relationeel” (Bourdieu, 1992, geciteerd in Benson & Neveu, 2005, p. 3): het sociale bestaan van mensen

(17)

16 betekent dat mensen zich steeds op een bepaalde manier tot elkaar zullen moeten verhouden. Dat is een “doorlopend proces, dat voor het grootste gedeelte onbewust en zonder strategische intentie” gebeurt (Bourdieu, 1998, geciteerd in Benson & Neveu, 2005, p. 3).

In een veld kunnen actoren door het bezit van (im)materieel kapitaal invloed uitoefenen (Willig, 2016, p. 54). Deze scriptie gaat vooral over individuele actoren (in dit geval correspondenten en fixers/lokale producers), en de manier waarop zij economisch, cultureel, sociaal en symbolisch kapitaal uitwisselen. Dominantie in het journalistieke veld kan behaald worden door “organisaties en individuen” die “erin slagen een vorm [van kapitaal] in de andere om te zetten, en hierdoor zowel ‘sociaal kapitaal’ opbouwen door vriendschappen en netwerken van collega’s, als ‘symbolisch kapitaal’, waardoor hun dominantie gelegitimeerd wordt” (Benson & Neveu, 2005, p. 4). In het volgende onderdeel worden deze concepten verder geoperationaliseerd.

4.5. Definities en concepten

Hier zal ik verder ingaan op de definiëring van concepten die voor dit onderzoek relevant zijn. Hierbij baseer ik mij zoals eerder gezegd voor een groot deel op Bourdieu’s theorie over het journalistieke veld. De concepten productieproces, habitus, doxa, en symbolisch, cultureel, sociaal en economisch kapitaal spelen hierbij een rol.

Het productieproces

Palmer (2019, p. 30, 31, 32) maakt een onderscheid tussen vijf stadia van het productieproces die fixers zelf aanwijzen als cruciaal voor hun werk: het conceptualiseren van het verhaal, logistieke voorbereidingen, netwerken met bronnen, het vertolken van onbekende talen en het beschermen van de journalist. Deze stadia zijn bij het opstellen van interviewvragen als leidraad gebruikt.

Het journalistieke veld

Hierboven is al beschreven hoe de journalistiek gezien kan worden vanuit het perspectief van Bourdieu. Zoals eerder benoemd rijkt het journalistieke veld van Beiroet verder dan de stad zelf; ik heb ook gekeken naar de productieprocessen die vanuit Beiroet door geïnterviewden voorbereid worden, bijvoorbeeld naar andere plekken in Libanon of Syrië. Bij dit onderzoek is het specifiek belangrijk om het journalistieke veld ook te zien als een transnationaal veld (Moon, 2019). Lokale verslaggevers die voor buitenlandse media werken hebben volgens Moon een “overbruggende positie” en vormen hun “unieke begrip” van de journalistieke

(18)

17 praktijk op basis van zowel het lokale als transnationale veld (p. 1715).

Habitus

De houding die journalisten hierdoor in het veld aannemen kan ook wel habitus worden genoemd, waarbij rekening wordt gehouden met “de geschiedenis, eerdere ervaringen en levensloop van een individu als een belichaamd ‘sense of the game’” (Willig, 2016, p. 45). Ofwel, het idee dat “de aanleg, veronderstellingen, oordelen en het gedrag van mensen het gevolg is van een lang socialisatieproces, met name binnen de familie, en daarnaast door onderwijs en door professionele opleiding” (Benson & Neveu, 2005, p. 3). Een journalist “vertrouwt op zijn of haar habitus om te bepalen welk gedrag passend is in een bepaald veld, waarvan de grenzen en onuitgesproken regels worden gedefinieerd door de doxa [zie

volgende onderdeel]” (Moon, 2019, p. 1715, 1716).

Eerdere ervaringen van lokale mediaprofessionals kunnen bijdragen aan de vorming van habitus. Bishara (2006) beschrijft bijvoorbeeld hoe Palestijnen die voor internationale journalisten werken de habitus meebrengen van “iemand die onder de bezetting leeft”, waardoor ze “weten hoe ze met checkpoints moeten omgaan en andere fysieke obstakels, het geluid van gevaar en wapens kunnen identificeren en kunnen onderhandelen met Israëlische soldaten en overheidsmedewerkers” (p. 29). Omgekeerd leren lokale mediaprofessionals ook over de internationale professionele normen (zoals regels die gelden in de journalistieke praktijk en over nieuwswaardigheid) door zich in dit veld te begeven (Bishara, 2006, Murrell, 2015, Moon, 2019). In interviews is dit concept geoperationaliseerd door te vragen naar kennis en ervaringen die nodig zijn of waren gedurende de carrière van de lokale mediaprofessional.

Doxa

De uitwisseling van kapitaal in het journalistieke veld vindt plaats binnen kaders. Deze doxa kan gezien worden als “een reeks professionele ideeën die evident, natuurlijk en

vanzelfsprekende normen binnen de journalistieke praktijk lijken” (Schultz, 2007, p. 194, geciteerd in Moon, 2019, p. 1715). Een voorbeeld hiervan is de vraag om “originele nieuwsverslaggeving”. Om succesvol aan deze doxa te kunnen voldoen, is een “ad hoc en financieel goedkope” oplossing nodig: de inzet van de fixer (Murrell, 2015, p. 144). Binnen dit onderzoek is van deze aanname met betrekking tot fixers uitgegaan, maar zal verder niet uitvoerig op het concept worden ingegaan vanwege de beperkte omvang.

(19)

18 Sociaal kapitaal

Deze vorm van kapitaal omschrijft Bourdieu als “de som van bronnen, in het echt of virtueel, die door een individu of groep worden opgebouwd, door middel van het hebben van een duurzaam netwerk van min of meer geïnstitutionaliseerde relaties van gemeenschappelijke kennissen en herkenning” (Bourdieu, 1992, p. 119, geciteerd in Benson & Neveu, 2005, p. 21). Toegepast op de journalistiek omschrijft Vandevoordt sociaal kapitaal, in navolging van Granovetter (1973) iets minder omslachtig als de “wijdte en diepte van het sociale netwerk van journalisten, dat het aantal relevante mensen omvat dat zij kennen en de mate waarin ze daarop kunnen vertrouwen” (2017, p. 613). Vrij vertaald: de groep menselijke contacten die een mediaprofessional nodig heeft/ inzet om zijn of haar werk uit te voeren.

In het onderzoek van Murrell (2015) wordt sociaal kapitaal slechts een paar keer genoemd (p. 52). Vandevoordt (2017) hanteert het concept anders: een groot sociaal netwerk is volgens hem juist heel belangrijk voor correspondenten en een onderdeel daarvan is het contact met de lokale bevolking (p. 618). Vandevoordt maakt een onderscheid tussen strong en weak ties met lokale mensen; deze “sterke banden” zijn volgens hem “buitengewoon belangrijk om problemen met betrekking tot praktische toegang te omzeilen” (ibid.). Sterke banden met locals kunnen ervoor zorgen dat een verslaggever op een andere manier “moreel betrokken raakt bij een verhaal, omdat actoren waarmee hij contact heeft simpelweg vrienden zijn” (p. 619). Journalisten die over minder sterke banden beschikken in het gebied waar ze verslag over doen, zijn op dat moment afhankelijker van lokale, betaalde fixers (ibid.).

Vandevoordt beschrijft het concept sociaal kapitaal vanuit het perspectief van de buitenlandse journalisten, maar omgekeerd beschikken lokale mediaprofessionals natuurlijk ook over een sociaal netwerk en dus over sociaal kapitaal. Er is weinig werk, behalve dat van Palmer (2019), dat verder ingaat op de manier waarop lokale mediaprofessionals hun eigen netwerk vergaren en gebruiken ten behoeve van samenwerkingen met internationale

mediaprofessionals. Met mijn onderzoek hoop ik hier meer inzicht in te kunnen bieden door vragen te stellen over de contacten van mediaprofessionals en de manier waarop zij deze relaties vormgeven. Ook bespreek ik hoe correspondenten hier vervolgens gebruik van kunnen maken tijdens het productieproces.

Cultureel kapitaal

Met cultureel kapitaal bedoelt Bourdieu volgens Benson & Neveu (2005, p. 4), toegespitst op de journalistiek, “intelligent commentaar, in-depth verslaggeving, en het soort journalistieke verslaggeving dat elk jaar beloond wordt met Amerikaanse Pulitzerprijzen”. Voor individuele

(20)

19 ‘spelers’ in het journalistieke veld zijn er drie vormen van cultureel kapitaal: belichaamd cultureel kapitaal (“opleiding, ervaring en training”), geobjectiveerd cultureel kapitaal (zoals “boeken, foto’s, tv-verhalen”), en geïnstitutionaliseerd cultureel kapitaal (externe markers zoals prijzen, uitnodigingen om prestigieuze lezingen te geven of in panels zitting te nemen) (Murrell, 2015, p. 50, 51, naar Bourdieu, 1986, p. 47, 49). Murrell stelt dat correspondenten het cultureel kapitaal van fixers “lenen” en het daardoor “effectief eigen maken” (p. 101). Wanneer correspondenten hun verhaal op TV brengen, draagt dit bij aan hun geobjectiveerde culturele kapitaal. Dat geldt niet voor de fixer, die een productie niet “publiekelijk kan claimen” (p. 51). Dat kan leiden tot een ongelijke positie in het journalistieke veld: “[…] grensverleggende of exclusieve verhalen kunnen leiden tot significant cultureel kapitaal voor verslaggevers”, terwijl fixers “alleen zo goed zijn als hun laatste job en hun namen zelden bijgevoegd worden in verhalen die gepubliceerd of uitgezonden worden” (Murrell, 2009, geciteerd in Murrell 2019, p. 1680, 1681).

Vandevoordt’s werk (2017, p. 614) geeft in aanvulling hierop meer inzicht in de lokale culturele kennis die nodig is tijdens het productieproces, door onderscheid te maken tussen endogeen en exogeen cultureel kapitaal. Endogeen kapitaal staat voor wat journalisten bijvoorbeeld door een opleiding hebben geleerd:

“those skills and resources journalists have acquired from within the journalistic field, such as internalizing its key values, procedures and conventions and mastering the most important news genres.”

Terwijl exogeen kapitaal staat voor de relevante kennis die ze buiten het journalistieke veld moeten opdoen:

“the experiential structures, perception schemes and general skills they acquired outside the journalistic field.”

Volgens Vandevoordt maken de journalisten voor hun verslaggeving gebruik van hun eigen exogene en endogene kennis, maar ook van de kennis van fixers (p. 620). Vandevoordt benadrukt dat de exogene-endogene tegenstelling gezien moet worden als twee extreme polen. Verslaggevers kunnen zich, door bijvoorbeeld zelf al Arabisch te hebben geleerd, ook in het midden daarvan bevinden (p. 615). Het onderscheid van Vandevoordt is handig, maar het is nog niet toegepast op lokale fixers/ producers zelf, die immers ook exogeen en

(21)

20 fixers/ producers en correspondenten endogeen en exogeen kapitaal inzetten en uitwisselen. Ik vroeg daarvoor fixers en correspondenten naar lokale kennis die zij nodig hebben of

meebrengen in producties, hoe zij bepaalde producties maakten en welke kennis en inzichten daarbij nodig waren.

Economisch kapitaal

Met economisch kapitaal bedoelt Bourdieu “simpelweg geld of middelen die in geld kunnen worden veranderd” (Benson & Neveu, 2005, p. 4). Mediabedrijven als The New York Times en The Wall Street Journal hebben “een significant economisch kapitaal verzameld, voor een groot deel omdat ze ‘professionele uitmuntendheid’ belichamen” (ibid.). Op het individuele niveau van een journalist kan economisch kapitaal gezien worden als

“de materiële bronnen waarop journalisten vertrouwen om nieuwsverhalen te produceren, inclusief hun inkomen, de garantie op werk […], inhoudelijke steun om naar het buitenland te gaan en het hebben van de tijd en vrijheid die nodig zijn om langere verslagen te maken met minder voorspelbare uitkomsten.” (Vandevoordt, 2017, p. 613).

Concreet had ik in dit onderzoek twee vragen: ten eerste was ik benieuwd welke invloed het economisch kapitaal van mediabedrijven op de inzet van fixers heeft. Ten tweede wilde ik meer inzicht krijgen in wat een fixer/ producer verdient. In de literatuur heb ik weinig exacte bedragen kunnen vinden als het gaat om wat fixers in het Midden-Oosten verdienen. De casestudie van Murrell (2015) over Bagdad biedt enig inzicht: daarin wordt een voorbeeld gegeven van een fixer die 150-250 dollar per dag verdient voor korte opdrachten, maar ook van een fixer die in dienst was bij twee mediaorganisaties en daarmee 3000 dollar per maand verdiende, en van een fixer met een vast contract van 1700 dollar per maand (p. 98, 99, 100).

Symbolisch kapitaal

Volgens Bourdieu manifesteert symbolisch kapitaal zich door “de erkenning,

geïnstitutionaliseerd of niet, die iemand ontvangt van een groep” (Bourdieu, 1991, p. 72, geciteerd in Benson & Neveu, 2005, p. 21). Bij individuele fixers kan het symbolische kapitaal worden versterkt als zij herhaaldelijk in dienst zijn bij serieuze nieuwsorganisaties (Murrell, 2015, p. 101). Correspondenten werken het liefst met fixers die hen door directe collega’s of collega’s van andere media zijn aangeraden (p. 97). Deze fixers die met veel

(22)

21 gerenommeerde journalisten samenwerken worden hierdoor beloond met “een hogere mate van cultureel en economisch kapitaal” (ibid.). In dit onderzoek ga ik na op welke manier symbolisch kapitaal wordt verkregen en ingezet tijdens de samenwerking tussen lokale mediaprofessionals en internationale correspondenten.

4.6. Samenvatting theoretisch kader

In deze scriptie stel ik de vraag: Hoe werken fixers/ lokale producers en correspondenten met elkaar samen in het journalistieke veld waarvan Beiroet het centrum is? Het onderzoek richt zich op het cross-culturele productieproces (Bishara, 2006, p. 22). Eerder werden lokale mediaprofessionals in mediawetenschappelijk onderzoek een marginale rol toebedeeld. Recent onderzoek (Murrell, 2015, Palmer, 2019) bewijst dat fixers/ lokale producers niet alleen logistiek, maar ook inhoudelijk een bijdrage kunnen geven aan journalistiek werk. Daar gaat dit onderzoek dan ook vanuit. Bij het bestuderen van deze samenwerking is rekening gehouden met het feit dat er sprake kan zijn van ongelijke machtsverhoudingen tussen fixers/ producers en correspondenten, maar dat zij niet zonder agency zijn (Plaut & Klein 2019, p. 1700).

Omdat er nog relatief weinig onderzoek is waarin fixers/ lokale producers zelf aan het woord komen, specifiek als het gaat om casestudies vanuit het Midden-Oosten (uitgezonderd Bishara, 2006, Murrell, 2015, Palmer, 2018), is hier in deze scriptie wel voor gekozen. Bourdieu’s werk On Television (1998) biedt handvatten voor het bestuderen van het journalistieke veld vanuit Beiroet. Alle actoren in het veld (zowel fixers, producers als correspondenten) moeten zich in dit veld namelijk steeds “voor het grootste deel onbewust, zonder strategische intenties” tot elkaar verhouden (Benson & Neveu, 2005, p. 3, naar Bourdieu 1998). In het veld vindt uitwisseling van sociaal, cultureel, economisch en symbolisch kapitaal plaats (Willig, 2016, p. 54).

Tijdens de analyse heb ik rekening gehouden de manier waarop netwerken vergaard worden, de inzet van journalistieke/ culturele kennis, financiële uitwisselingen, en de rol die status/ reputatie speelt (naar Benson & Neveu 2005, Bishara 2006, Murrell 2015, Willig 2016, Vandevoordt 2017, Moon 2019). Ook komen in de analyse eerdere vormende ervaringen en opbouw van kapitaal (habitus) en regels in het veld (doxa) terug (Bishara 2006, Murrell 2015, Moon 2019). Uiteindelijk ontstaat hierdoor een beeld van de uiteenlopende manieren waarop wordt samengewerkt tussen fixers/ lokale producers en correspondenten die gevestigd zijn in Beiroet, en wat dat kan betekenen voor de positie van lokale mediaprofessionals in het

(23)

22 journalistieke veld. In het volgende onderdeel wordt ingegaan op de manier waarop dit

onderzoek is uitgevoerd.

5. Methodologisch kader

Voor dit onderzoek is gekozen voor een kwalitatieve methode: etnografisch veldwerk. Nu zal worden uiteengezet hoe de methode tot stand is gekomen. Eerst wordt de manier van data verzamelen beschreven, waarbij wordt ingegaan op de manier waarop de onderzoeksgroep bepaald is, en de selectie van geïnterviewden is uitgevoerd. Vervolgens wordt de meet- en analysemethode uitgelegd.

5.1. Dataverzameling

5.1.1. Bepalen onderzoeksgroep

Als het gaat om het bestuderen van het journalistieke veld en de uitwisseling van kapitaal is er één methodologisch probleem waarmee in dit onderzoek rekening moest worden gehouden: in hoeverre is het onderscheid dat tussen fixers en journalisten gemaakt wordt gerechtvaardigd? Zowel in de journalistiek als de academische wereld wordt gedebatteerd over de vraag of de term ‘fixer’ niet kleinerend is, en de rol van de fixer kleiner maakt dan deze daadwerkelijk is (Murrell, 2019, p. 1679). In de term weerklinkt namelijk al dat een fixer niet veel invloed heeft op het productieproces van een verhaal (Khan, 2019, p. 7). Sommige mediaprofessionals omarmen de term, en trots zijn op hun rol in het ‘fixen’ van moeilijke problemen (Palmer 2018, p. 330). Anderen echter keuren de term af, omdat ze vinden dat de term fixer de complexiteit van hun werk niet goed beschrijft, en worden liever ‘news assistants’, ‘production assistants’ of ‘local producers’ genoemd (ibid.).

De Indiase onderzoeksjournalist Priyanka Borpujari schrijft bijvoorbeeld op de website van vaktijdschrift Columbia Journalism Review dat het verschil tussen een

correspondent en een “fixer” niet afhangt “van ervaring of kwalificaties”, maar enkel van de geografische locatie waar de journalist zich bevindt. Lokale fixers zijn volgens haar vaak in hun eigen land gewoon gevestigde journalisten (Borpujari, 2019).

Pas recent hebben enkele wetenschappers het problematische aspect van de term ‘fixer’ benoemd (Palmer, 2018, 2019, Plaut & Klein, 2019). Palmer kiest ervoor toch de term ‘fixer’ te gebruiken, vanwege “de herkenbaarheid in de internationale nieuwsindustrie en onder lokale mediaprofessionals” (2018, p. 330). Echter gebruikt ze de term “kritisch en voorzichtig, met oog op machtsdynamieken die inherent zijn aan het werk dat bij

(24)

23 erkennen dat iemand “de ene dag journalist kan zijn en de volgende dag fixer” (p. 1698), en introduceren de term ‘fixer-journalist’. Deelnemers aan hun onderzoek konden zichzelf identificeren als “fixer ingehuurd door journalisten”, “journalisten die fixers hebben ingehuurd’, of als “zowel fixer als journalist” (p. 1701). Mensen die zich identificeren als journalist én fixer zijn volgens Plaut & Klein een soort “outsiders within” (Hill Collins, 1986, geciteerd in Plaut & Klein, 2019, p. 1700). Door hun “unieke perspectief” hebben ze een “bijzonder duidelijk begrip van hoe traditionele internationale journalistiek gemaakt wordt” (ibid.). Om toch een kader te hebben, gebruiken Plaut & Klein als richtlijn dat financiële compensatie moet plaatsvinden (een journalist betaalt een lokale mediaprofessional voor zijn/ haar diensten) (ibid.).

In mijn aanpak heb ik in navolging van Plaut & Klein gevraagd of deelnemers zich identificeerden als journalist, fixer of allebei, en dat zij opdrachten aannemen of geven waarbij financiële compensatie plaatsvindt van de ene naar de andere partij. Daarnaast heb ik ook mediaprofessionals die zich ‘local producer’ noemen opgenomen in mijn corpus. Ik kwam er tijdens mijn veldwerk al snel achter dat mijn geïnterviewden zichzelf zonder

uitzondering niet als puur ‘fixer’ zagen. Juist de verscheidenheid aan mensen en het werk dat zij doen maakt de “liminele” positie (Palmer, 2019, p. 6) van de lokale mediaprofessional zo interessant. Door een bredere focus te hanteren, is het mogelijk hierop te reflecteren.

5.1.2. Benaderen onderzoeksgroep

Om geschikte geïnterviewden te selecteren heb ik ten eerste gebruikgemaakt van snowball-sampling, waarbij de ene geïnterviewde mij naar de volgende verwees (Denscombe, 2010, p. 37). Het voordeel hiervan was dat ik als onderzoeker gebruik kon maken van de

betrouwbaarheid van mijn eerdere geïnterviewde, in plaats van dat ik de nieuwe persoon vanuit het niets benaderde (ibid.).

Daarnaast heb ik ook een geïnterviewde gevonden door berichten te sturen naar mensen die zichzelf aanboden als ‘fixer in Beiroet’ op de website Worldfixer.com, die zichzelf omschrijft als een “global database of filming, crew and production services”. Ook heb ik contact gehad met Lindsay Palmer, associate professor aan de Universiteit van

Wisconsin-Madison, en schrijver van het boek The Fixers (2019). Zij heeft mij doorverwezen naar een aantal lokale contacten. Ten slotte heb ik ook geïnterviewden zelf benaderd waarvan ik verwachtte dat zij relevante kennis met betrekking tot mijn vraagstelling zouden hebben, zoals Nederlandse en Amerikaanse correspondenten. Via dezelfde sneeuwbalmethode kwam ik zo weer bij andere geïnterviewden terecht.

(25)

24 Bij de selectie van mijn geïnterviewden hield ik er rekening mee dat ik ten eerste graag verslaggevers die voor Nederlandse media werken wilde spreken. Omdat er maar drie

Nederlandse verslaggevers permanent in Beiroet zijn, heb ik mijn dataverzameling daarnaast aangevuld met journalisten uit andere landen. Hierbij focuste ik op journalisten die verslag doen voor Westerse media. Deze werkwijze heeft uiteindelijk geleid tot een dataverzameling van 10 interviews, bestaande uit de volgende geïnterviewden:

- Leena Saidi, local producer in Beiroet, eerder ook fixer en journalist - Abir Hashem, filmdirector en (local) producer in Beiroet

- Nayla Khoury, local en senior producer in o.a. Beiroet - Michael Alandary, fixer/producer in Beiroet

- Asser Khattab, voormalig fixer/ journalist in Syrië en voormalig news assistant, inmiddels verslaggever bij The Washington Post in Beiroet

- Vivian Yee, Midden-Oostencorrespondent voor The New York Times in Beiroet - Ben Wedeman, Midden-Oostencorrespondent voor CNN in Beiroet

- Ana van Es, Midden-Oostencorrespondent voor De Volkskrant in Beiroet

- Gert van Langendonck, Midden-Oostencorrespondent voor NRC in Beiroet ten tijde van het interview (inmiddels correspondent in Parijs)

- Daisy Mohr, Midden-Oostencorrespondent voor NOS in Beiroet

5.1.3. Ethische overwegingen

Bij interviews is het van belang dat er duidelijk wordt gemaakt dat het om een interview gaat dat voor het onderzoek wordt afgenomen en dat de geïnterviewde hiermee akkoord gaat (Denscombe, 2010, p. 172). Geïnterviewden zijn voorafgaand aan het onderzoek

geïnformeerd over het doel van dit onderzoek en hebben de mogelijkheid gehad vragen te stellen. Ook hebben zij toestemming gegeven voor het publiceren van hun antwoorden en namen. Voorafgaand aan het inleveren van de scriptie zijn alle geïnterviewden geïnformeerd over de citaten die in de scriptie voorkomen en hebben zij de mogelijkheid gehad vragen te stellen. Als gevolg hiervan zijn enkele citaten verduidelijkt.

5.2. Meet- en analysemethode

Voor dit onderzoek heb ik gebruikgemaakt van etnografisch veldwerk. Participeren, observeren en converseren zijn hierbij de belangrijkste activiteiten (Koetsenruiter & Van Hout, 2018, p. 98). Data wordt verzameld door tijd door te brengen in het veld, waarbij speciale aandacht is voor de manier waarop “de leden van de groep/ cultuur die bestudeerd

(26)

25 wordt dingen begrijpen, de betekenis die zij aan gebeurtenissen geven, en hoe zij de realiteit begrijpen” (Denscombe 2010, p. 80). Ook is er ruimte voor reflectie van de onderzoeker (p. 86). Voor dit onderzoek is gebruikgemaakt van semigestructureerde interviews en is een deel van mijn observaties verwerkt tot een vignette. De dataverzameling is door middel van open en axiaal coderen geanalyseerd.

5.2.1. Semigestructureerde interviews

Met het toepassen van semigestructureerde interviews was het mogelijk belangrijke

onderwerpen en vragen te adresseren, maar ook flexibel om te gaan met de volgorde waarin de onderwerpen worden besproken (Denscombe 2010, p. 175). Ook konden geïnterviewden tijdens zelf ideeën ontwikkelen en uitvoeriger spreken over de onderwerpen (ibid.). Een interview is vooral geschikt voor het verzamelen van data die “meningen, gevoel, emoties en ervaringen” betreft, die in detail besproken kunnen worden (p. 174). Daarnaast kan er over gevoelige kwesties en persoonlijke onderwerpen worden gepraat (ibid.). Verder is een

interview een geschikte methode omdat er met hoofdpersonen in het veld contact kan worden gelegd die over bepaalde informatie beschikken die voor het onderwerp van belang kan zijn (ibid.)

Voor de interviews waren twee topiclijsten samengesteld: een voor correspondenten en een voor fixers/ lokale producers.1 Het eerste deel van de vragenlijst was voor beide partijen nagenoeg hetzelfde; eerst werd de geïnterviewde gevraagd hoe deze zijn/haar professionele functie zou omschrijven. Ook werd gevraagd naar het werk dat de

geïnterviewde meestal doet. Zo werd de eigen visie op de positie in het veld duidelijker (correspondent, fixer, fixer-journalist, (lokale) producer, etc.) Vervolgens probeerde ik inzicht te krijgen in het journalistieke field of production (zoals beschreven door Bourdieu 1998, Benson & Neveu, 2005, Bishara 2006, Murrell, 2015, Willig, 2016, Vandevoordt, 2017). Hoe komt een verhaalidee tot stand? Welke factoren hebben daar invloed op? Waar haal je

informatie vandaan? Waar ligt de eigen voorkeur? Welke rol speelt een netwerk daarin? Vervolgens werd verder ingegaan op het productieproces (zoals gedefinieerd door Palmer, 2016): in welke situatie is een fixer nodig/ wordt een fixer ingehuurd? Hoe komen ze met elkaar in contact en om wat voor samenwerkingsverbanden gaat het? Welke kennis of contacten (‘kapitaal’ in de woorden van Bourdieu, 1998) zijn daarvoor nodig? Waar ligt de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de productie?

(27)

26 Belangrijk was dat ik bij het uitvoeren van interviews rekening hield met mijn eigen persoonlijke identiteit als onderzoeker. Zoals Denscombe (2010, p. 178, 179) beschrijft is er namelijk sprake van het ‘interviewer effect’: geïnterviewden hebben hun eigen “voorkeuren en vooroordelen”, die waarschijnlijk impact hebben op het rapport dat onderling ontstaat en het vertrouwen dat er tijdens het interview is. Zo kan het invloed hebben gehad dat ik student journalistiek was, waardoor geïnterviewden soms met (goedbedoelde) adviezen kwamen of een wenkbrauw optrokken als ik iets niet snapte.

Ook moet in overweging worden genomen dat ik als onderzoek afkomstig ben uit een bepaalde ‘lokale’ omgeving, die invloed heeft op hoe ik naar de wereld kijk (Markham, 2009, p. 133). Het is belangrijk te identificeren welke “sociale, economische, geografische,

culturele, raciale en gender-positie” ik als onderzoeker inneem ten opzichte van mijn geïnterviewden. Zoals Markham benadrukt komen mijn theorieën over hoe de wereld werkt niet alleen voort uit mijn opleiding, maar ook uit de positie zoals hierboven beschreven. Specifiek heb ik hierbij rekening gehouden met het feit dat ik zelf ook (aspirant) journalist ben, in Nederland ben geboren en vanuit een Westerse journalistieke traditie ben opgeleid. Daardoor heb ik ook mijn eigen mening over wat tijdens het journalistieke productieproces van belang is. Hoewel ik dit zo veel mogelijk heb geprobeerd te vermijden, kan dit invloed hebben op de manier waarop een gesprek verloopt.

5.2.2. Vignette

In dit onderzoeksverslag maak ik ook gebruik van een korte vignette. Miles & Huberman (1994, p. 81) omschrijven deze toevoeging in wetenschappelijke onderzoeksverslagen als “een gefocuste beschrijven van een reeks gebeurtenissen die representatief of typisch zijn, of symbool staan, voor het onderzoek dat je doet”. Een vignette heeft een “vertellende

verhaalstructuur die de chronologie behoudt en meestal gelimiteerd is tot een korte tijdsspanne, of een paar hoofd-actoren, of een bepaalde plek, of alle drie” (ibid.).

Om een vignette te kunnen produceren, heb ik gebruik gemaakt van de

antropologische methode participerende observatie. Denscombe (2010, p. 207) onderscheidt hierbij drie vormen: “total participation” (waarbij de onderzoeker niet als zodanig bekend is), “participation in the normal setting” (waarbij de onderzoeker bekend is bij sommige

gatekeepers, maar verborgen kan zijn voor de meeste anderen in de situatie) en “participation as observer” (waarbij iedereen in de geobserveerde situatie bekend is met de identiteit van de onderzoeker).

(28)

27 van de Foreign Press Club in Beiroet en een week later bij Leena Saidi thuis, medeoprichter van de club. Bij het evenement heb ik mij bij Saidi bekendgemaakt als student journalistiek en onderzoeker, maar mijn positie tijdens het veldwerk moet toch worden omschreven als

“participation in the normal setting” omdat de meeste aanwezigen op de borrel niet op de hoogte waren van deze identiteit, en ik ook niet aanwezig was als volwaardig journalist. Dat ik deze data toch mee kan nemen in dit onderzoek, komt doordat ik dit achteraf heb gevraagd om toestemming aan Saidi. In mijn vignette ga ik dus vooral in op haar, en niet op andere aanwezigen die avond; hen heb ik namelijk niet om toestemming gevraagd.

Ten aanzien van het minimale gebruik van participerende observatie tijdens dit onderzoek moet benoemd worden dat het natuurlijk nog beter was geweest als ik ook het proces van nieuws maken – en dus de samenwerking in actie – had kunnen bijwonen. Tot nu toe zijn in de literatuur over de samenwerking tussen internationale en lokale

mediaprofessionals een paar uitzonderingen (Pedelty, 1995, Bishara, 2006, Paterson et al., 2012, Moon, 2019) die van deze methode gebruik hebben gemaakt. Het uitvoeren van participerende observatie werkt, zoals Murrell stelt, alleen als er sprake is van een “beperkt gebied – zoals een of twee locaties, die van dichtbij gemonitord kunnen worden gedurende een bepaalde tijdsspanne” (2015, p. 60). Bij mijn dataverzameling is van al deze factoren nu juist geen sprake: de buitenlandse correspondenten en lokale mediaprofessionals werken vaak alleen (niet op een redactie), en reizen op onvoorspelbare momenten naar locaties in de regio. Binnen het tijdsbestek dat voor dit onderzoek beschikbaar was, was het niet mogelijk om een van die onverwachte momenten bij te wonen.

5.2.3. Coderen

Zowel de interviews als vignette zijn na afname getranscribeerd en gecodeerd. Vervolgens zijn deze inductief opgedeeld op zins- en woordniveau in verschillende categorieën, wat ook wel “open coderen” wordt genoemd (Koetsenruijter & Van Hout, 2018, p. 43, 44, 152). Aangezien dit een “cyclisch proces” is, is het “proces van data organiseren, labelen en structuren” meerdere keren herhaald (p. 43). Hierna heb ik alle codes gegroepeerd (“axiaal coderen”). Hierbij heb ik gekeken naar welke verbanden er tussen codes waren en welke elkaar juist uitsloten (p. 44). Vervolgens werden de gevonden concepten verbonden aan het theoretisch kader, waarmee het mogelijk was mijn hoofd- en deelvragen te beantwoorden. Dit zal in het volgende onderdeel worden besproken.

(29)

28

6. Onderzoeksverslag & -analyse 6.1. Vignette: “I am a cross between”

‘En wie ben jij?’ vraagt een kleine vrouw in een zwarte jurk terwijl ze me glimlachend aankijkt. Ze zit op een stoel midden in het café en heeft een lange gastenlijst voor zich liggen. Ik stamel dat ik een masterstudent journalistiek ben, voor onderzoek in Beiroet. Ik ben in Aaliya’s Books, een café-annex-boekwinkel in de wijk Gemmayze. Op deze plek is “99% van de gasten journalist”, zo werd me vooraf verzekerd. En vanavond is dat zeker het geval, want dit is de jaarlijkse kerstborrel van de Foreign Press Club. De vrouw met de lijst knikt

vriendelijk en zet een vinkje achter mijn naam. Als ik even later terugkom van de bar met een biertje in mijn hand, zie ik dat ze inmiddels rondloopt door de ruimte en mensen begroet. Iedereen lijkt haar te kennen, en ook zij kent iedereen.

Ik denk dat ik haar naam weet: Leena Saidi, medeoprichter en voorzitter van de Foreign Press Club sinds 2007. In een boek en op het internet las ik al verschillende dingen over haar; ze zou “een heel bekende fixer” uit Beiroet zijn, maar ook journalist, die verslag doet vanuit Libanon sinds de burgeroorlog. Ik ben een beetje verward doordat de

verschillende termen door elkaar worden gebruikt. Hoe combineert Saidi al deze

verschillende rollen? In welke rol zou ze zichzelf plaatsen? En wat betekent dat voor het werk dat ze doet?

Iets meer inzicht in de gedachte achter de persclub krijg ik wanneer ik haar die avond de vraag hoor beantwoorden of “iedereen hier vanavond buitenlandcorrespondent is?”. “Nee, niet iedereen hier is buitenlands, maar iedereen werkt wel voor de buitenlandse pers,” antwoordt Saidi helder.

Een week later zit ik tegenover haar op de bank in haar penthouse, dat prachtig uitzicht heeft op de Middellandse zee. Saidi vertelt dat haar ouders Libanees zijn van oorsprong, maar al voor haar geboorte naar Engeland verhuisden, waar ze opgroeide. In 1987 ging ze zelf terug naar Libanon om verslag te doen van de burgeroorlog. Tijdens de oorlog waren er weinig Westerse journalisten in Beiroet: voor Saidi een mogelijkheid als freelancejournalist aan de slag te gaan, en later als verslaggever en fixer voor een groot aantal Europese en Amerikaanse media zoals The New York Times en NPR. De laatste jaren legt ze zich vooral toe op de lokale productie van documentaires, bijvoorbeeld voor Netflix of Arte.

“Hoe zou je jezelf omschrijven, als een internationale of lokale journalist?” vraag ik haar uiteindelijk. Saidi is even stil. “Ja, dat is lastig,” antwoordt ze. “Uhm, ik denk dat ik in

(30)

29 geen een van die categorieën pas. Ik ben een cross-between. Ik ben een lokale journalist, omdat ik de taal en de nuances ken. Ik bedoel - veel mensen leren Arabisch - maar omdat ik de cultuur ken, omdat ik bij die maatschappij hoor. Dus, op een bepaalde manier ben ik een local, maar ik heb nooit gewerkt voor lokaal nieuws, behalve toen ik bij het Engeltalige nieuws op de staatstelevisie werkte en korte periodes bij een lokale Engelstalige krant. Dus, snap je? Ik werk voor de internationale media.”

∞ ∞ ∞

Als bovenstaande ervaring iets laat zien, is het ten eerste mijn eigen onvermogen buiten hokjes ‘fixer’ en ‘correspondent’ te denken. Saidi zegt dat ze een cross-between is. Dit sluit aan bij wat Plaut & Klein schrijven over outsiders within, die doordat ze zich “zowel binnen als buiten een machtscentrum bevinden”, goed zicht hebben op “hoe internationale

journalistiek gemaakt wordt” (2019, p. 1700). Als cross-between ziet Saidi, misschien wel helderder dan buitenlandse correspondenten, wat er nodig is om internationale journalistiek te bedrijven. De dubbele identiteit van Saidi is haar grootste voordeel in haar werk, zegt op een ander moment tijdens ons gesprek: “[…] I feel my biggest asset is the fact that I was brought up in the West, so I understand the audience. But also my background, my parents

background being Lebanese has helped me understand the country.”

Dat die kennis nodig is, werkt ook door in het idee van Saidi achter de persclub. Correspondenten kunnen via de Foreign Press Club aan contacten of kennis komen. De groep wisselt het hele jaar door informatie uit via een Google Group, waarin contacten gedeeld worden van tandartsen tot woordvoerders van ministers. Zoals Saidi benadrukte op de borrel, is deze groep niet alleen voor buitenlanders die in de media werken, maar voor iedereen die in de buitenlandse media werkt. In deze groep wordt dus cultureel kapitaal van lokale en

internationale mediaprofessionals samengebracht.

De Britse opvoeding enerzijds en haar Libanese achtergrond anderzijds zijn dus een onderdeel van de persoonlijke habitus van Saidi, zoals Benson & Neveu (2005) die

omschrijven: haar “aanleg, aannames, en gedrag zijn het resultaat van een lang

socialisatieproces”, gevormd door familie en (professionele) opleiding (p. 3). Saidi begrijpt het Westerse publiek, maar ook de Libanese samenleving: in het journalistieke veld betekent die kennis dubbel cultureel kapitaal, waarover de meeste journalisten en fixers niet

beschikken. Een deel van haar kapitaal is endogeen cultureel kapitaal (Vandevoordt 2017, p. 614): de “vaardigheden en bronnen” die Saidi verwierf binnen het journalistieke veld.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Our main hypothesis was then that an interaction effect of attitudinal dissimilarity, writing task condition, and ideological extremity emerges indicating that the effect

Three-way interaction e ffect of perceived attitudinal dissimilarity, manipulation of expla- natory depth, and extremity of political ideology on prejudice as mediated by strength

Onbekend met cultuur, wensen, (voor-)oordelen, weerzin en (vak)kennis bij. het

We gaan zo op bezoek bij de grote Britse geleerde Isaac Newton om te kunnen snappen waarom deze drie ‘to know’s’ – Nice to know – Need to know – Ought to know – zo met

Het apparaat ligt dan geaard via de capaciteit Ca en eventueel de stabilisatie- impedantie Za (van bijv. De stroom I2", die nu door Z terugvloeit veroorzaakt een spanning

Referral reward programs can be monetary rewards so cash or in-kind rewards such as coupons, gifts and free products (Jin & Huang, 2014). The reward system of Uber compensates

The first theme that presents itself upon analysing Muholi’s Faces and Phases is survivability. A recurrent issue raised in the biographies, stories, poems,

Which position does the penalization of blasphemy, discriminatory speech, and hate speech (directed at religious groups or citizens) have in the penal code, on which grounds the