• No results found

In totaal zijn er drie focusgroepen met verwijzers betrokken geweest in dit onderzoek.

Het gaat daarbij om twee groepen met bedrijfsartsen en een groep met arbeids- en organisatieadviseurs.

Het BMW zou te herkennen moeten zijn aan… (deelvraag 1, thema a, b, c)

Verwijzers vinden dat het BMW zich zou moeten kenmerken doordat de factor arbeid in de hulpverlening betrokken wordt. Het gaat dan om de b in BMW. Het BMW hoeft niet alleen werk gerelateerde problemen op te pakken, maar de problematiek moet wel het functioneren op het werk (dreigen te)

beïnvloeden. Het scala

problematiek kan daardoor heel breed zijn. Van psychische problemen tot financiële problemen, van problemen met de leidinggevende als een ingrijpende verlieservaring, maar ook bijvoorbeeld maatschappelijke onbalans kan een reden tot verwijzen zijn.

Het is van belang dat het BMW tijdig doorverwijst. De verwijzers geven daarbij aan dat het BMW de eigen grenzen moet kennen. Niet alles behoort namelijk in de kamer van het BMW te gebeuren. De relatie met de factor arbeid is hierbij van belang.

Het BMW gebruikt hiervoor korte interventies en is daarmee onderscheidend van ‘een goed gesprek met de buurvrouw’. Het BMW hoort geen langdurige begeleidingstrajecten het hebben. Praktisch gezien moet het BMW bereikbaar, intern beschikbaar en laagdrempelig zijn. Ook moet de BMW-er herkenbaar en zichtbaar zijn voor de organisatie en zich niet tot de spreekkamer beperken. ‘Dé BMW-er’ is iemand die weet wat er speelt in de organisatie, signaleert, dingen bespreekbaar maakt, samenwerkt en zichzelf zichtbaar positioneert. Ook zou het BMW een duidelijk herkenbare ‘toolkit’ moeten hebben. Daarmee wordt gedoeld op een beknopte omschrijving van bijvoorbeeld welke interventies of modulen ingezet kunnen worden.

“De b van bedrijf is heel belangrijk. Er zijn wel veel verschillende dingen waar ik naar kan verwijzen, POH GGZ, psycholoog, coach, bmw. Ik heb de hoop dat, als ik verwijs naar bmw, dat de factor arbeid een grote rol speelt. En dat het bmw ook de interactie onderhoudt met het werk, terugkoppelt…”.

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Verschil in BMW-ers mag er zijn zolang maar helder is wat de basisdienstverlening (basis-BMW) en wat een aanvulling daarop is. Deze aanvulling of extra is overigens dan wel vastgelegd en

bekend. Het is niet zo dat de individuele BMW dit voor zichzelf bepaalt.

In hoeverre is die herkenning nu aanwezig? (deelvraag 1, thema a, b, c)

Verwijzers merken dat het per BMW-er én per klant erg

verschillend is of ‘dé BMW-er’ te herkennen is. Per BMW-er omdat de verwijzers zien dat er veel onderlinge verschillen zijn tussen de BMW-ers van het EC O&P. In persoonlijkheid maar ook in de manier van werken. Niet iedereen doet hetzelfde waardoor het voor verwijzers nog wel eens lastig is om het BMW te kunnen duiden. Hierdoor vragen

verwijzers zich af of het BMW zelf wel helder heeft wat het ‘-basis- BMW’ inhoud.

Daarnaast wordt benoemd dat er BMW- ers zijn die te sterk vergroeid zijn met de organisatie waarvoor ze werken waardoor ze meer bij de klant lijken te horen dan bij hun eigen beroepsgroep. “...en dan zijn ze zo vergroeid, dat er minder de neiging is om nog wat met eigen collegae te delen of met hun eigen

beroepsgroep..”. Hierdoor wordt de beroepsgroep BMW ook minder zichtbaar.

Ook is de herkenbaarheid afhankelijk van de klant waarvoor het BMW werkt. Bij de ene klant staat het BMW nu eenmaal beter op de kaart dan bij de andere klant. Hierdoor is herkenbaarheid van het BMW dus ook contextgebonden. Je moet ook wel een podium krijgen om je uit te kunnen spreken, om je te mogen profileren. Het is nu eenmaal makkelijker om jezelf te laten zien als de ander je ook daadwerkelijk wil zien.

Beroepsidentiteit onder druk door: (deelvraag 1, thema a, b, c)

Interne factoren

Zoals reeds benoemd, is het voor de verwijzers niet altijd helder wat het BMW nu precies inhoudt en vraagt men zich af of het BMW zelf ook wel helder heeft wat nu basis-BMW is.

Door de persoonlijke kleuring die de individuele BMW-er er aan geeft, is de beroepsidentiteit voor de gehele beroepsgroep niet helder. Want wat doet dat BMW dan nu eigenlijk en wat mag men verwachten?

“Er is geen eenheid. De sociale identiteit staat onder druk. De ene bmw-er voegt wel meer toe en dat wekt verwachtingen bij de klant ten aanzien van een andere bmw-er”.

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 53 van 133 Verder wordt benoemd dat niet iedere BMW-er zich even goed kan

neerzetten. Hiermee wordt bijvoorbeeld bedoeld dat een BMW-er zich tijdens overlegmomenten niet uitspreekt, men het gevoel heeft dat de BMW-er geen visie heeft of zelf niet goed kan vertellen wat hij nu eigenlijk doet. Ook de vergroeiing met de klantorganisatie zorgt voor minder zichtbaarheid van de beroepsgroep.

Externe factoren Tegengestelde eisen

De beroepsidentiteit staat onder druk door tegengestelde eisen. De onafhankelijkheid van het BMW is erg belangrijk. Maar het BMW moet wel ‘twee heren kunnen dienen’, moet meerzijdig partijdig zijn. Dat betekent dat het BMW rekening dient te houden met de belangen van de cliënt maar ook die van de organisatie en de werkvloer. Hierdoor wordt het BMW door de cliënt soms gezien als verlengde van de werkgever door waardoor deze bij een verwijzing niet naar het BMW wil. Aan de andere kant, wordt het BMW soms gezien als bondgenoot van de cliënt. Het is aan de individuele BMW-er om hierin een weg te vinden.

Ook wordt opgemerkt dat, doordat het niet voldoende helder is wat BMW nu doet, dit daardoor ook niet geborgd is. Hierdoor komen er allerlei vragen op het bordje van BMW die soms haaks staan op wat het BMW eigenlijk kan of zou moeten doen.

Het dan toch oppakken is niet goed voor de beroepsidentiteit want je doet iets wat je niet hoort te doen. Maar het niet oppakken is ook weer niet goed, want dan haakt de ander misschien wel af met alle gevolgen van dien. Het is dan aan de individuele BMW-er om dit uit te leggen. Lukt dat goed, dan is er doorgaans niets aan de hand. Lukt dat minder goed, dan is de vrager niet tevreden en bedenkt zich een volgende keer nog wel een keer voordat men weer een vraag bij je neer legt.

Verder is vastgelegd in de DVA dat een hulpverleningstraject hoogstens vijf gesprekken beslaat. Als er

meer gesprekken nodig zijn, moet het BMW legitimeren waarom dat het geval is.

Verwijzers zien dat het BMW dat zelf erg lastig lijkt te vinden en zoekt naar

mogelijkheden om daar mee om te gaan. Het BMW voelt de druk van de regelgeving enerzijds en anderzijds voelt men de noodzaak om een goed traject af te leveren. Deze ervaring van druk is niet

nodig geven de verwijzers aan, zolang de afwijking van de regelgeving gelegitimeerd wordt.

De verwijzers zien graag de terugkoppeling over de verwijzing en willen samenwerken hierin. De beroepscode hoeft daarin geen belemmering te zijn en verwijzers krijgen de indruk dat dat nog wel eens als belemmering wordt ervaren. “Wij koppelen ook terug en wij hebben hierover ook regelgeving” aldus een bedrijfsarts.

“….in andere beroepsgroepen is het heel gewoon dat er een langduriger traject nodig is. Als je er maar transparant over bent en legitimeert wat je doet”

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Maatschappelijke ontwikkelingen

Verwijzers benoemen dat het juist nu belangrijk is om met veranderingen en ontwikkelingen mee te bewegen. Als de vraag aan het veranderen is, dan moet je daarin meegaan. Zo wordt er meer gevraagd preventief te werken en te werken naar duurzame inzetbaarheid. Deze beweging wordt nog niet altijd gezien bij het BMW door de verwijzers.

De komende tijd komen er andere doelgroepen de overheid

binnen. De Rijksschoonmaakdienst is daar een voorbeeld van. Hier werken veelal mensen in de laagste loonschalen (schaal 1 en 2), functiegroepen die niet eens meer bestonden binnen het

Functiegebouw Rijk (in paragraaf 6.2.7 hier meer over). Ook mensen met een arbeidsbeperking gaan instromen de komende jaren. “Het BMW moet ook daarop inspelen. Doe je dat niet, dan sta je straks misschien wel buitenspel”.

Complexiteit van de samenleving

De klant is veeleisend. Van het BMW wordt verwacht dat ze een visie en standpunt hebben op bepaalde thema’s als bijvoorbeeld verzuim. Er wordt dan ook verwacht door de klant dat je daarin kunt adviseren, je moet iets te vertellen hebben. Deze vaardigheid verschilt nu sterk per individuele BMW-er.

Ondanks dat het BMW altijd nog een positie heeft binnen de rijksoverheid, heeft men niet meer automatisch de plek aan de overlegtafels. Het persoonlijk gezag is gaandeweg de jaren afgenomen. “Alles is nu veel flexibeler en context en casus afhankelijk of je er bij bent of niet. Dat geldt ook voor ons” zegt een verwijzer doelend op aanwezigheid bij een overlegmoment. Concurrentie in werkveld

Eigenlijk is het bij het BMW van het EC O&P nu nog goed gesteld. Ze bestaan nog steeds! In het bedrijfsleven is dat niet zo goed geregeld en moeten ze veel meer vechten voor hun plek.

Overigens wil dat niet zeggen dat het BMW binnen de overheid op haar lauweren kan rusten, want ook binnen de Rijksoverheid zijn er andere spelers in het veld. Benoemd worden interne en externe coaches, externe hulpverleners maar ook bedrijfsartsen die

coachingsachtige gesprekken voeren.

Welke van de beroepsidentiteit staat het meest onder druk? (deelvraag 2, thema c)

Sociale identiteit

Sociale identiteit wordt door de verwijzers herkend als hoe de ander naar je kijkt. Het gaat daarbij om hoe de klant,

leidinggevenden, cliënt maar ook verwijzers naar het BMW kijken. De beleving vanuit de verwijzers is dat het BMW zelf niet altijd helder heeft wat het precies doet, dat ook niet duidelijk kan

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 55 van 133 Dit beïnvloedt de sociale beroepsidentiteit negatief. “Als je wilt dat

ze je herkennen, moet je ook herkenbaar zijn” aldus een verwijzer. Dat helpt niet alleen voor de verwijzers (want de verwijzers willen weten waarnaar ze verwijzen en waarvoor) maar ook voor

klantorganisaties en leidinggevenden (die willen weten waar ze het BMW voor kunnen inzetten).

Er is geen eenduidigheid in de focusgroepen verwijzers over of het BMW nu wel of niet goed te boek staat. Sommigen benoemen dat de klant niet weet wat men met het BMW moet, anderen

benoemen dat men zeer tevreden is met het BMW. De focusgroepen verwijzers zijn het er wel over eens dat dit dan afhankelijk is van zowel de BMW-er zelf als de klant en dat hierdoor de sociale beroepsidentiteit wordt beïnvloed.

Men ervaart onvoldoende eenduidigheid in werkwijze bij groep BMW-ers waardoor er geen eenduidig beeld is naar de

buitenwereld.

De verwachtingen die er van BMW zijn, zijn ook niet eenduidig. Dat maakt het voor het BMW ook lastig. Want waar speelt men dan op in? Het ontbreekt aan een ‘toolkit’ terwijl een ‘toolkit’ wel de verwachtingen zou kunnen managen. Lastig daarbij is dat niet alle hulpvragen in een ‘toolkit’ passen. Het is en blijft

daarmee altijd maatwerk.

Wat wel duidelijk is, is dat de ‘b’ in de naam, wel bepalend is voor de verwachtingen die de verwijzers hebben. En ook is men het er wel over eens dat het BMW een belangrijke samenwerkingspartner is. BMW heeft een unieke positie in de organisatie en kan en mag daar gebruik van maken. Daarmee laten ze zichzelf veel beter zien wat vervolgens de sociale identiteit ten goede zal komen.

Persoonlijke identiteit

Verwijzers merken dat de persoonlijke beroepsidentiteit afhankelijk is van de persoon en niet van de functie BMW. De constructie van de persoonlijke beroepsidentiteit is daarmee ook afhankelijk van de persoon en niet van de beroepsgroep en wordt het bijna een persoonlijke identiteit in plaats van een beroepsidentiteit. Doordat die persoonlijke identiteit kennelijk een grote rol speelt, overheerst deze identiteit ook de formele identiteit.

Het BMW mag best meer vertrouwen op de unieke positie, kennis en kunde die men heeft. Het is daarbij niet erg dat er onderlinge verschillen zijn. Niet iedere BMW-er hoeft alles te kunnen. Zolang de basis maar helder is maar ook wat de ‘extra’s’ zijn.

Wanneer dat helder is, kan het BMW zelf ook beter vertellen wat ze doen, waar ze voor staan. Dit zal de persoonlijke identiteit versterken.

“….de klant zegt dan: leuk dat jij een richtlijn hebt, maar ik huur jou juist in omdat jij op de persoon kijkt wat nodig is….”

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Formele identiteit

De formele identiteit is onvoldoende helder. De verwijzers zijn bekend met het feit dat het BMW een beroepscode heeft, maar niet of er richtlijnen zijn waar het BMW mee werkt. Men ervaart geen ‘kern’ bij het BMW.

Wel is bekend dat het BMW een ‘vijfgesprekkenstructuur’ hanteert. Het is niet bekend wat het basis-BMW is en wat de extra’s

(specialisatie). Daaraan is wel behoefte, want daarmee is het BMW beter te duiden.

5.2.1 Wat nu te doen?

(deelvraag 5, thema d, e, f)

“BMW laat je horen, pak die stem!!”

De verwijzers benoemen dat er veel onderlinge verscheidenheid bestaat. De diversiteit in de groep BMW-ers heeft invloed op de beroepsidentiteit. Doordat het niet voldoende helder voor hen is wat het BMW doet en waarvoor het ingezet kan worden, is dit afhankelijk van de persoonlijke invulling van de BMW-er(s) waarmee men samenwerkt.

Doordat de BMW-er bij de klant op locatie is, zich in de organisatie bevindt, heeft het BMW een uniek netwerk en weten de BMW-ers goed hun weg in de organisatie te vinden. Een grote meerwaarde! Nadeel hiervan is dat er ook een vergroeiing met de organisatie kan ontstaan waardoor de beroepsidentiteit van de beroepsgroep diffuus is. Meer onderlinge verbondenheid van de BMW-ers is daarom wenselijk hierin.

Naast dat de beroepsidentiteit afhankelijk is van de BMW-er zelf, is dit ook contextgebonden. Het verschilt dus per klant hoe er naar het BMW gekeken wordt, welk beeld men heeft en waar men het BMW voor vraagt.

Verwijzers hebben behoefte aan een ‘toolkit’ waardoor helder wordt waar het BMW voor ingezet kan worden. Hierin moet dan het basis-BMW worden opgenomen maar ook de specialisatie- BMW. Deze ‘toolkit’ is dan een leidraad, want verwijzers weten zelf ook dat het altijd maatwerk moet zijn.

Door dit laatste (altijd maatwerk) zal de beroepsidentiteit altijd in beweging zijn. Belangrijk daarbij is dat het BMW kan legitimeren waarom men iets doet, waarom men afwijkt van de bestaande richtlijn. Een voorbeeld dat daarbij wordt aangehaald is de ‘vijfgesprekkenstructuur’. Afwijken kan wel, als je maar duidelijk kan verwoorden waarom. De ‘toolkit’ wordt gezien als de formele identiteit. Door deze formele identiteit goed te regelen, worden ook de sociale en persoonlijke identiteit gunstig beïnvloed. Daarom moet er gestart worden met het maken van deze ‘toolkit’.

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 57 van 133 Het BMW zelf is aan zet om deze ‘toolkit’ te ontwikkelen. Hierin

kunnen ze hun meerwaarde laten zien. Want verwijzers zijn het er over eens dat het BMW zijn toegevoegde waarde moet laten zien! Dit betekent ook dat het BMW “in tien zinnen moet kunnen zeggen wat ze doen” aldus een verwijzer. Het BMW moet de onderlinge verbondenheid gaan zoeken en zich als beroepsgroep neerzetten. Dat staat steviger en wordt ook als steviger gezien waardoor zowel de persoonlijke als sociale identiteit gunstig zal worden beïnvloed. Als het BMW zelf helder heeft van wat men wil in deze ‘toolkit’ en wat de extra’s zijn, dan moet het MT EC O&P daarover een besluit nemen en vervolgens dit gaan faciliteren en ondersteunen. De formele beroepsidentiteit moet geborgd worden. Dat is een taak van het MT.