• No results found

Get the picture? Reframen en transformatief leren voor de constructie van een sterke beroepsidentiteit van het bedrijfsmaatschappelijk werk.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Get the picture? Reframen en transformatief leren voor de constructie van een sterke beroepsidentiteit van het bedrijfsmaatschappelijk werk."

Copied!
133
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Get

the

Picture?

Reframen en transformatief leren voor de constructie

van een sterke beroepsidentiteit van het

bedrijfsmaatschappelijk werk

(2)
(3)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 3 van 133

Get

the

Picture?

Reframen en transformatief leren voor de constructie van

een sterke beroepsidentiteit van het bedrijfsmaatschappelijk

werk

Een praktijkgericht onderzoek naar identiteitsverarming om advies uit te brengen op welke wijze het Bedrijfsmaatschappelijk werk van het Expertise Centrum Organisatie en Personeel dynamisch invulling kan geven aan de beroepsidentiteit in de veranderende context.

Masterthesis ingediend voor het behalen van de graad:

Master Social Work

Hogeschool van Amsterdam

Domein Maatschappij en Recht

Amsterdam, juni 2015

Thesisbegeleider: drs. Mike de Kreek Tweede beoordelaar: dr. Eltje Bos

Mailadres: marieke.smit@rijksoverheid.nl

Aantal woorden zonder opmaak en exclusief bijlagen: 26.808

Aantal woorden abstract: 201

(4)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Abstract

Door een Verkenning in 2013 en uit de signalen vanuit de

beroepspraktijk maakte het bedrijfsmaatschappelijk werk (BMW) van het Expertise Centrum Organisatie en Personeel (EC O&P) zich zorgen om de beroepsidentiteit. Niet vreemd omdat ook op

macroniveau het sociale domein in beweging is waardoor de beroepsidentiteit van de sociale professional onder druk komt te staan. Het BMW is immers ook zo’n sociale professional. In dit onderzoek bleek uit de literatuurstudie, evaluaties en de focusgroepen dat alle risicofactoren voor identiteitsverarming benoemd door Schilder (2013) aanwezig zijn voor het BMW maar dat er voldoende kansen zijn om de identiteitsverarming bij te sturen. Spanning tussen beroep en functie is inherent aan het werk. Om deze spanning te reduceren is het van belang om terug te gaan naar de kern. In co-creatie hebben de verschillende focusgroepen benoemd dat er behoefte is aan versteviging van de formele identiteit en dat er een eenduidig, algemeen gehanteerd basis-BMW moet komen. Dus de kern te formuleren. Dit onderzoek levert een bijdrage in het komen tot het basis-BMW middels

reframen en transformatief leren. Belangrijk onderdeel in dit onderzoek is dat beroepsidentiteit ontstaat in emergentie in het netwerk, en dus ook alleen opgepakt kan worden ín het netwerk dóór alle betrokkenen.

(5)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 5 van 133

Voorwoord

Mijn naam is Marieke Smit. Ik ben bedrijfsmaatschappelijk werker bij het Expertise Centrum Organisatie & Personeel (EC O&P) onderdeel van Dienstenstroom Bedrijfszorg (zie inzet hiernaast).

Vanuit deze functie ben ik in 2013 de studie Master Social Work van de Hogeschool van Amsterdam gestart en schrijf nu deze thesis ter afsluiting van deze studie. De masterthesis heeft tot doel het behalen van de door de opleiding gestelde competenties

(Hogeschool van Amsterdam, 2014, p. 7). Daarnaast bleek gedurende mijn studie, dat ook mijn praktijkinstelling, het EC O&P, behoefte had aan een praktijkgericht onderzoek. Daarom is dit in deze thesis ook meegenomen. Het bevat dus naast een opleidingscomponent ook een duidelijk beroepsproduct. De thesis is daarom opgedeeld in een drietal delen en een aantal bijlagen.

In deel A (Waarom en hoe de foto gemaakt wordt) het

praktijkvraagstuk, doelstelling en vraagstelling en het

onderzoeksontwerp; in deel B (Inzoomen in de context) de analyse over verzamelde data en in deel C (Say cheese!!!) het advies voor de beroepspraktijk. In dit laatste deel zal dan ook

uitgebreid ingegaan worden op het beroepsproduct dat

voortvloeit uit dit onderzoek en deze thesis.

Wat is het EC O&P van het UBR?

UBR|EC O&P (Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk|Expertise Centrum Organisatie & Personeel), onderdeel van het ministerie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties, levert de 2e-lijns expertise die nodig is om een

slagvaardig, toekomstbestendig en evenwichtig personeelsbeleid van het Rijk te realiseren. UBR|EC O&P draagt daarmee bij aan goed en aantrekkelijk werkgeverschap van de Rijksoverheid, het juiste personeel op de juiste plaats, een gezonde fysieke en psychosociale werkomgeving, een goede organisatie-inrichting en -structuur en gedegen arbeidsjuridisch advies. UBR|EC O&P verrijkt het Rijk met kennis en kunde en is actief en afnemergericht (UBRIJK, 2015).

Een vitale en gezonde organisatie, dat is het streven van de Rijksoverheid. Een omgeving waarbinnen medewerkers prettig en op een gezonde wijze kunnen werken met een optimale verhouding tussen veiligheid, welzijn en gezondheid en de te verrichten werkzaamheden. UBR|EC O&P ontwikkelt zich naar de levering van complete arbozorg. Onze inzet draagt bij aan de optimalisatie van het arbeidsklimaat. Onze

dienstverlening ligt op het terrein van vitaliteit en duurzame inzetbaarheid: arbo, preventie, verzuimmanagement, re-integratie, sociale zekerheid, zorg. Wij leveren daarnaast laagdrempelige, psychosociale begeleiding, -advies en financiële hulpverlening.

De nieuwste inzichten en

ontwikkelingen geven een bredere kijk op de betekenis van werk en de kwaliteit van arbeid: denk hierbij aan zingeving en bevlogenheid, en de uitgangspunten van positieve

psychologie. De dienstverlening ligt dan ook meer dan voorheen op het terrein van vitaliteit en duurzame

inzetbaarheid. De nadruk verschuift van curatie naar preventie en amplitie. Leidinggevenden en medewerkers nemen steeds meer de regie voor een optimale ‘fit’ in eigen hand; hierbij zoeken zij naar advies en

ondersteuning. (ECO&P/AVW, 2014)

Het bmw is onderdeel van UBR|EC O&P en valt onder de dienstenstroom Bedrijfszorg (voor heen cluster Arbeid, Vitaliteit en Welzijn –AVW-).

(6)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Samenvatting

Praktijkvraagstuk en doelstelling

Er zijn veel ontwikkelingen geweest in het sociale domein

waardoor er een andere vraag bij de sociale professional is komen te liggen. Daar waar hij voorheen misschien kon varen op

persoonlijk gezag, moet hij zich nu zowel bureaucratisch, marktgericht als professioneel verantwoorden en zijn handelen legitimeren. Zo wordt de opdrachtgever wordt kritischer doordat er minder budgetten zijn, is de burger mondiger maar heeft de

professional zich ook te verhouden tot de eigen beroepscode. Het één boven het ander prefereren, kan betekenen dat de juist ingenomen positie, aan het wankelen wordt gebracht. Hierdoor staat de beroepsidentiteit onder druk.

Deze ontwikkelingen gelden binnen het gehele sociale domein, zo ook voor het bedrijfsmaatschappelijk werk (BMW) van het

Expertise Centrum Organisatie en Personeel (EC O&P).

In 2013 is er een Verkenning (Dessing-Sitskoorn, 2013) geweest om de ambities tot 2018 van het BMW inzichtelijk te maken. Hieruit is gebleken dat het BMW vooralsnog een vast onderdeel blijft van de Rijksoverheid maar ook dat de vraag naar de dienstverlening van het BMW aan het veranderen is. Om aan de veranderende vraag tegemoet te komen, is er een nieuw profiel opgesteld.

Verder bleek dat het beeld dat klantorganisaties en cliënten hebben over het BMW, ambigu is. Schilder (2013) beschrijft in haar proefschrift zowel interne als externe risicofactoren voor identiteitsverarming van het maatschappelijk werk. Uit

literatuurstudie leken alle factoren aanwezig te zijn voor het BMW EC O&P.

Binnen een krimpende overheid met minder budgetten, waar geschrapt wordt waar dit mogelijk is, is het juist van belang om nú te laten zien wie je bent en wat je doet. Om een stevige

beroepsidentiteit te hebben. Wanneer gesteld wordt dat

legitimeren van het sociaal werk in hoge mate afhankelijk is van de (h)erkenning door de cliënt of klant (Ewijk, 2010) en dat legitimeren het bewijzen van de identiteit is, kan gezegd worden dat identiteit ontstaat door de ogen van de ander. En dan blijkt het beeld dat men heeft over het BMW, niet juist te zijn. Dat is een risico voor het bestaansrecht van het BMW. Het praktijkvraagstuk in dit onderzoek is dat er zorgen zijn over het bestaansrecht van het BMW als de beroepsidentiteit niet wordt verstevigd.

De doelstelling van dit onderzoek is om op basis van onderzoek naar identiteitsverarming advies uit te brengen op welke wijze het bedrijfsmaatschappelijk werk (BMW) van het Expertise Centrum Organisatie en Personeel (EC O&P) dynamisch invulling kan geven aan de eigen beroepsidentiteit in de gegeven context.

(7)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 7 van 133 Het onderzoek heeft naast de hierboven genoemde doelstelling

ook een subdoelstelling. Als identiteit ontstaat door de ogen van de ander, in het proces van emergentie in het netwerk, dan kan dit ook alleen maar gebeuren ín het netwerk met alle betrokkenen. Daarom is er in dit onderzoek bewust gekozen voor een aantal onderzoeksinterventies vanuit een meervoudig perspectief. Dit om, in en door het netwerk de beroepsidentiteit door verschillende ogen te kunnen zien én in co-creatie met elkaar, betekenis te kunnen geven aan de constructie van een sterke beroepsidentiteit van het BMW.

Op deze manier is gezocht hoe de veronderstelde identiteitsverarming door de stakeholders1 kan worden bijgestuurd. Om beweging in het netwerk rondom het

praktijkvraagstuk te bewerkstelligen, is de beroepsidentiteit van het BMW op diverse manieren onder de aandacht gebracht van alle stakeholders middels bewust ingezette interventies als

bijvoorbeeld een nieuwsbrief, presentatie en voorlichting over het onderzoek.

Onderzoek

Het onderzoek is gestart met een literatuurstudie om betekenis aan de centrale begrippen in dit onderzoek te verlenen. Deze betekenisgeving heeft het kader gevormd waarbinnen de

veronderstelde identiteitsverarming is onderzocht. Hierdoor zijn de volgende attenderende begrippen vastgesteld rondom

beroepsidentiteit, te weten persoonlijke beroepsidentiteit, sociale beroepsidentiteit en formele beroepsidentiteit. Verder zijn in de literatuurstudie begrippen als beroepsstandaard,

identiteitsverarming, identiteitsverarmende factoren nader onderzocht en beschreven specifiek voor het BMW van het EC O&P.

Het onderzoek heeft plaatsgevonden in de maanden februari tot en met april 2015. Er is, naast een literatuurstudie, gestart met een analyse van klant- en cliëntevaluatieformulieren 2014. Ondanks de geringe betrouwbaarheid van deze analyse, is de analyse toch voor het onderzoek gebruikt omdat het een inkijk geeft vanuit de

klantorganisaties en cliënten. Het meervoudig perspectief op de beroepsidentiteit van het BMW ontstaat ook bij hen.

Vervolgens zijn een drietal verschillende homogene focusgroepen (te weten driemaal groep verwijzers, tweemaal groep BMW-ers en eenmaal groep managementteam) bijeen geweest om

gemeenschappelijk betekenis te geven aan het thema beroepsidentiteit BMW en hoe een sterke beroepsidentiteit

geconstrueerd kan worden. Per homogene groep is onderzocht of de factoren van identiteitsverarming aanwezig zijn, welke identiteit (persoonlijk, sociaal of formeel) het meest onder druk staat en wat er moet gebeuren voor de constructie van een sterke

beroepsidentiteit vanuit ieders eigen perspectief. Ook is gezocht naar waar behoefte aan is als het gaat om het BMW te duiden (MT) of te kunnen legitimeren (verwijzers).

(8)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Met de analyse van de uitkomsten en een literatuurstudie is een ‘prototype’ advies beschreven. Dit advies is voor een

tussenevaluatie voorgelegd aan de focusgroep afgevaardigden, bestaand uit vrijwillig aangemelde deelnemers uit de voorgaande focusgroepen. Verbeterpunten zijn in het advies meegenomen waarna het opnieuw is voorgelegd aan een aantal critical friends om tenslotte tot het eindadvies te komen (deel C in deze thesis). Bevindingen

Klant- en cliëntevaluaties

Vanuit de klant- en cliëntevaluaties kan gezegd worden dat men tevreden is over de dienstverlening van het BMW. De sociale beroepsidentiteit blijkt onder druk te staan doordat men het BMW niet altijd voldoende zichtbaar vindt. De formele beroepsidentiteit staat onder druk doordat men niet helder heeft welke afspraken er zijn rondom bijvoorbeeld de rapportage van het BMW.

Het huidige (verwerkings)systeem rondom de evaluatieformulieren draagt niet bij aan een kennisalliantie met klantorganisaties en cliënten.

Focusgroepen

Vanuit de focusgroepen is geconstateerd dat alle

identiteitsverarmende factoren in meer of mindere mate aanwezig zijn voor het BMW. Verder is benoemd dat er diversiteit in

werkwijze is van de individuele BMW-er maar ook is er diversiteit in klantorganisaties. Dat zorgt voor een diffuus beeld van het BMW. Er is behoefte aan eenheid en eenduidigheid.

Daarnaast is veiligheid om je te durven uitspreken in de eigen organisatie maar zeer zeker ook bij klantorganisaties benoemd als aandachtspunt. Focusgroepen BMW gaven aan zich niet altijd veilig te voelen en de focusgroep MT vroeg zich af of het BMW zich wel altijd veilig voelt om zich uit te kunnen spreken.

De meerwaarde van het BMW wordt door de focusgroepen vooral gezien in de ‘B’ die de arbeidsfactor in de psychosociale

hulpverlening impliceert. Ook de unieke positie van het BMW (vanaf de werkvloer tot en met het management van een organisatie) is een meerwaarde.

Het BMW is en blijft (mensen)maatwerk, ondanks dat dat ook spanning in de beroepsidentiteit kan oproepen. De professionele autonomie wordt door alle focusgroepen als voornaam ervaren. Zolang het BMW het handelen maar eenduidig legitimeert en verantwoordt. De focusgroepen zijn het er unaniem over eens dat de kaarten nog niet geschud zijn voor het BMW waardoor er mogelijkheden worden gezien om de identiteitsverarming in de goede richting bij de sturen.

(9)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 9 van 133 Er is het meeste behoefte aan het goed inrichten en borgen van de

formele beroepsidentiteit om eenheid en eenduidigheid te kunnen creëren. Er is vanuit de focusgroepen vraag naar een ‘toolkit’. Deze ‘toolkit’ omschrijft wat het basis-BMW is, wat het BMW doet en geeft eenduidigheid in werkwijze. Dit is aanvullend op de reeds bestaande beroepsstandaard. Het BMW is zelf daarbij aan zet en het MT moet een faciliterende rol op zich nemen. Daarnaast is verbondenheid met de eigen beroepsgroep van belang voor een stevige beroepsidentiteit, het gaat dan om eenheid.

Echter moet rekening gehouden worden met het feit dat er altijd spanning tussen beroep en functie; dat is inherent aan het werk als sociale professional. Helemaal als BMW-er waarin meerzijdige partijdigheid2 aan de orde van de dag is. Deze spanning is

daardoor niet op te heffen, men moet zich leren te verhouden tot deze spanning.

Aanbevelingen

Er zal altijd spanning zijn

Het BMW moet zich verhouden tot de spanning tussen beroep en functie (NVMW, 2005). Dit doet men door terug te gaan naar de kern. Echter, deze kern is nu onvoldoende helder. Om tot een hernieuwde kern te kunnen komen, zal het BMW moeten gaan reframen. Dat wil zeggen dat er een kader gecreëerd moet worden omtrent het BMW (Ruijters, 2015). Dit kader werkt als fotolijst, spiegel en raam. Als fotolijst met in de lijst hetgeen men wil laten zien, waar de aandacht op gevestigd moet zijn. Als spiegel omdat door de foto in de lijst te plaatsen (het frame), men zichzelf ook in een frame zet waardoor het een referentiekader is geworden waaraan men zich kan spiegelen. Een frame werkt ook als een raam doordat men zichzelf door het frame in de context plaatst, in wisselwerking met de omgeving waardoor er van binnen naar buiten gekeken kan worden maar ook vice versa.

Reframen

Reframen van het BMW moet ín het netwerk gebeuren. Dit onderzoek heeft naar aanleiding van de literatuurstudie en de focusgroepen een basisframe ontwikkeld dat is voorgelegd aan de groep afgevaardigden. Echter moet dit frame verder ontwikkeld worden door de beroepsgroep in het meervoudig perspectief. Dus in co-creatie met de betrokken stakeholders.

Informatief en transformatief

Het zich verhouden tot het frame, het frame zich eigen maken gebeurt middels informatief (expliciete kennis en theorie tot zich nemen) en transformatief (bewustwording, commitment,

verbinding) leren (Ruijters, 2015). In dit onderzoek is op basis van het ontwikkelde basisframe een eerste aanzet gedaan welke

stappen informatief en welke transformatief geleerd moeten worden.

2 Een begrip vanuit de contextuele benadering waarmee wordt bedoeld dat de hulpverlener geen partij kiest en betrokken is met alle partijen in de context. Hij is niet onpartijdig maar leeft zich beurtelings in in de verschillende betrokkenen en geeft allen erkenning en waardering. Voor het BMW zijn dit bijvoorbeeld de medewerker, de leidinggevende en de collega.

(10)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Hierbij is het belangrijk om tot een kennisalliantie te komen en een body of knowledge, door bijvoorbeeld evaluatieformulieren of door het (breder) delen van de spanning in het werkveld zichtbaar in intervisiegroepen. Het nieuw op te richten disciplineoverleg BMW kan hierin rol op zich nemen mits men zeggenschap krijgt zoals beslissingsbevoegdheid.

Door het reframen ontstaat een Community of Practice waarin kennis en informatie gedeeld wordt om methoden en interventies te beoordelen en aan te passen binnen het gereframede BMW. Door het zelf reframen en transformatief te leren verenigen de BMW-ers zich, bouwen aan een eigen body of knowledge daardoor er een brede en zichtbare kennistheorie ontwikkelt kan worden. Er ontstaat een eigen kennisontwikkeling, kenniscirculatie en

kennisimplementatie wat zorgt voor een solide basis voor het BMW (Gezondheidsraad, 2014).

Meervoudig perspectief

Een sterke beroepsidentiteit ontstaat in het proces van

emergentie. Daarom is het van wezenlijk belang dat het BMW voortdurend in contact staat met de stakeholders als verwijzers, cliënten, klantorganisaties of het eigen MT. Het BMW is zelf aan zet, in wisselwerking met de eigen context.

(11)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015 Pagina 11 van 133

Inhoud

Abstract ... 4 Voorwoord ... 5 Samenvatting ... 6 Inhoud ... 11

Deel A: Waarom en hoe de foto gemaakt wordt ... 15

1 Inleiding deel A ... 16

1.1 Een eigen praktijkvoorbeeld ... 17

1.1.1 Herkenning door de beroepspraktijk... 18

1.2 Verdieping praktijkvraagstuk ... 19 1.2.1 Beweging! ... 19 1.2.2 Ambigu beeld ... 19 1.2.3 Nieuw profiel ... 20 1.2.4 Kernwaarden in de verandering ... 21 1.2.5 Beroepstandaard en essentie ... 22 1.2.6 Internationaal beeld BMW ... 23

1.3 Beroepsidentiteit en identiteitsverarmende factoren ... 24

2 Doelstelling en vraagstelling onderzoek ... 27

2.1 Het praktijkvraagstuk in de regulatieve cyclus ... 27

2.1.1 Ontwerponderzoek ... 28 2.2 Doelstelling ... 28 2.3 Vraagstelling ... 30 2.4 Begripsdefinities ... 30 3 Onderzoeksdesign ... 31 3.1 Opbouw onderzoek ... 31 3.1.1 Literatuurstudie 1 ... 32 3.1.2 Analyse evaluatieformulieren ... 32 3.1.3 Focusgroepen ... 32

3.1.4 Aansluiting deelvragen focusgroepen ... 33

3.1.5 Fasering focusgroepen ... 34

3.1.6 Literatuurstudie 2 en analyse ... 35

3.1.7 Afgevaardigden ... 36

3.1.8 Kracht van focusgroep ... 36

3.1.9 Wijze van analyseren ... 37

3.1.10 Attenderende begrippen ... 39

3.1.11 Paradigma’s ... 40

3.1.12 Rol van onderzoeker ... 41

3.1.13 Schrijfstijl ... 42

3.1.14 Validiteit ... 42

3.1.15 Betrouwbaarheid ... 43

(12)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Deel B: Inzoomen in de context ... 45

4 Inleiding deel B ... 46

4.1 Algemene opmerkingen evaluatieformulieren ... 46

4.2 Klantevaluaties ... 46

4.2.1 Analyse klantevaluaties... 47

4.3 Cliëntevaluaties ... 48

4.3.1 Analyse cliëntevaluaties ... 48

4.4 Conclusie evaluatieformulieren ... 49

5 Analyse van focusgroepen BMW, verwijzers en MT ... 50

5.1 Algemene opmerkingen focusgroepen ... 50

5.2 De behoefte van de verwijzers ... 51

5.2.1 Wat nu te doen?... 56

5.3 De behoefte van het BMW ... 57

5.3.1 Wat nu te doen?... 62

5.4 De behoefte van het MT ... 63

5.4.1 Wat nu te doen?... 67

5.5 Conclusie na de focusgroepen ... 67

Deel C: Say cheese!!! ... 71

6 Inleiding deel C ... 72

6.1 Beroep en functie ... 72

6.1.1 Bureaucratische sturing met professionele autonomie .. 74

6.1.2 Terug naar de kern ... 75

6.1.3 Frames en transformatief leren ... 76

6.2 Een hernieuwd frame ... 77

6.2.1 Fotolijst, spiegel en raam ... 77

6.2.2 Het frame van BMW ... 79

6.2.3 De beroepscode als fotolijst, spiegel en raam ... 79

6.2.4 Basis-BMW ... 80

6.2.5 SKIVE in reframed basis-BMW ... 81

6.2.6 SKIVE en nieuw profiel BMW ... 82

6.2.7 Frame naar aanleiding van onderzoek ... 84

6.3 Transformatief leren ... 86

6.3.1 Meer dan handelen ... 86

6.3.2 Veelzijdige praktijk ... 87

6.3.3 Veiligheid en transformatief leren ... 87

6.3.4 Phronèsis ... 89

7 Vervolgstappen en bruikbaarheid van dit onderzoek ... 93

7.1 Vervolgstappen ... 93

7.2 Bruikbaarheid van dit onderzoek ... 95

7.2.1 Onderzoek ten opzichte van internationale ontwikkelingen ... 97

(13)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 13 van 133

Geciteerde werken ... 101

BIJLAGE 1:BEGRIPSDEFINITIES ... 103

BIJLAGE 2:INTERNE NIEUWSBRIEF ... 104

BIJLAGE 3:PLANNEN VAN AANPAK FOCUSGROEPEN ... 106

BIJLAGE 4:CIJFERS KLANTEVALUATIE ... 113

BIJLAGE 5:TURFLIJSTJE KLANTEVALUATIES ... 114

BIJLAGE 6:TURFLIJSTJE CLIËNTEVALUATIES ... 116

BIJLAGE 7:CIJFERS CLIËNTEVALUATIES ... 118

BIJLAGE 8:CODEBOOM MAXQDA ... 119

BIJLAGE 9:METHODIEKEN BASIS-BMW ... 120

BIJLAGE 10:TOELICHTING VOOR MT OP MASTERPLAN ... 123

BIJLAGE 11:START DISCIPLINEOVERLEG ... 128

(14)
(15)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 15 van 133

(16)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

1

Inleiding deel A

In 2013 is er een Verkenning (Dessing-Sitskoorn, 2013) geweest om de ambities van het bedrijfsmaatschappelijk werk (BMW) van het Expertise Centrum Organisatie en Personeel (EC O&P) 2014-2018 zichtbaar te maken. Er is een veranderende vraag in een veranderende context geconstateerd en er wordt een nieuw functieprofiel BMW geïmplementeerd. Verder is bekend geworden dat het BMW voorlopig een vast onderdeel blijft van de

Rijksoverheid maar dat het beeld over/van het BMW ambigu is. Dit blijkt ook uit de signalen vanuit het werkveld. Bij de start van deze studie kreeg ik van mijn werkgever de vraag of ik de uitkomsten vanuit de Verkenning verder uit zou kunnen werken. Wat is nodig om de vragen die voor ons liggen op te pakken?

In eerste instantie ging mijn gedachte uit naar het onderzoeken welke veranderingen in de samenleving nu precies van invloed zijn op de vraag naar/aan het BMW. Als dat helder is, kan met

modulen (zoals richtlijnen, bouwstenen voor de hulpverlening, aanbod voor klantorganisatie/cliënt) beschreven worden hoe te handelen in welke situatie. Helder voor klantorganisaties (en leidinggevenden), cliënt en BMW (Smit M. , 2014a)!

Maar steeds bleef ik met een knagend gevoel zitten, zijn wij er dan wel? Als dat beschreven is, liggen er prachtige modulen en kan het BMW geschoold worden in de expliciete kennis benodigd voor de modulen (die aansluiten op de vraag), maar hoe zit het met het bestaansrecht in deze hectische wereld met veel spelers in het veld (verzuimcoach, actieve bedrijfsartsen,

bedrijfsverpleegkundigen die ook graag eens een gesprekje

voeren, re-integratieadviseurs, leidinggevenden die meer in control willen zijn et cetera)?

Het feit dat het beeld over het BMW niet altijd juist is, gaf mij reden om eens in te zoomen op de beroepsidentiteit, om de huidige foto eens goed te bekijken. De hoofdstukken 1 tot en met 3 geven een beschrijving over het praktijkvraagstuk van dit onderzoek (1), verduidelijk ik de vraag- en doelstelling (2) en zet ik het onderzoeksontwerp uiteen (3).

(17)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 17 van 133 1.1 Een eigen praktijkvoorbeeld

Bij één van mijn klantorganisaties ben ik sinds 2008 werkzaam. In de beginperiode dat ik daar was, had ik niet veel te doen en moest ik flink aan de weg timmeren om het BMW op de kaart te zetten. Het was niet zo dat mijn voorganger BMW dit niet had gedaan, er was te weinig tijd geweest voor mijn voorganger om zichzelf te laten zien. Ik had meer tijd gekregen om ‘het BMW op de kaart te zetten’. Gaandeweg de jaren kreeg ik het steeds drukker en werd ik steeds vaker voor van alles en nog wat gevraagd.

Complexe cliëntsituaties, vragen over beleid dat raakvlakken had met het psychosociale stuk van de organisatie of die van de medewerkers. Leidinggevenden consulteerden mij. Ik werd gevraagd voor verschillende overlegvormen. Kortom: het BMW stond op de kaart! Kon ik nu dan rustig op mijn lauweren rusten? Zomer 2014 bleek dat niet het geval te zijn.

Een van de overlegvormen is het Sociaal Medisch Team (SMT). Dit is een regelmatig overleg waarin management, leidinggevenden, bedrijfsarts, HR-deskundigen, verzuimcoach en BMW met elkaar op frequente basis spreken over het reduceren en/of voorkomen van ziekteverzuim. De effectiviteit van het SMT staat bij veel klantorganisaties de laatste tijd ter discussie. Zo ook bij deze klant en besloot men om het SMT drastisch te gaan veranderen.

Drastisch in de zin van wat er besproken wordt en op welke wijze. In een mail las ik dat dit ook drastisch werd gewijzigd in de zin van met wie dit besproken zou worden, of liever niet meer besproken werd. BMW werd namelijk niet meer uitgenodigd voor dit

hernieuwde overleg. Ik was er even stil van. Ik had het BMW toch goed op de kaart gezet? Wat was er mis gegaan? Hoe kan het nu dat zij vonden, juist bij dit overleg dat zelfs geregeld is in het ambtenarenreglement, het BMW niet meer aanwezig hoeft te zijn. Bij navraag bleek dat iemand van mening was dat het BMW een behandelaar is, zoals een fysiotherapeut of een psycholoog en dat behandelaren niet aan tafel zitten in dit overleg. Dit gaf mij een kans om te zien welk beeld men van mij had, om mijn identiteit door de ogen van een ander te zien. BMW is niet alléén

behandelaar. Nooit geweest maar al helemaal niet in onze nieuwe rol als adviserende professionele expert! Verder is in het

ambtenarenreglement de SMT-vorm vastgelegd en staat daarbij benoemd dat dit gedaan wordt met onder andere de bedrijfsarts maar óók het BMW. Ik heb dan ook direct gereageerd en

aangegeven dat BMW veel meer is dan ‘alleen’ een behandelaar. Binnen een half uur na mijn reactie (waarin bovenstaande opgenomen was) werd ik uitgenodigd voor alle hernieuwde overleggen. Ik was er weer.

(18)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

1.1.1 Herkenning door de beroepspraktijk

Op 8 oktober 2014 heb ik voor al mijn collegae van mijn cluster een presentatie verzorgd rondom het onderwerp ‘Beroepsidentiteit BMW’. Tijdens deze presentatie ben ik ingegaan op de uitkomsten van de Verkenning (Dessing-Sitskoorn, 2013), de risicofactoren van identiteitsverarming (Schilder, 2013) en het basis-BMW zoals ik beschreven heb in mijn eerste en tweede integrale eindopdracht (Smit M. , 2014a) (Smit M. , 2014b) met als doel mijn collegae te informeren over het op handen zijnde onderzoek. Dat het

onderwerp leeft, bleek uit de vele reacties die ik na afloop kreeg. Bijna de helft van mijn BMW-collegae hebben aangegeven graag over het onderwerp te willen doorpraten omdat het iets is wat men zelf ziet of ervaart, waarvan men ziet dat het inderdaad een

riscofactor is voor de nabije toekomst en wat om actie vraagt. Ook het tegenovergestelde werd benoemd, namelijk dat het BMW voor iets werd gevraagd waarover men zich afvroeg of dat nu wel de rol van het BMW zou moeten zijn (bijvoorbeeld aanspreken van medewerker op het verzuimgedrag waar een leidinggevende 'last' van heeft). Overigens zijn dergelijke signalen ook vanuit de Verkenning naar voren gekomen.

Daar waar het BMW altijd gewoon stond, er geen vragen gesteld werden, is dat nu niet meer zo vanzelfsprekend.

Mijn voorbeeld staat dus niet op zichzelf, het onderwerp wordt (h)erkend. Het sociale domein is in beweging, het BMW is in beweging. Het beeld van BMW, de beroepsidentiteit, is niet statisch en vraagt voortdurend om onderhoud. Hoe gaan we dat doen in de veranderende context met een veranderende vraag, trouw blijvend aan onze eigen ‘oude’ waarden (Smit M. , 2015)? Deze beweging, mijn ervaring en de herkenning van mijn collegae waren voor mij de aanleiding de beroepsidentiteit van het BMW nader te onderzoeken en mij niet alleen te focussen op een mooie set beschreven modulen. Dat het onderwerp beroepsidentiteit leeft is geen vraag meer, het is een feit. Ook de noodzaak om nú iets te doen is een feit.

Inmiddels is er door mijn organisatie besloten om een

disciplineoverleg BMW in te richten met en voor het BMW. Doel van dit disciplineoverleg is om het BMW naar de tijd van nu te construeren. Dit onderzoek vormt een belangrijke basis bij de start van dit disciplineoverleg. Het geeft de noodzaak aan dat er iets moet gaan gebeuren. Er zijn zorgen over het bestaansrecht van het BMW. Hiermee is het praktijkvraagstuk van het BMW van het EC O&P zichtbaar geworden.

De zorgen over het bestaansrecht van het BMW EC O&P staan niet op zich. In een samenleving waar veel gaande is, waar veel

beweging is, worden ook vragen gesteld over nut en noodzaak van sociale professionals. In de verdieping van het praktijkvraagstuk ga ik daar verder op in.

(19)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 19 van 133 1.2 Verdieping praktijkvraagstuk

1.2.1 Beweging!

Het sociale domein is in beweging. Dat is niets nieuws. Er wordt veel over geschreven en gediscussieerd over hoe nu de nieuwe sociale professional er uit zou moeten zien. Dat het iemand is die stevig staat, weet wat hij doet, dat is een ding wat zeker is. Je moet je immers staande kunnen houden, kunnen blijven

aanpassen aan alle veranderingen die in een razend tempo op je af komen. En daarnaast moet je ook nog eens goed weten te

vertellen wat je doet en waarom je dat zo doet. Niet alleen richting de zorgverzekeraar/financier/klant, maar zeer zeker ook tegenover de mondige cliënt. Als dat niet (voldoende) lukt, is het nog maar de vraag of men een volgende keer met jou in zee gaat of dat men toch liever iemand anders kiest. Voor het eigen bestaansrecht is het dus van belang om je te positioneren én te profileren. Dit is niet alleen maar negatief, hier ligt ook een grote kans. De kaarten zijn immers nog niet geschud.

Als je er vanuit gaat dat legitimering van het sociaal werk in hoge mate

afhankelijk is van de (h)erkenning van de ander (Ewijk H. , 2010), en dat legitimeren “zijn identiteit bewijzen is” volgens de Nederlandse Taalunie, dan zou je kunnen zeggen dat

identiteit ontstaat door de ogen van de ander. Daarmee is de identiteit belangrijk voor het bestaansrecht van het

maatschappelijk werk, het legitimeert namelijk wie hij is in de ogen van de ander. Het BMW EC O&P is geen uitzondering hierop.

1.2.2 Ambigu beeld

Uit de Verkenning is naar voren gekomen dat de verwachting is dat de huidige dienstverlening zal blijven bestaan, maar dat het wel de vraag is of de klant voldoende op de hoogte is van deze dienstverlening. De klant ziet het BMW dus niet zoals men het zou moeten zien of zoals het BMW zou willen dat men het BMW ziet. Het beeld lijkt daarmee ambigu te zijn, het wordt op verschillende manieren begrepen. Dit wordt vertaald naar “het beeld over het BMW is niet helder” (Dessing-Sitskoorn, 2013).

Wat gaat het met het bestaansrecht doen als het beeld op verschillende manieren begrepen wordt? Stel dat ik niets gedaan had bij die ene klant benoemd in de inleiding, dan had ik om oneigenlijke redenen niet meer aan de ‘tafel’ gezeten waar ik hoor te zitten. Ik was mijn positie kwijt geraakt! Zou ik daarmee

uiteindelijk ook mijn bestaansrecht kwijt zijn geraakt?

“Legitimering van sociaal werk is in hoge mate afhankelijk van de erkenning en herkenning door cliënt, financier en samenleving (Ewijk H. , 2010)”

(20)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

1.2.3 Nieuw profiel

De Verkenning heeft de ambities van het bedrijfsmaatschappelijk werk behandeld in het kader van het Programma Doorontwikkeling EC O&P en het Bedrijfsplan 2014-2018. Kortom; waar gaan we de komende jaren naar toe met het BMW?

Vanuit deze Verkenning is er een nieuw profiel BMW geformuleerd. Hierin zijn de rollen adviseur, expert en professional opnieuw geformuleerd bezien vanuit een veranderende context en een veranderende vraag (zie figuur 1.2) die zichtbaar is geworden in de Verkenning.

Veranderingen in de vraag/potentiële behoefte:

 Meer vraag over beïnvloeden van gedrag bij medewerkers  Toename beleidsmatige en ‘politieke’ vraagstukken bij bmw;  Gesprekspartner voor directie /management vanuit expertrol t.a.v.

reorganisaties, incidenten en andere netelige kwesties

 Individuele zaken nemen op aantal plaatsen af, op aantal plaatsen neemt dit juist toe

 Toename financiële problematiek  Toename transitie vragen

 Meer vraag buiten vaste kantoortijden; hogere eisen aan bereikbaarheid / beschikbaarheid.

 Toename complexe zaken met meervoudige problematiek, ook in combinatie met financiële kwesties /schulden

 Minder mogelijkheden in GGZ en AMW zet hulp binnen arbeidsorganisatie onder druk

 Werk-privé balans blijft issue, nu ook meer bij hoger opgeleiden  Eigen regie model en minder focus op verzuim an sich

 Meer behoefte aan preventie, bv in workshops, en curatie blijft eveneens

 Van aandacht voor stress naar duurzame inzetbaarheid en vitaliteit en bevlogenheid / amplitie; mede ingegeven door hogere eisen aan personeel

 Aanpassingsproblemen t.a.v. cultuur verandering en andere werkwijzen

 Persoonlijkheid problematiek komt meer bovendrijven

 Meer en eerder sprake van functioneringstrajecten (hardere lijn)  Meer vraag / betrokkenheid bij mobiliteitsvraagstukken met minder

financiële mogelijkheden

 Toename vraag naar terugkoppeling, rapportages, cijfers en landelijke coördinatie

 Meer samenwerking en multidisciplinaire aanpak, oplossingsgerichte kortdurende begeleiding verwacht door klant; en noodzakelijk vanuit beroepsgroepen

(21)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 21 van 133 Het BMW als adviserende professionele expert voor

klantorganisaties (werkgever, organisatie die BMW ‘detacheert’) en cliënt (medewerker van de organisatie). Om hiertoe te komen, is er een algemeen opleidingsplan opgesteld om de BMW-ers op het juiste niveau te krijgen.

Algemeen, omdat de functieverandering niet alleen voor het BMW geldt, maar voor meerdere functies binnen het EC O&P. Het opleidingsplan is daarom niet functie specifiek.

1.2.4 Kernwaarden in de verandering

Het BMW zal zich opnieuw moeten gaan verhouden tot de veranderingen, het nieuwe profiel (Verkenning) én de eigen waarden van het beroep. Scholte noemt dat “Oude waarden in nieuwe tijden” (Scholte, 2010). Zij geeft aan dat er 7 kernwaarden zijn. Deze waarden zijn de oude waarden. In dit onderzoek worden deze kernwaarden gebruikt als de kernwaarden voor het

bedrijfsmaatschappelijk werk.

De Kern De Waarden

Wat Maatschappelijk werk verleent (procesmatige) hulp en diensten

Dienstbaar en daadkrachtig

Wanneer bij een verwevenheid van materiële en immateriële problematiek

Praktisch en in balans

Waarom vanuit een persoonlijk professionele betrokkenheid bij mensen

Bezieling en vakmanschap

Van waaruit en een brede, niet domein gebonden generalistische positie

Trots en onafhankelijk

Doel om de participatie, autonomie en zelfredzaamheid te versterken

Verantwoordelijk en verbindend

Voor wie van individuen en kleine groepen in een kwetsbare positie

Sober en solidair

Domein binnen sociale en

maatschappelijke verbanden

Nuttig en duurzaam

Figuur 1.3; De kern en de waarden van het maatschappelijk werk (Scholte, 2010)

In een wereld waarin alles verandert, is het goed om deze waarden scherp te houden. Het vormt immers de kern van het maatschappelijk werk. Het is mede bepalend voor de identiteit. Het is daarbij wel van belang om de oude waarden te kunnen lezen in de nieuwe tijd. Er moet dus meebewogen worden met de

veranderingen maar zonder dat de oude waarden verloren raken. Daarmee is identiteit niet een statisch iets maar is dynamisch en vraagt voortdurend om onderhoud. Net als je denkt dat het helemaal staat zoals het zou moeten staan, moet je je weer gaan aanpassen.

(22)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

1.2.5 Beroepstandaard en essentie

Wanneer het gaat over beroepsidentiteit, gaat het niet over de persoonlijke identiteit van iemand. Hiermee is al een eerste afkadering gemaakt voor het onderzoek, namelijk de

beroepsidentiteit van de professie BMW. Schilder (2013) definieert in haar proefschrift hiervoor een drietal beroepsstandaarden, te weten:

- het beroepsprofiel van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk werkers (NVMW) (NVMW, 2006), - het opleidingsprofiel van Maatschappelijk werk en

Dienstverlening,

- de beroepscode van het NVMW (Schilder, 2013).

Voor het BMW is door het NVMW een specifiek competentiemodel beschreven (NVMW, 2005).

Voor de BMW-ers van het ECO&P geldt dat men ingeschreven moet zijn in het register Beroepsregister van Agogisch en

Maatschappelijk werkers (BAMw) met als specialisatie

Bedrijfsmaatschappelijk werk (kamer BMW). Daarnaast is er het nieuwe functieprofiel BMW EC O&P.

Voor dit onderzoek is de BMW-beroepsstandaard:

- het beroepsprofiel de maatschappelijk werker van de NVMW - het competentiemodel BMW van het NVMW

- de beroepscode van het NVMW - eisen inschrijving BAMw kamer BMW - functieprofiel van EC O&P

De

BMW-beroepsstandaard vormt de kern van het BMW en is daarmee dus bepalend voor de beroepsidentiteit. Het geeft richting aan het doel van de beroep BMW. NVMW heeft de essentie van het BMW omschreven, waarmee de kern nog eens duidelijk wordt neergezet.

“De bedrijfsmaatschappelijk werker is verantwoordelijk voor het bieden van hulp en begeleiding aan individuele of groepen medewerkers met psychosociale problemen voor zover deze problemen verband houden met en/of van invloed zijn op de werksituatie. De

bedrijfsmaatschappelijk werker is gericht op de wisselwerking tussen de individuele medewerker en de arbeidsorganisatie als context en stemt daarom af met andere disciplines, met name met de

leidinggevende (integraal manager) die verantwoordelijk is voor het sociaal beleid. Doel is het persoonlijk functioneren en samenwerken van medewerkers te optimaliseren, verzuim te voorkomen of te bekorten en een bijdrage te leveren aan goede

arbeidsomstandigheden. De bedrijfsmaatschappelijk werker signaleert knelpunten in beleid en adviseert het management. De

bedrijfsmaatschappelijk werker dient bij zijn activiteiten een evenwicht te vinden tussen de belangen van de organisatie en het belang van de medewerker/cliënt.” (NVMW, 2005).

(23)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 23 van 133 Het Functiegebouw Rijk heeft recent alle functies binnen de

rijksoverheid beschreven waarin van 30.000 functiebeschrijvingen terug zijn gebracht naar 57 functieprofielen voor onder andere meer flexibiliteit en mobiliteit binnen de rijksoverheid

(Rijksoverheid, 2015). Het functieprofiel wat geldt voor het BMW binnen het Functiegebouw Rijk valt onder de familienaam adviseur bedrijfsvoering. Dit functieprofiel geeft richting aan het doel van de medewerker binnen het algeheel geldende profiel. Het is een algemeen profiel waarbij een leeswijzer enige specifieke informatie verschaft over de functie BMW.

1.2.6 Internationaal beeld BMW

Er is internationaal niet veel recente informatie te vinden over een identiteitsverarming van het BMW. Daarmee is niet gezegd dat deze niet gaande kan zijn. Immers, het sociale domein is internationaal gezien in beweging en daarmee is ook het BMW (occupational social work) in beweging.

Maiden (2001) beschrijft dat de hedendaagse BMW-ers, in met name de westerse wereld, uitgedaagd worden om te voldoen aan de behoeften van werknemers en organisaties, dat het BMW op meerdere niveaus moet kunnen werken en dat men dient te voldoen aan meerdere rollen. Daarnaast dient het BMW zich te verhouden tot de Code of Ethics, de beroepscode. De uitdaging die Maiden beschrijft, is te vergelijken met de opgave waar het BMW van het EC O&P voor staat en waar identiteitsverarming in kan optreden.

Dat er internationaal weinig te vinden is over het BMW zou ook kunnen betekenen dat het BMW zich voornamelijk binnen de ‘arbeidsmuren’ afspeelt en dat er daardoor weinig betrokkenheid is met de buitenwereld. Hiermee richt het BMW zich naar binnen en niet naar de beroepsgroep BMW.

Het risico van verarming van de beroepsidentiteit is daarmee niet alleen een onderwerp voor het BMW van het EC O&P, ook

internationaal zou dit wel eens een rol kunnen spelen. Er was tot een paar jaar geleden een internationale vereniging voor het BMW. Deze bestaat inmiddels niet meer. Juist in een tijd waarin het belangrijk is dat professionals zich verenigen (Gezondheidsraad, 2014).

Voor het bestaansrecht van het BMW is het belangrijk om te onderzoeken welke factoren een identiteitsverarming teweeg kunnen brengen. De volgende paragraaf gaat daar verder op in.

(24)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

1.3 Beroepsidentiteit en identiteitsverarmende factoren

Dynamisch profileren, positioneren, legitimeren zijn allemaal van belang om de eigen beroepsidentiteit stevig neer te zetten. De identiteit kan verzwakken of verarmen. Schilder beschrijft dat er interne en externe risicofactoren zijn waardoor

‘identiteitsverarming’ plaats kan vinden (Schilder, 2013). Intern komt vanuit de maatschappelijk werker zelf. Extern komt van buiten af, te weten:

- Complexiteit van de samenleving

- Actuele maatschappelijke ontwikkelingen - Tegengestelde eisen uit de werkomgeving - Concurrentie van andere beroepsgroepen

Complexe samenleving in de arbeidscontext

De samenleving wordt steeds complexer en zorgt ook voor steeds complexer wordende verhoudingen (Giddens, 2013, pp. 145-146) (Ewijk H. , 2010). De complexer wordende samenleving is ook terug te zien op de werkvloer. De samenleving houdt niet op bij de voordeur van het werk. Vragen aan het BMW worden complexer (zie figuur 1.2). Het BMW moet daar op in spelen maar voelt zich niet altijd toegerust om deze vragen op te pakken (interne risicofactor) (Dessing-Sitskoorn, 2013).

Schilder benoemt als effect van de complexer wordende

samenleving dat, daar waar voorheen de professional zijn positie had, hij nu op zichzelf is aangewezen en zelf in staat moet zijn ‘het persoonlijk gezag te verdienen’ (Schilder, 2013). Dit stelt hoge eisen aan de professional.

Op de BMW-er van nu wordt ook een groot beroep gedaan aangaande het persoonlijke gezag. Het voorbeeld in de inleiding illustreert dit maar ook het gegeven dat het BMW meer moet groeien naar een adviseursfunctie omdat de ‘markt’ dat vraagt. Er is even sprake geweest om het BMW voortaan

bedrijfsmaatschappelijk adviseur te noemen. Gaat het daarmee niet teveel van de kern vandaan? Van wat het BMW onderscheidt van anderen die ook binnen de arbeidscontext werkzaam zijn? Er zijn al zoveel adviseurs. Maar aan de andere kant; whats in a name? Zegt de naam meer dan de inhoud?

Actuele maatschappelijke ontwikkelingen in de arbeidscontext

Maatschappelijk gezien zorgen de economische crises en het politieke klimaat van de afgelopen jaren ervoor dat kansen van mensen in de samenleving worden aangetast. Zelfredzaamheid en zelfverantwoordelijkheid zijn een groot goed geworden. Ook voor hen die dat wellicht niet zo goed kunnen.

(25)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 25 van 133 In de arbeidscontext is te merken dat er minder

verwijsmogelijkheden zijn waardoor enerzijds de

arbeidsorganisatie onder druk wordt gezet door bijvoorbeeld verzuim of functioneringsproblemen. Anderzijds heeft ook de Rijksoverheid minder budget voor het eigen personeel. Hierdoor wordt er scherper dan voorheen, gelet op de uitgaven. Moet privé-problematiek wel op het werk besproken worden met de BMW-er? Inmiddels wordt er steeds vaker gezegd dat medewerkers dit zelf maar moeten gaan oplossen in hun eigen tijd. Dit terwijl de medewerker ‘buiten’ nergens terecht kan met zijn problemen en de werkgever daar toch eigenlijk wel last van heeft.

Hetgeen in het grote geheel, op macroniveau, speelt, speelt dus óók bij de werkgever, op het mesoniveau. Iedereen moet actief mee kunnen doen, moet eigen verantwoordelijkheid kunnen dragen en zelfredzaam zijn. De overheid gaat daarvan uit, de werkgever gaat ervan uit, ook voor de kwetsbare medewerkers binnen een organisatie. Juist in deze tijd is het BMW van belang voor deze groep medewerkers en hun werkgevers.

Binnen de arbeidscontext wordt het BMW kritisch bevraagd over de hulpverleningstrajecten. Daar waar het BMW voorheen nog het persoonlijke gezag had, men niet twijfelde aan het advies, wordt de BMW-er nu bevraagd over nut en noodzaak van de inzet. In paragraaf 6.1 zal verder ingegaan worden op het ‘verantwoorden’.

Tegengestelde eisen voor het BMW

Schilder benoemt dat tegengestelde eisen aan de functie

maatschappelijk werk de identiteitsconstructie belemmeren. Het BMW van nu moet een adviserende professionele expert zijn. Met het nieuwe profiel is er ook een nieuw competentieprofiel

opgesteld.

Dit competentieprofiel is een algemeen profiel dat vooral gericht is op hoe het EC O&P te werk wil gaan. Er zijn geen competenties opgenomen die specifiek voor het BMW gelden, wat het BMW moet kunnen. Wel staat er in de toelichting dat de functie BMW is

veranderd doordat er meer specialistische (en generalistische) inbreng gevraagd wordt van het BMW. Tegenstrijdigheden in het profiel van het EC O&P en het NVMW en de beroepscode worden gezien als tegengestelde eisen.

Concurrentie van andere beroepsgroepen in de arbeidscontext

Een laatste risicofactor is de concurrentie van andere

beroepsgroepen. Voor de maatschappelijk werker zijn dit zoal psychologen, sociaal agogen en praktijkondersteuners. Allemaal beroepsgroepen die mensen ondersteunen in de sociale context van hun leven (Schilder, 2013).

(26)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Deze concurrentie is niet nieuw, maar door de reeds eerder benoemde economische en politieke ontwikkelingen, wordt de markt krapper. Disciplines met een hoger aanzien, staan sterker ‘in de markt’. Het hogere aanzien wordt bepaald door bijvoorbeeld de wettelijke bescherming of hogere opleidingsgraad.

De concurrentie binnen de arbeidscontext is ook merkbaar voor het BMW. Zo zijn er verzuimcoaches,

re-integratieadviseurs, bedrijfsartsen, Arbodiensten met een psychosociaal

aanbod, bedrijfsverpleegkundigen et cetera. Bij een krimpende overheid met minder budgetten wordt er meer gekeken naar de ‘quick wins’ en de kwantiteit en minder naar de duurzame oplossingen en de kwaliteit.

Het aanbod niet aanpassen betekent voor het BMW dat men niet meegaat in de vraag. Risico daarvan is dat men het BMW niet meer zal inzetten waardoor het BMW zijn positie verliest binnen de Rijksoverheid. Wel aanpassen kan echter een tegenstrijdigheid in de beroepsstandaard opleveren. De vraag is wat dan voor nu de meest duurzame aanpassing is in de gegeven context.

Alle risicofactoren voor identiteitsverarming lijken aanwezig te zijn. Het is nodig om daar juist nu aandacht aan te besteden.

“Als duurzaam de lange duur is, dan is aanpasbaarheid een noodzaak”

Jackel Henstra

(27)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 27 van 133

2

Doelstelling en vraagstelling onderzoek

2.1 Het praktijkvraagstuk in de regulatieve cyclus

Praktijkgericht onderzoek is te verdelen in een aantal stappen. ´t Hart et al. benoemen dit als de regulatieve cyclus. Deze stappen zijn probleemstelling, diagnose, plan, ingreep en evaluatie en zijn gericht op de verandering en niet op het onderzoek zelf (Hart, Boeije, & Hox, 2005).

Het onderzoek sluit aan op het nieuwe profiel BMW (ontwikkeld van uit de Verkenning) en de uitkomsten van de Verkenning. Hierdoor start het onderzoek bij de diagnose. Dus het verdiepen van de probleemsituatie.

Uit de Verkenning is naar voren gekomen dat de verwachting is dat de huidige dienstverlening van het BMW zal blijven bestaan, maar dat het wel de vraag is of klant en cliënt voldoende op de hoogte zijn van deze dienstverlening. Wanneer er niet ingespeeld wordt op de veranderende vraag, bestaat het risico dat de klant en cliënt elders hun vraag neer zullen leggen.

Nu is het outsourcingvraagstuk nog niet aan de orde. BMW is en blijft voorlopig een vast onderdeel binnen de Rijksoverheid zo is uit de Verkenning gebleken (Dessing-Sitskoorn, 2013). Maar dan moet er wél meebewogen worden en moet men anticiperen op de veranderingen in de maatschappij, bij de klant en cliënt en binnen het eigen beroepsdomein. Niet zichtbaar zijn of niet meebewegen met de vraag, betekent dat het BMW niet meer ingezet zal

worden. Dit heeft niet alleen gevolgen voor het BMW zelf maar ook voor alle rijksambtenaren en hun werkgevers die nu nog een beroep kunnen doen op het BMW.

Het is dus vijf voor twaalf voor het verstevigen van de oude

identiteit in de nieuwe context of de nieuwe identiteit met de oude waarden.

Het praktijkvraagstuk waarop dit onderzoek zich richt:

Er zijn zorgen over het bestaansrecht van het BMW van het EC O&P als de beroepsidentiteit niet wordt verstevigd. Wat is nodig om deze beroepsidentiteit te verstevigen?

(28)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

2.1.1 Ontwerponderzoek

Het onderzoek zal een onderzoek zijn gelijkend aan een

ontwerponderzoek (Lange, Schuman, & Montesano Montessori, 2014, pp. 119-123). Dat wil zeggen dat er gewerkt wordt aan een product of proces dat een oplossing biedt voor de problemen in de dagelijkse praktijk.

Kort gezegd; er wordt na onderzoek een eerste prototype (in dit onderzoek advies genoemd) voorgelegd aan een groep

deskundigen waarna een tweede prototype kan worden afgeleverd. Dit zal gelijkend zijn aan een ontwerponderzoek omdat het binnen de, door de Hogeschool van Amsterdam, gestelde

opleidingsperiode niet mogelijk is om een volledig ontwerponderzoek te kunnen verrichten.

2.2 Doelstelling

Als het BMW van het EC O&P bestaansrecht wil behouden, zal men mee moeten bewegen met alle veranderingen in de context, dus ook met de manier waarop er naar het BMW gekeken wordt. De doelstelling is als volgt:

Op basis van onderzoek naar identiteitsverarming advies uit te brengen op welke wijze het BMW EC O&P dynamisch invulling kan geven aan de eigen beroepsidentiteit in de gegeven context.

Deze doelstelling is verder te verdelen in een aantal subdoelen:

- Advies aan het MT van het EC O&P op welke wijze zij het BMW kunnen ondersteunen bij het construeren van de beroepsidentiteit

- Advies aan de BMW-ers van het EC O&P over de wijze waarop zij zelf identiteitsversterkende maatregelen kunnen inzetten

Het praktijkvraagstuk richt zich op de beroepsidentiteit van het BMW. Deze beroepsidentiteit is een sociale constructie van en ín het netwerk. Het netwerk is de schepper van de eigen omgeving en dus ook van de beroepsidentiteit (Boonstra & Caluwé, 2006). Beroepsidentiteit ontstaat in het proces van emergentie ín het netwerk. Dat wil zeggen dat het niet vooraf ontworpen is, het ontstaat op basis van denkbeelden en in de tijdscontext van dat moment van de diverse partijen, het is organisch (Wheatly & Frieze, 2007). En als beroepsidentiteit dynamisch met de veranderingen mee moet bewegen, dan is het ook alleen maar mogelijk om ín en mét het netwerk deze identiteit te onderzoeken en overeenstemming te vinden in wat men wenst.

De vitaliteit in het netwerk, is datgene wat het netwerk bindt: iedereen is het er over eens dat het BMW voorlopig onderdeel blijft

(29)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 29 van 133 De wenselijke beroepsidentiteit wordt zichtbaar op het vlak waar

het netwerk elkaar overlapt, waar collectieve overeenstemming is (Bushe, 2007). De stip in het midden in onderstaand figuur.

Figuur 2.1; Netwerk rondom praktijkvraagstuk

De beroepsidentiteit is daarmee een creatie van het netwerk. Deze creatie kan alleen in en door het netwerk worden opgepakt, in co-creatie en niet door mij alleen als onderzoeker.

Boonstra en Caluwé (2006) geven aan dat professioneel handelen start bij doordacht en weloverwogen kiezen van

interventiemethode.

De focusgroepen in het onderzoek is dan ook zo’n bewust gekozen interventie. Niet alleen als methode om data te verzamelen, maar ook om een beweging in het netwerk op gang te brengen. Hierdoor zal dit onderzoek een bijdragen leveren om:

- In en dóór het netwerk de beroepsidentiteit door verschillende ogen te zien en in co-creatie betekenis geven aan de

constructie van een sterke beroepsidentiteit van het BMW

Verwijzers

MT

BMW

(30)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

2.3 Vraagstelling

De risicofactoren voor identiteitsverarming van het BMW lijken aanwezig te zijn (paragraaf 1.3). Daarmee wordt verondersteld voor dit onderzoek dat deze verarming daadwerkelijk gaande is. Identiteit is iets wat dynamisch is. Het is niet zo dat, wanneer je je diploma behaalt, je hierbij een mooie beroepsidentiteit op zak hebt (Schilder, 2013, p. 20). Beroepsidentiteit vraagt onderhoud.

Voortdurend!

De vraagstelling voor het onderzoek:

Op welke wijze kan de veronderstelde identiteitsverarming door de stakeholders worden bijgestuurd?

Deelvragen:

1. Welke van de factoren van interne en/of externe

identiteitsverarming zijn in meer of mindere mate aanwezig in de gestelde (veranderende) context volgens de diverse stakeholders?

2. Welke van de beroepsidentiteit (persoonlijk, sociaal, formeel)3 staat het meest onder druk?

3. Waaraan heeft het BMW behoefte als het gaat over het construeren van de eigen beroepsidentiteit in de

veranderende context, bij een veranderende vraag en veranderd profiel?

4. Waaraan heeft het MT EC O&P behoefte als men het BMW wil duiden als het gaat over het legitimeren van de

dienstverlening van het BMW? (MT)

5. Waaraan hebben verwijzers behoefte als het gaat over het kunnen legitimeren van het verwijzen naar BMW?

2.4 Begripsdefinities

Tijdens het onderzoek is het van belang te weten welke begrippen gehanteerd worden zodat er duidelijkheid is over de

betekenisverlening. Door deze betekenisverlening kunnen de zogenoemde begripsdefinities in het onderzoek beter worden geduid, er wordt daardoor steeds dezelfde taal gesproken. In bijlage 1 treft u deze definities voor het onderzoek.

(31)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 31 van 133

3

Onderzoeksdesign

In het voorgaande hoofdstuk is gesteld dat dit onderzoek een onderzoek gelijkend aan een ontwerponderzoek is om uiteindelijk tot een advies (prototype in het ontwerponderzoek) te komen, de doelstelling van het onderzoek.

Om het praktijkvraagstuk nader te onderzoeken en om de

doelstelling van het onderzoek te kunnen beantwoorden, is er een onderzoeksdesign nodig. Welke fasen doorloopt het onderzoek, hoe gebeurt dit met welk doel? Wat is van belang om vooraf te weten en wat is de betrouwbaarheid en validiteit van dit

onderzoek? In dit hoofdstuk treft u het design van dit onderzoek aan.

3.1 Opbouw onderzoek

Het onderzoek is opgedeeld in een aantal fasen. In onderstaande figuur een schematische weergave van deze fasen.

Stap 1a Literatuurstudie 1 Stap 2 Focusgroepen Stap 3 Analyse focusgroepen Stap 1b Analyse evaluatieformulieren Stap 4 Literatuurstudie 2 en analyse Stap 5 Groep afgevaardigden Prototype Por Stap 6 Rapportage en advies

(32)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

3.1.1 Literatuurstudie 1

De literatuurstudie (stap 1a figuur 3.1) is de basis van het

onderzoek. Met deze literatuurstudie is betekenis gegeven aan de centrale begrippen. Door deze betekenisverlening kunnen de begrippen in het onderzoek beter worden geduid, er wordt daardoor steeds dezelfde taal gesproken. Ook is het van belang om vooraf te weten wat er over het onderwerp reeds beschreven is, welk onderzoek er al gedaan is en hoe dit het onderzoek kan of moet beïnvloeden (Boeije, 2008). Deze literatuurstudie heeft plaatsgevonden voorafgaand aan mijn masterplan voor dit onderzoek (januari 2015).

3.1.2 Analyse evaluatieformulieren

Tijdens de fase van de eerste literatuurstudie vindt een

kwantitatief onderzoek (stap 1b) plaats, namelijk het analyseren van bestaande klant- en cliëntevaluaties. Deze evaluaties worden afgenomen op basis van een enquêteformulier dat aan iedere cliënt bij afsluiting van het dossier wordt verstrekt en select aan klantorganisaties wordt verstrekt. Men kan op het formulier de dienstverlening van het BMW op basis van een aantal uitspraken (thema’s) beoordelen met een cijfer.

Deze gegevens geven inzicht in de huidige stand van zaken omtrent de gestelde thema’s en zijn daardoor een aanvulling op het onderzoek. Dit kwantitatief onderzoeksgedeelte beslaat slechts een klein deel van het totale onderzoek omdat er gekozen is voor een inductief (van binnen uit de kern) onderzoek vanuit het expansief leren. Dat wil zeggen ontwikkelingsgericht leren, verschillende interpretaties toetsen en veelstemmige oplossingen ontwikkelen (Miedema & Stam, 2010, pp. 48-49).

3.1.3 Focusgroepen

Omdat de beroepsidentiteit ook ontstaat door de ogen van de ander, dit dynamisch is, is gekozen voor drie verschillende focusgroepen (stap 2) en een afsluitende focusgroep ‘afgevaardigden’ (stap 5). Swanborn geeft aan dat als er

verschillende stakeholders zijn, het verstandig is om voor iedere soort stakeholder een focusgroep te formeren (Swanborn, 2008, p. 192).

In dit onderzoek zijn de stakeholders rondom de vraagstelling:

- BMW

- Managementteam (MT) - Verwijzers

- Afgevaardigden (afsluitende focusgroep)

Klantorganisaties en cliënten zijn als stakeholders middels evaluatieformulieren betrokken.

(33)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 33 van 133 In dit onderzoek wordt er geen focusgroep ‘cliënt’ of ‘klant’

gevormd. Wegens het korte tijdsbestek waarin het onderzoek moet plaatsvinden, wordt de visie van de cliënt en klant

meegenomen middels de analyse van de evaluaties (kwantitatieve onderzoeksgedeelte). Het is niet uitgesloten dat op een later tijdstip na dit onderzoek, klantorganisaties en/of cliënten alsnog worden betrokken.

3.1.4 Aansluiting deelvragen focusgroepen

In de focusgroepen BMW, verwijzers en MT komen in ieder geval de volgende deelvragen aan de orde.

1. Welke van de factoren van interne en/of externe

identiteitsverarming zijn in meer of mindere mate aanwezig in de gestelde (veranderende) context volgens de diverse stakeholders?

2. Welke van de beroepsidentiteit (persoonlijk, sociaal, formeel) staat het meest onder druk?

Verder zal per focusgroep naar beantwoording van de voor hen specifieke deelvraag worden gezocht. Hieronder volgt een uiteenzetting van de focusgroepen.

Focusgroepen BMW

Binnen het BMW wordt onderzocht hoe men zich verhoudt of denkt te verhouden of wil verhouden ten opzichte van de

beroepsstandaard, de essentie en de kernwaarden. Hoe ervaart men dit in de veranderende context zoals geschetst is in de Verkenning (Dessing-Sitskoorn, 2013)? Dus de oude waarden in nieuwe tijden (Scholte, 2010). Er zijn twee verschillende

focusgroepen BMW gevormd in dit onderzoek. Deze zijn gevormd op basis van regio-indeling, te weten BMW XXX en BMW XXX. Naast de aansluiting op de deelvragen 1 en 2 is in deze

focusgroepen ook gezocht naar het antwoord op de deelvraag 3:

- Waaraan heeft het BMW behoefte als het gaat over het construeren van de eigen beroepsidentiteit in de

veranderende context, bij een veranderende vraag en veranderd profiel?

Focusgroepen verwijzers

De verwijzers zijn degene die het BMW inzetten voor psychosociale hulpverlening. Dit kunnen bedrijfsartsen, leidinggevenden, human resource managers, verzuimcoaches, re-integratieadviseurs et cetera zijn. Het BMW ervaart een veranderende vraag (Dessing-Sitskoorn, 2013) bij de klant (zie figuur 1.2). Verder is gebleken uit dezelfde Verkenning dat het beeld dat over het BMW heerst, ambigu is. Wat is nu dat beeld eigenlijk? En verhoudt zich dat met de essentie, de beroepsstandaard en de kernwaarden? Hoe zien verwijzers het BMW, waarvoor zet men het BMW in en wat vindt men waarvoor het BMW zou kunnen inzetten? Vragen waarover in deze focusgroep gesproken wordt.

(34)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Er zijn drie focusgroepbijeenkomsten gevormd, te weten eenmaal een groep Arbeids- en Organisatieadviseurs (AO-adviseurs) en tweemaal een groep bedrijfsartsen.

Naast de aansluiting op de deelvragen 1 en 2 is in deze

focusgroepen ook gezocht naar het antwoord op de deelvraag 5:

- Waaraan hebben verwijzers behoefte als het gaat over het kunnen legitimeren van het verwijzen naar BMW?

Focusgroep MT

Het MT is de ‘verkoper’ van de dienstverleningsproducten van het BMW, zij zijn de relatiebeheerders maar faciliteren ook het BMW in de uitvoering van het werk. Hoe kijken zij nu aan tegen het BMW én hoe verkopen zij het BMW. Een belangrijk aspect om mee te nemen, want sluit hetgeen men toezegt eigenlijk wel aan bij de essentie, de standaard en de kernwaarden van het BMW? En wat doet dat met de verwachtingen van de klant? En wat hoort het MT ‘terug’ van de klant over de dienstverlening BMW? Dit alles bepaalt ook mede de beroepsidentiteit van het BMW. De ogen van de ander zijn in deze de ogen van het MT.

Een van de externe omstandigheden van identiteitsverarming, zijn de tegengestelde eisen die ook door de eigen organisatie gesteld kunnen worden (Schilder, 2013). In deze dus de manier waarop het BMW ‘verkocht’ wordt aan de klant.

Naast de aansluiting op de deelvragen 1 en 2 is in deze focusgroep ook gezocht naar het antwoord op de deelvraag 4:

- Waaraan heeft het MT behoefte als men het BMW wil duiden als het gaat over het legitimeren van de dienstverlening van het BMW? (MT)

3.1.5 Fasering focusgroepen

In opzet (masterplan) was het de bedoeling om te starten met de groepen BMW om vervolgens de uitkomsten mee te nemen naar de focusgroepen verwijzers. De focusgroep MT zou als laatste aan de beurt zijn met hierin als leidraad de analyse van de uitkomsten van de vorige focusgroepen als gespreksthema.

(35)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 35 van 133 Echter, het bleek op de eerste plaats, tijd- en agenda technisch

niet mogelijk te zijn om de groepen BMW voor de groep verwijzers (AO-adviseurs) te plaatsen. Verder bleek na de eerste

focusgroepbijeenkomst én de analyse hiervan, dat gebruik van de analyse het beeld te veel kleurde en dit richting zou geven aan de hiernavolgende focusgroepbijeenkomsten voor zowel de

focusgroep als mij als onderzoeker. Hierdoor zou er geanticipeerd worden op de analyse en niet zozeer op de beantwoording van de betreffende deelvraag van het onderzoek.

Daarom heeft er een analyse plaatsgevonden na de

focusgroepbijeenkomsten van het BMW, verwijzers en het MT. Deze analyse is vervolgens wel voorgelegd in het ‘prototype’ advies tijdens de focusgroepbijeenkomst afgevaardigden.

3.1.6 Literatuurstudie 2 en analyse

Na de focusgroepen heeft er wederom een literatuurstudie (stap 3) plaatsgevonden. Ten eerste is gekeken hoe de voorgaande

literatuurstudie aansluiting vindt bij de uitkomsten van de focusgroepen.

Het gaat hier om een kwalitatief en dus iteratief onderzoek. Dat wil zeggen dat de tussentijdse uitkomsten (nieuwe) richting kunnen geven aan een volgende stap (Boeije, 2008, p. 73). Zo kan het ook zijn dat uit de focusgroepen nieuwe inzichten ontstaan. Deze nieuwe inzichten vormen de basis voor de tweede

literatuurstudie. Insteek bij de tweede literatuurstudie is om op basis van de analyse de voorgaande onderzoeksfasen te toetsen en te onderzoeken hoe in de literatuur wordt gekeken naar mogelijkheden om identiteitsverarming te bij te sturen

Focusgroepen Analyse Focusgroep

Afgevaardigden

(36)

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

De literatuurstudie tezamen met de analyse, geeft antwoord op de vraagstelling van dit onderzoek:

- Op welke wijze kan de veronderstelde identeitsverarming door de stakeholders worden bijgestuurd?

Het antwoord op deze vraag, vormt het ‘prototype’ advies dat voorgelegd is aan de focusgroep afgevaardigden.

3.1.7 Afgevaardigden

Vanuit iedere focusgroep hebben zich afgevaardigden aangemeld. In totaal hebben er 5 mensen (een MT-lid, twee BMW-ers, een AO-adviseur en eenmaal afgevaardigde namens de bedrijfsartsen) aan de focusgroep afgevaardigden deelgenomen.

In deze groep zijn de uitkomsten van de voorgaande focusgroepen besproken alsmede de analyse en de uitkomsten van de literatuur (stap 4 figuur 4.1). Om in termen van het ontwerponderzoek te blijven, het prototype ‘identiteitsversterking BMW’ is besproken. Het ‘prototype’ wordt voorgelegd aan de betrokken personen om op grond van deze tussenevaluatie een eindversie te maken (Lange, Schuman, & Montesano Montessori, 2014, p. 121). In dit onderzoek is de eindversie het advies zoals benoemd in de doelstelling (stap 6).

3.1.8 Kracht van focusgroep

In de diverse focusgroepen is door het BMW zelf, het MT en de verwijzers actief meegesproken en gedacht over de

beroepsidentiteit, en is dit te herleiden tot standpunten en opvattingen over de beroepsidentiteit en beroepsidentiteit versterkende maatregelen. Focusgroepen hebben dus een zeer belangrijke rol gekregen in dit onderzoek.

De kracht van een focusgroep is het gezamenlijke karakter in een homogene groep (dus BMW-ers bij elkaar, MT bij elkaar en

verwijzers bij elkaar). Samen reflecteren op wat er “zich onder de waterspiegel bevindt” (Lange, Schuman, & Montesano Montessori, 2014, p. 184). De leden zijn deskundigen op het eigen gebied waardoor er betekenis verleend is aan de centrale begrippen van het onderzoek. Dit is dan ook de reden dat er gekozen is voor focusgroepen in plaats van diepte-interviews.

Het onderzoek beoogt de gemeenschappelijke betekenisgeving en visie te vinden om het individuele niveau te ontstijgen. Ook is aan de deelnemers gevraagd welke oplossingen men ziet voor de eventueel gesignaleerde knelpunten (Lange, Schuman, &

Montesano Montessori, 2014). Door het inzetten van focusgroepen wordt het meervoudig perspectief van het praktijkvraagstuk goed belicht, de stip in het midden van figuur 2.1.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Professionals op een HBO-functie of hoger die werkzaam zijn in de jeugdhulp, moeten zich in de toekomst registreren in het Kwaliteitsregister Jeugd of in het BIG-register (artikel

Ook is onderzocht in hoeverre dit prosociaal gedrag positief beïnvloed wordt door (1) de mate waarin men zich identificeert met de organisatie, en/of het team, (2) de

Maar dat geldt ook voor mensen die tot op hoge leeftijd zelfstandig thuis blijven wonen, mensen die moeite hebben met sociale contacten, eenzaam zijn, of nog maar net in

Stap 3: Bijhouden van portfolio middels uitwerking praktijk casussen Stap 4: ollega’s betrekken bij ontwikkeling.

Alleenstaande moeders die veel praktische en emotionele steun ontvangen uit hun informele sociale netwerk, hebben niet minder opvoedstress dan moeders die dit minder

Altijd met de blik naar buiten; dus ook met aandacht voor de klanten van sociale diensten en ook voor politici, wetenschappers en bedrijven.. Altijd met de doelstelling

Het is niet alleen van belang om de uitvoeringskwaliteit, maar ook om de kwaliteit van de ondersteuning en aansturing te verbeteren. Vanuit management en beleid zijn nieuwe vormen

Daarnaast bereiden we medewerkers en hun thuisfront zo goed mogelijk voor op de uitzending met voorlichtingen en speciale bijeenkomsten.. Tijdens de uitzending onderhouden we nauw