• No results found

Hoe de GGD jongeren adviseert over een gezond leven - het gebruik van pragmatische argumentatie in adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoe de GGD jongeren adviseert over een gezond leven - het gebruik van pragmatische argumentatie in adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren"

Copied!
103
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie Tekst en communicatie

Capaciteitsgroep Taalbeheersing, Argumentatietheorie en Retorica

Hoe de GGD jongeren

adviseert over een gezond

leven

Het gebruik van pragmatische argumentatie in adviserende

gezondheidsteksten gericht op jongeren

Naam: Judith van Soest Studentnummer: 10262318 E-mail: judithvsoest@gmail.com

Begeleider: mw. dr. E.T. Feteris Tweede lezer: dhr. prof. dr. G.J. Steen Datum: 8 juni 2015

(2)

2

Samenvatting

Jongeren krijgen tijdens de adolescentie meer keuzevrijheid, experimenteren met

risicogedragingen en gaan op zoek naar een eigen identiteit. Ze moeten eigen keuzes maken over bepaalde gedragingen die met gezondheid te maken hebben, zoals sporten, gezond eten en roken. De GGD heeft verscheidene voorlichtingsteksten ontwikkeld die jongeren helpen bij het maken van deze keuzes. In deze teksten adviseert de GGD jongeren een gezonde leefstijl te hanteren. Dit wordt gedaan door in de argumentatie te wijzen op de positieve gevolgen van gedrag dat wenselijk is voor de gezondheid van de jongeren of op de negatieve gevolgen van gedrag dat onwenselijk is voor de gezondheid van de jongeren. Wanneer er in de argumentatie gewezen wordt op de wenselijkheid van een bepaalde handeling wordt dit pragmatische argumentatie genoemd. In deze scriptie wordt vanuit de pragma-dialectiek gekeken naar hoe een schrijver van een adviserende gezondheidsbrochure gericht op jongeren bij de keuze voor het benadrukken van positieve of negatieve gevolgen van een (on)gezonde leefstijl rekening kan houden met de doelgroep.

Hiervoor wordt eerst ingegaan op de mogelijkheden en beperkingen van de

institutionele context waarmee de schrijver van een adviserende gezondheidstekst gericht op jongeren rekening dient te houden in de argumentatie. Hieruit blijkt dat schrijvers van deze teksten zich aan de regels van overheidscommunicatie dienen te houden. Daarnaast moet de schrijver van een adviserende voorlichtingstekst rekening houden met de kenmerken en voorkeuren van de doelgroep om zo te anticiperen op mogelijke twijfel en kritiek ten opzichte van het advies. Met behulp van een analyse van zeven adviserende gezondheidsteksten van de GGD gericht op jongeren kunnen de mogelijkheden om met pragmatische argumentatie in te spelen op de doelgroep gepresenteerd worden. Het is voor schrijvers van adviserende

gezondheidsteksten gericht op jongeren belangrijk dat zij kennis hebben over de doelgroep, zodat zij hier bij de keuze om in de argumentatie de positieve gevolgen van het ongewenste gedrag of de negatieve gevolgen van het gewenste gedrag te benadrukken op in kunnen spelen.

(3)

3

Inhoudsopgave

Samenvatting ...2

1. Inleiding ...6

2. De institutionele context van adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren . 10 2.1 De GGD als institutie binnen het medische domein ... 11

2.2 De GGD als overheidsinstitutie ... 12

2.2.1 Principiële uitgangspunten Rijksoverheid ... 13

2.2.2 Principia Voorlichtingsraad ... 14

2.2.3 Nederlandse Reclame Code ... 15

2.3 De institutionele conventies van het genre ‘adviserende gezondheidsteksten’ ... 16

2.4 Jongeren als doelgroep ... 20

2.5 Conclusie ... 22

3. Met pragmatische argumentatie inspelen op de doelgroep van adviserende gezondheidsteksten ... 24

3.1 Adviserende gezondheidsteksten als argumentatief activiteitstype ... 24

3.1.1 Reconstructie van de argumentatiefase in adviserende gezondheidsteksten ... 26

3.1.2 Varianten van pragmatische argumentatie in adviserende gezondheidsteksten 27 3.2 Kritische vragen die horen bij pragmatische argumentatie in adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren ... 31

3.3 Conclusie ... 33

4. Het gebruik van pragmatische argumentatie in adviserende gezondheidsteksten van de GGD gericht op jongeren ... 34

4.1 Het onderzoeksmateriaal ... 35

4.2 Werkwijze bij de analyses ... 36

(4)

4

4.3.1 Reconstructie van pragmatische argumentatie ... 37

4.3.2 Anticiperen op kritische vragen in de voorlichtingstekst over alcohol ... 40

4.4 Pragmatische argumentatie in de adviserende voorlichtingstekst over roken ... 43

4.4.1 Reconstructie van pragmatische argumentatie ... 44

4.4.2 Anticiperen op kritische vragen in de voorlichtingstekst over roken ... 46

4.5 Pragmatische argumentatie in de adviserende gezondheidstekst over gezond eten en bewegen ... 49

4.5.1 Reconstructie van pragmatische argumentatie ... 49

4.5.2 Anticiperen op kritische vragen in de voorlichtingstekst over gezond eten en bewegen ... 52

4.6 Pragmatische argumentatie in de adviserende voorlichtingstekst over bewegen en sporten ... 55

4.6.1 Reconstructie van pragmatische argumentatie ... 55

4.6.2 Anticiperen op kritische vragen in de voorlichtingstekst over bewegen en sporten ... 57

4.7 Pragmatische argumentatie in de adviserende gezondheidstekst over jeugdpuistjes . 59 4.7.1 Reconstructie van pragmatische argumentatie ... 59

4.7.2 Anticiperen op kritische vragen in de voorlichtingstekst over jeugdpuistjes ... 61

4.8 Pragmatische argumentatie in de adviserende voorlichtingstekst over mondverzorging ... 64

4.8.1 Reconstructie van pragmatische argumentatie ... 64

4.8.2 Anticiperen op kritische vragen in de voorlichtingstekst over mondverzorging 66 4.9 Pragmatische argumentatie in de adviserende gezondheidstekst over slapen ... 68

4.9.1 Reconstructie van pragmatische argumentatie ... 69

4.9.2 Anticiperen op kritische vragen in de voorlichtingstekst over slapen ... 70

4.10 Conclusie ... 74

(5)

5

Literatuurlijst ... 78

Bijlage A: adviserende voorlichtingstekst ‘alcohol’ ... 82

Bijlage B: argumentatiestructuur voorlichtingstekst ‘alcohol’ ... 83

Bijlage C: adviserende voorlichtingstekst ‘roken’ ... 85

Bijlage D: argumentatiestructuur voorlichtingstekst ‘roken’ ... 86

Bijlage E: adviserende voorlichtingstekst ‘gezond eten en bewegen’ ... 89

Bijlage F: argumentatiestructuur voorlichtingstekst ‘gezond eten en bewegen’ ... 90

Bijlage G: adviserende voorlichtingstekst ‘bewegen en sporten’ ... 92

Bijlage H: argumentatiestructuur voorlichtingstekst ‘bewegen en sporten’ ... 93

Bijlage I: adviserende voorlichtingstekst ‘jeugdpuistjes’ ... 95

Bijlage J: argumentatiestructuur voorlichtingstekst ‘jeugdpuistjes’ ... 97

Bijlage K: adviserende voorlichtingstekst ‘mondverzorging’ ... 99

Bijlage L: argumentatiestructuur voorlichtingstekst ‘mondverzorging’ ... 100

Bijlage M: adviserende voorlichtingstekst ‘slapen’ ... 102

(6)

6

1. Inleiding

Tijdens de adolescentie gaan jongeren op zoek naar hun identiteit. Daarbij hoort ook het uitproberen van risicogedragingen, waaronder roken, drinken en het gebruik van drugs

(Kleinjan & Engels, 2010: 222). Omdat het gebruik van dergelijke middelen bijdraagt aan een ongezonde leefstijl is het de taak van de overheid om jongeren te waarschuwen voor de schadelijke gevolgen van deze gedragingen. Maar niet alleen het afraden van een ongezonde leefstijl behoort tot het takenpakket van de overheid. Ook het bevorderen van een gezonde leefstijl is belangrijk voor deze doelgroep. Jongeren zijn in een levensfase beland waarin eigen keuzes gemaakt moeten worden over bepaalde gedragingen die met gezondheid te maken hebben, zoals sporten, gezond eten en roken.

De Gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) heeft verscheidene voorlichtingsteksten ontwikkeld die jongeren helpen bij het maken van deze keuzes. Zij worden in deze teksten geïnformeerd over de gevolgen van een gezonde of ongezonde leefstijl om ze zo te overtuigen ongewenste gedragingen na te laten en gewenste gedragingen te tonen. Om ervoor te zorgen dat jongeren daadwerkelijk het advies opvolgen worden er argumenten gegeven die het standpunt ondersteunen. Een voorbeeld hiervan is te zien in onderstaand fragment:

(1) ‘Alcohol drinken is schadelijk voor je hersenen. Je kunt minder goed leren en je karakter kan veranderen.’

Dit fragment is afkomstig uit een van de voorlichtingsteksten van de GGD waarin jongeren geïnformeerd worden over de negatieve gevolgen van het drinken van alcohol (GGD Noord- en Oost-Gelderland, 2014). Het impliciete standpunt is hier ‘Drink geen alcohol’. Als de GGD wil dat jongeren geen alcohol drinken moet er beargumenteerd worden waarom het drinken van alcohol slecht is voor jongeren. In bovenstaand fragment gebeurt dit met behulp van een argument waarin het minder goed kunnen leren en een veranderend karakter worden gepresenteerd als gevolgen van het drinken van alcohol. Deze gevolgen zijn onwenselijk in het licht van de doelgroep. Jongeren zitten namelijk nog op school en daar moeten ze presteren. Daarnaast is vriendschap voor jongeren belangrijk. Een veranderend karakter zou ertoe kunnen leiden dat vriendschappen worden verbroken, daarom kan ook dit gevolg als onwenselijk worden gezien.

Niet in alle voorlichtingsteksten van de GGD wordt aandacht besteed aan risicogedrag. In andere voorlichtingsteksten gericht op jongeren probeert de GGD een gezonde leefstijl,

(7)

7

zoals gezond eten en veel bewegen, te bevorderen (GGD Noord- en Oost-Gelderland, 2013). In onderstaand fragment wordt er, in tegenstelling tot in het eerste fragment, gewezen op de positieve gevolgen van het wenselijke gedrag:

(2) ‘Als je goed ontbijt, kun je beter sporten en op school beter opletten.’

Bovenstaande teksten kunnen worden gezien als adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren. De doelstelling van de GGD is om de gezondheid, groei en ontwikkeling van jongeren te bevorderen en te beschermen (GGD Flevoland, z.d.). Zij proberen deze

doelstelling te bereiken door middel van het geven van een advies over wat jongeren moeten doen om hun gezondheid daadwerkelijk te bevorderen en te beschermen.

Volgens Van Poppel (2010: 1) kunnen instanties er niet zomaar van uitgaan dat de doelgroep het advies meteen zal accepteren, daarom bevatten adviserende gezondheidsteksten veelal argumenten die de aanvaardbaarheid van het advies moeten aantonen. Dit kan door te wijzen op de positieve dan wel negatieve gevolgen van bepaald gedrag. Wanneer er in een advies wordt gewezen op de positieve gevolgen van het wenselijke gedrag of op de negatieve gevolgen van het onwenselijke gedrag kan dit beschouwd worden als pragmatische

argumentatie (Van Poppel, 2013: 12). De argumenten in fragmenten (1) en (2) kunnen dus geïnterpreteerd worden als voorbeelden van pragmatische argumentatie ter ondersteuning van een gezondheidsadvies.

Het is interessant om te weten waarom er in het ene geval door de schrijver gekozen wordt om de positieve gevolgen van het wenselijke gedrag te benadrukken en in het andere geval voor het benadrukken van de negatieve gevolgen van het onwenselijke gedrag, en hoe er bij die keuze rekening wordt gehouden met de doelgroep. Voor de GGD en andere organisaties die jongeren voorlichten is het namelijk van belang om te weten hoe zij bij de presentatie van gevolgen van een bepaalde handeling rekening kunnen houden met de doelgroep. De onderzoeksvraag die in de scriptie centraal staat is:

‘Hoe kan de schrijver van adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren bij de keuze voor het benadrukken van positieve of negatieve gevolgen van een (on)gezonde leefstijl rekening houden met de doelgroep?’

De keuzes die een schrijver maakt bij het schrijven van adviserende gezondheidsteksten voor jongeren worden deels beperkt door de institutionele context. Volgens Van Poppel (2013: 11) zijn er binnen de context van gezondheidsvoorlichting verschillende factoren die het geven van een advies gecompliceerd maken en waar rekening mee moet worden gehouden in de

(8)

8

presentatie van de argumenten. Zo zijn er bepaalde regels voor overheidscommunicatie waar de organisatie zich aan moet houden en is er geen directe interactie met de lezer van de tekst mogelijk, waardoor het onmogelijk is om exact te weten welke twijfel en kritiek de lezer van de voorlichtingstekst heeft ten opzichte van het gepresenteerde advies (Van Poppel, 2013: 11). Ook zijn de kenmerken en voorkeuren van de doelgroep van belang bij de keuze voor de argumenten, aangezien de argumenten in het licht van de doelgroep relevant moeten zijn om het advies aanvaardbaar te maken. Door in het tweede hoofdstuk antwoord te geven op de eerste deelvraag worden de mogelijkheden en beperkingen van de institutionele context van adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren in kaart gebracht.

1. ‘Met welke mogelijkheden en beperkingen van de institutionele context moet de schrijver van een adviserende gezondheidstekst gericht op jongeren rekening houden bij de keuze om in de argumentatie in te spelen op de positieve of negatieve gevolgen van een bepaalde handeling?’

Om ervoor te zorgen dat de jongeren gemotiveerd zijn om het advies aan te nemen moet er bij het schrijven van een gezondheidsadvies voor jongeren rekening gehouden worden met de specifieke kenmerken en voorkeuren van de doelgroep. Van Poppel (2013) verklaart in haar dissertatie de keuze voor een bepaalde variant van pragmatische argumentatie in de context van gezondheidsteksten onder andere door mogelijke twijfel- en kritiekpunten van de lezers vast te stellen. Aan de hand van de mogelijke kritische reacties van de lezer kan de keuze voor een bepaald type pragmatische argumentatie verklaard worden. Om te kijken op welke manier een schrijver van een adviserende gezondheidstekst inspeelt op mogelijke kritiek en twijfel van de lezer wordt in het derde hoofdstuk de tweede deelvraag beantwoord.

2. ‘Op welke manier kan de schrijver van een adviserende gezondheidstekst gericht op jongeren door middel van pragmatische argumentatie inspelen op de kenmerken en voorkeuren van de doelgroep?’

(9)

9

De informatie uit het derde hoofdstuk wordt toegepast in het vierde hoofdstuk. In dat hoofdstuk zal namelijk vanuit de pragma-dialectiek gekeken worden naar de verschillende varianten van pragmatische argumentatie die in de adviserende gezondheidsteksten van de GGD voorkomen. Ook zal er worden gekeken op welke manier er door de schrijver van de gezondheidsteksten geanticipeerd wordt op mogelijke twijfel en kritiek van de lezer ten opzichte van het gezondheidsadvies. Er wordt hierbij antwoord gegeven op de derde deelvraag.

3. ‘Welke varianten van pragmatische argumentatie gebruikt de GGD in de adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren en hoe anticipeert de schrijver daarbij op mogelijke twijfel en kritiek van de lezer tegenover het advies?’

Op basis van de antwoorden op bovenstaande deelvragen wordt tot slot in het vijfde

hoofdstuk een conclusie gegeven waarmee antwoord wordt gegeven op de centrale vraag van de scriptie.

(10)

10

2. De institutionele context van adviserende gezondheidsteksten gericht op

jongeren

In dit hoofdstuk wordt de institutionele context van adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren besproken. Zoals in het inleidende hoofdstuk al naar voren kwam adviseren schrijvers van deze teksten jongeren over de keuzes die zij moeten maken voor een gezonde leefstijl. Onder een gezonde leefstijl wordt verstaan ‘een manier van leven waar bij het uitvoeren van handelingen rekening wordt gehouden met de gezondheid’. Hier worden niet alleen specifieke handelingen bedoeld, zoals het (niet) drinken van alcohol, maar ook alledaagse handelingen zoals het voldoende slapen of een goede mondverzorging. Om het advies om een gezonde leefstijl te hanteren te ondersteunen wordt er gebruik gemaakt van argumenten die ervoor moeten zorgen dat het advies aanvaardbaar is voor de lezer (Van Eemeren, Grootendorst & Snoeck Henkemans, 1996: 5). Dit kan door in de argumentatie te wijzen op de gevolgen van het gedrag voor de lezer. Hierbij kan gekozen worden voor het benadrukken van de positieve gevolgen van het wenselijke gedrag of voor het benadrukken van de negatieve gevolgen van het onwenselijke gedrag. Om te bepalen met welke

mogelijkheden en beperkingen een schrijver van een adviserende voorlichtingstekst rekening moet houden bij de keuze voor het benadrukken van positieve of negatieve gevolgen in de argumentatie en daarmee in te spelen op de doelgroep jongeren, zullen de conventies van de institutionele context beschreven worden.

Vanuit de pragma-dialectiek, ontwikkeld door Van Eemeren en Grootendorst, waarin argumentatie wordt ingezet om een verschil van mening op te lossen, wordt gesteld dat de institutionele context invloed heeft op de keuzes die een schrijver maakt tijdens het schrijven van een adviserende voorlichtingstekst (Van Eemeren & Grootendorst, 2000: 99). Onder de term institutioneel verstaat Van Eemeren (2010: 129) elke sociale en culturele macro-context waarin meerdere conventionele communicatieve handelingen plaatsvinden. Een adviserende voorlichtingstekst kan gezien worden als zo een communicatieve handeling binnen de context van een gezondheidsorganisatie die een bepaald institutioneel doel heeft bij het schrijven van dergelijke teksten. De institutionele context zorgt ervoor dat de mogelijkheden en

beperkingen met betrekking tot de communicatieve handelingen deels of geheel beperkt of vastgelegd zijn (Van Eemeren, 2010: 159).

Om erachter te komen wat de mogelijkheden en beperkingen zijn binnen de context van adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren wordt de institutionele context in dit

(11)

11

hoofdstuk behandeld. In § 2.1 wordt er gekeken naar de GGD als institutie binnen het medische domein. In § 2.2 wordt er gekeken naar de GGD als overheidsinstelling en de daarbij behorende conventies. In § 2.3 worden de institutionele conventies besproken van het genre ‘adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren’. § 2.4 bevat een uiteenzetting van de kenmerken en voorkeuren van de doelgroep. Tot slot wordt in § 2.5 antwoord gegeven op de eerste deelvraag: ‘Met welke mogelijkheden en beperkingen van de institutionele context moet de schrijver van een adviserende gezondheidstekst gericht op jongeren rekening houden bij de keuze om in de argumentatie in te spelen op de positieve of negatieve gevolgen van een bepaalde handeling?’

2.1 De GGD als institutie binnen het medische domein

Om ervoor te zorgen dat Nederlandse jongeren een gezonde leefstijl hanteren publiceren instituties zoals de overheid en non-profitorganisaties adviserende gezondheidsteksten voor deze doelgroep. De adviserende gezondheidsteksten voor jongeren die in deze scriptie worden besproken vallen binnen het medische domein. Het algemene doel van organisaties binnen dit domein is het identificeren en bestrijden van gezondheidsproblemen onder de bevolking (Van Poppel, 2013: 21). Hoewel gezondheidsorganisaties vaak het doel hebben één specifiek gezondheidsprobleem op te lossen of aan de kaak te stellen, is dat bij de organisatie die besproken wordt in deze scriptie niet zo. Deze gezondheidsorganisatie publiceert niet alleen teksten gericht op jongeren om gezondheidsproblemen, zoals het op jonge leeftijd te veel drinken van alcohol, op te lossen, maar ook om gezondheidsproblemen te voorkomen door advies te geven over gezond eten, veel bewegen en goed slapen.

De adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren die in deze scriptie centraal staan zijn afkomstig van de GGD, voluit Gemeentelijke Gezondheidsdienst. Dit is de dienst waarover elke gemeente in Nederland dient te beschikken om een aantal taken op het gebied van volksgezondheid uit te voeren. Op deze manier wordt de gezondheid van inwoners van alle Nederlandse gemeenten bewaakt. De GGD voert wettelijk verplichte taken uit, maar ook aanvullende taken die de gemeente per regio kan toewijzen aan hun GGD (Paschja, 2010). Onder deze taken valt ook de jeugdgezondheidszorg (JGZ). Het doel van de

jeugdgezondheidszorg is om de gezondheid, groei en ontwikkeling van jongeren te bevorderen en te beschermen (GGD Flevoland, z.d.). Dit moet volgens de Wet publieke

(12)

12

gezondheid gedaan worden door jongeren voorlichting en advies te geven over gezond gedrag (Wet publieke gezondheid, 2008).

Preventie is hierbij een belangrijk speerpunt. De GGD is ervan overtuigd dat

investeren in gezond gedrag loont, vooral bij kinderen. Gezondheidswinst is te behalen door een integrale aanpak gericht op het beïnvloeden van gedrag en het versterken van het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Daarom voert de GGD in heel Nederland verschillende projecten uit op het gebied van het optimaliseren van de gezondheid en leefstijl van jongeren, waaronder het opstellen en uitgeven van adviserende gezondheidsteksten (GGDGhor, z.d.).

2.2 De GGD als overheidsinstitutie

Zoals in § 2.1 is besproken zijn de adviserende gezondheidsteksten die in deze scriptie worden bestudeerd afkomstig van een gezondheidsorganisatie, de GGD. Omdat de GGD gereguleerd wordt door de overheid zullen voor deze organisatie de regels met betrekking tot overheidscommunicatie gelden. De overheid probeert op allerlei terreinen invloed uit te oefenen op het gedrag van haar burgers. Dat is een deel van haar taak en noodzakelijk om een oplossing te kunnen bieden voor problemen in de samenleving (Pol & Swankhuisen, 2013: 15). In Nederland zijn er regels geformuleerd om communicatie die gedragsbeïnvloeding als doel heeft te reguleren. Zo zijn er de principiële uitgangspunten van de Rijksoverheid, heeft de Voorlichtingsraad regels opgesteld voor publieke campagnes en moeten alle organisaties die persuasieve berichten uitzenden zich houden aan de Nederlandse Reclame Code. Deze drie conventies van overheidscommunicatie kunnen invloed hebben op de manier waarop de schrijver van een adviserende gezondheidstekst zijn argumenten presenteert. Een adviserende gezondheidstekst kan namelijk gezien worden als een communicatie-uiting met als doel gedragsbeïnvloeding, waardoor de schrijver van de adviserende voorlichtingstekst gericht op jongeren zich aan de regels van overheidscommunicatie moet houden. De conventies van overheidscommunicatie die in deze paragraaf besproken worden zullen dan ook effect hebben op de keuze van de schrijver voor het benadrukken van positieve of negatieve gevolgen van bepaalde handelingen of gedragingen.

(13)

13 2.2.1 Principiële uitgangspunten Rijksoverheid

Binnen de Rijksoverheid zijn afspraken gemaakt die ervoor zorgen dat alle departementen vanuit dezelfde principes communiceren. Dit geldt ook voor voorlichtingsactiviteiten (Rijksoverheid, z.d.). Het belangrijkste doel van overheidscommunicatie is voldoen aan het recht van de burger op informatie van de overheid. Om ervoor te zorgen dat alle

departementen van de overheid vanuit dezelfde principes communiceren hebben diverse staatscommissies samen met de Voorlichtingsraad principiële uitgangspunten opgesteld. Deze uitgangspunten zijn in 2002 vastgesteld door het kabinet, waarna ze zijn gebundeld in een uitgave die is verschenen in juni 2004. In deze uitgave worden elf uitgangspunten gegeven waarbinnen overheidscommunicatie plaats dient te vinden (Rijksvoorlichtingsdienst, 2004):

1. Hoofddoel: voldoen aan het recht van de burger op communicatie met en informatie van de Rijksoverheid en het ondersteunen van goed democratisch bestuur.

2. Herkenbaarheid: de Rijksoverheid is altijd herkenbaar als deelnemer aan de communicatie, respectievelijk als (mede) afzender en/of anderszins als belanghebbend of betrokken bij de informatie. Bij coproducties geeft de overheid altijd aan welk doel met deelname gediend wordt.

3. De communicatie van de Rijksoverheid is altijd gericht op de inhoud van het beleid en in dat verband tevens op het functioneren van de overheid als zodanig.

4. Actieve voorlichting: de regering brengt haar beleid, alsmede de motieven en de

overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, op actieve wijze onder de aandacht van een zo breed mogelijk publiek.

5. De Rijksoverheid maakt in haar communicatie en voorlichting altijd melding van de beleidsfase waarop de informatie betrekking heeft.

6. Interactieve beleidsvoorbereiding: de regering geeft in een vroegtijdig stadium aan of, en zo ja in welke vorm, zij burgers bij de voorbereiding van plannen of maatregelen wil betrekken. 7. De Rijksoverheid zorgt voor een goede bereikbaarheid voor burgers die met haar in contact

willen komen.

8. De communicatie van de Rijksoverheid is waarheidsgetrouw en bevat voldoende en juiste informatie om belangstellenden en belanghebbenden tijdig in staat te stellen zich zelfstandig een oordeel te vormen over het gevoerde en het te voeren beleid.

9. Communicatie van de Rijksoverheid is technisch en inhoudelijk voldoende toegankelijk, begrijpelijk, tijdig en zo gericht mogelijk.

(14)

14

10. De Rijksoverheid voldoet in haar communicatie aan het principe van proportionaliteit in geval van onderwerpen die controversieel zijn en/of onderhevig zijn aan maatschappelijke discussie en in het geval van nog niet door het parlement aanvaard beleid.

11. Geen vermenging: de communicatie van de Rijksoverheid wordt niet vervlochten met partijpolitieke belangen.

Deze uitgangspunten gelden voor alle communicatie van de Rijksoverheid. De adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren waar het in deze scriptie om gaat worden niet door de Rijksoverheid zelf gepubliceerd, maar doordat de GGD gereguleerd wordt door de overheid zal ook deze organisatie de richtlijnen in acht moeten nemen. Zo moet het duidelijk zijn dat de gezondheidsteksten afkomstig zijn van de GGD en moet de informatie in de argumentatie van de adviserende gezondheidsteksten van de GGD waarheidsgetrouw, voldoende en juist zijn. Daarnaast is het volgens de uitgangspunten van overheidscommunicatie belangrijk dat de argumenten in de gezondheidsteksten voldoende toegankelijk, begrijpelijk en zo gericht mogelijk zijn. Ook dient er bij het geven van voorlichting een objectieve houding

gehandhaafd te worden. Wanneer er zowel positieve als negatieve gevolgen zijn van een bepaalde gedraging moeten in de adviserende gezondheidsteksten beide kanten gepresenteerd worden om zo de objectieve houding te handhaven.

2.2.2 Principia Voorlichtingsraad

Ook de Voorlichtingsraad heeft een aantal regels opgesteld voor overheidscommunicatie. De Voorlichtingsraad is een raad van de overheid met als voorzitter de directeur-generaal van de Rijksvoorlichtingsdienst (Rijksoverheid, z.d.). Deze raad levert advies aan de

minister-president en de ministerraad over het communicatiebeleid van de Rijksoverheid en het beheer van de interdepartementale voorlichtingsinfrastructuur. In 1985 heeft de Voorlichtingsraad uitgangspunten opgesteld onder de noemer van ‘principia in de voorlichting van de

Rijksoverheid’ (Klaassen, 2004: 45):

1. In het belang van goede en democratische bestuurvoering dient de informatieverstrekking door de overheid begrijpelijk, tijdig, en zo gericht mogelijk en niet overbodig te zijn.

(15)

15

2. Bij de voorlichting moet altijd gewezen worden op de status van de informatie in het beleidsproces.

3. De voorlichtingsuiting schetst een zodanig beeld dat de belanghebbende burgers in staat zijn zich er een zelfstandig oordeel over te vormen.

4. De uitingen van de overheid dienen altijd herkenbaar te zijn als afkomstig van de overheid. 5. In alle fasen van het beleidsproces wordt ‘overkill’ aan overheidsvoorlichting ongepast geacht. 6. Voorlichting dient over beleid te gaan en niet over ‘imagebuilding’ van bewindspersonen.

Deze principia hebben een vrijblijvend karakter en hebben geen kracht van wet. Wel worden campagnes beoordeeld aan de hand van de principia, waarna ze een negatief advies kunnen krijgen wanneer niet aan de principia is voldaan (Klaassen, 2004: 46). Het is dus belangrijk om de principia in acht te nemen bij het schrijven van een adviserende voorlichtingstekst. Zo moet de informatie in de voorlichtingstekst begrijpelijk, zo gericht mogelijk en niet overbodig zijn. Dit betekent dat het standpunt en de daarbij behorende argumenten om de doelgroep te overtuigen het geadviseerde gedrag te tonen begrijpelijk moeten zijn voor de doelgroep. Daarnaast is het belangrijk dat de informatie die in de voorlichtingstekst wordt gepresenteerd relevant is voor de doelgroep jongeren. Bij de keuze voor het benadrukken van positieve of negatieve gevolgen van een bepaalde handeling moet dus ingespeeld worden op de

kenmerken en voorkeuren van de doelgroep. Verder moet de voorlichting op een zodanige manier uiteen worden gezet dat de doelgroep een eigen oordeel over het advies kan vellen. Wanneer een bepaalde gedraging zowel positieve als negatieve gevolgen heeft dienen beide gevolgen gepresenteerd te worden, zodat de jongeren op basis van juiste en volledige informatie kunnen beoordelen of zij het advies wel of niet aan zullen nemen.

2.2.3 Nederlandse Reclame Code

Alle berichten die het doel hebben om iemand te overtuigen vallen onder reclame. In

adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren wordt geprobeerd jongeren te overtuigen een gezonde leefstijl te hanteren. Daarom worden deze teksten ook als een vorm van reclame beschouwd. De Stichting Reclame Code (SCR) heeft regels opgesteld waaraan reclame moet voldoen. Deze regels zijn opgenomen in de Nederlandse Reclame Code. De algemene regels die hierin worden genoemd en die relevant zijn bij het schrijven van een adviserende

(16)

16

voorlichtingstekst zijn dat de teksten in overeenstemming moeten zijn met de wet, de waarheid, de goede smaak en het fatsoen. Dit wil zeggen dat de uiting geen vorm van discriminatie mag bevatten of bevorderen en dat de boodschap binnen de grenzen van het toelaatbare moet blijven.

Daarnaast is het niet geoorloofd in de tekst kwetsend te zijn en gevoelens van angst of bijgelovigheid op te wekken. Het is dus niet geoorloofd dat de GGD in de argumentatie pijnlijke en kwetsende uitspraken doet over jongeren die roken om ze op die manier te laten stoppen. Verder is het belangrijk dat de informatie die in de adviserende voorlichtingstekst wordt verspreid juist, duidelijk en niet dubbelzinnig is. Wanneer de schrijver de gevolgen van het drinken van alcohol opsomt is het belangrijk dat deze opsomming op waarheid berust. Daarom is het nodig dat de informatie in de voorlichtingstekst tot stand is gekomen via recente wetenschappelijke inzichten. Daarbij moet het gebruik van onduidelijke of moeilijke vaktermen zo veel mogelijk uitblijven, zodat de doelgroep van de voorlichtingtekst alle

informatie begrijpt en op de juiste manier interpreteert. Ook agressiviteit binnen de boodschap is niet geoorloofd (Stichitng Reclame Code, z.d.).

2.3 De institutionele conventies van het genre ‘adviserende gezondheidsteksten’

De GGD adviseert jongeren over gezond gedrag door middel van het schrijven en uitgeven van adviserende gezondheidsteksten. Zoals in de voorgaande paragrafen naar voren kwam zijn er in de context van adviserende gezondheidsteksten over gezondheid verschillende factoren die het geven van een advies complex maken. In § 2.2 werd duidelijk met welke conventies rekening moet worden gehouden bij de keuze voor het benadrukken van positieve of negatieve gevolgen van het (on)wenselijke gedrag wanneer adviserende

gezondheidsteksten als overheidscommunicatie worden beschouwd. In deze paragraaf worden de conventies van het specifieke genre ‘adviserende gezondheidsteksten’ beschreven die invloed kunnen hebben op de keuze voor het benadrukken van positieve of negatieve gevolgen van een bepaalde handeling.

Aangezien de GGD jongeren in hun voorlichtingsteksten adviseert over gezond gedrag zijn de teksten te vergelijken met de ‘adviserende gezondheidsbrochures’ die Van Poppel (2013) bespreekt in haar dissertatie. Kenmerkend voor deze adviserende

(17)

17

publiek zijn geschreven om ze te helpen de nodige veranderingen in hun leven te maken om gezondheidsrisico’s te minimaliseren. Deze teksten worden door overheidsinstituties en non-profitorganisaties via verschillende mediakanalen verspreid om zo de volksgezondheid te bevorderen.

Van Poppel (2013: 22) maakt onderscheid tussen drie aandachtsgebieden van

gezondheidsbrochures. Het eerste type gezondheidsbrochures richt zich op de preventie van gezondheidsproblemen. Het doel van deze gezondheidsbrochures is het voorkomen van gezondheidsproblemen. Hierbij kan gedacht worden aan de promotie van inentingen tegen ziektes als tetanus, de mazelen en hepatitis. In plaats van de promotie van inentingen tegen ziektes kan een gezondheidsbrochure met een preventief doel ook gericht zijn op het verlagen van gezondheidsrisico’s. In dit geval wordt er in de gezondheidsbrochure ingespeeld op de gevolgen van risicogedrag, aangezien veranderingen in een leefstijl ervoor kunnen zorgen dat bepaalde gezondheidsrisico’s verdwijnen of verminderen.

Het tweede type gezondheidsbrochures dat Van Poppel onderscheidt is gericht op de behandeling van gezondheidsproblemen. Hieronder vallen alle gezondheidsbrochures die patiënten van een specifieke ziekte van informatie voorzien over de behandeling van die ziekte. Deze brochures bevatten vaak informatie over één specifieke ziekte, zoals diabetes, een blaasontsteking of obesitas. Daarnaast worden patiënten in de brochure geadviseerd over de handelingen die zij uit moeten voeren om te herstellen van die ziekte. Onder het derde type gezondheidsbrochures vallen de brochures die gericht zijn op het ontdekken van

gezondheidsproblemen. In deze brochures wordt de doelgroep geadviseerd deel te nemen aan onderzoeken, bijvoorbeeld om borstkanker of baarmoederhalskanker op te sporen om zo vroegtijdig een ziekte te diagnosticeren.

In het geval van de adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren is er sprake van het eerste type gezondheidsbrochure dat door Van Poppel is onderscheiden: een

gezondheidsbrochure die gericht is op het voorkomen van gezondheidsproblemen. De GGD adviseert jongeren preventieve maatregelen te nemen om zo gezondheidsrisico’s te

verminderen. De gezondheidsorganisatie geeft voorlichting over de gevolgen van

risicogedrag, zoals het drinken van alcohol en het roken van sigaretten, maar ook over de gevolgen van gezond gedrag, zoals het gezond eten en veel bewegen, goed slapen en een goede mondverzorging. Door het geven van informatie over zowel ongezond als gezond gedrag kan het risico op ziektes verminderd worden.

(18)

18

de diverse GGD’en in Nederland, als te downloaden op de website van de GGD. De teksten variëren van acht regels tot veertien pagina’s en verschillen per regio. Er wordt in de teksten vooral ingespeeld op de kenmerken van het gezonde of ongezonde gedrag, waaruit expliciet of impliciet blijkt dat de gezondheidsinstelling een advies geeft aan de jongeren om hun leefstijl te bevorderen.

Doordat de adviserende gezondheidsteksten van de GGD met ‘adviserende

gezondheidsbrochures’ kunnen worden vergeleken zijn er bepaalde beperkingen aan de vorm en inhoud van de teksten waar rekening mee moet worden gehouden bij het schrijven van dergelijke teksten. Om van een gezondheidsbrochure te kunnen spreken moet er in de adviserende voorlichtingstekst worden ingespeeld op bepaald gedrag dat in de toekomst een gezondheidsprobleem kan veroorzaken. Een tekst waarin wordt geadviseerd niet te roken, omdat roken kan leiden tot een longziekte, kan gezien worden als een gezondheidsbrochure, net als een tekst waarin geadviseerd wordt goed je tanden te poetsen, aangezien dit tanderosie kan voorkomen. In beide gevallen heeft het advies betrekking op het voorkomen van een gezondheidsprobleem. Daarnaast is het bij het geven van een gezondheidsadvies belangrijk dat de doelgroep weet hoe zij het geadviseerde gedrag dat een bepaald gezondheidsprobleem voorkomt, moet of kan uitvoeren. Dit kan bij het geven van advies over gezond eten

bijvoorbeeld zijn door informatie te geven over wat gezond eten is en daarnaast voorbeelden te geven van gezonde maaltijden of producten.

Verder hebben alle drie de typen gezondheidsbrochures volgens Van Poppel (2013: 23) gemeenschappelijke conventies waar rekening mee moet worden gehouden bij het naar voren brengen van argumentatie om het advies aanvaardbaar te maken. Zo biedt elke gezondheidsbrochure professioneel gezondheidadvies over een bepaalde gedraging aan een onwetende doelgroep met als doel de leefstijl van die personen op een positieve manier te beïnvloeden. De gezondheidsbrochures kunnen per onderwerp verschillen van de manier waarop ze geschreven zijn en hoe ze eruit zien. Ook is het van belang om tijdens het schrijven van een gezondheidsbrochure rekening te houden met de kenmerken en voorkeuren van de doelgroep. In de volgende paragraaf zal uitgebreid in worden gegaan op de kenmerken en voorkeuren van de doelgroep van adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren.

Hoewel er geen vaste regels over de vormgeving van gezondheidsbrochures zijn vastgesteld, kunnen er wel bepaalde conventies geïdentificeerd worden die het gevolg zijn van het gezamenlijke doel en onderwerp van de brochures. Zo is er volgens Van Poppel (2013: 23) op de cover van de brochure vaak sprake van een afbeelding en een pakkende quote om

(19)

19

zo aandacht te krijgen van de lezer. Dit is echter wel afhankelijk van de context waarin de brochure wordt getoond. Wanneer de brochures, zoals de adviserende gezondheidsteksten die in deze scriptie centraal staan, voornamelijk op specifieke sites op het internet te vinden zijn, zal de lezer van de brochure gerichter op zoek zijn naar informatie en al hoogbetrokken zijn. In dat geval is er minder creativiteit nodig om de aandacht van de doelgroep te trekken (Pol & Swankhuisen, 2010). De gezondheidsbrochure zal verder informatie bevatten over het

(potentiële) gezondheidsprobleem, de voor- en nadelen van bepaald gedrag dat tot het gezondheidsprobleem leidt en een advies om dat gezondheidsprobleem op te lossen.

Daarnaast zal er ook praktische informatie in de brochure te vinden zijn waardoor de lezer van de tekst weet waar meer informatie te vinden is over het onderwerp of de

gezondheidsinstelling.

In een adviserende gezondheidsbrochure vindt communicatie plaats tussen een

professionele gezondheidsinstelling en een leek op het gebied van gezondheidscommunicatie. Het is belangrijk dat de gezondheidsinstelling daadwerkelijk een autoriteit is op het gebied van gezondheid, wat wil zeggen dat de organisatie veel kennis heeft over en onderzoek heeft gedaan naar bepaalde gezondheidsgedragingen. Deze kennis is belangrijk voor de

geloofwaardigheid van de gezondheidsinstelling (Pol & Swankhuisen, 2013: 69). Omdat onderzoek en beleid met betrekking tot het bevorderen van de publieke gezondheid door de doelgroep gezien kan worden als inbreuk op individuele rechten, zoals privacy en de vrijheid om eigen keuzes te maken, is het belangrijk dat er in de gezondheidsteksten benadrukt wordt dat de doelgroep zelf mag kiezen het geadviseerde gedrag wel of niet uit te voeren. Ook zal dit de geloofwaardigheid en reputatie van de gezondheidsinstelling bevorderen, waardoor de kans groter is dat de jongeren het advies aan zullen nemen.

Een andere belangrijke beperking binnen de context van adviserende

gezondheidsteksten is dat er sprake is van eenrichtingsverkeer, wat wil zeggen dat er geen mogelijkheid is tot directe interactie tussen de schrijver en de lezer. Zonder deze interactie is het voor de schrijver van de gezondheidsbrochure lastig om te anticiperen op twijfel en kritiek, aangezien het niet mogelijk is om exact te weten welke twijfel en kritiek de doelgroep heeft (Van Poppel, 2013: 12). Op het aspect van anticiperen op twijfel en kritiek wordt in de volgende hoofdstukken dieper ingegaan.

(20)

20 2.4 Jongeren als doelgroep

De adviserende gezondheidsteksten van de GGD zijn ontworpen voor een specifieke doelgroep met specifieke kenmerken en voorkeuren. De informatie in de adviserende

gezondheidsteksten gericht op jongeren zal dan ook aan moeten sluiten bij de kenmerken en voorkeuren van jongeren. Om in de argumentatie in te kunnen spelen op de kenmerken en voorkeuren van de doelgroep is het van belang deze kenmerken en voorkeuren nader te specificeren.

De doelgroep van de adviserende gezondheidsteksten van de GGD omvat jongeren van ongeveer 12 tot en met 18 jaar. Deze leeftijdsfase kan ook wel omschreven worden als de adolescentie. De adolescentie is de overgangsperiode van de kindertijd naar de volwassenheid (Crone, 2008: 12). Dit wil zeggen dat de jongeren niet meer als kind, maar ook nog niet als volwassene benaderd kunnen worden. Vanaf twaalf jaar krijgen jongeren steeds meer de ruimte om zichzelf te ontwikkelen en eigen keuzes te maken, omdat er vaak gedacht wordt dat ze op die leeftijd daar oud genoeg voor zijn (Nelis & Van Sark, 2009: 12). Risicogedrag wordt dan ook als een van de belangrijkste kenmerken van deze periode gezien. Adolescenten doen dingen die de meeste volwassenen en kinderen niet zo snel zouden doen. Ze hebben meer behoefte aan spannende dingen dan jongere kinderen, maar kunnen gevaarlijke situaties nog niet zo goed inschatten als volwassenen (Crone, 2008: 104-105). De kinderwereld, waarin veel zaken als alcohol, seks en roken niet mogen, wordt verruild voor experimenteren met de volwassenwereld waarin deze gedragingen wel aan de orde zijn. In deze ontdekking- en identiteitsvormingsfase experimenteren jongeren met al deze gedragingen (Boschma & Groen, 2007: 38).

Alcohol- en drugsgebruik is volgens Nelis en Van Sark (2009: 57) typisch iets waarbij jongeren zich sterk laten leiden door emoties en impulsief gedrag. Ze denken in termen van korte termijn, willen direct genot en denken daarbij niet aan de risico’s voor hun gezondheid. Daarnaast zijn ze zeer gevoelig voor groepsdruk. Als leeftijdsgenoten een biertje nemen tijdens een feest, zullen zij dat zelf ook sneller doen. Jongeren hebben het gevoel dat ze veel aankunnen. Dit terwijl alcohol drinken op jonge leeftijd serieuze en negatieve gevolgen kan hebben voor het nog ontwikkelende brein. Uit cijfers van STAP, Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid, blijkt dat in 2013 79,3 procent van de 16-jarigen weleens alcohol heeft gedronken. Bij jongeren van 12 tot en met 16 jaar ligt dat percentage op 46,1 (STAP, 2014). Het is dus belangrijk dat hierop wordt ingespeeld in de gezondheidsteksten van de GGD.

(21)

21

Het is hiervoor van belang dat tekstschrijvers van gezondheidsteksten gericht op jongeren zich verdiepen in de leefwereld van jongeren. Jongeren worden als doelgroep vaak als ongrijpbaar gezien (Boschma & Groen, 2007: 5). Juist omdat jongeren nog op zoek zijn naar hun identiteit zijn ze veranderlijk en is de doelgroep lastig op een eenduidige manier te omschrijven. Kenmerken van de doelgroep die wel bekend zijn is dat de jongeren nog op school zitten, aangezien in Nederland tot het achttiende levensjaar de Leerplichtwet geldt, dat vriendschappen belangrijk zijn en dat ze bepaalde risicogedragingen uitproberen. Ook zijn ze vaak vrij in het maken van keuzes, bijvoorbeeld hoe laat ze naar bed gaan, wat ze eten en drinken, en hoe ze eruitzien.

Tijdens de adolescentie ontwikkelen jongeren zich niet alleen in de manier van denken, maar ook lichamelijk. Lichamelijke veranderingen staan in de puberteit centraal, waardoor jongeren hun uiterlijk belangrijker gaan vinden. Daar komen ook seksuele

interesses bij kijken, wat de seksuele barrière vermindert en ertoe leidt dat jongeren seksuele ervaringen opdoen, zoals zoenen (Nelis & Van Sark, 2009: 57). De GGD speelt in

tekstfragment 3 in op dat gegeven:

(3) ‘Een gezicht met een gezond gebit ziet er leuker uit bij het lachen. Zou jij willen zoenen met iemand die vieze of bruine tanden heeft?’

Dit is een fragment uit de adviserende voorlichtingstekst over mondverzorging, waarin jongeren wordt geadviseerd hun mond goed te verzorgen. Om het argument dat een gezond gebit er leuker uitziet bij het lachen te ondersteunen wordt er ingespeeld op het gedrag waar de jongeren mee experimenteren, zoals zoenen.

Naast het inspelen op de kenmerken en voorkeuren van de doelgroep is het voor het bereiken van jongeren belangrijk dat de schrijver van de adviserende voorlichtingstekst authentiek blijft, oppast met humor en een simpele boodschap brengt waar de jongere ook daadwerkelijk iets mee kan (Nelis & Van Sark, 2009: 145). Jongeren willen graag serieus genomen worden en zullen de gezondheidsorganisatie ook serieus nemen, als ze maar een duidelijke en serieuze boodschap vertolken die bij de organisatie hoort. Geen foute grapjes, ingewikkeld taalgebruik of een probleem aan de kaak stellen zonder er een oplossing bij te geven.

(22)

22 2.5 Conclusie

In dit hoofdstuk is de institutionele context van adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren besproken. Aan de hand van de informatie over de institutionele context kan er antwoord worden gegeven op de eerste deelvraag: ‘Met welke mogelijkheden en beperkingen van de institutionele context moet de schrijver van een adviserende gezondheidstekst gericht op jongeren rekening houden bij de keuze om in de argumentatie in te spelen op de positieve of negatieve gevolgen van een bepaalde handeling?’

Bij de keuze om in de argumentatie in te spelen op de positieve of negatieve gevolgen van een bepaalde handeling moet de schrijver rekening houden met een aantal conventies. Zo vallen de adviserende gezondheidsteksten die uitgegeven worden door de GGD binnen het medische domein, waar het doel is mensen voor te lichten en advies te geven over gezond gedrag. Hiervoor moet in de tekst daadwerkelijk worden ingespeeld op bepaald gedrag dat in de toekomst een gezondheidsprobleem kan veroorzaken, zoals roken. Roken kan in de toekomst namelijk leiden tot bepaalde ziektes.

Daarnaast is de GGD een gezondheidsorganisatie die wordt gereguleerd door de overheid en kunnen de adviserende gezondheidsteksten gezien worden als communicatie-uitingen die gedragsbeïnvloeding als doel hebben. Daarom moet de schrijver van een

voorlichtingstekst gericht op jongeren in de argumentatie rekening houden met de regels die gelden voor overheidscommunicatie. Zo moet de informatie in de voorlichtingstekst

waarheidsgetrouw zijn en zo gepresenteerd worden dat de doelgroep een eigen oordeel over het advies kan vellen. Wanneer een bepaalde gedraging zowel positieve als negatieve gevolgen heeft dienen beide gevolgen gepresenteerd te worden, zodat de jongeren op basis van juiste en volledige informatie kunnen beoordelen of zij het advies wel of niet aan zullen nemen. Deze informatie mag niet kwetsend zijn of gevoelens van angst opwekken. Het is dus niet geoorloofd dat de GGD in de argumentatie pijnlijke of kwetsende uitspraken doet over jongeren die roken om ze op die manier te laten stoppen.

Verder moet het volgens de regels van overheidscommunicatie duidelijk zijn dat de GGD de afzender van de gezondheidsteksten is en moeten de adviserende gezondheidsteksten voldoende begrijpelijk, relevant voor en gericht op de doelgroep zijn. De schrijver van de adviserende gezondheidstekst gericht op jongeren moet bij de keuze om in de argumentatie de positieve of negatieve gevolgen van een bepaalde handeling te benadrukken rekening houden met de kenmerken en voorkeuren voor de doelgroep, zodat de argumentatie zo relevant en

(23)

23

gericht mogelijk is. De belangrijkste kenmerken en voorkeuren van jongeren waarmee rekening gehouden moet worden zijn dat ze zich in de adolescentie bevinden waarin zij gaan experimenteren met risicogedragingen en op zoek gaan naar hun identiteit en waarin

vriendenschappen en uiterlijk als belangrijk worden gezien. Daarnaast geldt onder de

jongeren de Leerplichtwet en zijn ze vrij in het maken van keuzes, bijvoorbeeld over hoe laat ze naar bed gaan, wat ze eten en drinken, en hoe ze eruitzien. Ook krijgen jongeren tijdens de adolescentie seksuele interesses. Met deze kenmerken en voorkeuren van de doelgroep moet de schrijver van een adviserende gezondheidstekst rekening houden bij het presenteren van het standpunt en de argumenten.

Een laatste conventie waar de schrijver van adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren rekening mee moet houden bij de keuze voor de argumentatie is dat adviserende gezondheidsteksten een vorm van schriftelijke communicatie is, waardoor er geen directe interactie mogelijk is tussen de schrijver en de lezer. Zonder deze interactie is het voor de schrijver van de gezondheidsbrochure lastig om te anticiperen op mogelijke twijfel en kritiek van de lezer, aangezien het niet mogelijk is om exact te weten welke twijfel en kritiek de doelgroep heeft bij het gepresenteerde advies.

In het volgende hoofdstuk zal gekeken worden op welke manier de schrijver van een adviserende voorlichtingstekst in de argumentatie kan inspelen op de kenmerken en

voorkeuren van de doelgroep en welke kritische reacties van de doelgroep verwacht kunnen worden bij het geven van een advies.

(24)

24

3. Met pragmatische argumentatie inspelen op de doelgroep van adviserende

gezondheidsteksten

In het voorgaande hoofdstuk is de institutionele context van adviserende gezondheidsteksten beschreven. Hierin is onder andere duidelijk geworden dat er in adviserende

gezondheidsteksten gericht op jongeren ingespeeld moet worden op de kenmerken en

voorkeuren van de doelgroep en dat er in dit tekstgenre sprake is van een impliciete discussie. De schrijver van de gezondheidstekst brengt een standpunt naar voren en ondersteunt dit standpunt door middel van pragmatische argumentatie. Omdat er geen direct contact tussen de schrijver en de lezer is, is er geen directe interactie mogelijk. Het is voor de schrijver van de adviserende gezondheidstekst daardoor niet mogelijk exact te weten welke twijfel of kritiek de doelgroep heeft tegenover het gepresenteerde advies. In dit hoofdstuk wordt gekeken hoe een schrijver van een adviserende gezondheidstekst pragmatische argumentatie kan inzetten om jongeren te adviseren of af te raden een bepaalde handeling uit te voeren en daarbij te anticiperen op mogelijke twijfel en kritiek door in te spelen op de kenmerken en voorkeuren van de doelgroep.

Om te verduidelijken op welke manier pragmatische argumentatie kan worden ingezet bij het schrijven van een adviserende gezondheidstekst wordt in § 3.1 ingegaan op

adviserende gezondheidsteksten als argumentatief activiteitstype. Daarna wordt er een reconstructie van pragmatische argumentatie in de argumentatiefase van de adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren getoond. Verder wordt er in deze paragraaf

onderscheid gemaakt tussen verschillende varianten van pragmatische argumentatie. In § 3.2 zal gekeken worden welke kritische reacties er van de doelgroep verwacht kunnen worden naar aanleiding van het gepresenteerde advies. In § 3.3 zal vervolgens een antwoord worden gegeven op de tweede deelvraag: ‘Op welke manier kan de schrijver van een adviserende gezondheidstekst gericht op jongeren door middel van pragmatische argumentatie inspelen op de kenmerken en voorkeuren van de doelgroep?’

3.1 Adviserende gezondheidsteksten als argumentatief activiteitstype

In de adviserende gezondheidsteksten geeft de GGD voorlichting over gedrag dat met gezondheid te maken heeft, zoals wat de gevolgen van alcohol zijn en hoe je het beste je

(25)

25

tanden kunt poetsen. Toch bestaat de tekst niet alleen uit informatie, maar ook uit

argumentatie. Met de adviserende gezondheidsteksten wil de GGD namelijk bereiken dat jongeren bijvoorbeeld minder alcohol drinken en roken, en juist meer gaan sporten. Sommige jongeren zullen tijdens het lezen van de tekst echter kritiek hebben op de inhoud van de tekst of twijfelen aan de effectiviteit en noodzakelijkheid van het advies (Van Poppel, 2013: 26). Zij kunnen bijvoorbeeld wel positieve effecten ervaren van het drinken van alcohol of het heel gewoon vinden om een sigaret te roken tijdens de pauze op school. Anderen kunnen twijfelen aan het feit of het advies ook voor hen bedoeld is, bijvoorbeeld wanneer jongeren denken dat zij het gewenste gedrag al hanteren.

Wanneer er enige twijfel of kritiek is bij de lezer van de tekst, kan dit vanuit de pragma-dialectiek gezien worden als een meningsverschil tussen de GGD en de jongeren. Aangezien er in deze context sprake is van een impliciete discussie en de schrijver van de gezondheidstekst niet exact kan weten welke twijfel of kritiek de lezer heeft, moet er altijd vanuit worden gegaan dat er een meningsverschil is tussen de schrijver van de adviserende gezondheidstekst en de lezer. Vanuit de pragma-dialectiek wordt ervan uitgegaan dat er bij een (mogelijk) meningsverschil altijd argumentatie wordt ingezet als reactie of anticipatie (Van Eemeren, 2010: 1). Omdat de schrijver van de adviserende gezondheidstekst wil dat de jongeren het advies aannemen zal er een kritische discussie ontstaan tussen de schrijver van de tekst en de lezer. In deze kritische discussie probeert de schrijver de lezer door middel van argumentatie te overtuigen het advies op te volgen. Argumentatie is er namelijk op gericht een redelijke beoordelaar te overtuigen van het standpunt door middel van het naar voren brengen van een of meer argumenten die het standpunt aannemelijk moeten maken (Van der Werf & Sealy, 2010: 55). Een adviserende voorlichtingstekst kan daarom gezien worden als

argumentatief activiteitstype.

Wanneer er in een communicatieve handeling gebruikt wordt gemaakt van

argumentatie wordt dat een argumentatief activiteitstype genoemd (Van Eemeren, 2010: 145). Argumentatieve activiteitstypen verschillen van elkaar in de manier waarop de argumentatie tot uiting komt. Met behulp van het ideaalmodel van een kritische discussie kan worden bepaald welke fasen schrijvers van adviserende gezondheidsteksten zouden moeten doorlopen om tot een oplossing van een meningsverschil te komen. Het ideaalmodel van een kritische discussie bestaat uit vier fasen die elke discussiant zou moeten doorlopen om tot een oplossing van het meningsverschil te komen. De eerste fase is de confrontatiefase, waarin duidelijk wordt dat er een verschil van mening is. In de tweede fase, de openingsfase, worden

(26)

26

de rollen en uitgangspunten van de deelnemers aan de discussie bepaald. In de

argumentatiefase wordt argumentatie naar voren gebracht door de protagonist om het standpunt te verdedigen tegen eventuele twijfel en kritiek van de antagonist. In de

conclusiefase wordt de uitkomst van de discussie gepresenteerd (Van Eemeren, Grootendorst & Snoeck Henckemans, 2010: 25).

Omdat er in deze scriptie gekeken wordt naar de keuzes die de schrijver van adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren maakt door in de argumentatie in te spelen op positieve of negatieve gevolgen van het wenselijke of het onwenselijke gedrag, daarbij rekening houdend met de doelgroep, zal alleen de argumentatiefase van het ideaalmodel voor een kritische discussie worden gereconstrueerd.

3.1.1 Reconstructie van de argumentatiefase in adviserende gezondheidsteksten

In de argumentatiefase van een adviserende gezondheidstekst worden de adviezen die de gezondheidsorganisatie geeft ondersteund door middel van argumenten. Deze adviezen kunnen gezien worden als de standpunten die verdedigd moeten worden. De standpunten zijn prescriptief, omdat er wordt voorgeschreven wat de lezer van de tekst wel of niet zou moeten doen. Een voorbeeld van een prescriptief standpunt in een adviserende voorlichtingstekst is ‘Drink geen alcohol’. De GGD schrijft hier voor wat de lezer van de tekst niet zou moeten doen, namelijk alcohol drinken. In het geval dat de schrijver van de voorlichtingstekst de doelgroep voorschrijft om wel iets te doen, zou een prescriptieve standpunt kunnen zijn ‘Ontbijt goed’.

Een eerste institutionele preconditie van een adviserende voorlichtingstekst is dat er sprake is van een impliciete discussie. De schrijver van de tekst is hier de enige die het standpunt en de argumenten aandraagt en de lezer heeft geen mogelijkheid zijn of haar tegenargumenten aan te dragen. Er kan daarom alleen op mogelijke twijfel en kritiek van de lezer worden ingespeeld. Een tweede institutionele preconditie voor een adviserende

voorlichtingstekst is dat, doordat er sprake is van een prescriptief standpunt, het standpunt ondersteund moet worden door middel van pragmatische argumentatie of

kentekenargumentatie. Dit wil zeggen dat er in de argumentatie gewezen wordt op de (on)wenselijke gevolgen van een (on)gewenste gedraging of op het feit dat de (on)gewenste gedraging een kenmerk heeft die (on)wenselijk is voor de gezondheid (Van Poppel, 2013: 35;

(27)

27

Garssen, 1997). In deze scriptie wordt alleen ingegaan op prescriptieve standpunten die ondersteund worden door middel van pragmatische argumentatie. Daarbij wordt in de argumentatie dus ingegaan op de positieve gevolgen van het geadviseerde gedrag of op de negatieve gevolgen van het afgeraden gedrag. Om dit te illustreren worden er voorbeelden getoond uit de adviserende gezondheidsteksten van de GGD waarin de positieve gevolgen van het ‘veel bewegen’ worden benadrukt en de negatieve gevolgen van ‘het drinken van alcohol’. (4) ‘Veel bewegen is gezond: je oefent je spieren en verbruikt meer energie’

(5) ‘Jongeren hebben bijvoorbeeld eerder onveilige seks met alcohol op. En sommigen hebben onder invloed van alcohol een erg kort lontje.’

3.1.2 Varianten van pragmatische argumentatie in adviserende gezondheidsteksten

Pragmatische argumentatie is een subtype van causale argumentatie. Bij causale argumentatie wordt ervan uitgegaan dat een in het standpunt genoemde gebeurtenis de oorzaak is van een in de argumentatie genoemde gebeurtenis (Garssen, 1997: 19). In pragmatische argumentatie wordt volgens Garssen (1997) uitgegaan van een voorwaardelijke voorspelling. Voor de lezer moet het duidelijk zijn dat de genoemde oorzaak ook daadwerkelijk het genoemde gevolg veroorzaakt. Daarnaast is het kenmerkend voor pragmatische argumentatie dat er een uitspaak wordt gedaan over de wenselijkheid van het gevolg op een positieve of negatieve manier. Feteris (2002: 355) onderscheidt verschillende, positieve en negatieve, varianten van pragmatische argumentatie. De eerste variant kan volgens haar als volgt gekarakteriseerd worden:

Variant I

Standpunt: Handeling X is wenselijk Want: Handeling X leidt tot gevolg Y en: Gevolg Y is wenselijk

(dan: Als handeling X leidt tot gevolg Y, en gevolg Y is wenselijk, dan is handeling X wenselijk)

(28)

28

In variant I wordt de handeling als wenselijk gezien door te benadrukken dat het gevolg van de handeling wenselijk is. Een voorbeeld van een adviserende gezondheidstekst van de GGD waarin deze variant wordt gebruikt is te zien in tekstfragment 6.

(6) (1 Ontbijt goed (X))

(1.1 Goed ontbijten (X) is wenselijk)

1.1.1a Als je goed ontbijt (X), kun je beter sporten en op school beter opletten (Y)

(1.1.1b Beter sporten en beter opletten op school (Y) zijn wenselijk) (1.1.1a-1.1.1b’ Als een goed ontbijt (X) ervoor zorgt dat je beter kunt sporten en op

school beter kunt opletten (Y), en beter sporten en beter opletten op school (Y) zijn wenselijk, dan is goed ontbijten (X) wenselijk)

Naast deze positieve variant, waarin wordt gesteld dat een bepaalde handeling uitgevoerd moet worden omdat de handeling wenselijk is en daarnaast een wenselijk gevolg heeft, onderscheidt Feteris (2002: 355) ook een negatieve variant. Dit wordt variant II genoemd.

Variant II

Standpunt: Handeling X is onwenselijk

Want: Handeling X leidt tot gevolg Y

en: Gevolg Y is onwenselijk

(dus: Als handeling X leidt tot gevolg Y, en gevolg Y is onwenselijk, dan is handeling X onwenselijk)

In de tweede variant wordt een bepaalde handeling afgeraden omdat deze onwenselijke

gevolgen heeft. Een voorbeeld hiervan in de adviserende gezondheidstekst van de GGD wordt getoond in tekstfragment 7.

(29)

29

(7) (1 Drink geen alcohol (X))

(1.1 Alcohol drinken (X) is onwenselijk)

1.1.1a Alcohol drinken (X) is schadelijk voor je hersenen (Y)

(1.1.1b Schade aan je hersenen (Y) is onwenselijk)

(1.1.1a-1.1.1b’ Als alcohol drinken (X) schadelijk is voor je hersenen (Y), en schade aan je hersenen (Y) is onwenselijk, dan is het drinken van alcohol (X) onwenselijk)

Deze twee basisvarianten van pragmatische argumentatie kunnen uitgebreid worden door de verschillende varianten te combineren. Dit resulteert in variant III en variant IV (Van Poppel, 2013: 68):

Variant III

Standpunt: Handeling X is wenselijk

Want: Handeling X leidt niet tot gevolg Y

en: Gevolg Y is onwenselijk

(dus: Als handeling X niet leidt tot gevolg Y, en gevolg Y is onwenselijk, dan is handeling X wenselijk)

Bij variant III wordt een bepaalde wenselijke handeling aangeraden, omdat de handeling niet leidt tot onwenselijke gevolgen. In variant III worden dus de onwenselijke gevolgen

benadrukt die voorkomen kunnen worden wanneer het gepresenteerde advies wordt aangenomen. Een voorbeeld hiervan wordt getoond in tekstfragment 8. Dit tekstfragment komt uit de adviserende gezondheidstekst van GGD Flevoland (z.d.) die over bewegen en sporten gaat.

(30)

30

(8) (1 Dagelijks bewegen (X) is wenselijk)

1.1a Door dagelijks te bewegen (X) verminder je de kans op hart- en vaatziekten, verschillende soorten van kanker, chronische aandoeningen en diabetes (Y)

(1.1b Hart- en vaatziekten, verschillende soorten van kanker, chronische aandoeningen en diabetes (Y) zijn onwenselijk)

(1.1a-1.1b’ Als dagelijks bewegen (X) de kans op hart- en vaatziekten, verschillende soorten van kanker, chronische aandoeningen en

diabetes (Y) vermindert, en hart- en vaatziekten, verschillende soorten van kanker, chronische aandoeningen en diabetes (Y) zijn

onwenselijk, dan is dagelijks bewegen (X) wenselijk)

Bij variant IV wordt een bepaalde onwenselijke handeling afgeraden, omdat de handeling niet leidt tot een wenselijk gevolg. Hierbij wordt dus in de argumentatie ingespeeld wenselijke gevolgen die optreden wanneer het advies om een bepaalde handeling niet uit te voeren wordt opgevolgd.

Variant IV

Standpunt: Handeling X is onwenselijk Want: Handeling X leidt niet tot gevolg Y en: Gevolg Y is wenselijk

(dus: Als handeling X niet leidt tot gevolg Y, en gevolg Y is wenselijk, dan is handeling X onwenselijk)

Varianten III en IV van pragmatische argumentatie kunnen worden gezien als specifieke toepassingen van het pragmatische argumentatieschema. Ze hebben niet dezelfde status als de reguliere positieve en negatieve pragmatische argumentatie. Deze argumenten hebben alleen in samenhang met variant I of II voldoende overtuigingskracht om het standpunt te kunnen verdedigen. Deze varianten kunnen worden gebruikt als aanvulling op de eerste twee

(31)

31

varianten om zo die argumenten te versterken (Van Poppel, 2013: 69).

Naar aanleiding van de argumentatieschema’s van de varianten van pragmatische argumentatie kan een schematische weergave worden gepresenteerd van de vier varianten van pragmatische argumentatie die worden onderscheiden.

Varianten van pragmatische argumentatie

Variant I: Doe X

Handeling X is wenselijk, Want X leidt tot Y En: Y is wenselijk Variant II:

Doe niet X

Handeling X is onwenselijk, Want X leidt tot Y

En: Y is onwenselijk Variant III:

Doe X

Handeling X is wenselijk, Want X leidt niet tot Y En: Y is onwenselijk Variant IV:

Doe niet X

Handeling X is onwenselijk Want X leidt niet tot Y En: Y is wenselijk

Tabel 1. Schematische weergave van de vier varianten van pragmatische argumentatie

3.2 Kritische vragen die horen bij pragmatische argumentatie in adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren

In de pragma-dialectiek zijn voor elk argumentatieschema kritische vragen opgesteld om zo te testen of het schema correct wordt toegepast (Garssen, 1997). Omdat er in pragmatische argumentatie uit wordt gegaan van een voorwaardelijke voorspelling moet het voor de lezer duidelijk zijn dat de genoemde oorzaken ook daadwerkelijk de genoemde gevolgen

veroorzaken. De kritische vragen kunnen hierin helderheid geven. Volgens Garssen (1997: 22) kunnen de kritische vragen voor een causaal argumentatieschema ook gebruikt worden voor het testen van het pragmatische argumentatieschema, omdat pragmatische argumentatie een vorm van causale argumentatie is. Van Poppel (2013: 75) heeft echter vanwege de specifieke aard van de premissen de kritische vragen voor een causaal argumentatieschema aangevuld en gespecificeerd voor pragmatische argumentatie, zoals hieronder te zien is.

(32)

32

Kritische vraag 1: Is het gepresenteerde resultaat daadwerkelijk (on)wenselijk? Kritische vraag 2: Leidt de oorzaak daadwerkelijk tot het (on)wenselijke resultaat?

Kritische vraag 3: Zijn er nog andere factoren die aanwezig moeten zijn samen met de oorzaak om het (on)gewenste resultaat te creëren?

Kritische vraag 4: Heeft de oorzaak ook (on)gewenste bijwerkingen?

Kritische vraag 5: Kan het resultaat ook op andere manieren bereikt of voorkomen worden?

Bovenstaande kritische reacties kunnen worden verwacht van de doelgroep wanneer de schrijver van een tekst pragmatische argumenten naar voren brengt. Het is voor de schrijver van een adviserende gezondheidstekst gericht op jongeren belangrijk om te anticiperen op deze kritische vragen. Dit kan een schrijver doen door in de argumentatie in te spelen op de kenmerken en voorkeuren van de doelgroep. Een voorbeeld hiervan zal gegeven worden naar aanleiding van tekstfragment 1.

(1) ‘Alcohol drinken is schadelijk voor je hersenen. Je kunt minder goed leren en je karakter kan veranderen.’

Bij tekstfragment 1 kun je je afvragen of het gepresenteerde resultaat, schade aan je hersenen, daadwerkelijk onwenselijk is voor jongeren. Echter zie je dat de schrijver van de

voorlichtingstekst over alcohol in de argumentatie inspeelt op de kenmerken en voorkeuren van de doelgroep. Onder de doelgroep vallen schoolgaande kinderen, dus het is voor jongeren belangrijk om goed te kunnen leren. Daarnaast hebben we in de beschrijving van de

institutionele context gezien dat vriendschappen tijdens de adolescentiefase belangrijk zijn. Wanneer het karakter verandert zullen vriendschappen wellicht verbroken worden. In dit tekstfragment anticipeert de schrijver dus op de eerste kritische vraag door in te spelen op de kenmerken en voorkeuren van de doelgroep. Wanneer de schrijver had gekozen voor een tekst als: ‘Alcohol drinken is schadelijk voor je hersenen. Je hebt meer kans op geheugenverlies, waardoor je later dement kunt worden’ zullen de gevolgen minder snel als onwenselijk worden ervaren door de doelgroep, aangezien het dement worden een gevolg is op lange termijn, wat voor de doelgroep nu totaal geen belangrijke consequentie is.

(33)

33

jongeren vanuit de pragma-dialectiek geanalyseerd en gereconstrueerd worden en zal er gekeken worden of en op welke manier de schrijver van adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren op twijfel en kritiek anticipeert.

3.3 Conclusie

In dit hoofdstuk zijn de adviserende gezondheidsteksten als argumentatief activiteitstype gekenmerkt. Daarnaast is door de reconstructie van de argumentatiefase duidelijk geworden dat de schrijver van de adviserende gezondheidsteksten pragmatische argumentatie gebruikt om het preventieve standpunt te verdedigen en daarmee probeert het meningsverschil op te lossen. De vier varianten van pragmatische argumentatie die Feteris (2002) in haar onderzoek onderscheidt zijn gekoppeld aan de fragmenten uit de adviserende gezondheidsteksten van de GGD. Verder zijn in § 3.2 kritische vragen uiteengezet die de schrijver kan gebruiken om in de argumentatie in te spelen op de kritische reacties die verwacht kunnen worden bij het presenteren van een gezondheidsadvies aan jongeren. Hierbij is het belangrijk om op de kenmerken en voorkeuren van de doelgroep in te spelen. Hiermee is de tweede deelvraag ‘Op welke manier kan de schrijver van een adviserende gezondheidstekst gericht op jongeren door middel van pragmatische argumentatie inspelen op de kenmerken en voorkeuren van de doelgroep?’ beantwoord.

(34)

34

4. Het gebruik van pragmatische argumentatie in adviserende

gezondheidsteksten van de GGD gericht op jongeren

In de voorgaande hoofdstukken is de institutionele context van adviserende

gezondheidsteksten gericht op jongeren besproken en zijn de verschillende varianten van pragmatische argumentatie en de kritische reacties die van de doelgroep verwacht kunnen worden uiteengezet en toegelicht. In dit hoofdstuk wordt er vanuit de pragma-dialectiek gekeken naar het gebruik van pragmatische argumentatie in de adviserende

gezondheidsteksten van de GGD die gericht zijn op jongeren. Door middel van een reconstructie van de belangrijkste argumenten wordt gekeken welke varianten van

pragmatische argumentatie voorkomen in de adviserende gezondheidsteksten van de GGD en of de schrijver in de argumentatie kiest voor het benadrukken van de positieve gevolgen van het wenselijke gedrag of voor de negatieve gevolgen van het onwenselijke gedrag. In een reconstructie worden alle onderdelen van een argumentatieve tekst die relevant zijn voor het oplossen van een meningsverschil betrokken. De andere, irrelevante onderdelen worden buiten beschouwing gelaten (Van Eemeren & Grootendorst, 2000: 99). Naast de reconstructie van de belangrijkste argumenten wordt er gekeken op welke kritische vragen de schrijver van de adviserende gezondheidstekst anticipeert.

Voordat de adviserende gezondheidsteksten van de GGD aan bod komen worden in §4.1 de selectiecriteria voor de voorbeeldteksten en de volgorde van de bespreking

beschreven. In §4.2 wordt vervolgens uitgelegd hoe de voorbeeldanalyses tot stand zijn gekomen en wat er in de voorbeeldanalyses gedemonstreerd wordt. Van §4.3 tot en met §4.9 wordt er een analyse gegeven van het gebruik van de verschillende varianten van

pragmatische argumentatie en het anticiperen op kritische vragen in de adviserende gezondheidsteksten van de GGD. In §4.10 wordt tot slot aangegeven hoe de GGD in de adviserende voorlichtingsteksten gericht op jongeren gebruikmaakt van pragmatische argumentatie om zo in te spelen op de doelgroep. Hiermee wordt de derde deelvraag beantwoord: ‘Welke varianten van pragmatische argumentatie gebruikt de GGD in de adviserende gezondheidsteksten gericht op jongeren en hoe anticipeert de schrijver daarbij op mogelijke twijfel en kritiek van de lezer tegenover het advies?’.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Er worden geen verschillen gevonden in mentale gezondheid en gedrag tussen hobby gamende meisjes en niet-gamende meisjes, met als uitzondering dat hobby gamende meisjes iets

Onderhoudsmedewerkers uit het deeltijds secundair onderwijs Max 1 deeltijdse onderhoudsmedewerker per scholengemeenschap Aantal plaatsen voor DBSO’ers bleef na hervorming

Uit tabel 2 blijkt dat een zeer groot d< van de variantie van de afhankelijke variat len - bezorgdheid over kernbewapening wordt verklaard door vier predictoren, n melijk

Jongeren zijn meer bereid om gezond gedrag te vertonen wanneer hieraan positieve consequenties vastzitten (Pinquart & Silbereisen, 2004). Smartconnection is gericht op

Uit het onderhavige onderzoek blijkt echter dat jongeren met SLI problemen vertonen met enkele vaardigheden die op vrij jonge leeftijd worden verworven door

ongedefinieerde interactie tussen cliënt en hond wanneer cliënt tegen hond praat (“De grens is nu weer voorbij, je mag weer komen.”) alsof hij verwacht dat hond dit begrijpt. In

[r]

Dat sommige figuren op sleutelposities zich meer aangetrokken voelden tot de positie van de Guatemalteekse regering dan die van Carter werd behalve door het Koude