• No results found

6. Onderzoeksverslag & analyse 1 Vignette: “I am a cross between”

6.3. Hoe werkt de uitwisseling van kapitaal tussen fixer/ lokale producer en correspondent tijdens het productieproces?

6.3.2. Cultureel kapitaal: “I felt need to show them both sides of the story”

Verhaalideeën

Correspondenten erkennen dat voor het productieproces lokale kennis nodig is, en dat de fixer of producer daarbij een belangrijke rol kan spelen. Zo stelt Vivian Yee (correspondent voor The New York Times in Beiroet) dat verslaggeving een “collaboratief proces” is:

“They [de lokale mediaprofessionals, NR] may suggest ideas and they may find people to talk to, whereas I, you know, ask the questions but they may also suggest questions, just based on their local knowledge and cultural knowledge of course.”

Het is interessant om op te merken dat correspondenten ook benoemen dat fixers niet alleen meedenken, maar soms met eigen verhaalideeën komen. Ana van Es (De Volkskrant) zegt dat ze meestal zelf met het verhaalidee komt, maar dat ze ook met fixers heeft gewerkt die ook met goede ideeën komen. Zo werkte Van Es eerder samen met een fixer die ook voor een

37 Nederlandse ambassade heeft gewerkt, en daardoor met haar mee kan denken: “[…]

voorafgaand aan dat ik kom, volgt hij altijd het Nederlandse nieuws via Google Translate - en dan zegt hij ‘oh dit is interessant voor jou’, daar kunnen we misschien wat mee.” Ook volgens Gert van Langendonck (NRC) is het productieproces “een gesprek”: “Kijk je zit vaak uren en uren aan één stuk in auto’s en… daar wordt veel gepraat en daar komen ideeën uit.”

Voor fixers/ lokale producers kan context bieden aanvoelen als een missie, zo blijkt uit sommige interviews. Abir Hashem ziet zichzelf als een ‘sleutel’ als het gaat om de oriëntatie:

“[…] So… I think we are like the main key to their stories also. And we are the main key to their story orientation. How will it go, what do you want to reflect to the people outside of Lebanon. So that’s what I think about all the time.”

En voor Leena Saidi, die al sinds 1975 werkte als journalist, was het zelfs een van de redenen om met fixen te beginnen:

“I became a fixer because I felt that some people who parachute in to do a story, often come with a preconceived idea. And I didn’t like that. So I felt personally, my

responsibility was: okay, this is a story you want to do, but hey, this story has two sides. So let me show you the two sides, then you make up your mind. You’re the correspondent, you should be researching and reading and what have you- and, but as a local, as a Lebanese, I felt need to show them both sides of the story.”

Saidi wilde dus een tegenwicht bieden aan de parachuutjournalisten die met vooringenomen ideeën naar Libanon kwamen, die zoals Hannerz (2004, p. 134) al schreef moesten leunen op “gekregen wijsheid”.

De lokale mediaprofessional kan dus suggesties doen, ideeën voorstellen of aanvullen. Het lijkt vooral een collaboratief proces te zijn, waarin beide partijen in sommige situaties een inhoudelijke bijdrage kunnen leveren. Het brainstormen voorafgaand aan het maken van een verhaal lijkt een proces waarbij heen en weer wordt gegaan tussen de correspondent, de redactie en de producer/ fixer.

Vertalen

Ook het spreken van een taal kan als lokale kennis worden beschouwd. Sommige

38 wordt er bij het tolken veel waarde gehecht aan letterlijk vertalen. Als een fixer dat niet doet is het “niet professioneel”, zegt Gert van Langendonck (NRC):

“Ze [niet professionele fixers, NR] hebben de neiging om dingen samen te vatten. Je zit daar dan zo van – en het blijft maar doorgaan, zo vijf minuten en ja [lacht], hoe gaat hij dat nog kunnen vertellen straks, dat is onmogelijk?”

Tegelijkertijd merkt Van Langendonck ook op dat het hebben van een tolk “een beetje een luxe” is:

“[…] doordat die fixer, die vertaler, daar zit- kan je zelf- tijd [hebben] om na te

denken, rustig te noteren en aan de volgende vraag te denken. En de fixer doet ook een beetje het sociale aspect van alle beleefdheidsvormen, en uitleggen wie we zijn en waarom, […]”.

Hieruit lijken twee dingen naar voren te komen: enerzijds dat de fixer moet voldoen aan een bepaalde journalistieke standaard. Er moet wel op de juiste manier vertaald worden.

Anderzijds is voor het werk wel lokale kennis nodig om sociaal contact te kunnen leggen. Tijdens een samenwerking maakt de journalist dus gebruik van het exogene culturele kapitaal (Vandevoordt, 2017, p. 614) van de fixer, dat niet voortkomt uit opleiding of professionele training. Tegelijkertijd moet de fixer, als hij of zij professioneel is, ook voldoen aan de standaard die het endogene cultureel kapitaal van de correspondent vereist.

Veiligheid

Een ander onderdeel waar journalistieke en lokale kennis wordt uitgewisseld, is veiligheid. Eén duidelijk standpunt steekt erbovenuit: de correspondenten die ik heb gesproken zijn het er allemaal over eens dat het inschatten van een situatie een ‘team effort’ is. Het is niet iets waar de fixer in zijn eentje verantwoordelijk voor is, of iets dat totaal bij de correspondenten ligt. Ben Wedeman (CNN) legt uit dat niemand geforceerd moet worden om zich in een situatie te begeven die gevaarlijk is:

“[…] And of course it’s not just you, especially in situations of danger. You have to have everybody agreeing, you don’t want to force somebody- so, it’s you, the

39 with a security advisor. Usually a former special forces something. And so we are all in on the planning and the consulting with the fixer, and ultimately, nowadays, it wasn’t always like this, but now you have to get approval from management.”

Iedereen, van fixer tot management, moet het dus eens zijn met het plan, zegt Wedeman. Hetzelfde geldt voor Daisy Mohr (NOS): “[…] Dat moet eigenlijk nooit door één persoon besloten worden, maar juist als groep, vind ik. Omdat wat de één dus wel prima vindt, de ander gewoon niet prima vindt. Hè, vindt een hele groep mortieren op Aleppo acceptabel of niet, dat laat je niet aan één iemand over. Dat beslis je allemaal samen, vind ik.”

De verantwoordelijkheid ligt volgens correspondenten dus niet bij één persoon. Tegelijkertijd lijkt het er wel op dat het de fixer is die de ‘rode lijnen’ bewaakt, bijvoorbeeld als het aankomt op de omgang met intelligence of regime-agenten. Asser Khattab, die als fixer en journalist in Syrisch regime-gebied werkte (en nu verslaggever is voor The Washington Post), vertelt:

“I got myself in so much risk. Because I was in regime held area. And I was giving away so much of the money I earned to the intelligence or regime agents. Just to not report on me or arrest me or anything.”

Tegelijkertijd moest Khattab ook de “de rode lijnen” bewaken tijdens het filmen:

“[…] I would start to- I would try to like sort of restrict them from doing so. If they are about to film something that they’re not allowed to film, given our permissions, I would not allow it. Not because I respect the regime and its rules so much, but because those guys are gonna leave and I’m gonna be the one who’s staying here to face the risk later. […].”

In dit geval was het dus Khattabs taak in de gaten te houden wat wel en niet mocht. Vooral de laatste zin maakt duidelijk dat hij het is, die het meeste gevaar loopt, nadat de journalisten zijn vertrokken. Het is dus duidelijk dat, hoewel veiligheid gezien wordt als een team effort, de lokale mediaprofessional veel inzicht heeft in ‘de rode lijnen’ van het gebied. Naast een team effort, lijkt lokale kennis die nodig is om journalistiek te kunnen bedrijven dus ook onmisbaar (het exogene culturele kapitaal, in de woorden van Vandevoordt, 2017, p. 614). De ervaringen van Khattab met de rode lijnen in het Syrische regimegebied behoren zoals Bishara (2006, p. 29) het omschrijft tot zijn habitus: hij weet hoe hij met overheidsmedewerkers moet

40 onderhandelen, wat wel en niet gefilmd kan worden en welk gevaar dat hierbij komt kijken. Deze belichaamde vaardigheden worden vaak over het hoofd gezien binnen de internationale journalistiek (p. 22).

In dit onderzoek is met één fixer vanuit eigen ervaring hierover gesproken. Ook is niet duidelijk hoe deze ervaringen zich verhouden tot die van minders of fixers in oppositiegebied. Het is dus lastig om op basis van dit onderzoek hierover meer te zeggen, maar bovenstaande suggereert dat voor fixers die in gespannen politieke omstandigheden werken zelfs de meest onzichtbare rode lijn belangrijk is, want “hun interacties met correspondenten kunnen leiden tot unieke complicaties die de meeste Amerikaanse, Britse en Europese journalisten nooit hoeven te ervaren” (Palmer 2018, p. 328).

Samenvatting

Duidelijk is dat lokale mediaprofessionals met de inbreng van hun kennis niet alleen op logistiek, maar ook op inhoudelijk niveau kunnen bijdragen aan een verhaal (Murrell, 2015, p. 2). Het sluit ook aan bij wat Palmer al vaststelde: de productieverhalen van fixers/producers compliceren het beeld van een buitenlandcorrespondent als “gezaghebbende ooggetuige die de ‘waarheid’ uit eerste hand meemaakt en dan overbrengt naar het publiek” (Zelizer, 2007, geciteerd in Palmer, 2019, p. 60). In plaats daarvan kan voor fixers een “centrale rol” zijn weggelegd in het “identificeren, finetunen, en vastleggen van een verhaal” (ibid.).

Uit productieverhalen van geïnterviewden blijkt dat het aan de relatie tussen de fixer/producer en de correspondent ligt wanneer dit gebeurt en of de ideeën ter harte worden genomen. Wanneer vaker met dezelfde fixer wordt samengewerkt, die het Nederlandse publiek al ‘begrijpt’ (zoals bijvoorbeeld in het geval van Van Es), kan het opleveren dat de fixer inhoudelijke suggesties doet en op die manier bijdraagt aan een verhaal. Wanneer fixers/ lokale producers suggesties aandragen die leiden tot interessante verhalen, kan dat

correspondenten helpen te voldoen aan de vraag om “originele nieuwsverslaggeving”, onderdeel van de doxa (norm) binnen het journalistieke veld (Murrell, 2015, p. 144).

Ook interessant is dat wanneer een lokale mediaprofessional alleen als tolk wordt ingezet, de culturele kennis die hij of zij bezit nog steeds een rol speelt, en het werk van de correspondent faciliteert. Daarbij is het wel belangrijk dat de fixer op een professionele

manier, volgens de journalistieke standaard vertaalt, en een gesprek dat vijf minuten duurt niet in één zin samenvat. Men zou kunnen zeggen dat het letterlijk, objectief vertalen ook een onderdeel is van de doxa. Een fixer die vertaalt, moet zich als hij als ‘professioneel’ wil worden gezien, deze journalistieke standaard eigen maken (en dus onderdeel maken van zijn

41 cultureel kapitaal).

Ten slotte is lokale en journalistieke kennis belangrijk wanneer het op

veiligheidsaspecten aankomt; een gevaarlijke situatie lijkt met het hele team, fixer en management voorbereid en besproken te worden. Tegelijkertijd is het belangrijk om te beseffen dat de fixer in sommige gevallen misschien wel de meeste kennis heeft van de rode lijnen in het gebied, en het hardst geraakt wordt wanneer deze worden overtreden.