• No results found

Na dit onderzoek is de identiteitsverarming niet opgelost. De stap naar de constructie van een sterke beroepsidentiteit kan nu gezet worden. Dit dient niet alleen door het BMW te gebeuren. Niet alleen het BMW is aan zet. Van alle stakeholders wordt inzet gevraagd. Zo wordt van klantorganisaties en cliënten gevraagd een bijdrage te leveren in de vorm van evaluaties. Van verwijzers en MT wordt gevraagd om met het BMW een reframe (te starten met het basis-BMW) te maken waarbij het BMW wel duidelijk een leidende rol op zich moet nemen.

Klant- en cliëntevaluaties

Het huidige systeem van klant- en cliëntevaluaties (paragraaf 4.2 en 4.3) maakt het opzetten van een kennisalliantie met dit

gedeelte van het netwerk niet mogelijk. Er zal nader onderzocht moeten worden op welke wijze deze kennisalliantie opgezet kan worden waardoor de informatie van de evaluaties niet verloren gaat maar ingezet wordt en impliciete kennis expliciet wordt. Er moet nader onderzocht worden (aan de hand van het onder andere het basis-BMW) hoe deze evaluaties eruit moeten zien om een dergelijke alliantie te kunnen opzetten. Het inzetten van focusgroepen van klantorganisaties en cliënten kunnen helpen om de evaluatieprocedure vorm te geven.

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Vormgeven basis-BMW en reframe

In dit onderzoek is een aanzet gedaan tot het vormgeven van het basis-BMW. Echter, het is niet aan mij als onderzoeker dit te bepalen maar, zoals in alle focusgroepen benoemd, dient dit te gebeuren met en door het BMW, in co-creatie met het netwerk. Het nieuw op te richten disciplineoverleg zal hierin een rol op zich nemen. Het vormgeven van het basis-BMW is dan ook een

vervolgstap vanuit dit onderzoek. Verder bleek er behoefte aan een ‘a-4tje’ wat het BMW nu precies doet. Zowel Movisie als het NVMW heeft reeds vele modulen beschreven voor het

maatschappelijk werk. Deze zijn met enige aanpassingen bruikbaar voor het BMW EC O&P. Aan deze modulen kunnen overigens ook interventies gekoppeld worden die vervolgens opgenomen kunnen worden in het professionaliseringstraject. Het disciplineoverleg kan deze taak vervullen, echter dit vraagt om zeggenschap van dit overleg zoals bijvoorbeeld

beslissingsbevoegdheid.

Dit moet door het MT worden geregeld en vastgelegd maar ook is commitment nodig vanuit de beroepsgroep zelf.

Het disciplineoverleg wordt vormgegeven met en door BMW-ers als afvaardiging vanuit de diverse regio’s. Het is de taak van deze BMW-ers om de signalen uit hun regio mee te nemen maar ook de vertaling tussen het overleg en de regio te maken.

Wanneer het basis-BMW ontwikkeld is, vraagt dit van alle BMW-ers dat zij er zich ook daadwerkelijk toe te gaan verhouden, dit

daadwerkelijk oppakken en zich houden aan deze basis. Het MT zal hier eenduidig op moeten sturen. Alle betrokkenen dienen er rekening mee te houden dat dat ook onrust met zich mee kan brengen omdat er een transitieproces opgang komt.

Na het reframen kan het MT, in hun rol van relatiebeheerder van klantorganisaties op landelijk niveau, verwachtingen managen. Hierdoor zal er over het basis-BMW niet alleen een bottom-up (van BMW naar eigen lokale klantorganisatie) maar ook een top-down (van relatiebeheerder naar landelijke ministeries en vervolgens naar lokale klantorganisaties) gecommuniceerd worden. Verder dient het basis-BMW en daarmee het basisframe

voortdurend gemonitord te worden. Onderzocht moet worden op welke wijze dat kan.

Informatief en transformatief leren

Om een zogenoemde body of knowlegde (paragraaf 4.3.2) te kunnen bouwen, om spanning in beroep en functie zichtbaar te maken (paragraaf 6.1), om te komen tot CoP (paragraaf 6.3.2) en om de spanning die zichtbaar wordt in intervisiegroepen te

benutten (paragraaf 6.2.1 en 6.3.2) is een proces van transformatief leren nodig.

Vervolgstap vanuit dit onderzoek is dan ook het kunnen opdoen van noodzakelijke kennis en vaardigheden die passend zijn bij het basis-BMW (paragraaf 6.3.4; fasen volgens Mezirow). Wanneer het

| Get the Picture? | Masterthesis van Marieke Smit | 23 juli 2015

Pagina 95 van 133 Vervolgens moet men kunnen experimenteren met de nieuwe rol

en hieraan bouwen om vervolgens nieuwe perspectieven te kunnen toevoegen. Identiteit is immers voortdurend in beweging en vraagt om een flexibele houding.

Onderzocht moet worden hoe de intervisiegroepen hier praktisch een bijdrage aan kunnen gaan leveren. Ook moet nader

onderzocht worden hoe een CoP ingericht kan worden. Wellicht is dit mogelijk via/in het disciplineoverleg. Er moet dus naast kennisontwikkeling ook kenniscirculatie en kennisimplementatie (Gezondheidsraad, 2014) plaats vinden voor een solide basis voor het BMW.

Veiligheid

In dit onderzoek is veiligheid aan bod gekomen en dienen zowel het MT als het BMW hieraan invulling te geven (paragraaf 6.3.3). Enerzijds door met elkaar de mogelijkheden tot transformatief leren nader te onderzoeken en dan met name een uniforme werkwijze voor alle betrokkenen vinden en afspreken (dialogische benadering). Anderzijds moeten de mogelijkheden tot het inzetten van een professioneel statuut nader bekeken worden. Het NVMW heeft reeds een bestaand statuut waar, indien nodig, gebruik van gemaakt kan worden. Ook een op BMW toegesneden

privacyreglement, klachtenregeling en dossiervorming kunnen veiligheid beter vorm geven.

Doorgaand leren

Na afronding van dit onderzoek blijft de context in beweging. Dat kan ook niet anders en is inherent aan het leven op zich. Daarom is het van belang om het meerzijdig perspectief waarin het BMW zich begeeft, actief betrokken te houden. In de focusgroepen was deze actieve betrokkenheid nadrukkelijk aanwezig. Na afronding van dit onderzoek vallen deze focusgroepen weg. Onderzocht moet worden hoe deze betrokkenheid doorgaand aanwezig kan blijven.