• No results found

6. Onderzoeksverslag & analyse 1 Vignette: “I am a cross between”

6.4. Wat betekent de uitwisseling van kapitaal voor de positie van fixers/producers in het journalistieke veld?

6.4.2. Geobjectiveerd kapitaal: “I would be in danger, right?”

Naam noemen te gevaarlijk

Met betrekking tot de samenwerking tussen fixers/ producers was ik benieuwd of en wanneer hun naam genoemd wordt in de credits van een artikel. Ten eerste spelen de

veiligheidsomstandigheden een rol waarin de lokale mediaprofessional zich bevindt. Daarover moet per geval een afweging worden gemaakt, vertelt Vivian Yee (NYT):

“It’s case by case, but one obvious case is when, again when a person in question is working in a country that, where the government is an authoritarian government or the obviously other actors within the country that can make it dangerous for the person’s name to appear. So sometimes we’ll say something like ‘an employee of The New York Times’ contributed reporting from this place in Iraq or something like that.”

49 Wanneer de naam van een lokale mediaprofessional bij een publicatie komt te staan, moet er dus een mate van zekerheid zijn dat hij/zij geen gevaar loopt. Wanneer iemand wel gevaar loopt, wordt voor een vagere omschrijving gekozen.

Door De Volkskrant worden namen van fixers niet bij stukken gezet, vertelt Ana van Es. Eén specifieke reden is daarvoor niet, maar van Es noemt dat eventuele juridische gevolgen hierbij een rol kunnen spelen.

“[…] Ik kan mij een juridische reden voorstellen waarom je het niet wilt doen. Want op het moment dat je iemand gaat vermelden in de krant wordt hij medewerker. Dat betekent dus ook dat hij bepaalde aanspraken heeft, qua verzekeringen, qua

aansprakelijkheid. De kans dat een lokaal iemand in zo’n land wordt vervolgd is natuurlijk veel groter dan dat iemand in Nederland wordt vervolgd. Dus dat zijn wel redenen om daar voorzichtig mee om te gaan.”

Aan de andere kant kan er, als een naam boven het artikel wel verschijnt, wel een “mate van bescherming voor de fixer vanuit gaan, als je vermeldt dat hij journalist is”, nuanceert Ana van Es het voorgaande.

“Dus het is meer dat we het daar niet over hebben gehad, en dat het ook… het is niet de Nederlandse cultuur. Het is veel meer de Angelsaksische cultuur, waar ze dus veel meer met hun fixer doen, want die zetten ze dan in als een stringer. En dan wordt hij ook vermeld bij het stuk, wat op zich logisch is […].”

Van Es stelt dus dat het bij Angelsaksische media gewoner is credits te geven omdat zij vaker een stringer inzetten. Dat is, vanwege de Engelse taal waarin het geschreven wordt, ook enigszins logisch. Fixers dragen vaak niet bij aan het schrijven en verschijnen niet in reportages, terwijl stringers – wanneer de voertaal Engels is – dit wel doen (Palmer, 2019, p.3).

Fixers en producers brengen het veiligheidsaspect zelf ook op. Ze zijn zich ervan bewust dat zij achterblijven, terwijl een journalist de mogelijkheid heeft te vertrekken na publicatie van het verhaal. Fixer Michael Alandary geeft een voorbeeld: “Yes, maybe if they read my name in an article which is offending Hezbollah for example. The journalist is offending Hezbollah and leaving for his country. However, I’m living here, I would be in danger. Right?”

50 Byline of contributing line?

In Engelstalige kranten zoals The New York Times wordt de bijdrage van een lokale mediaprofessional dan ook vaak gereflecteerd in de byline (bovenaan het artikel) en de contributing line (die online vaak onderaan het artikel staat). Dat laatste is ook een afweging die per geval moet worden gemaakt, zegt correspondent Yee:

“And that’s basically just a judgement about how much they contributed to the story, being again, I think in many cases they are absolutely essential to the story and so, and like, the story wouldn’t have happened without them and so, you know… Whether because- you know, they found the person who we needed to talk to or, or- you know, they actually did all the interviews because I was too busy or something like that. So that, you know, would sometimes or generally make a byline. And then, the

contributing line, you know, it’s a matter of judgement. Okay, what if I only work with them for two hours out of a story that actually took two weeks to report? So obviously they still contributed something, but like, it doesn’t make sense for them to be in the byline. So yeah, it’s a case by case judgement call.”

Welke namen een plek krijgen in de ‘byline’ en welke in de ‘contributing credits’ komen te staan, wordt volgens Yee dus onder andere beïnvloed door wat iemand heeft gedaan voor het verhaal. Een personage vinden of een interview uitvoeren kan resulteren in een plek in de byline. Iemand met wie Yee maar twee uur uit twee weken heeft samen gewerkt, heeft niet hetzelfde recht op die plek. Yee lijkt degene te zijn die de “judgement call” maakt; het oordeel over wie wat bijdroeg, ligt bij haar. Correspondenten hebben dus veel macht over wie

überhaupt een byline krijgt (Palmer, 2019, p. 187).

Wie vraagt het en wie wil het?

Tegelijkertijd lijkt het er ook op dat door media niet altijd gevraagd wordt of een fixer of lokale producer vermeld wil worden, bijvoorbeeld als het gaat om nominaties voor

journalistieke prijzen. Dat een tv-verslag waaraan Asser Khattab als fixer had meegewerkt was genomineerd voor een prestigieuze award, vernam hij doordat hij een foto van de crew op de awardceremonie voorbij zag komen op zijn Facebookfeed. “No one even bothered to send me a message, to say: ‘thank you, we got nominated and you helped us get this report, that we got nominated’.” Daarmee bedoelt Khattab niet dat hij per se wilde dat zijn naam genoemd

51 werd. “I’m not saying- I’m not even saying include me in the award, or I’m not saying: invite me to the ceremony. I’m not even- I learn about it from my Facebook feed. And it’s

ridiculous. […].”

Khattab werd vaker niet dan wel gevraagd of hij zijn naam bij de publicatie wilde hebben, en twijfelt eraan of veiligheidsomstandigheden daar de reden voor waren.

“I doubt it’s about my safety and also it’s my decision to make, so… Ask me the question and I- if I say yes then you just have to put it. I know that I’m the one who knows the risks and threats against me. Especially in a country like Syria, you know, you need some sort authorization to be a fixer, so- the regime knows that you worked on this report. So it’s not like it’s a secret. They - you literally go there and get the permissions. And you stop at the checkpoints and you show them the papers so, they know you work with those guys, they know everything.”

Uit het relaas van Khattab wordt dus duidelijk dat het oordeel over het geven van credits meestal niet in zijn handen lag, terwijl hij vond dat hij het beste in staat was over de

veiligheidsaspecten te oordelen. Het regime wist volgens hem toch al dat hij een fixer was. Opvallend is dat andere lokale mediaprofessionals die ik in Beiroet sprak, het juist niet erg lijken te vinden dat ze niet altijd gecredit worden. Zo zegt (senior) producer Nayla

Khoury: “[…] I don’t care about being credited. Otherwise I would have chosen another job.” Fixer Michael Alandary heeft zelfs liever dat een journalist zijn naam doorgeeft aan anderen, dan dat zijn naam bij de credits van een productie komen te staan: “[…] I would tell him if you like my work, if I was good with you, if I was professional, just recommend me for other journalists.”

Samenvatting

Duidelijk is dus dat zowel veiligheidsoverwegingen, als keuzes die media zelf maken (ingegeven door de taal en journalistieke ‘cultuur’ waar ze uit komen) invloed hebben op de namen die er in de credits terechtkomen. Media als The New York Times lijken zich bewust te zijn van de verschillende manieren waarop fixers, stringers of producers een bijdrage kunnen leveren. Dat wordt gereflecteerd in het bestaan van de byline en de contributing line. Wie wanneer credits krijgt, moet per geval worden bekeken, maar het hangt onder andere af van professionele ideeën en normen over veiligheidsafwegingen en wat iemand precies heeft bijgedragen. Deze overwegingen lijken onderdeel te zijn van doxa, “de onbetwistbare regels

52 in het journalistieke veld” (Willig, 2016, p, 54).

De beslissing hierover lijkt in handen te liggen van correspondenten of het medium. Hierbij wordt niet altijd gevraagd naar het idee dat een fixer hierover heeft, blijkt uit wat Asser Khattab vertelt. Dat suggereert dat er sprake is van een “dubbele standaard”, waarbij de correspondent “automatisch” gezien wordt als degene met zoveel “eigenaarschap heeft over het verhaal” dat hij of zij kan bepalen of iemand “überhaupt enige mate van bijdrage kan claimen” (Palmer, 2019, p. 187). Tegelijkertijd speelt hierbij ook dat fixers zelf niet altijd willen dat hun naam genoemd wordt.

Zoals eerder benoemd kunnen de credits die een journalist krijgt bijdragen aan het geobjectiveerd en geïnstitutionaliseerd cultureel kapitaal. Wanneer een lokale

mediaprofessional niet genoemd wordt, kan deze de productie niet “publiekelijk claimen” (Murrell, 2015, p. 51). Murrell stelt dat dit kan leiden tot een ongelijke positie in het

journalistieke veld, waarbij journalisten veel cultureel kapitaal vergaren, terwijl fixers slechts “zo goed zijn als hun laatste job” (Murrell, 2009, geciteerd in Murrell 2019, p. 1680, 1681).

De vraag is echter of een reputatie die niet is gebaseerd op bylines, maar op jobs geen gedegen cultureel kapitaal zou kunnen opleveren. Meerdere geïnterviewden benoemen dat zij liever hebben dat hun naam verspreid wordt onder collega-journalisten. Het symbolische en culturele kapitaal dat nieuwe opdrachten hen oplevert, is sommigen meer waard dan het geobjectiveerde kapitaal dat meekomt met een byline: het gaat er immers om dat

correspondenten weten wie zij zijn, niet het publiek. Anderzijds blijkt dat er wel degelijk onvrede is over het mislopen van een prijsnominatie, wat Khattab erkenning in het

journalistieke veld had kunnen opleveren. Hieruit blijkt dat het voor verschillende personen een andere waarde kan hebben. Er is dus, zoals Plaut & Klein al stelden, “geen eenduidige voorkeur” wat betreft credits (2019, p. 1705). Feit blijft in ieder geval wel dat, wanneer de namen van lokale mediaprofessionals waarmee correspondenten samenwerken niet

verschijnen in bylines, hun rol vaak onzichtbaar blijft voor buitenstaanders (Brooten & Verbruggen 2017, p. 445).