• No results found

De invloed van het deelsfietsbeleid van de gemeente Amsterdam op het governance proces van de openbare ruimte

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van het deelsfietsbeleid van de gemeente Amsterdam op het governance proces van de openbare ruimte"

Copied!
122
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van het deelsfietsbeleid van

de gemeente Amsterdam

op het

governance proces van de openbare

ruimte

Universiteit van Amsterdam

Bachelorscriptie Sociale geografie & Planologie

Yunus Philip Yegenoglu

Studentnummer: 11076267

Begleider:

Beatriz Pineda Revilla (MSc)

18 juni 2018

(2)

Instelling: Universiteit van Amsterdam

Faculteit der Sociale wetenschappen

Bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie

Bachelor scriptieproject Sociale Geografie en Planologie semester 2

Cursuscode: 734301500Y

Cursusjaar 2017-2018

Scriptiebegeleider: MS Beatriz Pineda Revilla (MSc)

Scriptiecoördinator: Marloes van der Winkel

Student: Yunus Philip Yegenoglu

Studentnummer:

11076267

Adres: Danie Theronstraat 23 A

1091XV Amsterdam

Tel: +31627349289

(3)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ... 3

Inleiding ... 1

1.Theoretisch Kader ... 5

1.1 Smart City ... 5

1.2 Urban Public Space Governance ... 8

2. Methodologie ... 12

2.1 Operationalisatie concepten ... 13

2.2 Case study selectie ... 14

2.4 Data collectie ... 16

2.5 Data-analyse ... 17

2.6 Kwalitatieve onderzoekscriteria ... 18

3. Analyse ... 20

3.1 Vijf Generaties deelfietsen ... 21

3.2 Case ... 22

3.2.2 Bestuursinstrumenten ... 24

3.2.3 Bestuurstaken ... 26

3.2.4 Belangen van Actoren en Stakeholders ... 27

3.2.5 MaaS ... 33

Conclusie en aanbeveling ... 35

Aanbevelingen ... 37

Literatuurlijst ... 39

Bijlagen ... 43

1.1 Structuur codering ... 43

1.2 Interview Mobike ... 44

1.2 Interview stadsdeel Centrum ... 60

1.4 Interview Vervoerregio ... 69

1.5 Interview Wijkcentrum d’Oude Stadt ... 88

(4)
(5)

Inleiding

Het inwoneraantal van Amsterdam groeit en er wordt steeds meer gefietst. Dit gaat

gepaard met veranderingen in de openbare ruimte. In de afgelopen jaren is er steeds

meer druk op het gebruik van de openbare ruimte te komen staan. Met de opkomst van

de deeleconomie zijn private partijen de publieke ruimte gaan gebruiken om diensten

aan te bieden (Frenken et al, 2017). In 2017 hebben diverse marktpartijen in totaal 5.000

tot 7.000 deelfietsen in de openbare ruimte van Amsterdam geplaatst. Deze fietsen

namen een groot deel van de schaarse openbare ruimte en fietsparkeervoorzieningen

in beslag. Om de overlast als gevolg van het aanbieden van deelfietsen zonder beleid in

te perken handhaaft het college sinds 20 oktober 2017 een algeheel verbod op het

aanbieden van deelfietsen in de openbare ruimte (Parool, 2017).

De Gemeente van Amsterdam introduceerde begin december 2017 de nota deelfiets,

waarin de kansen voor de deelfiets in Amsterdam worden beschreven. Hierin wordt

gesteld dat de deelfiets enkel met een gereguleerd beleid een succes zou kunnen

worden. Tevens wordt voorgesteld om aan drie marktpartijen voor een proefperiode

van twee tot maximaal drie jaar een vergunning voor het exploiteren van deelfietsen te

verlenen, voorzien van richtlijnen aangaande het maximale aantal aangeboden fietsen

per locatie waardoor het in beslag nemen van de openbare ruimte beperkt kan worden

(Nota Deelfiets, 2017).

In de Nota Deelfiets worden verschillende fietsdeelsystemen aan de hand van

eigenschappen als de toegankelijkheid van het systeem, de wijze van registratie, de

terugbreng-mogelijkheden, het aantal locaties en de locatietypes van een netwerk

(Nota Deelfiets, 2017). Aanbieders van deelfietsen krijgen daarin de mogelijkheid om te

opereren volgens één van de volgende deelsystemen:

(6)

• Back-2-One (B21): De fiets dient te worden teruggebracht naar zijn begin locatie,

ophaal- en retourpunt zijn hetzelfde. In dit systeem staat de fiets de gehele

huurperiode ter beschikking van de gebruiker en is in de tussenperiode niet

beschikbaar voor andere gebruikers (Nota Deelfiets, 2017).

• Back-2-Many (B2M): De fiets kan na gebruik worden achtergelaten op

verschillende locaties, op aangewezen punten kan de fiets worden ingeleverd.

Als de fiets na een rit is gestald is deze weer beschikbaar voor andere gebruikers.

Op deze manier zouden op één dag meerdere gebruikers na elkaar dezelfde fiets

kunnen gebruiken, waardoor een potentieel hogere bezettingsgraad kan worden

gerealiseerd (Nota Deelfiets, 2017).

• Free Floating (FF): Fietsen kunnen op elke plek in een geografisch afgebakend

gebied worden achtergelaten en worden enkel voor de duur van de rit gehuurd.

Dit systeem vraagt meer van de deelfiets organisatie, omdat de fietsen moeten

worden herverdeeld voor een gebalanceerd fietsaanbod binnen het netwerk

(Nota Deelfiets, 2017).

Elk van de eerder omschreven deelfietssystemen opereert in combinatie met een

parkeersysteem. Voor de betrokken stakeholders (gebruiker, operator en lokale

overheid) heeft elk parkeersysteem zijn voor- en nadelen:

• Fietsstations bieden de gebruiker een vorm van zekerheid omdat de fietsen altijd

op dezelfde locatie te vinden zijn waardoor een hoge mobiliteitsgarantie

ontstaat. Verder is er geen smartphone-app benodigd om een fiets te huren.

Echter worden fietsen van fietsstations over het algemeen door de gebruiker als

minder comfortabel beschouwd. Voor de operator maakt het gebruik van

fietsstations het logistieke proces eenvoudiger omdat de fietsen enkel

geretourneerd kunnen worden bij een station. Hierdoor opereert dit systeem

relatief met het laagste aantal fietsen en is het minst diefstal gevoelig. Echter is

(7)

Lokale overheden kunnen de regels voor deelfietsen makkelijker handhaven

omdat deze enkel in de stations geparkeerd mogen worden. Bovendien

voorkomt het dat gebruikers de fiets niet achterlaten bij een fietsstation, wat

resulteert in een ordelijke openbare ruimte. Daarentegen brengt dit

parkeersysteem ook lasten met zich mee, zoals het grotere beslag op de

openbare ruimte en hogere kosten. Deze worden vaak opgevangen met subsidie

(Nota deelfiets, 2017, p 59).

• Fietsenrekken bieden de gebruiker tevens een mobiliteitsgarantie, omdat

deelfietsen op dezelfde fysieke locatie worden geparkeerd. Operators hebben

lagere investeringskosten in vergelijking tot het plaatsen van fietsstations. Echter

is de kans op incorrect gebruik door gebruikers hoger. Voor lokale overheden

biedt dit systeem het voordeel dat deelfietsen in de openbare ruimte relatief

eenvoudig te handhaven zijn. Het nadeel van het systeem zit in het grotere

beslag op de openbare ruimte en het risico dat er ook reguliere fietsen worden

geparkeerd in de rekken die enkel voor de deelfiets bedoeld zijn (Nota deelfiets,

2017, p 59).

• Fietsvakken bieden de gebruiker een mobiliteitsgarantie. Voor de operator

hebben zij in vergelijking tot fietsstations en fietsenrekken het voordeel dat dit

de laagste investeringskosten met zich mee brengt. Daar staat een hoger risico

op diefstal tegenover omdat de fiets hier niet fysiek aan een object wordt

vastgemaakt. Lokale overheden biedt dit systeem een hogere flexibiliteit omdat

vakken snel te creëren en weer te verwijderen zijn. Anderzijds kunnen grote

fietsvakken ook snel ongeorganiseerd raken doordat fietsen om kunnen vallen

of er reguliere fietsen worden geparkeerd. Daarnaast belasten zij de openbare

ruimte omdat er ruimte moet worden vrijgemaakt voor de fietsvakken (Nota

deelfiets, 2017, p 59).

• Free Floating, het geheel vrije parkeren biedt de gebruiker een hoge mate van

flexibiliteit maar verlaagt in zekere mate de mobiliteitsgarantie doordat

(8)

deelfietsen binnen een geografisch gebied overal geplaatst mogen worden. Voor

de operator brengt dit enerzijds een lage investering met zich mee, anderzijds is

het monitoren van de fietsen een zeer complex logistiek proces waarmee de

operatiekosten van het systeem hoger uitkomen. Lokale overheden hoeven

geen openbare ruimte te reserveren voor dit systeem. Als de fietsen overal

geplaatst mogen worden maakt dit het handhaven in de openbare ruimte

arbeidsintensiever (Nota deelfiets, 2017, p 59).

In beperkte mate is er nog maar wetenschappelijk onderzoek verricht naar governance

processen van deelfietsen in de openbare ruimte (Shaheen et al, 2010). Dit onderzoek

draagt daarom bij aan de wetenschappelijke kennis die beschikbaar is over het

governance proces van de deelfiets in de openbare ruimte en de belangen en de

interesses van de betrokken actoren. Doordat er beperkt onderzoek is verricht kan dit

onderzoek in een relevante vorm bijdragen aan het academische debat. In het

onderzoek zal extra worden gefocust op de vraag hoe de deelfiets wordt ingezet in de

openbare ruimte, en hoe stedelijke innovaties als MaaS bijdragen aan de leefbaarheid

(TNO, 2018). Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu definieert leefbaarheid

als “aantrekkelijkheid en geschiktheid om erin en ermee te leven” (Leidelmeijer & Van

Kamp, 2004 P. 29)

Er is momenteel binnen de academische wereld een debat gaande over de vraag in

hoeverre technologische oplossingen daadwerkelijk grootstedelijke problemen kunnen

verhelpen, en welke posities publieke en private actoren daarbij spelen (Taylor Buck &

While, 2017).

De hoofdvraag van het onderzoek luidt als volgt: hoe beïnvloedt het deelfietsbeleid van

de Gemeente Amsterdam het governance proces van de openbare ruimte, en wat zijn

de belangen van de in dit proces betrokken actoren? Met de volgende subvraag zal er

context worden gecreëerd: Hoe heeft het deelfietsbeleid van Amsterdam zich door de

tijd heen ontwikkeld?

Aan de hand van een case study met als onderzoeksgebied het centrum van Amsterdam

zal onderzocht worden hoe het governance proces in de publieke ruimte in elkaar steekt

(9)

en welke interesses en belangen de betrokken actoren hierin hebben.

1.Theoretisch Kader

In dit hoofdstuk wordt het theoretisch kader geschapen met behulp van

theorieën die dienen als raamwerk voor de analyse. Ten eerste zal het

smart-city concept worden geïntroduceerd in relatie tot servicesystemen. Ten tweede

zal een kader voor Urban Public Space Governance worden uiteengezet. Aan

de hand van deze theorie zal het governance proces worden geanalyseerd.

1.1 Smart City

Over de hele wereld experimenteren steden en overheden met slim-stedelijke

initiatieven om digitale informatie- en communicatietechnologieën te integreren in de

stedelijke infrastructuur. Doormiddel van de innovaties kan ‘big data’ worden

gegenereerd waarmee processen in steden kunnen worden geoptimaliseerd. De

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid stelt dat big data bestaat uit de

volgende drie hoofdkenmerken: grote hoeveelheden gestructureerde of

ongestructureerde gegevens afkomstig uit verschillende databronnen, de verzamelde

data wordt geanalyseerd zonder vooraf opgestelde hypotheses, en de uitkomst van de

data wordt gebruikt om op verschillende niveaus beslissingen te nemen (Ministerie van

Justitie en Veiligheid, 2018)

Slim-stedelijke innovaties lopen uiteen van afvalbeheer tot mobiliteitsoplossingen. Voor

grotere bedrijven biedt de technologisering van steden kansen om nieuwe afzetmarkten

te creëren. Volgens ARUP, een consultancy bedrijf dat zich richt op wereldwijde

grootstedelijke projecten en ontwikkelingen, heeft een globale markt voor

slim-stedelijke technologische oplossingen in 2020 een omvang van 400 miljard dollar

(Department for Business Innovation & Skills, 2013).

Echter zit er een keerzijde aan het slimme stadsdiscours. Verschillende wetenschappers

stellen dat binnen de slim-stedelijke oplossingen te veel wordt gefocust op

technologische oplossingen (Taylor Buck & While, 2015; Meijer & Bolivar, 2016). Omdat

(10)

ontwikkelaars en aanbieders van technologische oplossingen maar minimaal

kanttekeningen zetten bij de positieve en negatieve maatschappelijke impact van de

innovaties. Slim-stedelijke oplossingen zouden de leefbaarheid en economische

veerkracht moeten verhogen en verbeteren. Daartegen is nu het implementeren van

zoveel mogelijk technologie het streven geworden zonder daar altijd het

maatschappelijke belang in mee te nemen (Verrest & Pfeffer, 2018).

De opkomst van online deel- en service-platformen heeft een grote impact op het

gebruik van de openbare ruimte en roept de vraag op naar het publieke belang hierbij

op.

De utopie van de slimme stad zou dan ook een uitkomst kunnen zijn voor het oplossen

van grootschalige stedelijke problemen. Echter hebben vele ontwikkelaars niet het doel

om collectieve problemen aan te pakken maar focussen zij op een enkel specifiek aspect

en leveren een specifieke slim-stedelijke oplossing zonder de effecten en externaliteiten

ervan mee te nemen. Een voorbeeld hiervan is het ‘Airbnb’ platform, waar consumenten

van private partijen een regulier appartement kunnen huren. Het platform begon als

tegengeluid tegen de hotelbranche, maar huiseigenaren begonnen de appartementen

voltijds, aan te bieden op het platform waarmee de druk op de woningmarkt en de

leefbaarheid in steden toenam (Hekwolter et al., 2017, p 17).

Hier word de complexiteit van de grote stedelijke dynamiek niet in beschouwing

genomen en vaak facetten over het hoofd gezien. Een enkel technologische oplossing

blijkt dan vaak ook niet succesvol te zijn (Pelzer, 2017, p 7). De toename van efficiëntie

die gepaard gaat met de implementatie van innovatieve systemen wordt dan

tenietgedaan door negatieve neveneffecten. Als laatste speelt de commercialisatie van

de slimme stad een belangrijke rol, dit kan omschreven worden als het sociale proces

waarbij diensten en goederen in toenemende mate vanuit alleen een winstoogmerk

worden uitgebaat.

Hierdoor krijgen bedrijven een sterkere invloed op hoe de technologische infrastructuur

wordt ingezet, beheerd en onderhouden (Sadowski, 2016, p 159).

(11)

complexe processen waarin connectiviteit, synergie en het verwerken van grote

hoeveelheden data centraal staat. De slim-stedelijke mobiliteitsoplossingen die op dit

moment worden aangeboden zijn daartegen vaak op zichzelf staande implementaties.

Hierdoor wordt vaak niet het volledige potentieel van oplossingen benut. Strasser et al

(2016) pleiten dan ook voor een enkel platform waarop alle mobiliteitsdiensten worden

aangeboden. Consumenten hebben daarbij op een eenvoudige manier toegang tot de

beschikbare diensten door gebruik te maken van een platform met uniforme

handelingswijzen per dienst waardoor het gebruiksgemak toeneemt en de

connectiviteit toeneemt.

Als een smart city oplossing wordt gecreëerd en geïntroduceerd kan de aanbieder te

maken krijgen met verschillende obstakels zoals als problemen bij het maken van

verbinding tussen aanbieders en consumenten of bestaande regelgeving en beleid.

Systemen en platformen die er op gericht zijn om binnen dezelfde markt diensten aan

te bieden kunnen vanuit uiteenlopende motieven opereren. Als er een algemene visie

binnen een markt ontbreekt, resulteert dit in belemmeringen in het opzetten van een

platform waarop alle aanbieders diensten aanbieden. Als aanbieders gebruik maken van

verschillende technologieën binnen de platformen kan het de samenwerking met

andere aanbieders zeer complex maken. Balakrishna (2012) stelt dat interconnectiviteit

tussen platformen één van de kernelementen is om slim-stedelijke innovatieve

oplossingen op een revolutionaire wijze te implementeren en de interactie tussen

mensen en hun leefomgeving te veranderen.

Door implementatie van het Mobility as a Service (MaaS) concept is dit te realiseren.

Flügge (2017) definiëert het concept als volgt: MaaS is een platform waarmee de

gebruiker toegang krijgt tot een op maat gemaakte mobiliteitsoplossing op basis van

individuele behoefte van de gebruiker. Hierdoor kan de meest geschikte

transportmodus of service worden aangeboden of gebundeld op het platform. Een

voorbeeld hiervan is de mogelijkheid om een treinkaartje in combinatie met een

deelfiets aan te schaffen ” (Li & Voege, 2017). Hierdoor heeft de gebruiker met één

aankoop een compleet reispakket van A naar B, voldoet aan de individuele behoeften

(12)

van de consument.

1.2 Urban Public Space Governance

In de openbare ruimte vinden complexe interacties tussen verschillende actoren plaats

wiens keuzes en activiteiten effect hebben op de kwaliteit van de openbare ruimte. De

hedendaagse openbare ruimte is onderhevig aan veranderingen die voortkomen uit

sociale, technologische, politieke en economische ontwikkelingen. De overheid is niet

langer alleen verantwoordelijke voor de openbare ruimte, ook private partijen kunnen

hierin een belangrijke rol spelen. Door het aangaan van partnerships of door te

reguleren is het mogelijk om private partijen deels aansprakelijk te laten zijn voor het

managen van de openbare ruimte. De laatste jaren is onder private partijen de interesse

voor een gebruik van de openbare ruimte toegenomen (Németh & Schmidt, 2011).

Elke betrokken actor heeft er zijn eigen agenda en motivatie om de openbare ruimte te

willen gebruiken. Geregeld is er dan ook sprake van conflicten tussen verschillende

actoren over hoe de openbare gebruikt dient te worden. Deze verandering in het

gebruik van de openbare ruimte heeft ook discussies tussen verschillende

wetenschappers aangewakkerd. Enkele wetenschappers stellen dat de openbare ruimte

niet meer daadwerkelijk openbaar is als private actoren deze ‘privatiseren’ terwijl

anderen juist stellen dat private actoren geen bedreiging vormen voor de openbare

ruimte en deze juist beter in staat zijn deze te beheren. Veel wetenschappelijke

onderzoeken focussen op normatieve theorieën over een goede openbare ruimte.

Echter is er maar beperkt onderzoek verricht naar het procedurele proces van

governance van de openbare ruimte (Meijer & Bolívar, 2016; Badach & Dymnicka, 2017).

Zamanifard et al (2018) definiëren public space management als volgt, “the set of

processes and practices that ensure public space can fulfill all its legitimate roles, while

managing the interactions among, and impacts of, those multiple functions in a way that

is acceptable to its users” (Zamanifard et al, 2018 p.2). De legitieme rollen worden

(13)

volgens Zamanifard et al (2018) bepaald door de relatie en tussen de actoren onderling,

de gebruikers en het niveau van participatie.

Maar zelfs deze definitie is niet omvattend genoeg om de complexiteit van het

managementproces weer te geven. Zamanifard et al (2018) hebben een framework

opgesteld waarmee de governance structuur van een openbare ruimte in kaart kan

worden gebracht. Het is erop gericht een vollediger overzicht te genereren dat de

complexiteit van governance processen in de openbare ruimte weergeeft. Governance

definiëren zij als “deliberate collective activity of management and development of the

place” (Healey, 2010, p.50).

Het framework van Zamanifard et al (2018) bestaat uit vier componenten:

• Governance structuur: dit is de meest invloedrijke component binnen het

framework welke direct of indirect van invloed is op de wijze waarop de governance

taken verdeeld zijn. De machtsverdeling en de relaties tussen de belanghebbenden

onderling verklaren volgens welke structuur het governance proces van de openbare

ruimte is georganiseerd. Zamanifard et al (2018) beschrijven vier verschillende

governance structuurarrangementen waarbij het belangrijk is om te vermelden dat

in de praktijk ook een combinatie kan voorkomen.

Het eerste structuurarrangement is de traditionele governance structuur waarbij de

macht volledig in handen ligt van publieke sector en lokale overheid. De private

sector heeft hierbij beperkte macht. De burgers worden direct bij

besluitvormingsprocessen betrokken door middel van stemmingen. Op deze

traditionele governance structuur wordt vaak kritiek geuit omdat deze vaak

inefficiënt is en de publieke sector over onvoldoende expertise zou bezitten om het

gehele governance proces te beheren.

De tweede vorm waarin de governance structuur kan worden georganiseerd is de

overdracht van de verantwoordelijkheid aan beheerinstanties of semi-private

partijen. Door de expertise en middelen bij private partijen kan deze aanpak een

(14)

hogere efficiëntie en professionaliteit bewerkstelligen. Echter is de uitdaging wel om

cultuurbotsingen tussen publieke en private partijen te voorkomen. 



De derde structuur die kan worden gebruikt is een op de markt gebaseerde structuur

waarin openbare diensten als verhandelbaar worden beschouwd. De publieke

sector stelt de private sector in staat om openbare diensten te leveren en deze

tevens te beheren. De competitie tussen marktpartijen wordt aangemoedigd. 



Binnen de vierde optionele governance structuur werken verschillende actoren en

stakeholders uit de publieke en private sector samen aan het leveren van

hoogwaardige openbare diensten. Deze structuur kent niet hierbij een dominante

macht, alle macht wordt verdeeld tussen belanghebbenden. De

verantwoordelijkheden binnen het besluitvormingsproces worden op een

collectieve basis geregeld.

• Actoren en stakeholders: Zamanifard et al (2018) beschouwen het beheer van de

openbare ruimte als een proces waarin meerdere actoren en belanghebbenden

verschillende motivaties, houdingen en interesses kunnen hebben die onderling ook

tegenstrijdig kunnen zijn. Actoren kunnen één of meer rollen overnemen zoals die

van ontwikkelaar, planner of gebruiker. Binnen het framework hebben de drie

belanghebbende groepen: ‘burgers’ als individuen, de publieke sector en de

particuliere sector, elk een onderscheidend individueel belang.

• Beleidsinstrumenten: de inzet van beleidsinstrumenten als regulering, wetgeving en

handhaving is nodig om beleidsdoelen te realiseren. Afhankelijk van de

bestuurscapaciteit, de cultuur en het vertrouwen tussen de betrokken actoren

onderling, worden instrumenten gekozen. Echter kunnen instrumenten formeel of

informeel worden vastgesteld en zijn beleidsdocumenten zijn niet altijd bindend.

Beleid kan worden geformuleerd aan de hand van de eerdergenoemde governance

structuren (Zamanifard et al, 2018).

(15)

• Bestuurlijke taken: De taken in het governance proces worden door Zamanifard et

al (2018) omschreven als het aansturen, uitvoeren en coördineren van interventies

om met de inzet van betrokken actoren de gewenste doelstellingen te bereiken. Het

governance proces van de publieke ruimte bestaat voornamelijk uit de taken, van

ontwerpen en de financiering. Daarnaast spelen het management en het onderhoud

een belangrijke rol bij het bepalen en het behouden van de kwaliteit van de

openbare ruimte.

Dit framework is door Zamanifard et al (2018) gebruikt om het governance proces van

de publieke ruimte in vier Australische steden te onderzoeken. Met concepten uit

verschillende wetenschappelijke artikelen (Carmona, 2014; Carmona, 2016; Cartlidge,

2006; Adams &Tiesdell, 2013; Gruening, 2001; Johnston, 2000; Healey, 2010; O’Flynn,

2007; Pierre,1999), is getracht een zo compleet mogelijk framework te creëren.

Zamanifard et al (2018) focussen in het onderzoek op middelgrote steden, dat is de

categorie waarin ook Amsterdam valt.

In dit onderzoek zal dit framework worden gebruikt om de hoofdvraag te

beantwoorden: hoe beïnvloedt het deelfietsbeleid van de Gemeente Amsterdam het

governance proces van de openbare ruimte, en wat zijn de belangen van de in dit proces

betrokken stakeholders? Dit framework is relevant omdat het een overzichtelijke

structuur biedt waarmee het governance proces in kaart kan worden gebracht. Binnen

het onderzoek wordt het framework vooral gebruikt om op de ‘actors & Stakeholders’

en ‘governing tools’ in kaart te brengen. In het onderzoek is voor de nadruk op deze

twee elementen gekozen aangezien deze deel uitmaken van de hoofdvraag. Daarnaast

heeft het onderzoek tot doel de invloed van het gemeentelijke deelfietsbeleid op het

governance proces van de openbare ruimte te onderzoeken en de interesses en

belangen van de betrokken actoren in kaart te brengen. Echter kunnen de geselecteerde

twee elementen niet los van het algehele framework worden gezien, de overige

elementen zullen altijd van invloed zijn op het governance proces.

.

(16)

Figuur 1,Urban Public Space Governance Framework Bron: Zamarifard et al, 2018, p. 5

2. Methodologie

In deze sectie van de scriptie wordt de methodologie van het onderzoek behandeld.

Allereerst zal het hoofdconcept worden geoperationaliseerd. Ten tweede zal de case

study worden omschreven. Ten derde zal worden toegelicht welke databronnen er zijn

gebruikt. Ten vierde worden de methodes van dataverzameling toegelicht. Tenslotte

zullen de methodes van de data-analyse worden toegelicht en de kwalitatieve

onderzoekscriteria waaraan het onderzoek moet voldoen worden omschreven.

(17)

2.1 Operationalisatie concepten

Dit onderzoek heeft als doel de invloed van het gemeentelijke deelfietsbeleid op het

governance proces van de openbare ruimte te onderzoeken. Bryman (2012) beschrijft

dat de operationalisatie van concepten kan worden gebruikt om concepten meetbaar

te maken. Het eerste concept dat wordt behandeld in het theoretische kader is het

‘Urban Public Space Governance’ waarin actoren en elementen zijn weergegeven die

het governance proces meetbaar maken. Governance is als volgt gedefinieerd

‘deliberate collective activity of management and development of the place’ (Healey,

2010, p.50). In dit onderzoek worden de standpunten van de betrokken actoren en de

invloed van het deelfietsbeleid van de Gemeente Amsterdam op het governance proces

van de openbare ruimte onderzocht. Er is gekozen om enkel de aspecten ‘governing

tools’ en ‘actors & stakeholders’ van het framework te operationaliseren. De ‘governing

tools’ omvatten het beleid van gemeente van Amsterdam dat zal worden geanalyseerd.

Deze keuze is gemaakt aangezien de beide elementen in tegenstelling tot de overige

terugkomen in de hoofdvraag. Echter kan niet worden gesteld dat de overige elementen

niet van invloed zijn op het governance proces van de openbare ruimte. Zij zullen tevens

worden meegenomen in de analyse. Vanwege tijdsbeperking is ervoor gekozen om een

nauwe focus te leggen op de voor de beantwoording van de hoofdvraag meest cruciale

elementen. Daarnaast vormen de twee gekozen elementen een duidelijke afbakening

van het onderzoeksgebied.

Het tweede concept waarvan het onderzoek essentieel is, is MaaS. Li & Voege (2017)

definieren concept het als volgt: “The concept of MaaS is to use a single app to access

and pay for various transport modes within a city or beyond; and the app will give

options to allow a traveller to select the most suitable transport mode. The concept of

MaaS is enabled by the current mass uptake of smartphones and social media as well

ubiquitous internet connection” (Li & Voege, 2017 p. 95). In de onderstaande figuur is

het conceptuele model terug te vinden. Omdat de openbare ruimte centraal staat zal

worden onderzocht welke invloed elk concept heeft op het governance proces van de

openbare ruimte.

(18)

Figuur 2: Operationalisatie van onderzoek concepten. Bron: eigen materiaal, 2018

2.2 Case study selectie

Een case study kenmerkt zich over het algemeen door een intensieve analyse van een

casus waarin onderzoek wordt verricht naar een enkele onderzoekseenheid van

complexe en specifieke aard. Bryman (2012) stelt dat de kwalitatieve methode van

onderzoek geschikt is om complexe vraagstukken te onderzoeken en de diepgaande

betekenis van een fenomeen te achterhalen. In dit onderzoek is een specifieke case

binnen Amsterdam geselecteerd, het Stadsdeel Centrum. Het gebied is gekozen als case

study omdat de druk op de openbare ruimte in dit stadsdeel het hoogst is. De duidelijke

afbakening van het te onderzoeken gebied biedt de mogelijkheid om een diepgaande

analyse te verrichten.

(19)

.

Figuur 3, Casus gebied. Bron: Nota Deelfiets 2017, p. 37

Het onderzoek zal enkel worden uitgevoerd op basis van de vergaarde kwalitatieve data.

De Gemeente van Amsterdam heeft in de zomer van 2017 met een Algemene

Plaatselijke Verordening op basis van artikel 2.50 een algeheel verbod aan deelfiets

operators opgelegd om binnen dit gebied diensten in de openbare ruimte aan te bieden

(Nota deelfiets, 2017). Hierdoor is de casus relevant voor het beantwoorden van de

hoofdvraag. Het ingrijpen van de Gemeente van Amsterdam brengt naar voren dat het

toenmalige governance systeem aangaande de deelfiets onvoldoende geschikt was om

het maatschappelijke belang te dienen.

Als de gemeente er in de toekomst voor kiest om vergunningen te verstrekken aan

deelfiets-operators zullen de fietsen enkel binnen de gereguleerde fietsparkeer plekken

geplaatst mogen worden. In deze casus zal worden onderzocht hoe het deelfietsbeleid

het governance proces van de openbare ruimte beïnvloedt. Tevens zal worden

onderzocht wat binnen dit proces de belangen en posities van de betrokken actoren

zijn.

(20)

2.4 Data collectie

De eerste stap binnen het onderzoek was het zoeken naar relevante beleidsdocumenten

over de deelfiets en de openbare ruimte. De volgende hieraan gerelateerde

beleidsdocumenten zijn gecollecteerd. De beleidsdocumenten staan openbaar en voor

het publiek toegankelijk op de website van de gemeente Amsterdam.

• De Nota Deelfiets (2017)

• Uitvoeringsagenda Mobiliteit (2015)

• Kader Fietsparkeren (2016)

• Visie openbare ruimte (2015)

De relevante delen uit de geselecteerde beleidsdocumenten zullen worden

meegenomen in het proces van datacollectie aangezien deze tevens onderwerpen

bevatten die niet van betrekking zijn op dit onderzoek.

Verder is er data verzameld uit kranten, tijdschriften en rapporten. De relevante

documenten werden opgeslagen en doorzocht op eventuele verwijzingen naar andere

interessante artikelen die van waarde zouden kunnen zijn voor het onderzoek, Bryman

(2012) omschrijft dit als ‘snowball sampling’. Het proces wordt herhaald totdat er geen

nieuwe relevante data naar voren komen en daarmee het punt van theoretical

saturation is bereikt. Daarna wordt een overzicht van alle relevante literatuur met

betrekking tot het onderzoek gecreëerd. Alle verzamelde documenten worden

doorgenomen en vervolgens wordt een context gecreëerd. Hierdoor ontstaat een

overzicht dat toont binnen welke context het gemeentelijke deelfietsbeleid van invloed

is op het governance proces van de openbare ruimte in Amsterdam. Hieruit komt tevens

naar voren wie de belangrijkste actoren zijn binnen het governance proces. Ten derde

worden vertegenwoordigers van de belanghebbende actoren benaderd voor het

afnemen van interviews. Dat is van belang aangezien de verzamelde literatuur en

documenten enkel gegevens in de geletterde vorm weergegeven. Hierdoor ontstaat

volgens Bryman (2012) menigmaal geen compleet beeld of een subjectief beeld van de

(21)

constellatie die wordt onderzocht. Daarnaast vormen de via interviews verzamelde data

een toevoeging aan de verzamelde informatie en kunnen met de interviews nieuwe

inzichten worden opgedaan betreffende het deelfietsbeleid, de positie van actoren en

de invloed van het deelfietsbeleid op het governance proces van de openbare ruimte.

Tevens bieden zij de mogelijkheid om binnen de bestaande perspectieven van de

betrokken actoren meer diepgang te creëren door in de interviews specifieke,

verdergaande vragen te stellen. Hiermee wordt actoren de mogelijk geboden om

genuanceerd toe te lichten waarom zij er een bepaald perspectief op na houden. Met

de volgende vier actoren zullen interviews worden gehouden: De vervoerregio, een

deelfietsaanbieder, stadsdeel Centrum en een vereniging voor buurtbelangen in

stadsdeel Centrum. De interviews zullen worden afgenomen op de door de

respondenten gewenste locaties.

De in de interviews verzamelde data zullen worden geordend en geanalyseerd zoals dat

in het eerdere proces van de datacollectie gebeurde met relevante beleidsdocumenten

en rapporten. Alle interviews worden opgenomen, getranscribeerd en geanonimiseerd,

en zijn hiermee volledig te analyseren.

Als de analyses zijn voltooid zullen deze worden getrianguleerd, waardoor er een

compleet en diepgaand beeld kan worden geschetst van de invloed van het

deelfietsbeleid op het governance proces. De analyse zal bijdragen aan het

beantwoorden van de onderzoeksvraag en deelvraag.

2.5 Data-analyse

Het onderzoek is erop gericht de invloed van gemeentelijk deelfietsbeleid op het

governance proces van de openbare ruimte te beschrijven en de belangen en interesses

van de betrokken actoren te achterhalen. De verzamelde data zullen worden

geanalyseerd doormiddel van een inhoudsanalyse. Bryman (2012) omschrijft de

inhoudsanalyse als het kwantificeren van data aan de hand van vooraf bepaalde

categorieën. In deze analyse wordt de data geput uit communicatieproducten, zoals

interviews, kranten en beleidsdocumenten. Binnen de analyse wordt er geen

onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire data.

(22)

De vergaarde data uit de semigestructureerde interviews, beleidsdocumenten en

rapporten zullen met behulp van CAQDAS (computer-assisted qualitative data analysis)

worden geanalyseerd. Hiervoor zal het kwalitatieve analyseprogramma Atlas.ti worden

gebruikt. Waarmee de data geordend en geanalyseerd zal worden. Het ordenen van de

data gebeurt doormiddel van het coderen en het toewijzen van labels aan relevante

delen van de transcripten van de interviews. Er zal open gecodeerd worden. Strauss en

Corbin (2007) beschrijven dit als het sorteren, onderzoeken, vergelijken,

conceptualiseren en categoriseren van data. Aan de hand van het theoretische kader is

er gekozen voor de volgende categorieën waaraan codes worden gekoppeld:

governance structuur, bestuursinstrumenten, bestuurstaken, belangen van actoren en

stakeholders en MaaS. Aan elke van deze categorieën zullen doormiddel van een open

codering codes worden gekoppeld.

Hiermee zal er een index worden gecreëerd waarmee fragmenten makkelijk kunnen

worden teruggevonden. Echter zullen de relevante documenten van de vergaarde data

eerst intensief worden doorgenomen, waardoor de relevante kernpunten en secties

voor het onderzoek al geselecteerd zijn (Boeije, 2005). Tevens zal ervoor worden

gewaakt dat de samenhang bewaard blijft en data niet uit de context wordt gehaald

(Boeije, 2005).

Het gebruik van Atlas.ti maakt het mogelijk om grote hoeveelheden kwalitatieve data

op een overzichtelijke en herhaalbare wijze te analyseren. Het is echter belangrijk om

te benadrukken dat de onderzoeker de data die via de analyse is gegenereerd zelf moet

interpreteren (Bryman, 2012). Om een overzicht te creëren zullen codes worden

samengevoegd in een codeboom (Bijlage 1). Aan de hand hiervan zal tevens de

casestudie worden gestructureerd.

2.6 Kwalitatieve onderzoekscriteria

Volgens Bryman (2012) dient sociaalwetenschappelijk onderzoek te voldoen aan een

aantal ‘evaluation criteria’. De methodologie van het onderzoek beïnvloedt de

onderzoekscriteria waaraan de kwalitatieve onderzoeksmethode dient te voldoen

(23)

(Bryman, 2012). De drie kerncriteria die door Bryman (2012) stelt, zijn: ‘reliability’,

‘validity’ en ‘the external validity’.

• ‘Reliability’: Het evaluatiecriterium toetst in feite de betrouwbaarheid, of met het

onderzoek als het opnieuw zou worden verricht dezelfde resultaten behaald

zouden worden (Bryman, 2012). In het onderzoek speelt het door de Gemeente

Amsterdam gevoerde deelfietsbeleid een essentiële rol. Echter is beleid altijd

onderhevig aan verandering, en expliciet het flexibele beleid dat wordt

omschreven in de Nota Deelfiets waarin bij de vraag in welke vorm de Gemeente

het beleid zal gaan uitvoeren verschillende opties worden geschetst. Tevens zijn

er in maart (2018) gemeenteraadsverkiezingen gehouden met als gevolg een

verandering van de samenstelling van het hoogste bestuurlijke orgaan van de

gemeente. Zo zal een van respondenten zijn functie als dagelijks bestuurder van

Stadsdeel Centrum bij de afronding van dit onderzoek al hebben neergelegd.

Verder zijn de interviews volgens de semigestructureerde methode afgenomen,

en zijn hierdoor de vervolgvragen telkens gebaseerd op de antwoorden die de

respondenten gaven. Als in de toekomst hetzelfde onderzoek wordt uitgevoerd

zullen de opgedane resultaten en daarmee de vervolgvragen verschillen. Ook

bevindt de beleidsontwikkeling zich op het moment van onderzoek in een

specifiek stadium en zullen toekomstige ontwikkelingen afwijken van de

gewonnen analyseresultaten. De opgedane resultaten over de invloed van de

actoren en het gemeente deel fietsbeleid op het governance proces van de

openbare ruimte zullen op langere termijn relevantie verliezen. Omdat een

dynamisch en actueel proces betreft waarin een hoog tempo ontwikkelingen

plaatsvinden.

Echter kan hieruit wel lering worden getrokken voor toekomstige governance

processen die gekoppeld zijn aan de openbare ruimte.

• ‘Validity’: Het validiteitscriterium toetst de mate waarin het gemeten verschijnsel

en het concept met elkaar overeenkomen. De literatuur bevat duidelijke

concepten van Urban Public Space Governance en oplossingen op het gebied

van slim-stedelijke mobiliteit. Tevens worden er richtlijnen beschreven waarmee

de deelfiets succesvol zou kunnen worden geïmplementeerd. Echter zijn deze

ook aan de ruimtelijke en bestuurlijk context gebonden. Hierdoor worden enkel

globale richtlijnen geschetst en zijn deze vaak gebaseerd op een ideale situatie.

(24)

Er is naar gestreefd door middel van semigestructureerde interviews met

betrokken actoren de concepten binnen de context juist te operationaliseren in

combinatie met de literatuur. De combinatie van primaire en secundaire data

vullen elkaar goed aan, waardoor de verzamelde data bekrachtigd of ontkracht

kunnen worden. Hierdoor is de objectiviteit van de gecollecteerde data en het

gebruik van concepten gewaarborgd.

‘The external validity’: Dit criterium toetst de externe validiteit, de vraag of de

resultaten van het onderzoek gegeneraliseerd kunnen worden buiten de

specifieke onderzoekscontext (Bryman, 2012). Omdat het hier een

contextgebonden case study betreft is de mate waarmee het onderzoek kan

worden gegeneraliseerd maar gering. Daarnaast heeft het Centrum van

Amsterdam een unieke ruimtelijke structuur en was hier al voor de opkomst van

de deelfiets een sterke fietscultuur aanwezig. Dit onderzoek richt zich op

specifiek aan Amsterdam gebonden beleid en daarmee is het doel van het

onderzoek niet om tot een generaliseerbaar resultaat te komen.

3. Analyse

In dit deel van het onderzoek zullen de hoofdvraag en deelvraag beantwoord aan de

hand van de geanalyseerde data. Allereerst er een zal kort algemeen historisch overzicht

over de deelfiets worden beschreven. Ten tweede zal de geselecteerde casus aan bod

komen aan de hand waarvan het gemeentelijke beleid op de deelfiets wordt

geanalyseerd. Ten derde wordt het governance proces omtrent deelfietsen in de

openbare ruimte en de belangen van de betrokken actoren onderzocht en geanalyseerd.

Deze analyse zal op basis van het Urban Public Space Governance en MaaS kader

worden verricht.

(25)

3.1 Vijf Generaties deelfietsen

Het idee van de deelfiets speelt al meer dan vijf decennia een rol in Amsterdam en

andere steden. De allereerste vorm waarin deelfiets verscheen was in 1965 in het witte

fietsenplan in het centrum van Amsterdam. Het plan werd geïntroduceerd door de

provobeweging, en moest een einde maken aan “de asfaltterreur van de bourgeoisie”

(Historiek, 2016). De fietsen waren collectief bezit en gratis in gebruik. Het doel was om

de verkeersongevallen en milieuvervuiling die de auto veroorzaakte te verminderen

(Historiek, 2016). Echter mislukte het witte fietsenplan om verschillende redenen.

Onder andere werden de fietsen gestolen en door gebruikers met eigen sloten op slot

gezet. Hierdoor hadden andere gebruikers geen toegang meer tot de witte fietsen

(Historiek, 2016). In 1995 verscheen de volgende generatie deelfiets in Copenhagen.

Deze werkte met het coin access principe, een systeem met vaste fietsstations waar de

gebruiker door het inwerpen van een munt gratis gebruik kon maken van een fiets

(Mátrai & Tóth, 2016). Ondanks deze borgbetaling voor de deelfietsen bleek het

systeem niet succesvol. Een oorzaak was met name de anonimiteit van de gebruiker

waardoor door de fiets net als in het witte fietsenplan door de gebruiker onrechtmatig

kon worden meegenomen of niet juist werd geretourneerd (Shaheenet al, 2010). De

derde generatie deelfiets was voor het eerst geïntegreerd met ICT-technologie. Dit

resulteerde is slimme deelfietsstations. Het anonimiteitsaspect was hiermee niet langer

een probleem omdat de gebruiker nu door het invoeren van een identiteitskaart

toegang tot de dienst kreeg. De derde generatie deelfiets werd voor het eerst in 2005 in

Budapest geïntroduceerd. Kenmerkend voor dit systeem is het hoge niveau van

technologische integratie die het mogelijk maakte het gebruik van de deelfietsen in

realtime te monitoren en de stations vraaggestuurd konden worden bevoorraad. Dit zijn

de eerste stations die van duurzame technologieën als zonne-energie en elektrische

aandrijving werden voorzien (Mátrai en Tóth, 2016). Bij de vierde generatie deelfiets

(2010) is het vernieuwde aspect dat een groot deel van de technologie uit de

fietsstations nu werd geïntegreerd in de fiets zelf. De vijfde generatie deelfiets wordt

gekenmerkt door het MaaS concept wat zich richt op interoperabiliteit. Hierbij zit de

(26)

belangrijkste ontwikkeling niet in de verandering van de hardware, maar in de

applicaties en software die de fietsen interoperabel maakt. Gebruikers hoeven nog maar

een enkel identificatiemiddel te gebruiken, doorgaans in de vorm van een

gebruikersaccount. Hierdoor kunnen verschillende operators binnen een platform

deelfietsen aanbieden, waarmee het gebruiksgemak verder wordt verhoogd. (Nota

deelfiets, 2017). Tevens is dit een essentiële stap in de richting van het aanbod van een

MaaS aan de consument.

Figuur 4, Historisch overzicht ontwikkeling deelfiets. Bron: eigen materiaal, 2018

3.2 Case

In deze case wordt de invloed van het gemeentelijke deelfietsbeleid op het governance

proces in van de openbare ruimte in het stadsdeel Centrum van Amsterdam

geanalyseerd. Tevens worden de belangen van de betrokken stakeholders binnen dit

proces aan de hand van de verzamelde data onderzocht.

Als eerste wordt de governance structuur in kaart gebracht, zijnde de machtsrelaties en

de autoriteitsverhouding tussen actoren. Ten tweede worden de door de gemeente

gebruikte bestuursinstrumenten omschreven. Ten derde worden de bestuurlijke taken

van de betrokken actoren uiteengezet. Ten vierde worden de belangen van de

betrokken actoren en stakeholders geanalyseerd. Als laatste wordt geanalyseerd hoe

MaaS is ingezet door de betrokken actoren en hoe dit invloed had op het governance

proces van de openbare ruimte.

3.2.1 Governance structuur

Een governance structuur bestaat uit verschillende contextuele en economische

factoren (Zamanifard, 2018). In deze sectie zal de governance structuur aangaande het

deelfietsbeleid van Stadsdeel Centrum in kaart worden gebracht. Binnen de huidige

governance structuur is een sterke machtsverdeling aanwezig aangezien de gemeente

van Amsterdam in 2017 in een APV alle deelfietsaanbieders een verbod heeft opgelegd

(27)

om zonder vergunning vanuit de openbare ruimte deelfietsen aan te bieden (Nota

deelfiets, 2017). Uit het interview met een respondent van stadsdeel Centrum bleek dat

het stadsdeel zelf heeft aangegeven dat het aanbieden van deelfietsen negatieve

gevolgen had voor de kwaliteit van openbare ruimte. Tevens bleek dat het stadsdeel de

belangen van de bewoners en het behoud van de openbare ruimte vooropstelt

aangezien hier momenteel een zeer hoge druk op staat (Visie openbare ruimte, 2015).

Op gemeentelijk niveau is men positiever, voornamelijk omdat de komst van de

deelfiets in lijn is met het gemeentelijke beleid. Verder is de gemeente formeel

verantwoordelijk voor het opstellen van de voorwaarden en het verlenen van

vergunningen. Echter draagt het stadsdeel Centrum wel de verantwoordelijkheid voor

de handhaving van de deelfiets in de eigen openbare ruimte (Bijlage 1.3).

Uit de nota deelfiets (2017) komt naar voren dat de implementatie en realisatie van een

deelfietssysteem met kosten gepaard gaat. Het stadsdeel Centrum is niet bereid om

hiervoor de kosten te dragen of kosteloos openbare ruimte beschikbaar te stellen. “Wij

hadden zoiets van een ‘nee’ heb je een ‘ja’ kun je krijgen. Het hangt er ook een beetje

vanaf of je het standpunt inneemt dat deelfietsen in principe niet mag, maar dat je ze

mogelijk maakt. Daar kun je best als voorwaarde stellen van jongens we willen het best

mogelijk maken, maar dan moeten jullie wel dat, dat en dat doen" (Bijlage 1.3). Uit dit

citaat komt naar voren dat de macht voornamelijk bij het stadsdeel en de gemeente ligt,

en dat fietsaanbieders afhankelijk zijn van de beleidskeuzes die worden gemaakt. Echter

is er wel de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de besluiten die door de

gemeente of het stadsdeel worden gemaakt. Uit het interview met een

deelfietsaanbieder is gebleken dat de meesten niet bereid zijn om voor het gebruik van

de openbare ruimte te gaan betalen aangezien de kosten die gemaakt worden moeten

dan worden doorberekend aan de gebruiker (Bijlage 1.2). Hieruit komt naar voren dat

de verdeling van het machtsveld tussen de actoren een sterke rol speelt binnen het

governance proces van het deelfietsbeleid in de openbare ruimte.

Een derde actor die invloed uitoefent is de buurt belangenvereniging die zicht inzet voor

een aangename leefomgeving (Bijlage 1.5). Tijdens de inspraakperiode voor de Nota

(28)

deelfiets (2017) zijn er met betrekking tot de vergunningverlening aan

deelfietsaanbieders verschillende zienswijzen ingediend. Als actor verzet de

belangenvereniging zich voornamelijk tegen de vercommercialisering van het stadsdeel

Centrum en pleit zij voor een stad waarin de belangen van bewoners voorop staan. De

belangenvereniging oefent invloed uit door gebruik te maken van petities en

inspraakmomenten. Doordat bewoners en andere belanghebbenden de vereniging met

klachten over de openbare ruimte benaderen functioneert de vereniging daarnaast als

informele waakhond die de klachten bundelt en deze aankaart bij het stadsdeel

Centrum. Dit was al het geval toen de APV-deelfiets nog niet in werking was getreden.

Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum herkent de problematiek rond de druk

van de komst van de deelfiets n op de openbare ruimte die door de vereniging wordt

aangekaart. Hieruit valt op te maken dat het stadsdeel en de belangenvereniging beiden

ernaar streven om de druk op de openbare ruimte te beperken (Bijlage 1.3 & Bijlage

1.5).

3.2.2 Bestuursinstrumenten

In het governance proces van de deelfiets in de openbare ruimte spelen

bestuursinstrumenten voor alle actoren een essentiële rol. Door middel van

bestuursinstrumenten zijn de gemeente Amsterdam en het stadsdeel Centrum in staat

beleidsplannen uit te voeren. Eén van de bestuursinstrumenten die gemeente

Amsterdam heeft gebruikt om het plaatsen van de deelfiets in de openbare ruimte tegen

te gaan is artikel 2.50 van APV (Nota deelfiets, 2017). Dit betekent voor markpartijen in

dat zij enkel binnen de juridische ruimte die door de gemeente of het stadsdeel wordt

gecreëerd kunnen opereren. In tabel (1) worden de verschillende bevoegdheden die de

centrale stad en de stadsdelen hebben weergegeven.

(29)

Tabel 1, Taakverdeling tussen Centrale stad en Stadsdelen. Bron: nota deelfiets, 2017, p. 48

Het toezicht op deelfietsen in de openbare ruimte en de handhaving ervan is deels de

verantwoordelijkheid van het stadsdeel Centrum. Echter is uit het interview met het

stadsdeel gebleken (Bijlage 1.3) dat er binnen het stadsdeel zeer veel vraag is naar

handhaving. Aangezien het stadsdeel maar een beperkte capaciteit tot zijn beschikking

heeft, dienen er keuzes en prioriteiten gesteld te worden (Visie openbare ruimte,

2015). De volgende vier prioriteiten staan centraal in het handhavingsuitvoeringsplan

(2018). Als eerste het behoud van de kwaliteit en een optimaal gebruik van de

openbare ruimte. Als tweede het verbeteren van de functiebanlans tussen wonen,

werken en recreëren in stadsdeel Centrum. Als derde het verbeteren en bewaken van

de leefbaarheid met de nadruk op het inperken van de druk op de openbare ruimte,

en tot slot het verbeteren van de algehele veiligheid in het stadsdeel. Verder stelt het

stadsdeel te willen optreden tegen commerciële objecten in de openbare ruimte. Dit is

onderdeel van de wijkgerichte handhaving.

Volgens Zamanifard et al (2018) wordt de keuze voor het gebruik van

bestuursinstrumenten deels beïnvloed door de governance structuur. Door de

bestaande governance structuur wordt deels het niveau van bestuurlijke interventies

bepaald. Volgens de vervoerregio ging de APV niet in werking omdat de gemeente

Amsterdam de deelfiets geen ruimte wilde bieden, maar was er nog geen visie

ontwikkeld over hoe en op welke manier het beleid gestructureerd zou gaan worden.

”De enige manier om dat goed af te dwingen in een bestaande markt, in een soort wilde

markt, is het eerst verbieden. En daarna te gaan bedenken wat je dan wel gaat doen.

Dus het is geen verbod omdat we het niet willen. Het is een verbod omdat we wel iets

willen, maar we moeten even goed via een bestuurlijke lijn, weet je wel. Je bedenkt als

(30)

ambtenaar dat de bestuurder moet het oké vinden” (Bijlage 1.4).

Marktpartijen en andere belanghebbenden zoals buurtbewoners hebben geen toegang

tot beleidsinstrumenten, echter kunnen zij wel invloed op het beleid van de gemeente

uitoefenen doormiddel van het indienen van zienswijzen. Gedurende de

inspraakperiode van de nota deelfiets (2017) heeft de gemeente in totaal 450

inspraakreacties ontvangen (Gemeente Amsterdam, 2018). Om dit moment worden alle

zienswijzen verwerkt en eventuele aanpassingen opgenomen in het definitieve beleid

dat dan moet worden goedgekeurd door de gemeenteraad.

3.2.3 Bestuurstaken

Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum is namens het college verantwoordelijk

voor het uitvoeren van de bestuurlijke taken. Binnen het governance proces van de

openbare ruimte houdt dit in het coördineren van actoren of realiseren van interventies

in de richting van de beleidsdoelstelling.

Volgens de visie openbare ruimte 2025 van de Gemeente Amsterdam zal het bestuur

van het stadsdeel Centrum zich moeten richten op het aanbieden van voldoende

openbare ruimte voor voetgangers, fietsers en schone voertuigen (Visie openbare

ruimte, 2015). Verder neemt de gemeente haar verantwoordelijkheid in het

ontwikkelen van de voorwaarden die nodig zijn voor aangename openbare ruimte. De

betrokken partijen zijn uitgenodigd om mee te denken over de aanpak. Dat zorgt ervoor

dat het resultaat goed te beheren valt en dat de openbare ruimte kan worden gebruikt

zoals zij bedoeld is.

Naar de betrokken partijen zijn de voorwaarden duidelijk gecommuniceerd. Een van de

kernpunten van de gemeente was de intentie om daadkrachtig tegen de privatisering

van de openbare ruimte op te treden (Bijlage 1.3, 2018). Uit het interview met de

vertegenwoordiger van stadsdeel Centrum komt naar voren dat er is opgetreden tegen

de geprivatiseerde deelfiets die een deel van de openbare ruimte in beslag nam. “We

vonden er iets tegenstrijdigs in zitten voor wie je het deed, en waarom je het deed, en

(31)

de manier waarop je het vervolgens inrichtte. En we hebben zoiets van, voor de

toeristen hoef je helemaal niks te doen en waarom gaan wij delen van onze openbare

ruimten reserveren om commerciële partijen de mogelijkheid te geven om toeristen te

bedienen, en toen dat niet meer de bedoeling was, hadden we zoiets van wat je nu

voorstelt dat is helemaal niet de manier waarop Amsterdammers bereid zouden zijn hun

eigen fiets in te ruilen voor een deelfiets” (Bijlage 1.3, 2018).

De geïnterviewde marktpartij vindt het beleid van de gemeente Amsterdam zeer

onaantrekkelijk, mede omdat de gemeente het gebruik van de openbare ruimte wil

beprijzen.

“In algemene zin, het plan dat Amsterdam heeft liggen, dat uit de marktconsultatie

gekomen is, vindt de Mobike een heel slecht plan. We hebben ook gereageerd op die

marktconsultatie. En het feit om daar speciale vakken te maken doet heel erg af aan de

free floating en dus aan het comfort van gebruiker. Ten tweede kosten die vakken heel

veel geld en willen ze die kosten doorberekenen aan de bikeshare-organisatie. En wij

denken dat er geen enkele bikeshare-organisatie is die dat wil betalen, omdat die dat

aan de klant door moet berekenen” (Bijlage 1.2, 2018). Echter kan hieruit wel worden

opgemaakt dat de gemeente bereid is delen van de openbare ruimte tegen een

bepaalde prijs te privatiseren. Dit kan worden gezien als in strijd met de gestelde

beleidsdoelstellingen.

In het geval van het stadsdeel Centrum zouden fietsparkeerplekken aan marktpartijen

worden uitbesteed tegen een vergoeding. Daartegen zullen een X-aantal reguliere

fietsparkeerplekken moeten verdwijnen als dit beleid wordt uitgevoerd. De gemeente

stelt dat door het plaatsen van deelfietsen uiteindelijk meer ritten met minder fietsen

gemaakt zullen worden, en dat fietsbezitters daarbij geen verschil zullen ondervinden

(Nota deelfiets, 2017).

3.2.4 Belangen van Actoren en Stakeholders

Binnen het governance proces van de deelfiets in de openbare ruimte hebben actoren

en stakeholders uiteenlopende belangen en interesses. In deze paragraaf zullen de

(32)

belangen per actor in kaart worden gebracht. De relevante betrokken actoren binnen

de analyse zijn geselecteerd uit de verzamelde data, en hebben ieder invloed op het

verloop van het governance proces van de openbare ruimte

Figuur 5. Schematisch actoren overzicht. Bron: eigen materiaal, 2018.

• De gemeente Amsterdam: De voornaamste belangen van de gemeente in relatie

tot het deelfietsbeleid zijn het aantrekkelijk, leefbaar en bereikbaar houden van

Amsterdam terwijl het aantal inwoners en bezoekers fors groeit. Een opgave

voor de gemeente is dan ook te faciliteren dat een toenemend aantal mensen

zich met behoud van de kwaliteiten van de openbare ruimte efficiënt kan

verplaatsen (Nota deelfiets, 2017). De sterke groei van het fietsgebruik leidt tot

een verhoogde druk op de bestaande fietsparkeervoorzieningen. In de

centrumgebieden is het bijbouwen van extra fietsparkeervoorzieningen

vanwege de hoge druk op de openbare ruimte niet overal een optie. De

gemeente is daarom op zoek naar innovatieve slim-stedelijke oplossingen om de

druk op de openbare ruimte op het huidige niveau te houden of alleen minimaal

te laten toenemen.

(33)

Volgens de gemeente kan de deelfiets een oplossing bieden voor de

toenemende fietsparkee druk aangezien daarmee in theorie met minder fietsen

meer ritten gemaakt kunnen worden. Echter is het wel de vraag of

Amsterdammers ook bereid zijn om de eigen fiets in te ruilen voor een deelfiets.

Volgens de gemeente dient de deelfiets dan ook een zo hoog gebruiksgemak te

hebben zodat Amsterdammers overstag gaan en gebruik gaan maken van de

deelfiets. De gemeente ziet graag een verschuiving van het bezit van

vervoersmiddelen naar het gebruik ervan, omdat dit het aantal fietsen in de

openbare ruimte gunstig kan beïnvloeden (Bijlage 1.2 & Bijlage 1.3).

Medio 2017 heeft de gemeente echter de negatieve effecten ervaren van een

ongecontroleerde uitrol van deelfietsen in de openbare ruimte. De

deelfietsaanbieders die in deze periode actief waren opereerden volgens het

free floating concept, waardoor de deelfietsen de druk op de openbare ruimte

verhoogden en de schaarse fietsparkeerplekken bezetten. Ook werden de

deelfietsen vaak in drukke gebieden midden in de openbare ruimte

achtergelaten en bleven defecte fietsen in de openbare ruimte achter. Door het

ontbreken van gemeentelijk beleid hadden de marktpartijen in die periode vrij

spel. “Ja, maar het deelfietsconcept zelf, zeker zoals die ondernemers dat in

eerste instantie in gedachten hadden, werkt alleen maar als je het heel

grootschalig doet, en je in principe altijd een fiets in de buurt kan vinden” (Bijlage

1.3). Als gevolg van de in medio 2017 ontstane situatie heeft de gemeente ervoor

gekozen een proef van maximaal drie jaar te starten om het beleid na evaluatie

van de proef waar nodig aan te passen. Aangezien er zojuist gemeentelijke

verkiezingen hebben plaatsgevonden wordt met de proef naar verwachting in

het najaar van 2018 gestart.

• Het stadsdeel Centrum: Het stadsdeel Centrum heeft binnen het governance

proces van zijn openbare ruimte als belang en interesse met behoud van de

leefbaarheid een balans in de stad te creëren. Het stadsdeel Centrum is het

drukste stadsdeel van Amsterdam en heeft ook zonder deelfietsen al te maken

met een zeer hoge druk op de openbare ruimte (Visie openbare ruimte, 2015).

(34)

Dat is een reden voor het stadsdeel om bij voorkeur helemaal geen deelfietsen

toe te staan en zeer kritisch is te zijn over de nota deelfiets (2018). “Wij waren

in de deelraad veel sceptischer over het idee van deze fietsen dan de

gemeenteraad en het college. Dus het college hebben een plan gemaakt en aan

de gemeenteraad voorgelegd, die hebben een advies gevraagd aan het stadsdeel

en het stadsdeel dan advies erover gegeven, dat eigenlijk behoorlijk negatief

was. Niet alleen wij als Dagelijks Bestuur, maar ook als de stadsdeelcommissie”

(Stadsdeelcentrum, 2018). Echter dient het stadsdeel wel het gemeentelijke

beleid uit te voeren wanneer de gemeente vergunningen aan marktpartijen

verleent. Dit toont aan dat er een duidelijk verschil bestaat tussen de politieke

agenda’s van de gemeente en het stadsdeel. Het stadsdeel wil het toerisme niet

faciliteren en ziet de deelfiets voornamelijk als een initiatief dat is gericht op

toeristen. “En nu is de openbare ruimte zo belast, juist op de plekken waar de

deelfiets het interessantst is, daar komen die bezoekers, daar komen die

toeristen, dus van daaruit was het succes wel heel erg fors” (Stadsdeel Centrum,

2018).

• Marktpartijen: Voor marktpartijen die deelfietsen aanbieden vormt een vrije

markt waarin zij de mogelijkheid krijgen om in goed overleg met de gemeente

diensten aan te bieden een hoofdinteresse en groot belang. Volgens de

geïnterviewde marktpartij kan het hoogste gebruikersgemak worden gecreëerd

doormiddel van implementatie van het free floating deelfietssysteem, maar juist

dat heeft een zeer grote impact op het gebruik van de openbare ruimte omdat

de deelfietsen daarbij door de gebruiker op elke gewenste plek achtergelaten

kunnen worden. De realisatie van dit systeem is daarnaast aantrekkelijk voor de

marktpartij omdat het minder kosten met zich mee dan de back-2-many of back-2-one systemen aangezien er geen fietsparkeer plekken of fietsstations hoeven

te worden aangeschaft (Nota deelfiets, 2017). De marktpartij is het ermee

oneens dat deelfietsen door gemeente Amsterdam zwaarder worden belast dan

privé-fietsen omdat deelfietsen voor de maatschappij een toegevoegde waarde

(35)

zouden hebben op het gebied van de mobiliteit en het gebruik van de openbare

ruimte aangezien er minder fietsen in hoeven te staan wanneer gebruikers deze

delen (Bijlage 1.2). Dit is echter alleen mogelijk als de marktpartij de mogelijkheid

krijgt om voldoende deelfietsen in de openbare ruimte aan te bieden. Wanneer

gebruikers niet te allen tijde de gegarandeerde toegang hebben tot een deelfiets

zullen zij voor een andere transportmodaliteit kiezen. Om als marktpartijen

daadwerkelijk te kunnen groeien dient men tevens op grote schaal te opereren.

Alléén dan zullen marktpartijen de gebruikers het beoogde serviceniveau

kunnen bieden. Dit zal echter door het grotere beslag dat dit legt op de openbare

ruimte een grote impact hebben (Bijlage 1.2).

De marktpartij geeft ook aan dat het monitoren van deelfietsen een essentieel

aspect is in het beheer van de deelfietsen in de openbare ruimte aangezien dit

het mogelijk maakt om fietsen die op afgelegen plekken worden achtergelaten

te traceren en terug te plaatsen in gebieden waar deze worden gebruikt. Verder

stelt de marktpartij met duidelijke doelstellingen en in goede samenwerking met

de gemeente alleen een minimale impact te hebben op de kwaliteit van de

openbare ruimte (Bijlage 1.2).

In stadsdeel Centrum stuitte de komst van deelfietsen ook op verzet van

reguliere fietsverhuurbedrijven aangezien deze partijen geen diensten in de

openbare ruimte mogen aanbieden, en daarop door de handhaving sterk wordt

gecontroleerd (Bijlage 1.3). Ook deze partijen dienden bij het stadsdeel een

klacht in omdat zij van mening waren dat er hier sprake was van oneerlijke

concurrentie. De traditionele fietsverhuurders en de nieuwe aanbieders willen

als marktpartijen beiden enerzijds de commerciële positie van hun diensten of

producten gewaarborgd zien en anderzijds binnen de gestelde beleidskaders

opereren om een goede samenwerking met het stadsdeel en de gemeente te

behouden.

Geen van de marktpartijen opereert enkel vanuit het maatschappelijke belang

aan de oplossing van mobiliteitsvraagstukken maar men ziet zich wel graag als

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De dialoog vindt plaats door samen te bidden, en al doende leg ik voor wat er in mijn hart leeft aan spijt en verdriet, aan verlangen naar een nieuw begin: ik toon mezelf zoals ik

1 Een biologische ouder die zijn/haar kind niet erkend heeft, alsook een pleegouder en een stiefouder, zijn ouders die geen juridische band hebben met het kind en dus geen

14.00 - Aanvullingsspoor grondeigendom voor programmamanagers, Sarah Ros (VNG) en Jeroen Huijben (BZK)!. 14.40

• Als is geparticipeerd, moet aanvrager bij de aanvraag aangeven hoe is geparticipeerd en wat de resultaten zijn. Aanvraag omgevingsvergunning voor

Clement: ‘Leo Krinkels (oprichter van de groep) had een vacature geplaatst in Cobouw voor iemand die in staat zou zijn een weg- en water- bouwpoot te ontwikkelen naast de bestaande

extracurriculaire activiteiten / meer ruimte voor flexibilisering om meer aandacht te kunnen geven aan (bepaalde) groepen leerlingen

Gemeenten staan in 2015 voor de moeilijke taak om voor het eerst zorg en ondersteuning te gaan regelen voor de in hoofdstuk 1 beschreven taken en groepen.6 In dit

1 Er drie natuurinspectieregio’s zijn in Vlaanderen: West (provincies West- en Oost- Vlaanderen), Midden (arrondissement Halle- Vilvoorde, provincie Antwerpen) en Oost