• No results found

Jaarverslag 2010

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Jaarverslag 2010"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

2011 KNAW

© Sommige rechten zijn voorbehouden / Some rights reserved

Voor deze uitgave zijn gebruiksrechten van toepassing zoals vastgelegd in de Creative Commons licentie. [Naamsvermelding 3.0 Nederland].Voor de volledige tekst van deze licentie zie http://www.creativecommons.org/licenses/by/3.0/nl/ iSbN 978 90 6984 626 2

pdf beschikbaar op www.knaw.nl

Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Postbus 19121, 1000 GC Amsterdam

T 020 551 0700 F 020 620 4941 knaw@bureau.knaw.nl www.knaw.nl

(3)

inhoud

1. inleiding 1 2. genootschap 2 2.1 De forumfunctie 2 2.2 Prijzen en subsidies 4 2.3 De Jonge Akademie 5 3. institutenorganisatie 6 3.1 Algemene ontwikkelingen 7 3.2 De instituten van de KNAW 10

3.2.1 Centraalbureau voor Schimmelcultures 10 3.2.2 Data Archiving and Networked Services 11 3.2.3 Fryske Akademy 12

3.2.4 Hubrecht instituut 13 3.2.5 Huygens instituut 15

3.2.6 internationaal instituut voor Sociale Geschiedenis 16 3.2.7 interuniversitair Cardiologisch instituut Nederland 17 3.2.8 Koninklijk instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde 18 3.2.9 Meertens instituut 19

3.2.10 Netherlands institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences 21 3.2.11 Nederlands interdisciplinair Demografisch instituut 22

3.2.12 Nederlands instituut voor Neurowetenschappen 23 3.2.13 Nederlands instituut voor Oorlogsdocumentatie 24 3.2.14 Nederlands instituut voor Ecologie 26

3.2.15 Rathenau instituut 27 3.2.16 Roosevelt Study Center 28

3.2.17 Spinoza Centrum voor neuro-imaging 30

3.2.18 Virtual Knowledge Studio for the Humanities and Social Sciences 30 3.2.19 Waddenacademie 31

3.3 Kengetallen KNAW-instituten totaal 33 4. adviezen 34 4.1 De Nederlandse wetenschapsagenda 34 4.2 Wetenschaps- en innovatiebeleid 34 4.3 Adviezen 35 5. communicatie 37 6. internationalisering 39 6.1 internationale organisaties 39

6.2 Wetenschappelijke samenwerking met China 40 6.3 Wetenschappelijke samenwerking met indonesië 41 6.4 Samenwerking met Afrikaanse Academies 41

(4)

7. personeel en organisatie 42 8. financiën 44

9. bijlagen 49 9.1 Organogram 49

9.2 bestuur, directie en instituutsdirecteuren 49 9.3 Voorzitters adviesraden 50

9.4 Nieuwe Akademieleden 51

9.5 Nieuwe leden van De Jonge Akademie 52 9.6 Afkortingenlijst 52

(5)

1. inleiding

in mei 2010 presenteerde de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschap-pen (KNAW) de Strategische Agenda 2010-2015: Voor de wetenschap – De Akademie in de kennissamenleving. Daarin staan drie kernactiviteiten centraal, te weten het genootschap, de instituten en de adviezen. De andere taken zijn hiervan afgeleid. in dit jaarverslag wordt per kernactiviteit gerapporteerd over de voortgang. Het jaarverslag sluit af met het financiële bestuursverslag. De volledige financiële jaar-rekening wordt op de website gepubliceerd (zie: www.knaw.nl).

(6)

2. genootschap

De leden van de Akademie zijn gekozen om hun uitzonderlijke wetenschappelijke verdiensten. in 2010 heeft de KNAW 27 nieuwe leden gekozen. Onder de leden van het genootschap zijn ruim tweehonderd wetenschappers die in dienst zijn bij universiteiten en andere kennisinstellingen. Dankzij haar leden ontwikkelt en verspreidt de KNAW zowel brede als specifieke wetenschappelijke kennis in de samenleving. Zij doet dat onder meer door het organiseren van wetenschappelijke bijeenkomsten en debatten en door het uitbrengen van adviezen. De KNAW wil haar positie verder versterken door vooral meer leden in de bloei van hun wetenschap-pelijke loopbaan te mobiliseren voor de activiteiten van de Akademie.

2.1 De forumfunctie

De Akademie zetelt in Het Trippenhuis in het centrum van Amsterdam, waar ze haar taak als forum en stem van de wetenschap vorm geeft. in dit Huis van de Wetenschap vonden ook in 2010 bijeenkomsten plaats waarin leden het gesprek aangingen over wetenschappelijke aangelegenheden in de meest brede zin van het woord met vertegenwoordigers van de politiek, het bedrijfsleven, het (Haagse) beleid en de kunsten. Daarnaast waren er ook meer intern gerichte bijeenkom-sten, waarin leden met elkaar zonder institutionele last of ruggespraak over zaken aangaande wetenschap en samenleving spraken. Zowel aan de intern als de extern gerichte bijeenkomsten werd regelmatig meegewerkt door de leden van De Jonge Akademie.

Akademiemiddag

Een van de hoogtepunten in het Huis van de Wetenschap wordt gevormd door de jaarlijkse Akademiemiddag in mei. Tijdens deze middag sprak R.H. Dijkgraaf, presi-dent van de KNAW, traditiegetrouw de jaarrede uit. in zijn voordracht ‘Het klimaat voor de wetenschap’ analyseerde hij de toestand van de wetenschap en schetste de strategische agenda van de KNAW voor de komende jaren. belangrijke elementen zijn een nieuwe procedure voor de selectie van Akademieleden, de verdere verster-king van de sleutelpositie van de eigen onderzoeksinstituten, en een betere invul-ling van haar rol als onafhankelijk regeringsadviseur.

Daarnaast hield Akademielid P. borst een lezing over publiek-private samen-werking ten bate van innovatie en ontving P. Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau en hoogleraar aan de Universiteit Utrecht, voor zijn inzet voor de wetenschap de tweejaarlijkse Akademiepenning.

Lezingen en themabijeenkomsten

bij de maandelijkse vergaderingen van de afdelingen Letterkunde en Natuur-kunde werden in totaal 34 wetenschappelijke lezingen gehouden. De Akademie organiseerde eveneens een groot aantal themabijeenkomsten over uiteenlopende

(7)

onderwerpen die werden bezocht door een breed publiek. Tijdens de themabijeen-komst over wetenschappelijke integriteit bijvoorbeeld werd dit onderwerp belicht vanuit het perspectief van Europese ontwikkelingen en van het onderzoek zelf.

Van een heel andere orde was de conferentie ‘Menselijke waardigheid – ge-schiedenis en actualiteit van een omstreden concept’, die in samenwerking met de Onderzoeksschool Ethiek is georganiseerd. Hier werden vragen behandeld als: Waar komt dit concept historisch vandaan? Aan welke historische bronnen is het verbonden? is het een overblijfsel van een religieus verleden? En wat is precies de relatie tussen de menselijke waardigheid en mensenrechten?

Ook was er het symposium ‘Filologie in de beroepspraktijk 1800-1900’, georga-niseerd in samenwerking met het Huizinga instituut, het Huygens instituut en de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. De sprekers boden een mooi overzicht van de geschiedenis van deze geesteswetenschappelijke discipline.

Onderwerpen als ‘Het wegen van kwaliteit in de wetenschappen’ en ‘De KNAW en het debat over klimaatverandering’ trokken veel belangstelling. De Akademie agendeerde het laatste onderwerp vanwege haar betrokkenheid bij het vraagstuk over klimaatverandering en in het bijzonder over de rol van de wetenschap hierbij.

Dispuutsavonden

Dit jaar werden twee Dispuutsavonden georganiseerd waarin Akademieleden en leden van De Jonge Akademie met elkaar debatteerden over wetenschapsoverstij-gende thema’s. De ene Dispuutsavond had als thema’s: ‘geschiedenis en gerechtig-heid’, ‘popularisering van de wetenschap’, ‘mythe en wetenschap’ en ‘wetenschap-pelijke bewijsvoering’. Op de andere Dispuutsavond stonden de onderwerpen ‘technologie en identiteit’, ‘schrijven’, ‘generaties in de wetenschap’ en ‘vrije wil’ centraal.

Wetenschap en kunst

De Commissie Wetenschap en Kunst van de KNAW heeft als doel het contact tussen onderzoekers en kunstenaars te bevorderen. Er zijn nationaal al veel initiatieven op dit gebied, al zijn die zelden van structurele aard. De bijeenkomsten van de KNAW moeten zich hiervan onderscheiden en een meerwaarde voor onderzoekers en kunstenaars hebben.

De commissie organiseerde in 2010 een bijeenkomst over gamedesign voor maatschappelijke veranderingen. Kunstenaars en onderzoekers spraken over de wijze waarop zij games inzetten in de zorg, educatie en veiligheid.

in samenwerking met SPUi 25 werden in de serie ‘Tweegesprekken over weten-schap en kunst’ discussies georganiseerd, met bijvoorbeeld de titels ‘Gebouwen zijn (niet) om in te wonen’ en ‘in het hoofd van de adolescent’.

De Akademie op locatie

Ook buiten het Trippenhuis dragen de KNAW en haar leden bij aan het profileren van de wetenschap. Aansprekende voorbeelden waren de KennisCafés in De balie, het wetenschapsevenement ‘Kennis op Zondag’ in NEMO en de Paradisolezingen op zondagochtend. Ook werd in samenwerking met SPUi 25 en Holland Festival een discussie georganiseerd over de voors en tegens van internationale ontwikkelingen voor een culturele identiteit.

(8)

Verbeteren representativiteit

De KNAW heeft in 2010 haar verkiezingsprocedure voor leden herzien. De nieuwe procedure geldt vanaf mei 2011. De procedure wordt gekenmerkt door verbreding van de nominatiemogelijkheden vanuit de wetenschap en vanuit het bedrijfsleven, en door een bredere wetenschappelijke jurering waarbij tevens externe referenten worden geraadpleegd. Voortaan worden jaarlijks zestien nieuwe plaatsen openge-steld ongeacht het natuurlijk verloop. Door de bredere nominatie van leden en een vaste instroom zullen eerder vertegenwoordigers van nieuwe interdisciplinaire wetenschapsgebieden en onderzoekssectoren toetreden tot het genootschap.

2.2 Prijzen en subsidies

Wetenschapsprijzen, aanstellingen en toekenningen

in 2010 werden onder andere de volgende wetenschapsprijzen uitgereikt: Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins van Oranje heeft aan Franz-Ulrich Hartl, •

Mark Manders, Ralph Steinman, Rosamond McKitterick, David Tilman en Mi-chael Tomasello de Heinekenprijzen voor wetenschap en kunst uitgereikt. Hij overhandigde ook de nieuwe Heineken Young Scientists Awards voor excellente jonge wetenschappers aan Puck Knipscheer, Menno van Zelm, Remco breuker, Appy Sluijs en Paola Escudero.

Liesbeth de Vries, Eric bergshoeff, Michiel van der Klis en Joep Leerssen zijn in •

2010 benoemd tot Akademiehoogleraar. De vier hoogleraren ontvingen elk een bedrag van één miljoen euro zodat zij zich gedurende vijf jaar volledig kunnen wijden aan innovatief onderzoek en de begeleiding van jonge onderzoekers. Negentien leerlingen uit 6 vwo ontvingen de

• KNAW Onderwijsprijs. Ze kregen

de prijs, een studiebeurs van 1500 euro, voor hun profielwerkstuk. Ook hun docenten en scholen wonnen een prijs.

Door het Programma Akademie-assistenten kregen ruim 150 studenten een •

aanstelling van gemiddeld een dag per week bij hun universiteit, waar ze mee-werken aan een onderzoeksproject. Voor de periode 2010 – 2012 zijn dertien projecten geselecteerd.

Edward Witten, hoogleraar aan het institute for Advanced Study in Princeton, •

Verenigde Staten, ontving de Lorentzmedaille voor zijn baanbrekende bijdrage aan de wiskundige beschrijving van fundamentele krachten en elementaire deel-tjes, in het bijzonder de snaartheorie.

Er zijn dertien aanvragen gehonoreerd in het kader van het

visiting professorship

programme (VPP). Het programma beoogt excellente buitenlandse onderzoekers in de gelegenheid te stellen hun kennis te delen met Nederlandse onderzoekers. Uit het fonds voor internationale wetenschappelijke bijeenkomsten, georgani-•

seerd door Akademieleden, zijn zes aanvragen gehonoreerd.

De KNAW gaf zeven Nederlandse wetenschappers de mogelijkheid in het Trip-•

penhuis een Akademie Colloquium te organiseren.

Twee studenten, vijf promovendi en vijf postdocs werden geselecteerd voor •

deelname aan de zestigste Lindau Ontmoetingdagen met Nobelprijswinnaars. Dit jaar stonden de dagen in het teken van natuurkunde, scheikunde en genees-kunde/fysiologie.

Marijke Klokk

• e is benoemd tot hoogleraar Kunst en materiële cultuur van Zuid- en Zuidoost-Azië aan de Universiteit Leiden. Henkjan Honing is benoemd tot hoogleraar muziekcognitie aan de Universiteit van Amsterdam. Zij bezetten hiermee de komende drie jaar twee Hendrik Mullerleerstoelen.

(9)

Martijn de Jong ontving de

• Christiaan Huygens wetenschapsprijs voor

Economi-sche wetenschappen voor zijn proefschrift over de verzameling en analyse van crossnationale enquêtedata.

De KNAW en de Nordrhein-Westfälische Akademie der Wissenschaften und der •

Künste kenden de Hendrik Casimir-Karl Ziegler Onderzoeksstipendia 2010 toe aan Gero Lange en Thomas Riesenweber. beide academies stellen de beurzen jaarlijks beschikbaar aan een jonge postdoc.

Marc Humbert en Arthur Wilde ontvingen de

• Descartes-Huygensprijs voor hun

excellente onderzoek en hun bijdrage aan de Nederlands-Franse samenwerking. Zes jonge onderzoekers in de kindergeneeskunde kregen een reisbeurs uit het •

Ter Meulen Fonds.

Nieuwe prijzen

in 2010 lanceerde de KNAW in samenwerking met derden twee belangrijke nieuwe prijzen. Met de KNAW-Merianprijs, mede mogelijk gemaakt door SNS REAAL Fonds, wordt beoogd vrouwen te inspireren tot een loopbaan in de wetenschap. De eerste KNAW Merianprijs is uitgereikt aan psychologe Naomi Ellemers. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie van de Organisatie aan de Universiteit Leiden en kreeg de prijs voor haar excellente wetenschappelijke onderzoek en haar actieve inzet voor gelijke kansen voor vrouwen in de wetenschap.

De hierboven genoemde Heineken Young Scientists Awards hebben tot doel jong talent een extra stimulans te geven en worden mede mogelijk gemaakt door de Stichting Alfred Heineken Fondsen.

De KNAW heeft besloten in 2011 het programma Akademiehoogleraren om te vormen tot een lifetime achievement award voor excellente onderzoekers die in hun carrière hebben aangetoond dat zij tot de absolute top van hun vakgebied behoren. Door de prijzen te ondersteunen met gerichte publiciteit wordt de bekendheid en daarmee het effect van de prijzen gemaximaliseerd.

Heroriëntatie portefeuille

Mede ingegeven door bezuinigingen van de rijksoverheid heeft de KNAW besloten een aantal kleinere subsidieprogramma’s (Vertaalfonds, Gasthoogleraarschap Ann Arbor, Ramsay Memorial Fellowship) te beëindigen.

2.3 De Jonge Akademie

De Jonge Akademie is een zelfstandig platform van jonge topwetenschappers uit verschillende disciplines. De Jonge Akademie organiseert inspirerende activitei-ten op het gebied van interdisciplinariteit, weactivitei-tenschapsbeleid en weactivitei-tenschap en maatschappij. Zij telt vijftig leden tussen de 25 en 45 jaar, die minder dan tien jaar voor hun benoeming zijn gepromoveerd. in 2010 zijn tien nieuwe leden gekozen. De Jonge Akademie functioneert als zelfstandig onderdeel van de KNAW, met een eigen werkplan en een eigen verantwoordelijkheid voor activiteiten en standpun-ten. Samenwerking tussen het genootschap en De Jonge Akademie krijgt gestalte bij diverse projecten, zoals de Dispuutsavonden.

Onder het thema ‘Wetenschapscommunicatie 2.0’ vierde De Jonge Akademie in maart 2010 haar vijfjarig bestaan. De Jonge Akademie nam bij die gelegenheid af-scheid van de eerste lichting van veertig leden. Voortaan stromen elk jaar tien leden in en tien leden uit. De Jonge Akademie brengt haar eigen jaarverslag uit.

(10)

3. institutenorganisatie

Het centrale element in het bestaan van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) is de wetenschap. Dit wordt niet alleen weerspiegeld in de taken en functies van de Akademie als geleerd genootschap en adviesorgaan, maar ook in de rol van de KNAW als onderzoeksorganisatie. De KNAW voert het beleid en beheer over achttien wetenschappelijke onderzoeksinstituten. Zestien institu-ten zijn actief op het terrein van de geestes-, sociale of levensweinstitu-tenschappen; twee instituten bewegen zich op het grensvlak tussen wetenschap en beleid. Daarnaast is er de KNAW e-Humanities groep.

Door middel van deze instituten is de KNAW niet alleen op afstand betrokken bij het wetenschappelijk onderzoek, maar is zij ook verantwoordelijk voor de daad-werkelijke uitvoering van wetenschappelijk onderzoek. De instituten kunnen wor-den gezien als de werkplaats voor het wetenschapsbeleid zoals dat door de KNAW wordt voorgestaan. Dit geeft haar, in vergelijking met de meeste andere academies in de wereld, een bijzondere positie.

De achttien KNAW-instituten vervullen een waardevolle rol in de Nederlandse wetenschapsarena. Een deel van de instituten beheert wereldvermaarde collecties. De instituten onderscheiden zich van de universitaire omgeving doordat ze niet zijn ingebed in het onderwijssysteem, met andere woorden de KNAW-instituten hebben geen (formele) onderwijsverplichtingen. Daarnaast is er binnen de instituten min-der sprake van bestuurlijke taken. Hierdoor kunnen zij zich nagenoeg geheel wijden aan de wetenschappelijke dan wel collectionerende taken en verplichtingen. Het is derhalve alleszins redelijk te eisen dat de totale productiviteit behorend bij de missiespecifieke onderzoeks- en collectietaken hoger ligt dan die van universitaire onderzoeksgroepen, waar naast onderzoeks-/collectietaken ook onderwijstaken moeten worden uitgevoerd.

De KNAW-instituten zijn evenals universitaire instituten onderdeel van het Ne-derlandse beoordelingssysteem. iedere zes jaar worden zij door een al dan niet in-ternationale commissie beoordeeld volgens het SEP (Standard Evaluation Protocol) en iedere drie jaar vindt een lichtere mid-term review plaats. De KNAW wil dat haar instituten op basis van de beoordeling tot de beste op hun terrein gerekend kunnen worden. Van de instituten die in het Observatoriumrapport 2010 worden behandeld (blz. 110 en 114-115) is dit zeker het geval.

Uit evaluatierapporten blijkt dat topkwaliteit echter niet overal het geval is. De kwaliteit en productiviteit van een aantal instituten kunnen (en moeten), al dan niet op onderdelen, dus wel degelijk verbeterd worden.

De KNAW streeft ook naar een duidelijkere profilering van haar instituten alsmede naar een heldere herinrichting van de institutenportfolio. Daarbij vor-men centrale elevor-menten: savor-menwerking met de universiteiten, eventueel vestiging on campus, technologiestimulering in de geesteswetenschappen en streven naar schaalvergroting en fusie tussen instituten.

(11)

3.1 Algemene ontwikkelingen

Hieronder wordt ingegaan op belangrijke resultaten en ontwikkelingen die in 2010 hebben plaatsgevonden. Dit is geordend via de volgende thema’s:

Wetenschap • Collecties • Aansturing • Kennisbenutting en –verspreiding • Proefdieren • Directeursbenoemingen en leerstoelen • bouwzaken en huisvesting • Wetenschap

informatietechnologie binnen de geesteswetenschappen

De KNAW heeft zich ten doel gesteld om een methodologische en theoretische vernieuwing van het onderzoek binnen de geesteswetenschappelijke instituten te bewerkstelligen door middel van de ontwikkeling van een geavanceerde technologi-sche infrastructuur. in dit kader is in 2010 de e-Humanities Groep opgericht, met S. Wyatt als programmaleider. Onderdeel van deze groep vormt het in 2009 opgezette programma Computational Humanities. Voor dit stimuleringsprogramma zijn in 2010 de structuur, richtlijnen en procesgang verder uitgewerkt. Computational Hu-manities, dat vanaf 15 januari 2011 officieel van start gaat, wordt begeleid door een groep wetenschappers die actief zijn op het grensvlak van de beta-wetenschappen en de geesteswetenschappen, afkomstig van zeven universiteiten. Met de e-Humani-ties Groep beoogt de KNAW gestalte te geven aan haar ambitie om de geestesweten-schappelijke instituten een initiërende en sturende rol te geven bij het creëren en onderhouden van infrastructurele ict-voorzieningen en de toepassingen hiervan in het wetenschappelijk onderzoek.

stimulering van de neurowetenschappen

Op 13 december 2010 is het Spinoza Centrum voor Neuroimaging (SC) in een bijeenkomst in het Trippenhuis officieel gelanceerd. in 2010 werd ten behoeve van het SC een subsidie ter grootte van 8 miljoen euro verkregen uit het Europees Fonds regionale Ontwikkeling (EFRO). Tevens werd de 3T scanner op het Roeterseiland-complex van de UvA in gebruik genomen en is de 7T fMRi-scanner besteld. Het samenwerkingsverband, dat in eerste instantie bestond uit UvA, VU, VUmc, AMC en NiN, is in 2010 verder uitgebreid met het LUMC. Momenteel wordt gewerkt aan een samenwerkingsovereenkomst met Utrecht.

in het kader van het NiHC (Nationaal initiatief Hersenen en Cognitie) van NWO is op instigatie van de KNAW het 3N-platform (Neuro imaging Network of the Netherlands) opgericht, waaraan alle relevante instituten/organisaties binnen Nederland deelnemen, met als doel samenwerking te stimuleren en langetermijn-plannen wat betreft de aanschaf van grote infrastructuur op elkaar af te stemmen. De ambtelijke coördinatie van het platform ligt bij het NiHC.

samenwerking met universitaire groepen

Het KNAW-beleid is gericht op intensieve samenwerking tussen onderzoekers en onderzoeksinstellingen, mede door de ontwikkeling van gezamenlijke onder-zoeksprogramma’s. Met betrekking tot de voorgenomen clustering van een aantal

(12)

geesteswetenschappelijke instituten in Amsterdam is een werkgroep ingesteld die de programmatische samenwerking met de faculteit der geesteswetenschappen van de UvA voorbereidt en die tevens moet adviseren over de organisatiestructuur van het op termijn te vormen Amsterdam Humanities Center.

Er is vanuit het KNAW strategiefonds een subsidie van een miljoen euro toege-kend voor het oprichten van een bodemecologisch expertisecentrum in Wagenin-gen. Dit centrum dat op 30 september officieel werd geopend kwam tot stand door een samenwerkingsprogramma tussen NiOO en WUR.

onderzoeksevaluaties

in het kader van de evaluatiecyclus volgens het Standaard Evaluatie Protocol 2009-2015 (SEP) werd DANS in 2010 door een internationale commissie extern geëvalu-eerd. Het evaluatierapport zal in het voorjaar van 2011 beschikbaar komen. Verder werd door het NiDi een midterm evaluatie uitgevoerd.

herinrichting van de institutenportfolio

in 2010 werd de fusie tussen het Nederlands instituut voor Oorlogsdocumentatie (NiOD) en het Centrum voor Holocaust en Genocide Studies (CHGS) gerealiseerd. Het nieuwe instituut met de naam NiOD-CHGS zal zich primair richten op de maat-schappelijke gevolgen van hedendaags grootschalig geweld.

in 2010 zijn gesprekken gevoerd met NWO over de overgang van het iNG van NWO naar KNAW met aansluitend een fusie met het Huygens instituut. Deze gang is gerealiseerd per 1 januari 2011. Tegelijkertijd werd gesproken over de over-gang van CEME (NiOO) naar NWO (NiOZ). Hierover werd overeenstemming bereikt en de daadwerkelijke overgang zal in 2011 plaatsvinden.

December 2010 liep het vijfjarige programma Virtual Knowledge Studio (VKS) af. Er is besloten dit programma niet te continueren. De verworvenheden van de VKS zijn grotendeels ingedaald in de institutenorganisatie. De vaste wetenschappelijk medewerkers van de VKS zijn ondergebracht in een aantal geesteswetenschappe-lijke instituten en de hierboven genoemde e-Humanities Groep.

externe middelen

Wat betreft werving van middelen uit de tweede en derde geldstroom scoorden de KNAW-instituten goed. in 2010 was de totale omzet van de instituten circa 109 mil-joen euro. Hiervan kwam circa 34 milmil-joen euro uit de tweede en derde geldstroom.

collecties

Het CbS heeft in 2010 vanuit de FES-gelden substantiële middelen verkregen voor het ontsluiten van de gehele collectie in de komende drie jaar. Ook de KNAW heeft vanuit het Strategiefonds een relevante bijdrage geleverd aan de totstandkoming van dit project.

Tot nu toe vormde de evaluatie van de collectietaken van de collectionerende instituten een van de onderdelen van de onderzoeksevaluatie op basis van het SEP. De ervaring leerde echter dat dit protocol onvoldoende recht doet aan de collectie-taak. Het vormen, beheren en ontsluiten van wetenschappelijke collecties vereist specifieke kennis en vaardigheden die (deels) onvergelijkbaar zijn met de kennis en vaardigheden die nodig zijn voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Daarom heeft de KNAW directie besloten de collecties van het iiSG, het KiTLV, het Meertens instituut en het NiOD-CHGS in 2011 gelijktijdig en in samenhang te laten evalueren door een (inter-)nationale commissie van collectiedeskundigen. in 2010

(13)

is een commissie samengesteld die een protocol moet opstellen voor deze geclus-terde evaluatie. Dit protocol was eind 2010 in conceptvorm gereed. Het is de bedoe-ling dat de eerste geclusterde evaluatie van instituten eind 2011 plaatsvindt.

aansturing

Al in 2009 is een begin gemaakt met het verbeteren van de aansturing van de insti-tutenorganisatie, onder meer door het veranderen van de aard en werkwijze van de Directeurenraad. De Directeurenraad dient meer dan in het verleden te func-tioneren als een platform voor strategische discussies. Daarnaast is het jaarlijkse voorjaarsoverleg met individuele instituten ingesteld. Hier wordt de voortgang van de meerjarenonderzoeksagenda van het instituut kritisch besproken in samenhang met de wetenschappelijke kwaliteit, het personeelsbeleid en het financiële en com-municatiebeleid. Het thema kennisbenutting staat eveneens expliciet op de agenda.

kennisbenutting en -verspreiding

Het onderwerp kennisbenutting wordt de komende jaren prominent op de agenda geplaatst. Om kennisbenutting binnen de organisatie te bevorderen is in 2010 een eerste concept voor een beleidsnota ‘Kennisbenutting bij de institutenorganisatie KNAW’ verschenen. Deze nota zal in 2011 verder uitgewerkt en geïmplementeerd worden.

Aangaande de verspreiding van kennis streeft de KNAW ernaar om binnen de eigen institutenorganisatie zo veel mogelijk ‘open access’ van onderzoeksdata en publicaties te realiseren. in dit kader is in 2010 en 2011 de beleidsnotitie ‘Open Ac-cess en Digitale Duurzaamheid’ opgesteld. De implementatie van deze notitie zal in 2011 beginnen.

proefdieren

in het kader van de Code Openheid Dierproeven werd het KNAW publieksstandpunt Dierproeven en Proefdieren ontwikkeld en gepubliceerd (zie www.knaw.nl onder de rubriek ‘thematisch’).

directeursbenoemingen en leerstoelen

A.C.J. Hulk werd in 2010 als opvolger van W.P. blockmans benoemd tot de nieuwe directeur/rector van het NiAS. L.J.G. van Wissen is benoemd tot directeur van het NiDi. Hij volgt F.J.C. Willekens op.

in totaal waren 93 van de aan KNAW-instituten werkzame onderzoekers als hoogleraar verbonden aan een universiteit. S.R.b. Heymans is dit jaar benoemd tot iCiN hoogleraar ‘idiopathische cardiomyopathiën’ aan de Universiteit Maastricht.

bouwzaken en huisvesting

Op 11 november, de dag van de Duurzaamheid, opende het NiOO voor één dag de deuren van de nieuwbouw op het terrein van Wageningen Universiteit en Research Centre. Het betreft een duurzaam onderzoeksgebouw dat uniek is door het gebruik van een combinatie van bestaande en nieuwe op duurzaamheid gerichte technie-ken. begin 2011 vindt de verhuizing en officiële opening plaats. in 2010 zijn tevens voorbereidingen getroffen voor de voorgenomen uitbreiding van het Hubrecht instituut.

(14)

3.2 De instituten van de KNAW

Hieronder wordt van ieder instituut de missie en het werkgebied weergegeven. Per instituut wordt door de instituutsdirectie het belangrijkste resultaat c.q. één belang-rijk resultaat uit 2010 belicht. Dit gebeurt ongeacht de verschillen in schaalgrootte en wetenschappelijke output tussen de instituten.

3.2.1 Centraalbureau voor Schimmelcultures

missie en werkgebied

Het CbS Fungal biodiversity Centre is ruim honderd jaar geleden opgericht ter bescherming van de biodiversiteit van schimmels. Het CbS bezit de grootste col-lectie levende schimmels ter wereld en is een expertisecentrum voor mycologische vraagstukken voor wetenschap, industrie en geneeskunde. Het gevaar van schim-mels voor gewassen en voedsel is een van de centrale onderzoeksthema’s van het instituut. Een ander belangrijk thema is de betekenis van schimmels voor de geneeskunde (antibiotica). Daarnaast adviseert het CbS nationale en internationale overheden en bedrijven over de biodiversiteit van schimmels.

uitgelicht: paddenstoelenteelt

Paddenstoelen zijn in bijna alle culturen een belangrijke voedselbron. De meest gegeten paddenstoel is de champignon, waarvan in de EU jaarlijks een miljard kilo wordt geproduceerd, een kwart daarvan in Nederland. De Nederlandse productie staat sterk onder druk door concurrentie van landen waar de arbeidskosten lager zijn. De enige manier voor Nederland om zijn positie te behouden is het verder ontwikkelen van de paddenstoelenteelt zodat de productie efficiënter wordt en de productiekosten lager. Als de ontwikkeling van paddenstoelen in een kweek-bed gesynchroniseerd kan worden zou dit een belangrijke stap voorwaarts zijn. Synchronisatie zou leiden tot een gelijkmatiger teelt en het automatisch plukken vergemakkelijken. Helaas is er erg weinig bekend over het mechanisme waarmee schimmels paddenstoelen maken. in een recente studie, gecoördineerd door Han Wösten van de Universiteit Utrecht, is de genoomsequentie opgehelderd van een paddenstoelvormende schimmel: Schizophyllum commune. Deze schimmel wordt algemeen gebruikt als model voor paddenstoelvormende schimmels, maar wordt niet voor consumptie gekweekt. Analyse van de genoomsequentie bracht een groot aantal regulatoreiwitten aan het licht, waarvan veel alleen actief waren in specifieke stadia van de levenscyclus van de schimmel. Vervolgonderzoek toonde aan dat na het uitschakelen van één van deze regulatoren geen paddenstoelvorming meer op-trad, terwijl de uitschakeling van een andere regulator juist tot meer paddenstoelen leidde. Deze data helpen het mechanisme achter paddenstoelvormig te begrijpen. Verder onderzoek moet aantonen of deze informatie gebruikt kan worden om de paddenstoelenteelt in Nederland te verbeteren. De studie gaf ook inzicht in het scala aan voedselbronnen die dit type schimmels kan gebruiken. in 2010 zijn twee vervolgstudies gestart. De eerste studie richt zich op inzicht in het genoom van de vertrouwde champignon en de tweede studie op het voedselgebruik van de cham-pignon.

(15)

Wetenschappelijke kengetallen CBS 2008 2009 2010 Wetenschappelijke publicaties 102 97 114 Promoties 2 2 1 Onderzoeksinzet – fte’s 33,5 34,3 37,5 Leerstoelen 2 3 3 Personeel en financiën 2008 2009 2010

Totale formatie – fte’s 49,1 52,2 51,4

Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale

formatie 42 45 53

Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp)- % totale wp 45 65 66

Promovendi (aio’s) – fte’s 5,0 4,0 6,0

Gerealiseerde baten – k€ 5.053 4.889 5.528

Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) – % 1 2 2

Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) – % 13 18 19

3.2.2 Data Archiving and Networked Services

missie en werkgebied

De missie van DANS is om de blijvende toegankelijkheid van digitale onderzoeks-bestanden voor de alfa- en gammawetenschappen te garanderen. DANS levert databestanden en daaraan gerelateerde diensten aan onderzoekers en bevordert samenwerkingsprojecten met en tussen onderzoeksgroepen. DANS is partner in Europese en andere internationale dataorganisaties, om gegevensbestanden uit het buitenland te ontsluiten voor Nederlandse onderzoekers. DANS streeft naar een zo open mogelijke toegang tot wetenschappelijke gegevensbestanden, maar beschermt gegevens waar dat nodig is. Op deze wijze biedt DANS garanties voor datakwaliteit, duidelijke voorwaarden voor datagebruik en heldere criteria voor digitale databe-waarplaatsen.

uitgelicht: toegankelijkheid van kwalitatieve onderzoeksdata

Dat het miljoenste bestand dat in 2010 bij DANS werd gearchiveerd een digitale foto was, was geen toeval. 2010 was een jaar waarin beeld-, geluid- en videodata een be-langrijke rol speelden. Het meest opmerkelijk daarbij was de digitale archivering en ontsluiting van een reeks collecties met kwalitatieve interviews op het grensgebied van oral history en kwalitatieve sociale wetenschappen.

Dat kwalitatieve onderzoeksdata toegankelijk konden worden gemaakt voor heranalyse is door onderzoekers lang in twijfel getrokken. De nuances van een interview in de vorm van een lopend gesprek konden lastig worden gecodificeerd, zo meenden de meeste specialisten. De insteek van de vragen en antwoorden is ook vaak zo persoonlijk, dat buiten de context van dat specifieke onderzoek de intervie-wgegevens zo goed als onbruikbaar zouden zijn. Ook het noodzakelijke anonimi-seren (niet alleen van de respondenten, maar ook van de personen die zij noemen) zou bij dit type onderzoeksbronnen onmogelijk zijn.

Al bij de start van DANS werd een wens van de Sociaal-Wetenschappelijke Raad meegegeven om aandacht te besteden aan de mogelijkheden van het archiveren van kwalitatieve onderzoeksdata. in 2010 leidde dit tot vernieuwende resultaten. Sa-men met een enthousiaste groep historici en sociale wetenschappers toonde DANS in 2010 aan dat het hergebruik van kwalitatief onderzoeksmateriaal niet alleen heel goed mogelijk is, maar ook tot nieuwe inzichten leidt. De mogelijkheden van verrijk-te publicaties (enhanced publications) stonden aan de basis. in dergelijke hybride publicaties worden verschillende media in onderlinge samenhang aangeboden. Het

(16)

gaat in dit geval om video- of spraakbestanden van interviews, gekoppeld aan al dan niet gecodeerde en geannoteerde interviewteksten. Een goed voorbeeld is de multidisciplinaire e-publicatie Wat veteranen vertellen – een combinatie van boek en website (www.watveteranenvertellen.nl). interviewfragmenten kunnen door de lezer van het boek online worden afgeluisterd, en desgewenst kunnen de volledige interviews worden opgezocht en gedownload.

DANS heeft inmiddels een aanzienlijke collectie van enkele duizenden kwalita-tieve interviews verzameld, die vooral betrekking hebben op oorlog en traumaver-werking. Deze collectie zal de komende jaren verder uitgroeien en geleidelijk ook andere thema’s gaan bestrijken.

Wetenschappelijke kengetallen DANS 2008 2009 2010

Wetenschappelijke publicaties 11 9 12

Promoties 0 0 0

Onderzoeksinzet – fte’s 0,1 0 0

Leerstoelen 0 0 0

Personeel en financiën 2008 2009 2010

Totale formatie – fte’s 24,3 29,1 29,9

Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale

formatie 8 7 9

Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp)- % totale wp 0 91 30

Promovendi (aio’s) – fte’s 0 0 0

Gerealiseerde baten – k€ 3.788 3.883 3.844

Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) – % 3 3 4

Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) – % 19 22 16

3.2.3 Fryske Akademy

missie en werkgebied

De Fryske Akademy is een multidisciplinair instituut dat zich toelegt op het ver-richten van fundamenteel en toegepast wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de Friese taal, cultuur, geschiedenis en samenleving. Haar expertise betreft in het bijzonder sociale duurzaamheid, onderwijs, taalsociologie en taalsystemen in meertalige samenlevingen en regionale cultuur en identiteit – dit alles in verge-lijkend perspectief. Op deze terreinen levert zij hoogwaardige en vernieuwende wetenschappelijke prestaties met een duidelijke, maatschappelijke relevantie. De komende jaren wil zij zich strategisch ontwikkelen tot een ‘Laboratorium Fryslân’, dat de Friese casus effectief voor het regionale, nationale en internationale weten-schappelijke voetlicht brengt.

uitgelicht: wurdboek fan de fryske taal/woordenboek der friese taal online

De Fryske Akademy heeft in 2010 het Wurdboek fan de Fryske taal/Woordenboek der Friese taal (WFT) online kunnen brengen. Dit is de bijzondere afsluiting van het oudste en langst lopende project van de Fryske Akademy, waaraan sinds de oprichting van het instituut in 1938 generaties lexicografen hebben gewerkt. in 1984 kwam het eerste papieren deel van dit wetenschappelijke woordenboek uit en sindsdien verschijnt jaarlijks een nieuw deel. Het totale woordenboek omvat 25 delen. Het laatste papieren deel verschijnt in 2011, maar sinds juli 2010 is het complete WFT al online te raadplegen. Hare Majesteit Koningin beatrix, die in 1984

(17)

het papieren deel 1 in ontvangst nam, bracht het woordenboek bij het 14de

Euralex-congres te Leeuwarden (6-10 juli 2010) online.

Het Euralex-congres, dat de Fryske Akademy namens de European Asociation for Lexicography (Euralex) in samenwerking met het instituut voor Nederlandse Lexicologie (iNL) organiseerde, besteedde ruimschoots aandacht aan de lexicogra-fie van kleinere talen, c.q. minderheidstalen, in Europa en aan wetenschappelijke innovatie en het gebruik van vernieuwende technologieën in de lexicografie van de toekomst. Het WFT wordt ook internationaal gezien als een belangrijk voorbeeld voor de wetenschappelijke beschrijving en ontsluiting van de woordenschat van kleinere talen. Het WFT beschrijft het Fries van 1800 tot omstreeks 1975. in het woordenboek wordt het Fries van de grote dialecten binnen Fryslân beschreven: het Kleifries, het Woudfries, het Zuidwesthoeks en het Noordoosthoeks. Van de af-wijkende Friese dialecten op de eilanden en in Hindeloopen worden de betreffende vormen genoemd. Van de woorden wordt onder meer het volgende beschreven: woordsoort, uitspraak, verbuiging, etymologische verwijzing, betekenis, afleidingen en samenstellingen.

Het wetenschappelijke woordenboek telt zo’n 118.000 trefwoorden en is geba-seerd op ruim 1.200 bronnen. De digitale versie van het Friese woordenboek maakt deel uit van de Taalbank Nederlands van het instituut voor Nederlandse Lexicologie in Leiden. Daar waren al de vier grote wetenschappelijke woordenboeken – het Oudnederlands, Vroegmiddelnederlands, Middelnederlands en Nieuwnederlands – tegelijk te doorzoeken. Zo kan het WFT dus ook doorzocht worden op verwante Nederlandse woorden, waardoor het eveneens interessant is voor gebruikers die geen Fries spreken.

De online versie van het Wurdboek fan de Fryske taal/Woordenboek der Friese taal is te raadplegen via www.gtb.inl.nl.

Wetenschappelijke kengetallen Fryske Akademy 2008 2009 2010

Wetenschappelijke publicaties 86 42 59

Promoties 3 6 2

Onderzoeksinzet – fte’s 28,2 33,6 25,8

Leerstoelen 2 3 5

Personeel en financiën 2008 2009 2010

Totale formatie – fte’s 46,1 47,5 46,0

Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale

formatie 31 51 48

Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp)- % totale wp 33 32 33

Promovendi (aio’s) – fte’s 1,8 4,4 4

Gerealiseerde baten – k€ (1) 1.701 1.667 1.604

(1) Alleen KNAW-subsidie

3.2.4 Hubrecht Instituut

missie en werkgebied

Het Hubrecht instituut houdt zich bezig met een van de meest fundamentele processen in de levende natuur: de ontwikkeling tot een compleet dier vanuit een enkele cel, de bevruchte eicel. De ambitie van het Hubrecht instituut is meespelen in de top van de wereld op het gebied van de ontwikkelingsbiologie, met nadruk op embryonale en adulte stamcellen. Dit betekent dat het onderzoek in het instituut

(18)

zich moet kunnen meten met topinstituten in Europa en de beste universiteiten in de Verenigde Staten.

uitgelicht: stamcelonderzoek

in 2007 rapporteerden de onderzoekers van het Hubrecht instituut de ontdekking van de stamcel van de darm, met behulp van een nieuwe marker voor stamcellen: Lgr5. Hiertoe werden muismodellen geconstrueerd waarin de Lgr5 stamcellen lichtgevend zijn gemaakt. Aan de hand van deze modellen kunnen de onderzoekers nu met grote precisie de stamcellen in levend weefsel zichtbaar maken en isoleren. in 2010 hebben zij dankzij dit model twee belangwekkende waarnemingen gerap-porteerd. Ten eerste bevinden stamcellen zich volgens de leerboeken altijd in een ‘niche’, een gespecialiseerde omgeving. De niche beschermt en voedt de stamcel. in de darm zijn de stamcellen klein en verschuilen zich tussen de veel grotere Paneth-cellen, zelf overigens dochters van de stamcellen. De onderzoekers van het Hubrecht instituut vonden dat deze Paneth-cellen niet alleen, zoals algemeen aangenomen, de omgeving van de stamcellen steriel houden. Ze maken ook alle essentiële groeifactoren voor de stamcellen. Eveneens volgens de leerboeken deelt iedere stamcel zich asymmetrisch, waardoor er na elke deling weer precies een enkele stamcel ontstaat (en een dochtercel). De onderzoekers van het Hubrecht instituut hebben ontdekt dat het aantal stamcellen weliswaar constant is, maar niet door asymmetrische deling. De stamcellen delen symmetrisch maar kunnen alleen stamcel blijven wanneer ze tegen een Paneth-cel aanliggen. En daarmee is er slechts plaats voor een vast aantal stamcellen. De stamcellen die geen Paneth-cel-buur heb-ben, worden automatisch dochtercellen.

Wetenschappelijke kengetallen Hubrecht Instituut 2008 2009 2010

Wetenschappelijke publicaties 98 103 99

Promoties 10 10 19

Onderzoeksinzet – fte’s 99,9 113,3 132,8

Leerstoelen 5 6 8

Personeel en financiën 2008 2009 2010

Totale formatie – fte’s 157,7 171,2 184,6

Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale

formatie 58 59 60

Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp)- % totale wp 80 82 83

Promovendi (aio’s) – fte’s 42,3 44,1 49

Gerealiseerde baten – k€ 13.490 14.741 16.142

Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) – % 20 17 15

(19)

3.2.5 Huygens Instituut

missie en werkgebied

Het Huygens instituut onderzoekt en ontsluit wetenschapshistorische en literaire teksten vanaf de vroege middeleeuwen tot en met de twintigste eeuw. Dat levert geavanceerde digitale edities, bronnenpublicaties en andere digitale producten op (waaronder tekstanalytisch gereedschap), maar ook gedrukte publicaties. Op basis van tekstuele analyses verricht het instituut wetenschapshistorisch en letterkun-dig onderzoek. Een neventaak van het Huygens instituut is om door middel van tekstedities te voorzien in het behoud van het Nederlandse literaire erfgoed en dit toegankelijk te maken voor een breed publiek. Op het gebied van textual scholarship neemt het Huygens instituut internationaal een vooraanstaande positie in.

uitgelicht: theater en het publieke debat in de zestiende eeuw

Tegenwoordig vormen we onze mening door de media te volgen, maar in de zes-tiende eeuw was die rol weggelegd voor toneel. Dat toneel was tweetalig: er werden Latijnse en Nederlandse stukken opgevoerd. in het Nederlands verschenen soms openlijk satirische stukken, zoals het Spul van Sinnen van de Siecke Stadt, waarin de stad Amsterdam doodziek op bed ligt. boosdoeners waren de orthodox-katholieke bestuurders. Het Latijnse toneel lijkt minder op de actualiteit gericht. Het is vooral bedoeld voor school en gaat over bijbelse onderwerpen. Hoe beïnvloedt het zes-tiende-eeuwse toneel de publieke opinie? En is hierbij inderdaad verschil tussen het volkstalige en het Latijnse toneel? Het werd onderzocht in het project Latin and Vernacular Cultures: Theatre and Public Opinion in the Netherlands, ca. 1510-1625. in 2005 verwierf Jan bloemendal hiervoor een ViDi-subsidie van NWO. in het project werkt het Huygens instituut samen met de Universiteit van Amsterdam. Het leverde al verschillende artikelen, boeken en congresbijdragen op. in 2010 zijn twee proefschriften voltooid.

Gebleken is dat toneel verschillende rollen vervulde in het debat. Het kan iets op de agenda zetten, of bijdragen aan een al lopende discussie. De auteurs konden nieuwe opinies vormen of bestaande opvattingen promoten. De beïnvloeding ver-liep getrapt: de stukken leidden tot publieke discussies en daarmee tot opinievor-ming. Of de beïnvloedingspogingen succesvol waren, valt moeilijker te achterhalen. in het Spel van Sinnen van de Siecke Stadt moesten de orthodox-katholieke bestuur-ders op een gegeven moment plaats maken voor een nieuwe bestuurlijke elite. Dat gebeurde in werkelijkheid ook. Of het toneelstuk aan die verandering heeft bijge-dragen, weten we niet. Net zomin als we precies kunnen achterhalen hoeveel de reformatorische stukken uit de eerste helft van de zestiende eeuw hebben bijgedra-gen aan de verspreiding van de reformatie.

Het Latijnse toneel blijkt actueler dan we dachten. in bijbelse stukken worden vaak statements gemaakt in de grote religieuze debatten van die tijd. Zo schreef de Haagse rector Guilielmus Gnapheus het toneelstuk Acolastus (1539) over de Ver-loren Zoon. Heel duidelijk kan hierin het debat tussen Luther en Erasmus over de vrije wil worden herkend, dat ongeveer tien jaar daarvoor tot een uitbarsting was gekomen.

Ook aan katholieke kant werd geprobeerd de opinie te beïnvloeden. in de stuk-ken van de rector van de Utrechtse Latijnse school Cornelius Laurimanus kun je bijvoorbeeld zien dat hij een achterhoedegevecht leverde voor behoud van het katholicisme in Utrecht, destijds een rooms-katholieke enclave in een overwegend protestantse omgeving.

(20)

Wetenschappelijke kengetallen Huygens Instituut 2008 2009 2010 Wetenschappelijke publicaties 48 48 50 Promoties 0 1 1 Onderzoeksinzet – fte’s 31,7 24,7 24,2 Leerstoelen 2 4 4 Personeel en financiën 2008 2009 2010

Totale formatie – fte’s 31,6 34,2 32,8

Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale

formatie 47 40 47

Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp)- % totale wp 91 5 15

Promovendi (aio’s) – fte’s 0 0 0

Gerealiseerde baten – k€ 2.764 2.576 3.136

Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) – % 1 3 5

Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) – % 5 3 7

3.2.6 Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis

missie en werkgebied

Het iiSG is het grootste documentatie- en onderzoekscentrum ter wereld op het ter-rein van de sociale geschiedenis. Sinds zijn oprichting in 1935 zet het instituut zich in voor het verzamelen, behouden en ter beschikking stellen van het erfgoed van sociale bewegingen wereldwijd. Het instituut is onafhankelijk en betrouwbaar en daardoor een logische bewaarplaats voor het dikwijls bedreigde culturele erfgoed van de arbeidersbeweging en andere emancipatorische groepen en stromingen. De onderzoeksafdeling van het instituut richt zich op de geschiedenis van arbeidsver-houdingen en organiseert internationale projecten op dit terrein. De verzameling (archieven, bibliotheek- en audiovisueel materiaal) beslaat ruim vijftig kilometer planklengte.

uitgelicht: jubileum, 75 jaar iisg

2010 was voor het iiSG een bijzonder jaar. Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan organiseerde het instituut in samenwerking met de afdeling bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam de tentoonstelling ‘Wereldverbeteraars! 75 jaar iiSG’. De tentoonstelling omvatte een keuze uit driekwart eeuw verzamelgeschiede-nis aan de hand van zo’n 250 originele objecten en was bedoeld om de breedte van de collectie te tonen. Tegelijkertijd wilden de samenstellers van de tentoonstelling de geschiedenis van het instituut en de logica achter de ontwikkeling van de ver-zameling zichtbaar maken. ‘Wereldverbeteraars’ vormden de rode draad. Het iiSG omschreef zijn keuze voor de titel van de tentoonstelling als volgt:

‘Mensen en bewegingen die zich inzetten voor verbetering van de wereld zijn van alle tijden en gezindten. Het iiSG verzamelt sinds 75 jaar documenten en archieven van ‘wereldverbeteraars’ en stimuleert het historisch onderzoek naar deze mensen en bewegingen in al hun aspecten. Hun wereldwijde idealisme en maatschappelijk activisme heeft grote gevolgen gehad. De tentoonstelling weer-spiegelt dat.’

Te zien waren onder meer de enige bewaard gebleven handgeschreven pagina van het Communistisch Manifest van Marx, boeken die de leden van de Rote Armee Frak-tion lazen en annoteerden in de Stammheim-gevangenis, een exemplaar uit 1518 van Utopia van Thomas More, een zeventiende-eeuws tulpenboek van Jacob van

(21)

Swanenburch, een kunstwerk van antirookmagiër en provo Robert Jasper Groot-veld, schilderijen van de birmese politieke gevangene Htein Lin en actiemateriaal van onder andere Amnesty international en Greenpeace.

Het was voor het eerst dat de collectie van het iiSG op deze manier werd getoond aan een groot publiek. Dat de jaarlijkse museumnacht in de tentoonstel-lingsperiode viel – waardoor in één keer veel mensen tegelijk met het iiSG kennis-maakten – was een prachtige bijkomstigheid. De tentoonstelling liep van 29 oktober 2010 tot en met 30 januari 2011 en er kwamen gemiddeld zo’n 75 bezoekers per dag. Tegelijk met de tentoonstelling verscheen een prachtige catalogus.

Naast de tentoonstelling organiseerde het iiSG een serie masterclasses voor studenten van over de hele wereld en een debatreeks met de titel ‘Werkers van de wereld’. Doel van beide initiatieven was het bekendmaken van de onderzoeksafde-ling van het instituut bij een groot publiek.

Wetenschappelijke kengetallen IISG 2008 2009 2010

Wetenschappelijke publicaties 125 106 105

Promoties 7 6 4

Onderzoeksinzet – fte’s 13,4 27,9 11,6

Leerstoelen 11 10 9

Personeel en financiën 2008 2009 2010

Totale formatie – fte’s 98,9 97,1 109,1

Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale

formatie 13 13 14

Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp)- % totale wp 38 34 38

Promovendi (aio’s) – fte’s 0 1,0 0

Gerealiseerde baten – k€ 7.883 8.633 9.092

Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) – % 3 5 5

Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) – % 20 22 27

3.2.7 Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland

missie en werkgebied

Het interuniversitair Cardiologisch instituut Nederland (iCiN-KNAW) is een allian-tie van de acht academische cardiologische afdelingen in Nederland. Samen coör-dineren, stimuleren en verrichten ze onderzoek naar oorzaak en behandeling van hart- en vaatziekten.

uitgelicht: agressief behandelen ritmestoornissen niet effectief

Een van de toonaangevende onderzoeksresultaten van het iCiN in 2010 was de RACE ii-studie: ‘Lenient versus Strict Rate Control in Patients with Atrial Fibril-lation.’ Het doel van de studie was vast te stellen hoe strikt patiënten met hartrit-mestoornissen behandeld moeten worden. Hartrithartrit-mestoornissen komen veel voor en door de vergrijzing zal dit alleen maar meer worden. Onderzoekers schatten dat Nederland in 2030 tot wel een miljoen patiënten zal tellen met allerlei milde en ern-stige vormen van hartritmestoornissen. Tot nu toe werd de behandeling gericht op een hartslag lager dan 80 in rust en 110 bij matige inspanning. Deze doelen waren echter niet wetenschappelijk onderbouwd. Aan de RACE ii-studie namen ruim zes-honderd patiënten deel in alle acht academisch medische centra van Nederland en in een twintigtal andere ziekenhuizen. De patiënten werden gesplitst in twee groe-pen, waarbij de behandeling van de ene groep gericht werd op een hartslag onder

(22)

de 80 in rust en 110 bij matige inspanning. De andere groep werd gericht op 110 in rust. De patiënten in beide groepen werden twee tot drie jaar gevolgd. Uiteindelijk bleek in de streng behandelde groep niet minder dood of ziekenhuisopname door hart- en vaatziekten voor te komen. Een minder agressieve behandeling is dus niet beter of slechter dan een zeer agressieve behandeling. Voor de patiënt biedt dit belangrijke voordelen: minder medicijnen en/of lagere doses slikken en minder vaak naar het ziekenhuis. Uiteindelijk levert dit ook een financieel voordeel op. De studie werd in april 2010 gepubliceerd in het New England Journal of Medicine, het meest gerenommeerde blad voor medische wetenschappers. De RACE ii-studie werd geleid door iCiN-hoogleraar isabelle van Gelder, werkzaam bij het Universitair Medisch Centrum Groningen.

Wetenschappelijke kengetallen ICIN 2008 2009 2010

Wetenschappelijke publicaties 281 470 428

Promoties 15 20 20

Onderzoeksinzet – fte’s 75,7 88,3 89,7

Leerstoelen 5 5 7

Personeel en financiën 2008 2009 2010

Totale formatie – fte’s 82,7 91,9 76,9

Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale

formatie 74 81 82

Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp)- % totale wp 96 100 97

Promovendi (aio’s) – fte’s 14,0 15,0 16,5

Gerealiseerde baten – k€ 6.829 7.311 7.757

Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) – % 4 4 1

Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) – % 55 67 67

3.2.8 Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde

missie en werkgebied

De missie van het KiTLV, opgericht in 1851, is de bevordering van collectievorming en onderzoek op het gebied van de taalkunde, sociale en historische wetenschap-pen van Zuidoost-Azië, het Zuidzeegebied en het Caribisch gebied, in het bijzonder indonesië, Suriname, de

Nederlandse Antillen en Aruba. Recent zijn ook postkoloniale migranten in Nederland nadrukkelijk onderdeel geworden van het aandachtsgebied. Een derde hoofdactiviteit, naast onderzoek en collectievorming, is de uitgeverij. Het KiTLV heeft twee locaties: een hoofdvestiging in Leiden en een nevenvestiging in Jakarta.

uitgelicht: in Search of Middle indonesia

Het onderzoeksprogramma In Search of Middle Indonesia gaat over middenklassen en jeugd in indonesische provinciesteden. De helft van de stedelijke bevolking van dit enorme land woont in een van de bijna tweehonderd middelgrote steden. Na de bestuurlijke decentralisatie en democratisering van 1999 straalt deze ‘sociale zone’ veel politieke energie uit. Dit is het eerste onderzoeksprogramma sinds de jaren vijftig dat zich op het provinciale niveau richt.

Gefinancierd door het Scientific Programme indonesia-Netherlands (SPiN) van de KNAW ging het programma in 2006 van start. Vijf PhD-studenten (waarvan drie indonesiërs) en twaalf internationale postdoctorale onderzoekers hebben heel veel nieuws ontdekt over de dynamiek van Middle indonesia. De meeste studies zijn

(23)

etnografisch van aard en gericht op een viertal steden. Alle PhD-studenten ronden naar verwachting hun promoties af in de zomer van 2011. Een bundel (In Search of Middle Indonesia) en twee monografieën (een over Public Islam en een geschied-kundige studie met de titel The Makings of Middle Indonesia) moeten dan ook bij de uitgever liggen.

Op de slotconferentie in september 2010 omschreef de bekende econoom van Oxford University barbara Harriss-White Middle Indonesia als een ambitieus en inspirerend concept omdat het de complexiteit van het maatschappelijke midden-veld in indonesië in kaart wil brengen. Specifieke kenmerken van Middle Indonesia zijn de opleving van islamitische vroomheid, de traditie van saamhorigheid die in indonesië gotong royong heet, de sterk gepersonaliseerde stijl van democratie, de alomtegenwoordige grote maar vooral kleine corruptie en een breed gedragen wan-trouwen jegens marktwerking. Veel van deze kenmerken werden tot dusver vaag omschreven als ‘typisch indonesisch’.

De onderzoekers van het Middle indonesia-project hebben aangetoond dat deze kenmerken te verklaren zijn door naar sociale klassen te kijken in een specifieke provinciale omgeving. Provinciesteden zijn belangrijke knooppunten tussen de hoofdstad en het platteland, tussen staat en samenleving, tussen kapitaal en de agrarische en informele economie en tussen mondiale en lokale culturen. Opper-vlakkig gezien verlopen die ontmoetingen op een gemoedelijke manier, maar wie doorvraagt komt snel grote frustraties tegen. Soms komen die tot uitbarsting in et-nisch of religieus geweld. Jongeren zijn meestal de stoottroepen van de veranderin-gen die zich in deze overanderin-genschijnlijk rustige plaatsen afspelen. Het beeld van provin-ciesteden uit de jaren vijftig als stagnerende binnenwaters die gekenmerkt werden door gedeelde armoede, is inmiddels volstrekt achterhaald. In Search of Middle Indonesia maakt duidelijk dat wie de specifieke dynamiek van het huidige indonesië wil begrijpen, ontwikkelingen op het provinciale vlak niet langer kan negeren.

Wetenschappelijke kengetallen KITLV 2008 2009 2010

Wetenschappelijke publicaties 92 79 70

Promoties 0 2 1

Onderzoeksinzet – fte’s 13,4 11,7 11,9

Leerstoelen 3 3 5

Personeel en financiën 2008 2009 2010

Totale formatie – fte’s 44,1 42,1 37,3

Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale

formatie 19 16 22

Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp)- % totale wp 27 6 12

Promovendi (aio’s) – fte’s 0 0 0

Gerealiseerde baten – k€ 5.065 4.846 4.515

Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) – % 4 4 1

Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) – % 19 14 15

3.2.9 Meertens Instituut

missie en werkgebied

Het Meertens instituut richt zich op de wetenschappelijke bestudering en documen-tatie van Nederlandse taal en cultuur. Het doel van zijn onderzoek is een bijdrage te leveren aan het begrijpen van taal en cultuur, in het bijzonder de diversiteit en de dynamiek daarvan. Het onderzoek is georganiseerd in twee groepen: Nederlandse

(24)

etnologie en Variatielinguïstiek. De onderzoeksgroep Nederlandse etnologie bestu-deert de cultuur van het dagelijks leven in Nederland. De onderzoeksgroep Variatie-linguïstiek richt zich op variëteiten van het Nederlands zoals dialecten, sociolecten en etnisch Nederlands, met speciale aandacht voor de grammaticale aspecten van deze taalvariëteiten. in toenemende mate concentreert de documentatie van taalvariatie, namen en cultuur van het dagelijks leven zich op het ontwikkelen en beschikbaar stellen van digitale informatie in databases en via de website van het instituut. Het Meertens instituut heeft de ambitie om expertise- en kenniscentrum te zijn voor Nederlandse taal en cultuur.

uitgelicht: taalportal nederlands/fries

in 2010 heeft een consortium onder leiding van het Meertens instituut de midde-len verworven om te gaan werken aan een Engelstalige, digitale wetenschappelijke grammatica van het Nederlands en het Fries. bestaande informatie over de gram-matica van de beide talen wordt bij elkaar en met elkaar in verband gebracht. Het gaat daarbij om de fonologie (klanksysteem), de morfologie (woordstructuur) en de syntaxis (zinsbouw). Er bestaan Engelstalige handboeken voor het Nederlands voor de morfologie en de fonologie en een nog onaf manuscript voor de syntaxis. Ook voor het Fries zijn er teksten beschikbaar. Deze teksten worden up-to-date gemaakt en aangevuld met nieuwe delen over en nieuwe wetenschappelijke inzichten in de structuur van de beide talen. Aangezien de taal voortdurend in verandering is, is het noodzakelijk dat een grammatica een dynamisch systeem is dat de stand van zaken van het moment weergeeft. Een digitale grammatica maakt het mogelijk de infor-matie aan te blijven vullen met nieuwe verschijnselen en inzichten en is daarom bij uitstek geschikt voor de beschrijving van een dynamisch object. Geen enkele andere taal heeft een dergelijke dynamische en elektronisch toegankelijke grammatica, die voor het onderzoek naar de Nederlandse en Friese taal een belangrijke bron van informatie zal vormen. Tevens zal The Language Portal Dutch/Frisian leiden tot taalvergelijkend onderzoek naar eigenschappen van het grammaticale systeem die op dit moment grotendeels buiten beschouwing blijven van de internationale lingu-istiek, zoals de eigenaardige, complexe, maar uiterst gestructureerde stapeling van werkwoorden aan het eind van de Nederlandse of Friese zin. Een andere bijzonder-heid van de dienst is dat de verschillende delen van het taalsysteem – klanksysteem, woordstructuur, zinsbouw – op een systematische manier aan elkaar gekoppeld worden. Ondanks de vele overlappingen tussen de deelsystemen bestaat er nog van geen enkele taal een grammatica waarin de delen geïntegreerd zijn. Ten slotte maakt The Language Portal het mogelijk om direct door te verwijzen naar relevante wetenschappelijke literatuur in repositories.

De doelgroep van dit project is de internationale gemeenschap van taalkundige onderzoekers op het gebied van grammaticale structuur in het algemeen en op het gebied van het Nederlands en het Fries in het bijzonder. Het project zal in 2011 van start gaan op basis van een subsidie van NWO. behalve het Meertens instituut zijn bij dit omvangrijke vijfjarige project ook de Universiteit Leiden, de Fryske Akademy, het instituut voor Nederlandse Lexicologie (iNL) en de Universiteit Utrecht betrok-ken.

(25)

Wetenschappelijke kengetallen Meertens Instituut 2008 2009 2010 Wetenschappelijke publicaties 92 72 70 Promoties 2 2 9 Onderzoeksinzet – fte’s 19,9 18,3 16,3 Leerstoelen 7 7 6 Personeel en financiën 2008 2009 2010

Totale formatie – fte’s 46,9 47,3 46,0

Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale

formatie 52 48 50

Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp)- % totale wp 42 35 28

Promovendi (aio’s) – fte’s 5,8 4,6 3,9

Gerealiseerde baten – k€ 3.564 3.788 3.824

Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) – % 18 14 9

Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) – % 10 6 11

3.2.10 Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences

missie en werkgebied

Het NiAS stelt zich ten doel vanuit een internationaal en interdisciplinair perspec-tief een belangrijke faciliterende en stimulerende rol te spelen bij de vernieuwing van (Nederlands) toponderzoek op het gebied van de geestes- en sociale weten-schappen en op het grensvlak daarvan met andere disciplines. Jaarlijks biedt het NiAS daartoe onderzoeksfaciliteiten aan zo’n vijftig vooraanstaande wetenschap-pers uit binnen- en buitenland. Zij werken er individueel of in multidisciplinaire thematische onderzoeksprogramma’s. Daarnaast biedt het NiAS faciliteiten en ondersteuning voor het organiseren van (meerdaagse) workshops.

uitgelicht: onderzoek artistieke uitwisseling tussen nederland en aziatische culturen

Het meest opvallende wetenschappelijke resultaat werd in 2010 bereikt door de themagroep ‘The Reception of Netherlandish Art in the Indian Ocean Region and East Asia, and its Impact on Asian Cultures’. Het onderzoek werd gekenmerkt door een sterke interdisciplinariteit, de betrokkenheid van verschillende onderzoekers en instellingen buiten het NiAS en de ontsluiting van waardevol onderzoeksmate-riaal. Zes maanden van intensieve en interactieve samenwerking culmineerden in een succesvolle conferentie. Een boek ‘Mediating Netherlandish Art and Material Culture in Asia’, met een voorwoord van Michael North en Thomas Kaufman en hoofdstukken van de themagroepleden op hun respectieve onderzoeksgebieden, wordt uitgebracht door Amsterdam University Press. De bijzondere collectie van uniek beeldmateriaal, door de themagroep bijeengebracht om te onderzoeken en te bediscussiëren, is met ondersteuning van het NiAS duurzaam opgeslagen bij DANS. Het werk van de groep zal vooral van belang zijn voor kunst- en culturele historici, antropologen en onderzoekers van internationale culturele uitwisseling.

De themagroep bestudeerde de culturele en artistieke contacten tussen Ne-derland en de Kaapkolonie, Perzië, india, Taiwan, China, indonesië en Japan in de zeventiende en achttiende eeuw. Het onderzoek richtte zich op de artistieke uitvoe-ringspraktijk, kunstpatronage, handelsnetwerken, uitwisseling van geschenken en iconografie. Ook was er aandacht voor de personen die daarbij een rol speelden, specifieke kunstwerken en de methoden van artistieke transmissie. Tegelijkertijd werd een theoretisch debat gevoerd.

(26)

De groep bestond uit negen onderzoekers, voornamelijk historici en kunsthisto-rici. in het NiAS was bij andere fellows veel belangstelling voor de themagroep. Zo leverden specialisten op het gebied van memory studies en historische sociologie bijdragen aan de theoretische discussies in de wekelijkse seminars. Vanuit het NiAS werd ondersteuning verleend door een onderzoeksassistent die haar expertise op onder meer het gebied van het oud-Chinees inbracht. buiten het NiAS werd samen-gewerkt met onder andere het Rijksmuseum in Amsterdam, het Teylers Museum in Haarlem, het Centraal Museum en het Moluks Historisch Museum in Utrecht en het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden.

Wetenschappelijke kengetallen NIAS 2008 2009 2010

Wetenschappelijke publicaties 248 224 180

Promoties 0 0 0

Onderzoeksinzet – fte’s 0,2 0,2 0,2

Leerstoelen 1 1 1

Personeel en financiën 2008 2009 2010

Totale formatie – fte’s 14,1 14,7 15,1

Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale

formatie 6 6 5

Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp)- % totale wp 0 0 0

Promovendi (aio’s) – fte’s 0 0 0

Gerealiseerde baten – k€ 2.634 3.090 3.215

Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) – % 2 3 3

Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) – % 3 2 1

3.2.11 Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut

missie en werkgebied

Het NiDi bouwt en onderhoudt een kennisinfrastructuur op het gebied van de demografie. Medewerkers bestuderen demografische veranderingen in hun maat-schappelijke context en vanuit een levensloopperspectief. Het instituut maakt demografische kennis en informatie toegankelijk voor wetenschap, beleid en samenleving. De omvang en samenstelling van de bevolking worden beïnvloed door reproductie, mobiliteit en sterfte. Hoe verlopen deze processen en hoe worden zij beïnvloed door leefstijl, levensloop en omgeving? Omgevingsfactoren omvat-ten onder andere het gezin, de generatie en instituties. Het instituut draagt bij aan nationale en Europese opleidingsprogramma’s door het geven van onderwijs en de begeleiding van studenten en promovendi.

uitgelicht: langer leven, maar ook langer gezond?

Het toenemen van de levensverwachting roept de vraag op of hierbij alleen het tijd-stip van het overlijden wordt uitgesteld of dat ook de periode waarin we te maken hebben met fysieke en cognitieve beperkingen langer wordt en, zo ja, met hoeveel jaren?

De belangrijkste vraag van dit onderzoek was die naar de invloed op de levens-verwachting, met en zonder lichamelijke of cognitieve beperkingen, van risicofac-toren zoals roken en overgewicht, en van het opleidingsniveau. Om deze vraag te beantwoorden is gebruikgemaakt van gegevens van de Amerikaanse Health and Retirement Study (HRS), een longitudinale studie van 1992 tot en met 2004, met

(27)

ongeveer 30.000 respondenten die om de twee jaar zijn geïnterviewd over onder andere hun gezondheidstoestand.

Het meest verrassende resultaat is dat overgewicht en zwaarlijvigheid niet leiden tot oversterfte. De levensverwachting neemt niet af bij een hogere bMi (body mass index, een veelgebruikte maat voor overgewicht). Alleen ernstige zwaarlijvig-heid (bMi 35 of meer) verhoogt de sterfte en verlaagt dus de levensverwachting. Maar de levensverwachting met lichamelijke beperkingen neemt wel sterk toe bij overgewicht en zwaarlijvigheid. Matig zwaarlijvige mannen leven gemiddeld twee jaar langer met beperkingen na hun 55ste levensjaar dan mannen met normaal gewicht. Voor vrouwen is dat verschil maar liefst 3,2 jaar. Roken heeft het tegen-overgestelde effect. Doordat rokers gemiddeld jonger sterven, leven ze minder jaren met lichamelijke beperkingen: rokende mannen en vrouwen leven respectievelijk 1,3 en 1,4 jaar minder met beperkingen dan mannen en vrouwen die nooit gerookt hebben. Een hoge opleiding biedt het beste perspectief: het verlengt zowel de totale levensverwachting alsook de levensverwachting zonder beperkingen.

Ook het effect van risicofactoren op cognitief verval werd bestudeerd. De ana-lyses laten hier geen duidelijk effect zien van roken of overgewicht op het achter-uitgaan van de cognitieve capaciteit. De effecten van opleidingsniveau en etniciteit zijn wel significant en indrukwekkend. Afro-Amerikaanse mannen en vrouwen in de leeftijd van 55 tot 75 jaar hebben op basis van sociaal-economische factoren (bijvoorbeeld opleiding) bijna tweemaal zoveel kans (respectievelijk 196 en 192 %) op cognitieve beperkingen als blanken. Een hoog opleidingsniveau heeft een tegen-overgesteld effect: een langer leven, maar minder jaren met cognitieve beperkingen, hetgeen in lijn is met de in de literatuur beschreven ‘cognitieve reserve hypothese’ die stelt dat hoogopgeleiden meer cognitieve reserves hebben en daarom aantoon-baar cognitieve achteruitgang en geheugenverlies langer kunnen uitstellen.

Wetenschappelijke kengetallen NIDI 2008 2009 2010

Wetenschappelijke publicaties 123 92 77

Promoties 1 5 5

Onderzoeksinzet – fte’s 24,6 26,8 25,7

Leerstoelen 4 5 6

Personeel en financiën 2008 2009 2010

Totale formatie – fte’s 40,7 43,9 41,5

Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale

formatie 65 70 69

Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp)- % totale wp 31 43 33

Promovendi (aio’s) – fte’s 3,8 4,8 2

Gerealiseerde baten – k€ 3.768 4.018 4.316

Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) – % 2 4 11

Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) – % 37 44 35

3.2.12 Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen

missie en werkgebied

Het NiN verricht fundamenteel neurowetenschappelijk onderzoek op diverse niveaus van biologische complexiteit, met speciale aandacht voor de hersenen en het visuele systeem. Het overkoepelende thema ‘Plasticity: From Molecule to Mind’ omvat genetische, moleculaire en cellulaire benaderingen alsmede de functie van de

(28)

hersenen op systeemniveau. Het instituut is gevestigd op het AMC-terrein en zal de komende jaren de samenwerking met het AMC en het Spinozacentrum voor neuro-imaging verdiepen.

uitgelicht: onderzoek naar oorzaak slecht gezichtsvermogen

bij ouderen en mensen met een lui oog kan het gezichtsvermogen slecht zijn terwijl er niets mis is met het oog. in een studie gepubliceerd in het wetenschappelijk tijd-schrift Nature Neuroscience heeft de werkgroep van Christiaan Levelt aangetoond hoe een neuronale groeistof (bDNF), die onder deze omstandigheden vaak vermin-derd actief is in de visuele hersenschors, hierbij een belangrijke rol kan spelen.

Om de functie van bDNF bij het zien te bestuderen werd gewerkt met transgene muizen waarbij de zenuwcellen van de visuele hersenschors minder goed op bDNF reageren. Deze dieren namen stimuli met een laag contrast slechter waar dan hun genetisch onveranderde nestgenoten. Uit elektrofysiologische metingen bleek dat zonder bDNF de signalen tussen de hersencellen in de visuele hersenschors minder efficiënt worden overgebracht. De neuronale signalen veroorzaakt door een stimu-lus met een hoog contrast in genetisch gemodificeerde dieren lijken daardoor op de signalen die normaal gesproken door stimuli met een laag contrast worden opge-wekt, terwijl stimuli met een laag contrast helemaal niet meer worden waargeno-men. Deze verminderde contrastgevoeligheid leidt tot een afname van de gezichts-scherpte van de transgene muizen.

Een belangrijk neuronaal model uit de jaren negentig, het Heeger normalisatie-model, beschrijft hoe zenuwcellen in de visuele hersenschors reageren op visuele stimuli. Alexander Heimel uit de Levelt groep kon voor het eerst laten zien dat dit model ook de relatie tussen contrastgevoeligheid en gezichtsscherpte kan verkla-ren. Door deze ontdekkingen kan nu beter voorspeld worden hoe informatiever-werking in de visuele hersenschors plaatsvindt. Op termijn kunnen deze bevindin-gen leiden tot nieuwe therapieën voor het herstel van een slecht gezichtsvermobevindin-gen ten gevolge van een lui oog of door ouderdom.

Wetenschappelijke kengetallen NIN 2008 2009 2010

Wetenschappelijke publicaties 140 139 153

Promoties 12 5 11

Onderzoeksinzet – fte’s 91,9 102,8 109,8

Leerstoelen 6 11 10

Personeel en financiën 2008 2009 2010

Totale formatie – fte’s 141,5 151,1 156,6

Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale

formatie 56 60 64

Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp)- % totale wp 71 78 77

Promovendi (aio’s) – fte’s 35,6 41,8 40,3

Gerealiseerde baten – k€ 14.448 13.974 14.126

Aandeel tweede geldstroom (NWO-subsidies) – % 5 6 7

Aandeel derde geldstroom (subsidies van derden) – % 22 22 19

3.2.13 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie

missie en werkgebied

Het NiOD is een wetenschappelijk onafhankelijk onderzoeksinstituut dat sterk maatschappelijk georiënteerd is. De oorspronkelijke expertise van het NiOD ligt

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De boom heeft een hoge weerstand tegen wind, kan zeer goed langs de kust toegepast worden, is uitste- kend bestand tegen kanker en redelijk tot goed bestand tegen andere

Gezamenlijke scholings- en intervisie- bijeenkomsten voor alle Meedenkers, nog beter

• Wat kan ik de komende weken bijdragen binnen mijn organisatie om een prettige werkcultuur te creëren voor ervaringsdeskundigen. • Welke kennis ontbreekt wellicht nog binnen

• Niet altijd bewust dat cliëntondersteuning óók is voor vraagstukken rond schulden, werk & inkomen. • SCP over participatiewet: geen sprake

• Presentatie door Frits Dreschler van Divosa over het project ‘Rechtshulp en het sociaal domein’1. • In gesprek met Wil Evers, beleidsmedewerker bij

Een evaluatie levert kennis op voor de doorontwikkeling van beleid of aanpak of voor nieuw te ontwikkelen beleid of projecten.?. Vijf stappen voor monitoren

Alleenstaande moeders die veel praktische en emotionele steun ontvangen uit hun informele sociale netwerk, hebben niet minder opvoedstress dan moeders die dit minder

- Het college hierop in zijn memo van 7 september 3 mogelijkheden heeft aangegeven om invulling te geven aan de motie;. - Mogelijkheid 3: brede verstrekking van