• No results found

Nederland: belastingparadijs? : de rol van Nederland in het internationale belastingverkeer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nederland: belastingparadijs? : de rol van Nederland in het internationale belastingverkeer"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nederland: belastingparadijs?

De rol van Nederland in het internationale belastingverkeer

Universiteit van Amsterdam

Auteur: K. V. Kielman

Adres: Kanaalstraat 146-3, 1054 XN Amsterdam

Telefoonnummer: 0611759157

Studentnummer: 6345158 / 10084002

Begeleider: Dhr. M. Lassally

Faculteit: Faculteit Economie en Bedrijfskunde

(2)

Inhoud

Afkortingen en begrippenlijst

1 Inleiding 4

1.1 Aanleiding onderzoek 4

1.2 Centrale vraag en sub-vragen 5

1.3 Onderzoeksopzet 6

2 Het fiscale klimaat in Nederland 7

2.1 Inleiding 7

2.2 Fiscaal gunstige faciliteiten 8

2.2.1 De deelnemingsvrijstelling 9

2.2.2 Ontbreken bronbelasting op renten & royalty’s 11

2.3 Verdragennetwerk 12

2.4 Rulingpraktijk 14

2.5 Andere niet-fiscale motieven 15

2.6 Conclusies 16

3 Gebruik van fiscaal klimaat Nederland in internationale context 18

3.1 Inleiding 18

3.2 Internationale fiscale planning 19

3.3 Belastingontwijking 21

3.3.1 Het voorkomen van dubbele belasting 21

3.3.2 Het bereiken van enkelvoudige belasting 23

3.3.3 Base Erosion and Profit Shifting 24

3.4 Opbrengsten en risico’s voor Nederland 27

3.5 Conclusies 29

4 Nederlandse aanpak belastingontwijking tot 1 januari 2014 30

4.1 Inleiding 30

4.2 Het Nederlandse beleid 31

4.2.1 Het substance besluit per 1 januari 2014 32

4.2.2 Aanscherping APA-/ATR-praktijk 35

4.2.3 Actualisering belastingverdragen ontwikkelingslanden 36

4.3 Conclusies 37

5 Conclusies en aanbevelingen 39

(3)

5.2 Onderzoeksvragen 39 5.2.1 Onderzoeksvraag 1 39 5.2.2 Onderzoeksvraag 2 40 5.2.3 Onderzoeksvraag 3 41 5.3 Conclusies 42 5.4 Aanbevelingen 43

5.5 Suggesties voor vervolgonderzoek 44

Bibliografie 45

Bijlage 1 – Belastingtarieven EU-landen 48

Bijlage 2 – Lijst minimum substance-vereisten 49

(4)

Afkortingen en begrippenlijst

APA Advance Pricing Agreement

Art. Artikel

ATR Advance Tax Rulings

BEPS Base Erosion and Profit Shifting Bfi’s Bijzondere financiële instellingen CPB Centraal Plan Bureau

DNB De Nederlandsche Bank

EU Europese Unie

Fte Fulltime equivalenten

G8 Groep van Acht; intergouvernementeel forum van acht vooraanstaande industriestaten, bestaande uit de volgende leden: Canada, Duitsland, Frankrijk, Italië, Japan, Rusland en de Verenigde Staten.

G20 Groep van 20; intergouvernementeel forum van 19 landen en de Europese Unie voor samenwerking en beraad met betrekking tot het internationale financiële systeem.

IBFD International Bureau of Fiscal Documentation

NL Nederland

NOB Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling PvdA Partij van de Arbeid

SEO Stichting Economisch Onderzoek SER Sociaal-Economische Raad

SOMO Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen

Vpb Vennootschapsbelasting

VK Verenigd Koninkrijk

VS Verenigde Staten

(5)

1 Inleiding

1.1 Aanleiding onderzoek

“Berichten over “belastingparadijzerij” werp ik verre van mij. Nederland een fiscale vluchthaven? Nederland is geen belastingparadijs. Hoogstens een aantrekkelijke vestigingsplaats voor financierings- en houdstermaatschappijen van internationale concerns.” Dit zei staatssecretaris Frans Weekers van Financiën tijdens een overleg in de Tweede Kamer over belastingheffing bij internationale ondernemingen.1

Belastingheffing bij internationale ondernemingen is een ‘hot topic’. Grote

multinationals zoals Apple, Microsoft en Google zijn de afgelopen tijd veelvuldig negatief in het nieuws gekomen, omdat zij hun belastingdruk zouden beïnvloeden door gebruik te maken van verschillende nationale fiscale stelsels. Door de allocatie van belastbare winsten af te zonderen van de jurisdicties waarin de winsten worden behaald, kunnen inkomsten onbelast blijven en kan de (vennootschaps)belastingdruk van multinationals (significant) worden verminderd. “Het zijn grote bedrijven die mega-winsten behalen en nauwelijks belasting betalen”, aldus de berichtgeving.2

Niet alleen buitenlandse, maar ook de Nederlandse bedrijven ‘spelen’ met de verschillende (of beter gezegd: verschillen tussen) nationale fiscale stelsels. Zo zou het staatsbedrijf Nationale Spoorwegen al sinds 1998 een vennootschap in Ierland gebruiken, waardoor minder vennootschapsbelasting in Nederland wordt betaald. Alleen al in 2012 zou het gaan om een bedrag van € 21 miljoen aan misgelopen belastinginkomsten voor de schatkist. In reactie hierop heeft minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem te kennen gegeven dat hij deze constructie vanuit maatschappelijk oogpunt onwenselijk acht en beëindigd wenst te zien.3

Maar welke rol speelt Nederland nu eigenlijk in dit mondiale belastingvraagstuk? Mede dankzij de deelnemingsvrijstelling, het ontbreken van bronbelasting op renten en royalty’s en het uitgebreide verdragennetwerk is ons land een populair vestigingsland voor buitenlandse multinationals gebleken. Enerzijds zorgt dit voor investeringen en

werkgelegenheid in ons land. Anderzijds zorgt dit er ook voor dat multinationals van fiscaal gunstige faciliteiten gebruik kunnen maken, waardoor zij hun totale belastingdruk kunnen beïnvloeden en belastingen (in andere landen) kunnen ontgaan. Volgens Oxfam Novib zijn onder meer ontwikkelingslanden hier de dupe van. Ontwikkelingslanden zouden jaarlijks zo’n

1 Kamerstukken II 2012/13, 25 087, nr. 34. 2

‘Amerikaanse bedrijven betalen te weinig belasting’, Algemeen Dagblad 2 juli 2013.

3

(6)

€ 460 miljoen aan belastinginkomsten mislopen, doordat bedrijven gebruikmaken van Nederlandse belastingfaciliteiten en zo de (buitenlandse) belasting ontwijken. Op jaarbasis zou het om een verlies van tenminste € 5,4 miljard (wereldwijd) gaan, aldus het Oxfam Novib-rapport. Oxfam Novib vermeldt dat dit bedrag waarschijnlijk nog veel hoger is, maar dat het exacte bedrag, door gebrek aan transparantie van cijfers, lastig valt te berekenen.4

Mede vanwege de politieke en maatschappelijke discussies over belastingfraude en – ontwijking (door internationale ondernemingen)5 wordt op dit moment op verschillende niveaus aan een oplossing voor dit probleem gewerkt. Niet alleen binnen de EU, maar ook binnen de OESO, de G8 en de G20 worden initiatieven ontplooid om belastingontwijking tegen te gaan. Op 19 juli 2013 heeft de OESO een actieplan gepresenteerd, met daarin 15 actiepunten die belastingontwijking tegen zouden moeten gaan.6

Wat is de rol en positie van Nederland in dit mondiale belastingvraagstuk? Hoe kan dit vraagstuk het beste worden aangepakt? Welke maatregelen kunnen worden genomen om belastingontwijking tegen te gaan en door wie?7 Op deze vragen zal hierna worden ingegaan.

1.2 Centrale vraag en sub-vragen

Deze scriptie gaat dieper in op de rol die Nederland speelt in het internationale belastingverkeer. De centrale vraag die aan deze scriptie ten grondslag ligt, luidt:

In hoeverre is het gewenst dat Nederland actie(s) onderneemt om belastingontwijking door multinationals tegen te gaan?

Bovenstaande centrale vraag zal aan de hand van de volgende drie sub-vragen worden beantwoord:

- Wat maakt het Nederlandse fiscale klimaat zo aantrekkelijk voor multinationals om zich hier te vestigen?

- Hoe wordt het Nederlandse fiscale klimaat door multinationals gebruikt om hun effectieve belastingdruk te minimaliseren?

4 Oxfam Novib-rapport ‘De Nederlandse Route. Hoe arme landen inkomsten mislopen via belastingplek

Nederland.’, p.1.

5 Kamerstukken II 2009/10, 31 369, nr. 8.; Kamerstukken II 2011/12 25 087, nr. 32; Kamerstukken II 2012/13

25 087, nr. 34; Kamerstukken I, 2012/13, 25 087, D.

6

Action Plan On Base Erosion and Profit Shifting.

7

(7)

- Welke maatregelen heeft Nederland tot 1 januari 2014 genomen om

belastingontwijking door multinationals aan te pakken en hebben deze maatregelen haar gewenste effect gesorteerd?

Mijn doel van deze scriptie is een duidelijk beeld te geven van de hiervoor aangehaalde belastingproblematiek en de rol die Nederland daarin speelt. In mijn afrondende conclusie hoop ik een helder antwoord te kunnen geven op mijn centrale vraag, onderbouwd met argumenten. Met andere woorden: is het gewenst dat Nederland acties onderneemt, en zo ja, welke acties zou Nederland in dat geval kunnen (of zelfs moeten) nemen?

1.3 Onderzoeksopzet

Aan de hand van literatuuronderzoek zal ik proberen een duidelijk beeld te geven van de rol die Nederland speelt in het huidige internationale belastingverkeer. Daarbij heb ik gebruik gemaakt van, onder meer, Kamerstukken, wetgeving, (inter)nationale rapporten en vak- en overige relevante literatuur.

In hoofdstuk 2 wordt het fiscale klimaat van Nederland beschreven. Allereerst zullen de fiscaal gunstige faciliteiten worden uitgelicht, zoals de deelnemingsvrijstelling en het ontbreken van bronbelasting op renten en royalty’s. Vervolgens worden het Nederlandse verdragennetwerk, de rulingpraktijk en andere, niet-fiscale motieven besproken.

Daarna, in hoofdstuk 3, zal worden gekeken naar het gebruik van het fiscale klimaat van Nederland in een internationale context. Het begrip ‘internationale fiscale planning’ komt aan bod. Tevens zal een overzicht worden gegeven van de situaties waarbij dubbele belasting kan ontstaan en hoe dit voorkomen kan worden. Daarnaast zal, aan de hand van voorbeelden, in kaart worden gebracht hoe multinationals ons land gebruiken om hun belastingdruk te minimaliseren. Ten slotte worden de voordelen (opbrengsten) en nadelen (risico’s) voor Nederland op dit vlak behandeld.

In hoofdstuk 4 wordt vervolgens ingegaan op de rol van Nederland bij de aanpak van dit internationale belastingdilemma. Welke acties heeft Nederland tot 1 januari 2014

ondernomen en hebben deze acties ook daadwerkelijk effect (gehad)? Het nieuwe substance besluit, de aanscherping van de APA-/ATR-praktijk en de actualisering van

belastingverdragen gesloten met ontwikkelingslanden komen, onder andere, aan bod. Ten slotte staan in hoofdstuk 5 mijn conclusies en aanbevelingen centraal.

(8)

2 Het fiscale klimaat in Nederland

2.1 Inleiding

In het in juni 2013 verschenen rapport ‘Uit de schaduw van het bankwezen’ is door het SEO onderzoek gedaan naar de relatief onbekende ‘overige financiële instellingen’ (ofi’s). Hieronder vallen zowel non-bancaire financieringsactiviteiten (schaduwbankieren) als bijzondere financiële instellingen (hierna: bfi’s), in de volksmond ook wel

brievenbusmaatschappijen genoemd. Dit zijn bedrijven die (voornamelijk) om fiscale

motieven in Nederland zijn gevestigd. Hierbij spelen dividend-, rente- en royaltystromen een belangrijke rol. Bfi’s, die vaak direct of indirect in buitenlandse handen zijn, vormen een primaire schakel in de financieringsactiviteiten van multinationals. De activiteiten van bfi’s bestaan doorgaans voornamelijk uit het ontvangen en doorbetalen van dividenden, renten en/of royalty’s aan buitenlandse groepsmaatschappijen. Deze brievenbusmaatschappijen beheren daarnaast ook vaak de merkrechten van multinationals.8

Op basis van cijfers uit 2010, zou het om ongeveer 12.000 brievenbusmaatschappijen gaan in Nederland. Volgens het SEO-rapport bedroegen de fiscaal relevante stromen

(dividend, rente en royalty) in datzelfde jaar € 153 miljard (ingaand) en € 125 miljard

(uitgaand). Daarvan is dividend met circa 65% de grootste stroom. Renten en royalty’s volgen met 25% respectievelijk 10%. Bfi’s zouden de Nederlandse economie zo’n € 3 tot € 3,4 miljard per jaar opleveren (in de vorm van belastingen, loonkosten en zakelijke

dienstverlening die deze bfi’s inkopen). Dit levert (in)direct ongeveer 8.800 tot 13.000 fte aan arbeidsplaatsen in Nederland op, aldus het SEO-rapport.9

Maar waarom vestigen deze bfi’s zich nu juist in Nederland? Oftewel, wat is er zo aantrekkelijk aan het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat? De sub-vraag die in dit

hoofdstuk als uitgangspunt wordt genomen, luidt dan ook: Wat maakt het Nederlandse fiscale klimaat zo aantrekkelijk voor multinationals om zich hier te vestigen? In paragraaf 2.2 worden eerst de fiscaal gunstige faciliteiten uitgelicht. In paragraaf 2.3 wordt het uitgebreide

verdragennetwerk van Nederland besproken. Vervolgens wordt in paragraaf 2.4 de

rulingpraktijk van Nederland nader toegelicht. Daarna worden enkele niet-fiscale motieven besproken in paragraaf 2.5. Tot slot volgt de conclusie van de sub-vraag in paragraaf 2.6.

8

SEO Economisch Onderzoek. ‘Uit de schaduw van het bankwezen’, p. 39.

9

(9)

2.2 Fiscaal gunstige faciliteiten

De Nederlandse economie is van oudsher gericht op internationale handel en expansie. Belastingen houden echter niet bij de grens op. Hierdoor kan dubbele belastingheffing

optreden. Er zijn twee soorten dubbele belasting te onderscheiden: juridische en economische dubbele belasting.

Internationale juridische dubbele belasting, dat wil zeggen dubbele belasting over hetzelfde object bij diezelfde persoon, ontstaat meestal doordat zowel de bronstaat van het inkomen als de woonstaat van de genieter van het inkomen belasting heffen over hetzelfde inkomen van dezelfde persoon. De woonstaat wil in beginsel het totale (wereld)inkomen van zijn inwoners belasten, terwijl de bronstaat al het inkomen en vermogen wil belasten dat binnen zijn grenzen verdiend dan wel gelegen is. Daarnaast kan economische dubbele belasting ontstaan: dubbele heffing over hetzelfde object bij verschillende personen. Een voorbeeld hiervan is een dividend dat een moedermaatschappij in het ene land ontvangt van haar dochtermaatschappij in het andere land. Als de dochtermaatschappij winstbelasting heeft betaald in haar vestigingsland over de winst waaruit het dividend wordt betaald en het

dividend bij de moeder (nogmaals) wordt belast, treedt dubbele heffing op. Dubbele belasting is een ernstige belemmering voor grensoverschrijdende bedrijvigheid en daarmee voor de economische groei en werkgelegenheid.10

Voor Nederland is het altijd van belang geweest dat internationaal opererende ondernemingen niet worden getroffen door dubbele belasting en dat een gelijk speelveld wordt gegarandeerd tussen in Nederland gevestigde ondernemingen en hun concurrenten op buitenlandse markten. Met het oog daarop kent Nederland de deelnemingsvrijstelling en heeft Nederland een groot aantal verdragen ter voorkoming van dubbele belasting gesloten waarin bronheffingen op dividenden zijn verminderd of in het geheel achterwege blijven. Daarnaast kent Nederland zelf geen bronheffingen op uitgaande betalingen van renten & royalty’s. Samen met de open houding van de Nederlandse belastingdienst die het mogelijk maakt zekerheid vooraf te krijgen over de fiscale gevolgen van voorgenomen rechtshandelingen is daarmee een aantrekkelijk vestigingsklimaat gecreëerd voor (regionale) hoofdkantoren, ook van oorspronkelijke niet-Nederlandse concerns.11

Overigens hoort Nederland ook op het vlak van infrastructuur, ontwikkeling van de beroepsbevolking, bestuurlijke efficiency en leefomgeving tot de meest aantrekkelijke landen om een onderneming in te vestigen. Internationale instituten zoals de Wereldbank en World

10

Hoofdzaken belastingrecht, p. 339-340.

11

(10)

Economic Forum bevestigen het beeld dat het Nederlandse vestigingsklimaat behoort tot de mondiale top.12

2.2.1. De deelnemingsvrijstelling

Een eerste (mogelijke) reden voor internationaal opererende bedrijven om zich in Nederland te vestigen is de deelnemingsvrijstelling. De regeling van de deelnemingsvrijstelling is neergelegd in artikel 13 Wet Vpb. De deelnemingsvrijstelling houdt kort gezegd in dat niet nogmaals belasting wordt geheven over de voordelen, zoals dividend en vermogenswinsten, die een in Nederland gevestigd bedrijf ontvangt van haar (buitenlandse) dochtermaatschappij (deelneming).13 Een tweede heffing over de winst wordt hierdoor voorkomen, er vanuit gaande dat op het niveau van de dochtermaatschappij (in het buitenland) een belastingheffing over de winst heeft plaatsgevonden.

Om gebruik te kunnen maken van de deelnemingsvrijstelling moet allereerst sprake zijn van een deelneming. Hiervan is, kort gezegd, sprake indien de Nederlandse

moedermaatschappij (de belastingplichtige) voor tenminste 5% van het nominaal gestorte kapitaal aandeelhouder is van een vennootschap (de dochtermaatschappij) waarvan het

kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld.14 Daarnaast moet aan één van de volgende toetsen worden voldaan: (i) oogmerktoets, (ii) onderworpenheidstoets of (iii) bezittingentoets. Aan de oogmerktoets wordt voldaan indien de dochtermaatschappij (deelneming) niet wordt aangehouden als belegging. Aan dit vereiste wordt, in beginsel, voldaan als de deelneming wordt aangehouden met het oog op het verkrijgen van een rendement dat groter is dan bij normaal actief vermogensbeheer kan worden verwacht.15 Voldoet de deelneming niet aan dit vereiste, oftewel is sprake van een beleggingsdeelneming, vindt de deelnemingsvrijstelling toch toepassing als sprake is van een zogenoemde kwalificerende beleggingsdeelneming. Van een kwalificerende beleggingsdeelneming is sprake wanneer is voldaan aan de

onderworpenheidstoets of de bezittingentoets.16

De onderworpenheidstoets vereist dat de deelneming is onderworpen (in het

buitenland) aan een belasting naar de winst die resulteert in een naar Nederlandse begrippen reële heffing. De Nederlandse wetgever heeft bepaald dat dit neerkomt op een minimaal

12

Kamerstukken II, 2012/2013, 25 087, nr. 24, p. 2.

13 Artikel 13 Wet Vpb. 14 Artikel 13, lid 2 Wet Vpb. 15

Artikel 13, lid 9 Wet Vpb.

16

(11)

(effectief) belastingtarief naar de winst van 10 procent.17 Aan de bezittingentoets wordt voldaan als de bezittingen van de deelneming (on)middellijk doorgaans voor minder dan de helft bestaan uit laagbelaste vrije beleggingen.18 Vrije beleggingen zijn beleggingen die niet redelijkerwijs noodzakelijk zijn in het kader van de ondernemingsactiviteiten van het lichaam dat de belegging bezit.19 Van een laagbelaste vrije belegging is sprake als de voordelen uit hoofde van de vrije beleggingen niet worden betrokken in een belasting naar de winst die resulteert in een naar Nederlandse begrippen reële heffing, oftewel niet tegen (effectief) 10% belasting.20

De Nederlandse deelnemingsvrijstelling is niet uniek in de wereld. In de EU geldt een soortgelijke regeling, namelijk de Moeder-Dochter Richtlijn.21 Op grond van de Moeder-Dochter Richtlijn zijn winsten die de dochtermaatschappij in het ene EU-land uitdeelt aan haar moedermaatschappij in het andere EU-land, onder voorwaarden, vrijgesteld van dividendbelasting. De moedermaatschappij heeft bovendien recht op de

deelnemingsvrijstelling of op een ‘indirect credit for underlying tax’.22 Een van de

voorwaarden is dat in het EU-land van de dochtermaatschappij belasting is betaald over de winst en dat de moedermaatschappij ten minste 10% van het kapitaal van de

dochtermaatschappij houdt.

De reikwijdte van de Nederlandse deelnemingsvrijstelling is echter breder, omdat ook dividendontvangsten uit niet EU-landen onder de Nederlandse vrijstelling vallen en voorts reeds sprake is van een deelneming bij een aandelenbelang 5%, mits aan de voorwaarden wordt voldaan.23

Bellingwout et al. is tot de conclusie gekomen dat het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland ongeveer dezelfde deelnemingsvrijstelling kennen, alhoewel de exacte voorwaarden kunnen afwijken. Daarnaast geldt in Ierland een creditsysteem dat onder

bepaalde voorwaarden veel op de Nederlandse deelnemingsvrijstelling lijkt, waardoor in deze landen de dividendontvangsten uit niet EU-landen eveneens zijn vrijgesteld.24

17 Artikel 13, lid 11, onderdeel a Wet Vpb. 18 Artikel 13, lid 11, onderdeel b Wet Vpb. 19 Artikel 13, lid 12, Wet Vpb.

20

Artikel 13, lid 13, Wet Vpb.

21 Council Directive 90/435/EEC.

22 O.C.R. Marres en P.J. Wattel, Dividendbelasting, p. 212-213. 23

Artikel 13, lid 1 Wet Vpb.

24

(12)

2.2.2. Ontbreken bronbelasting op renten & royalty’s

Een tweede (mogelijke) reden voor internationaal opererende bedrijven om zich in Nederland te vestigen is het ontbreken van bronbelasting op uitgaande renten en royalty’s.

Inkomende renten en royalty’s maken in Nederland onderdeel uit van de belastbare winst en zijn als zodanig onderworpen aan vennootschapsbelasting. Zakelijke kosten, die hiermee samenhangen, kunnen op de winst in aftrek worden gebracht. Afhankelijk van de wetgeving in het land waaruit de rente- en royaltybetaling afkomstig zijn, zijn deze kosten daar aftrekbaar. Wanneer een bepaald land bronbelasting heft over de uitbetaalde renten en/of royalty’s, kan dit onder bepaalde voorwaarden worden verrekend met de winstbelasting die in Nederland is verschuldigd.25

Op uitgaande renten en royalty’s, oftewel renten en royalty’s die vanuit Nederland aan het buitenland worden betaald, wordt geen Nederlandse bronbelasting geheven. De

achterliggende gedachte hiervan is het voorkomen van dubbele belasting. Er vanuit gaande dat de uitgaande rente en/of royalty in het buitenland wordt belast, zou het heffen van een bronbelasting tot dubbele heffing leiden. Wordt de rente of royalty daarentegen niet in het buitenland in de belastingheffing betrokken, dan treedt dubbele niet-belasting op.

De heffing van bronbelasting op renten en royalty’s is overigens ook op basis van Europese regelgeving beperkt. Onder de Rente & Royalty Richtlijn blijft een bronheffing op renten en royalty’s die door een inwoner van de ene lidstaat aan een inwoner van de andere lidstaat worden betaald achterwege, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.26

EY heeft in opdracht van SEO een onderzoek uitgevoerd, waarbij de Nederlandse fiscale behandeling van uitgaande renten en royalty’s (naar niet EU-landen) wordt vergeleken met de fiscale behandeling van uitgaande renten en royalty’s (naar niet EU-landen) in andere EU-landen, Zwitserland en de Verenigde Staten (zie voor tarieven Bijlage 1). Uit dit

vergelijkend onderzoek blijkt dat Nederland, net zoals Cyprus, Hongarije, Malta en Zweden geen bronbelasting heft op renten en royalty’s. Duitsland heft geen bronbelasting op rente. Luxemburg en Zwitserland heffen geen bronbelasting op royalty’s.27

Op uitgaande dividenden wordt, in tegenstelling tot uitgaande renten en royalty’s, in beginsel, 15% dividendbelasting ingehouden. Dit tarief van 15% kan echter door toepassing van belastingverdragen die Nederland met andere landen heeft gesloten vaak worden verlaagd

25 Artikel 15, Bvdb 2001. 26

Council Directive 2003/49/EC.

27

(13)

(in sommige gevallen zelfs tot 0%; zie hierna onder 2.3).28 Daarnaast is het in Nederland ontvangen dividend, zoals hiervoor al beschreven, veelal vrijgesteld van winstbelasting als gevolg van de deelnemingsvrijstelling.

2.3 Het verdragennetwerk

Een derde (mogelijke) reden voor internationaal opererende bedrijven om zich in Nederland te vestigen, is de aanwezigheid van een uitgebreid belastingverdragennetwerk.29

Om van de Nederlandse belastingverdragen gebruik te kunnen maken, moet doorgaans aan twee voorwaarden worden voldaan: het bedrijf/lichaam dat een beroep wil doen op het desbetreffende belastingverdrag moet (i) feitelijk in Nederland zijn gevestigd en (ii) feitelijk gerechtigde zijn tot de geldstromen die aan hun worden overgemaakt.30 Een naar Nederlands recht opgericht lichaam is op grond van artikel 2 lid 4 Wet Vpb bij wege van fictie steeds in Nederland gevestigd. Een Nederlands lichaam hoeft daarom in beginsel niet aan bepaalde minimumeisen (ook wel: substance-eisen) te voldoen om als inwoner van Nederland te worden aangemerkt (en aldus een beroep te kunnen doen op verdragsvoordelen). Echter, als de plaats van de feitelijke leiding niet in Nederland is gelegen, kan de vraag ontstaan of het lichaam feitelijk wel in Nederland is gevestigd. Een lichaam wordt geacht in Nederland te zijn gevestigd als aan de minimum substance-eisen wordt voldaan, waaronder de voorwaarde dat minimaal de helft van de directeuren van het lichaam de Nederlandse nationaliteit moet bezitten en dat het lichaam over een adres in Nederland beschikt (zie Bijlage 2).31 Door gebruikmaking van de diensten van Nederlandse trustkantoren wordt vaak voldaan aan deze minimum substance-eisen, waardoor het lichaam, in beginsel, een beroep kan doen op de verdragsvoordelen uit de bilaterale belastingverdragen die Nederland heeft gesloten.32

De Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de

Staatssecretaris van Financiën hebben het IBFD opdracht gegeven onderzoek te doen naar het Nederlandse verdragennetwerk en het mogelijke onbedoeld gebruik hiervan.33 Uit het IBFD-rapport blijkt dat Nederland met 94 landen een belastingverdrag heeft gesloten (zie Bijlage 3). Vergeleken met andere ontwikkelde landen is dit aantal redelijk gemiddeld. Andere landen

28 Hoofdzaken belastingrecht, p. 354. 29 Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011, p. 34. 30 Hoofdzaken belastingrecht, p. 355. 31

Besluit van 11 augustus 2004, nr. IFZ 2004/126M (vervangen bij het Besluit van 3 juni 2014, DGB 2014/3101).

32 Oxfam Novib-rapport. ‘De Nederlandse Route. Hoe arme landen inkomsten mislopen via belastingplek

Nederland.’, p.6.

33

(14)

zoals het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Zwitserland, China en Duitsland hebben zelfs meer belastingverdragen gesloten (met respectievelijk 126, 124, 101, 98 en 95 landen).34

Het IBFD stelt dat een land met een uitgebreid belastingverdragennetwerk

aantrekkelijker is voor multinationals om zich daar te vestigen, dan een land met een minder groot verdragennetwerk.35 Dit komt omdat bilaterale belastingverdragen bepalingen bevatten, die multinationals lagere bronbelasting op dividenden, renten en royalty’s bieden.36 Het SEO-onderzoek geeft echter ook andere motieven voor een verdrag, zoals het voorkomen van dubbele belasting en het vergroten van fiscale transparantie tussen twee landen.37

Het IBFD heeft, onder meer, de inhoud van de door Nederland met de geselecteerde ontwikkelingslanden (Bangladesh, de Filipijnen, Ghana, Oeganda en Zambia) gesloten belastingverdragen vergeleken met de inhoud van belastingverdragen van diezelfde ontwikkelingslanden met andere ontwikkelde landen.38 Uit het IBFD-rapport volgt dat de Nederlandse belastingverdragen, gesloten met deze ontwikkelingslanden, in algemene zin vergelijkbaar zijn met de verdragen die andere ontwikkelde staten met deze

ontwikkelingslanden hebben gesloten. Gelet hierop en op het feit dat de grootte van het Nederlandse verdragennetwerk vergeleken met andere landen gemiddeld is (zie hiervoor) lijkt de aantrekkelijkheid van Nederland in internationale context derhalve niet uitsluitend te kunnen worden gevonden in de door Nederland gesloten belastingverdragen, aldus het rapport.39

Het SEO kwam in haar rapport echter tot een andere conclusie. Uit het door EY op verzoek van SEO uitgevoerde onderzoek zou namelijk blijken dat Nederland relatief veel belastingverdragen heeft gesloten met andere landen. SEO heeft hierbij niet gekeken naar de exacte tarieven die zijn afgesproken in deze bilaterale belastingverdragen. Het SEO heeft als uitgangspunt genomen dat het veelal de intentie van belastingverdragen is om tarieven op bronbelasting te verlagen. Volgens SEO zou Nederland zich hier in het bijzonder voor inspannen en is dit de reden waarom Nederland een aantrekkelijk verdragennetwerk heeft ten opzicht van andere (Europese) landen.40

34 Aantallen gesloten belastingverdragen per 1 juni 2013, aldus het IBFD-rapport. 35 IBFD-rapport, ‘Onderzoek belastingverdragen met ontwikkelingslanden’, p. 28.

36 Oxfam Novib-rapport. ‘De Nederlandse Route. Hoe arme landen inkomsten mislopen via belastingplek

Nederland.’, p.6.

37 SEO Economisch Onderzoek, p. 62.

38 IBFD-rapport. ‘Onderzoek belastingverdragen met ontwikkelingslanden’, p. 7. 39

IBFD-rapport. ‘Onderzoek belastingverdragen met ontwikkelingslanden’, p. 29.

40

(15)

2.4 Rulingpraktijk

In aanvulling op de deelnemingsvrijstelling, het ontbreken van bronbelasting op renten en royalty’s en het uitgebreide verdragennetwerk van Nederland, speelt de toegankelijkheid en betrouwbaarheid van de Nederlandse belastingdienst een belangrijke rol voor het

vestigingsklimaat in Nederland.41 Via APA’s en ATR’s kan zekerheid vooraf worden

gekregen over de fiscale gevolgen van voorgenomen rechtshandelingen. APA’s en ATR’s zijn bindende afspraken met de Belastingdienst over internationale ondernemingsverhoudingen. De afspraken geven buitenlandse investeerders in Nederland duidelijkheid over hoe de internationale regels worden toegepast. Dit voorkomt interpretatieverschillen tussen de belastingplichtige en de Belastingdienst achteraf. In een drietal besluiten van 11 augustus 2004 (nummer IFZ2004/124M, IFZ2004/125M en IFZ2004/126M)42 is het Nederlandse rulingbeleid neergelegd. In deze beleidsbesluiten wordt de procedure van APA- en ATR-verzoeken neergelegd.43

Een APA (Advance Pricing Agreement) geeft goedkeuring vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning) of een methode voor de vaststelling van een dergelijke beloning van grensoverschrijdende transacties tussen gelieerde lichamen (groepsmaatschappijen) en tussen onderdelen van datzelfde lichaam (ook wel verrekenprijzen genoemd). De Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax

Administrations die in 1995 door de OESO zijn gepubliceerd (OESO-richtlijnen) vormen een uitwerking van het arm’s-lengthbeginsel zoals dat is opgenomen in artikel 9 van het OESO-modelverdrag. Het arm’s-lengthbeginsel is per 1 januari 2002 wettelijk verankerd in artikel 8b Wet Vpb. In het besluit van 11 augustus 2004, nr. IFZ2004/124M is uitwerking gegeven van de APA-richtlijnen voor de Nederlandse uitvoeringspraktijk.44

In het besluit van 11 augustus 2004, nr. IFZ2004/125M worden de procedures beschreven die dienen te worden gevolgd om een ATR (Advance Tax Ruling) te kunnen afgeven. Een ATR geeft zekerheid vooraf over de fiscale gevolgen van een voorgenomen transactie of samenstel van transacties. De verzoeken zien op zekerheid vooraf over: (i) de toepassing van de deelnemingsvrijstelling voor tussenhoudsters in internationale

verhoudingen en voor tophouders voor zover geen van de dochtermaatschappijen van de betreffende tophoudster ondernemingsactiviteiten in Nederland uitoefent, (ii) internationale structuren waarbij hybride financierings- of rechtsvormen betrokken zijn en (iii) het antwoord

41 Kamerstukken II, 2012/13, 25 087, nr. 34, p. 2.

42 Deze besluiten zijn bij besluiten van 3 juni 2014 (DGB 2014/3098, 3099 en 3101) vervangen. 43

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/belasting-internationaal/apa-atr-beleid

44

(16)

op de vraag of er al dan niet sprake is van een vaste inrichting in Nederland van een in het buitenland gevestigde vennootschap.45 Het is niet mogelijk om lagere belastingtarieven af te spreken met de Belastingdienst. Het is slechts mogelijk om zekerheid vooraf te krijgen over bovengenoemde onderwerpen.

Aan zogenoemde dienstverleningslichamen wordt geen zekerheid vooraf verstrekt als het dienstverleningslichaam (i) niet voldoet aan één of meer vereisten op het gebied van reële aanwezigheid (substance) in Nederland (minimum substance-eisen; zie Bijlage 2) en (ii) geen reële risico’s loopt.46

In 2013 heeft Deloitte in de ‘survey into substance, place of business and tax avoidance’ onderzoek gedaan naar de implementatie van de substance-eis in 23 andere landen. Uit dit onderzoek blijkt dat geen van de 23 andere landen een expliciete definitie kent van het begrip substance, en dat elk land dit op zijn eigen manier invult. Zo kijkt Portugal naar het aantal medewerkers bij een bedrijf en bekijkt Ierland of de medewerkers voldoende vaardigheden bezitten om handel te kunnen drijven of bestuursvergaderingen in Ierland te kunnen houden. Uit dit onderzoek concludeert Deloitte dat in Nederland, net zoals in andere (Europese) landen ‘voldoende substance’ als voorwaarde voor de aanspraak op bepaalde fiscale faciliteiten wordt gesteld, zonder dat de exacte voorwaarden concreet zijn ingevuld.47

2.5 Andere niet-fiscale motieven

Niet alleen fiscaal gunstige faciliteiten zorgen ervoor dat een land een aantrekkelijk

vestigingsland is, maar ook andere factoren zijn van belang voor de vestigingskeuze. Baaij et al. hebben de locatiefactoren onderzocht, die door topmanagers het belangrijkste worden gevonden. Vier van de top tien van factoren hadden te maken met het belastingsysteem.48 Daarnaast was ook de aanwezigheid van een hoogopgeleide beroepsbevolking, de kwaliteit van de zorg, politieke stabiliteit, de infrastructuur en de wisselwerking tussen de overheid en de bedrijven van belang. Volgens Baaij et al. staat Nederland op plaats zeven van de Fortune Global 500 vestigingslanden.49

Uit empirische onderzoeken van Flores en Aquilera blijkt dat naast het belastingsysteem voor ondernemingen ook andere factoren een rol spelen, zoals het

45 Besluit van 11 augustus 2004, nr. IFZ2004/125M. 46 Besluit van 11 augustus 2004, nr. IFZ2004/126M. 47

Deloitte (2013). Survey into substance, place of business and tax avoidance.

48 Stabiliteit van het belastingsysteem, tax ruling, de uitbreiding hiervan en de hoogte van effectieve

vennootschapsbelasting.

49

Baaij et al (2009). Wederzijds profijt: De strategische waarde van de top 100 concernhoofdkantoren voor Nederland en van Nederland voor deze top 100.

(17)

loonniveau, de politieke stabiliteit en het culturele verschil met land van oorsprong.50 De SER meldt in haar onderzoek dat lagere belastingtarieven op arbeid meer ondernemingen

aantrekken. Nederland heeft vergeleken met andere landen in de EU een redelijk hoog

toptarief, wat niet aantrekkelijk zal werken, aldus het onderzoek.51 Swedenborg weerkaatst dit argument echter door te stellen dat hoge loonkosten, ook een hoger kennisniveau met zich mee brengt.52

Uit onderzoek van BCG blijkt dat twee factoren van belang zijn voor vestigingskeuze van het hoofdkantoor. Enerzijds speelt de aanwezigheid van soortgelijke bedrijven een rol. Anderzijds spelen ook de wensen van hun (hoogopgeleide) werknemers een rol. Door aantrekkelijke locaties te kiezen hopen bedrijven werknemers te kunnen trekken. Nederland stond (gecorrigeerd naar het aantal inwoners) daardoor in 2008 op de tweede plek wat betreft vestiging voor mondiale hoofdkantoren en op de vijfde plek voor vestiging van Europese hoofdkantoren, aldus het onderzoek.53

2.6 Conclusies

In dit hoofdstuk wordt de deelvraag behandeld: Wat maakt het Nederlandse fiscale klimaat zo aantrekkelijk voor multinationals om zich hier te vestigen?

Nederland heeft enkele fiscaal gunstige faciliteiten in haar (fiscale) wetgeving. Eén daarvan is de deelnemingsvrijstelling. Deze vrijstelling houdt in dat er geen belasting wordt geheven over de voordelen die een in Nederland gevestigd bedrijf ontvangt van haar

kwalificerende dochtermaatschappij (deelneming) in het binnen- of buitenland. Een tweede (dubbele) heffing wordt hiermee voorkomen. In Europa hebben het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland en Ierland een soortgelijke vrijstelling.

Het ontbreken van bronbelasting op renten en royalty’s is een andere fiscaal gunstige faciliteit van Nederland. Uit onderzoek van EY, in opdracht van SEO, blijkt dat Nederland, evenals enkele andere Europese landen, deze faciliteit kent. Op het vlak van dividendbelasting verschilt de Nederlandse regelgeving overigens niet veel van andere Europese landen.

Daarnaast heeft Nederland een redelijk uitgebreid verdragennetwerk. Het IBFD en het SEO veronderstellen dat een land met een uitgebreid belastingverdragennetwerk

aantrekkelijker is voor multinationals om zich daar vestigen, dan een land met een minder

50 Flores en Aquilera (2007). Globalization and Location choice: An Analysis of US Multinationals Firms in

1980 and 2000.

51 SER (2008). Advies duurzame globalisering: een wereld te winnen. Hoofdstuk 3: De Nederlandse beleidsmix

als antwoord op het globaliseringsproces.

52

Swedenborg (1979). The multinational operations of Swedish firms: An Analysis of determinants and effects.

53

(18)

groot verdragennetwerk. Reden hiervan is dat bilaterale belastingverdragen bepalingen bevatten, die multinationals lagere bronbelasting op dividend, rente en royalty’s bieden. Tevens voorkomen belastingverdragen dubbele belasting en vergroot het de fiscale transparantie tussen landen.

Voorts speelt ook de toegankelijkheid en betrouwbaarheid van de Nederlandse Belastingdienst een belangrijke rol voor het vestigingsklimaat in Nederland. Bedrijven kunnen door middel van bindende afspraken met de Belastingdienst zekerheid vooraf verkrijgen over bepaalde fiscale zaken en op die manier interpretatieverschillen achteraf voorkomen. Dit staat bekend als de APA- en ATR-praktijk. Wel moet er bij zo’n verzoek om zekerheid vooraf aan de ‘minimum substance-eisen’ worden voldaan.

Ten slotte spelen ook andere niet-fiscale motieven een rol voor het vestigingsklimaat in Nederland. Uit literatuuronderzoek blijkt dat naast een gunstig belastingsysteem ook het loonniveau, de aanwezigheid van een hoogopgeleide beroepsbevolking, de infrastructuur, politieke stabiliteit en de wisselwerking tussen de overheid en de bedrijven van belang zijn.

Gelet op bovenstaande kan worden gesteld dat het Nederlandse fiscale klimaat aantrekkelijk is voor multinationals en één van de redenen is om zich hier te vestigen.

(19)

3 Gebruik van fiscaal klimaat Nederland in internationale context

3.1 Inleiding

Op 4 mei 2009 heeft de Amerikaanse president Obama tijdens een persconferentie te kennen gegeven dat hij het niet langer tolereert dat Amerikaanse bedrijven hun winsten wegsluizen via buitenlandse belastingparadijzen. Op basis van cijfers uit 2003, stelde Obama vast dat een derde van de buitenlandse winst van de Amerikaanse multinationals in Nederland, Ierland en Bermuda werd behaald. Nederland werd in reactie hierop op een lijst van belastingparadijzen geplaatst, die het Witte Huis naar buiten bracht.54

Toenmalig minister van Financiën Wouter Bos laste direct tezamen met zijn

staatssecretaris Jan Kees de Jager een persconferentie in. Bos vond namelijk dat Nederland onterecht op deze lijst stond en zag dan ook graag dat Nederland zo snel mogelijk weer van die lijst werd gehaald. Na diplomatiek overleg tussen Nederland en de VS werd de passage, waarin stond dat Nederland een belastingparadijs is, geschrapt. In een uitzending van

Zembla’s ‘Nederland belastingparadijs’ uit 2009 zegt hoogleraar belastingrecht Michielse dat president Obama groot gelijk had toen hij Nederland een belastingparadijs noemde.55

Is Nederland nu wel of geen ‘belastingparadijs’? In dit hoofdstuk wordt gekeken naar het gebruik van het Nederlandse fiscale klimaat door multinationals. De sub-vraag die als uitgangspunt wordt genomen, luidt: Hoe wordt in internationale context het Nederlandse fiscale klimaat door multinationals gebruikt om hun belastingdruk te minimaliseren? In paragraaf 3.2 wordt de internationale fiscale planning van multinationals besproken. Daarna, in paragraaf 3.3, wordt een overzicht gegeven van situaties waarbij dubbele belasting kan ontstaan en hoe dit voorkomen kan worden. Daarnaast worden in deze paragraaf voorbeelden gegeven uit de praktijk hoe multinationals ons land (kunnen) gebruiken om hun belastingdruk te minimaliseren. Vervolgens wordt in paragraaf 3.4 gekeken naar de voordelen (opbrengsten) en nadelen (risico’s) van het Nederlandse fiscale klimaat voor Nederland. Tot slot volgt in paragraaf 3.5 de conclusie van de sub-vraag.

54

SOMO (2009). Nederlands belastingstelsel bedreiging voor Amerikaanse schatkist?

55

(20)

3.2 Internationale fiscale planning

Het Nederlandse fiscale systeem en het uitgebreide Nederlandse verdragennetwerk bieden aantrekkelijke mogelijkheden voor multinationals om, via, in de volksmond genoemde, brievenbusmaatschappijen, dubbele belastingheffing te voorkomen en/of hun mondiale belastingdruk te verkleinen (of zelfs te minimaliseren). Dit wordt ook wel internationale fiscale planning genoemd.

Door de (geografische) organisatie van de activiteiten binnen de groep aan te passen, kunnen multinationals hun totale belastingdruk (op groepsniveau) reduceren.

Dit is mogelijk door gebruik te maken van de (i) verschillen in nationale belastingsystemen, (ii) regels ter voorkoming van dubbele belastingheffing, (iii) ruimte die bedrijven in de praktijk hebben om hun winsten te verplaatsen via interne transacties en (iv) verschillen in fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen.56 De Hoge Raad en het Europese Hof van Justitie hebben beslist dat bedrijven hun organisatie op een fiscaal voordelige manier mogen inrichten. Internationale fiscale planning is dan ook toegestaan (mits binnen de regels van de wet wordt gehandeld).57

Zoals hiervoor, onder 2, beschreven speelt het gunstige fiscale vestigingsklimaat een belangrijke rol bij het oprichten van groepsmaatschappijen (waaronder

brievenbusmaatschappijen) in Nederland. Zolang internationaal opererende bedrijven, zoals multinationals, zich aan alle voorwaarden en regels houden, is dit volkomen legaal. Toch worden brievenbusmaatschappijen (en hun rol binnen het betreffende internationale concern) in politieke- en maatschappelijke discussies steeds vaker als negatief of zelfs ongewenst gezien. Er moet echter wel worden gekeken of deze fiscale motieven inderdaad als ongewenst moeten worden beschouwd, oftewel zijn deze fiscale motieven nu echt zo schadelijk (voor Nederland)?

Wanneer een bedrijf haar belastingplicht op allerlei mogelijke manieren probeert te voorkomen en zo de wet overtreedt, is sprake van belastingontduiking. Dit is illegaal.

Eurodad stelt dat belasting voornamelijk wordt ontdoken door trade mispricing. Voorbeelden hiervan zijn het opstellen van onjuiste facturen aan derden (false invoicing) en het hanteren van onjuiste verrekenprijzen binnen de eigen groep (misbruiken van transfer pricing).58 Tussen het witte (fiscale planning) en zwarte (belastingontduiking) gebied, zit nog een grijs

56 SEO Economisch Onderzoek, p. 143.

57 Finnerty et al. (2007). ‘International tax planning’. 58

Eurodad (2011). ‘Exposing the lost billions. How financial transparency by multinationals on a country by country basis can aid development’.

(21)

gebied: belastingontwijking. Belastingontwijking is, in tegenstelling tot belastingontduiking, legaal.59 De OESO stelt echter: “De interactie van nationale belastingstelsels (inclusief regels in overeenstemming met internationale normen om dubbele belastingheffing te verlichten) kan ook leiden tot hiaten, die bedrijven voorzien van kansen om hun belasting te elimineren of aanzienlijk te verminderen, die in strijd zijn met de beleidsdoelstellingen van dergelijke binnenlandse fiscale regels en internationale normen.”60

Zowel het bronland als het land waar de uiteindelijke moeder is gevestigd, kunnen algemene en specifieke antimisbruikbepalingen opnemen, om belastingontwijking tegen te gaan. Hierdoor kunnen handelingen die in strijd zijn met het doel of de strekking van de belastingwet buiten beschouwing worden gelaten. Finnerty et al. stelt dat het voor landen niet gemakkelijk is om een onderscheid te maken tussen belastingontwijking en fiscale planning, laat staan dit juridisch te beoordelen of te bestraffen.61 Vorenstaande kan als volgt worden samengevat:

Landen zijn autonoom in het kiezen van hun nationale belastingstelsel. Zo kan het ene land ervoor kiezen om belasting te heffen bij de betaling van inkomen, terwijl het andere land belasting heft bij de ontvangst van het inkomen. Deze verschillen in nationale

belastingstelsels kunnen bij internationaal opererende bedrijven, zoals multinationals, tot dubbele belasting leiden.62

Zoals hiervoor, onder 2, reeds opgemerkt wordt dubbele belasting als ongewenst beschouwt; het belemmert de internationale handel en het vrije verkeer van goederen en diensten. Om deze dubbele belasting zoveel mogelijk te voorkomen, hebben een groot aantal landen mitigerende bepalingen opgenomen in hun belastingwetgeving en (bilaterale)

belastingverdragen. Deze mitigerende bepalingen komen er doorgaans op neer dat een land haar heffingsrecht (gedeeltelijk) prijsgeeft of (een gedeelte van) de belasting restitueert.63

Internationaal opererende bedrijven zijn vrij zich in meerdere landen te vestigen en hun organisatie zodanig in te richten, dat zij optimaal gebruik kunnen maken van

59 Mr. S.E. Faber, ‘Over brievenbusmaatschappijen, double taxation en double non-taxation’, WFR 2014/114. 60

OECD (2013). ‘Action plan on Base Erosion and Profit Shifting’, p. 5.

61 Finnerty et al. (2007). ‘International tax planning’.

62 R.A. de Boer en M.F. Nouwen. ‘Europees geschut tegen belastingparadijzen en agressieve fiscale planning.

Het vizier staat nog niet op scherp.’ WFR 2013/34.

63

(22)

belastingverdragen ter voorkoming van dubbele belastingheffing. Hierdoor kan echter ook dubbele niet-belasting optreden. In dat geval wordt helemaal geen belasting betaald.

3.3 Belastingontwijking

Zoals hierboven beschreven kunnen de nationale en bilaterale regelingen ter voorkoming van dubbele belasting er ook toe leiden dat helemaal geen (of slechts over een klein gedeelte of tegen een (te) laag tarief) belasting wordt betaald. Dezen ‘mazen’ of ‘hiaten’ in de

regelgeving worden door sommige internationaal opererende bedrijven bewust opgezocht.64 In deze paragraaf wordt gekeken hoe internationaal opererende bedrijven ons land gebruiken om hun totale belastingdruk te verminderen.

Hierna staan de begrippen ‘het voorkomen van dubbele belastingheffing’ en ‘het bereiken van enkelvoudige belastingheffing’ centraal. Het ministerie van Financiën verstaat onder dubbele belastingheffing dat een vennootschap voor hetzelfde inkomen meerdere malen, al dan niet door meerdere landen, wordt belast.65 Onder enkelvoudige

belastingheffing wordt in dit kader verstaan dat een bedrijf weinig tot geen belasting betaald. Wat hierbij weinig is, is uiteindelijk een politiek, subjectief oordeel. Overigens is bij

enkelvoudige belastingheffing wel sprake van belastingheffing, zij het tegen een te laag tarief of over een te lage grondslag. Bij dubbele niet-belasting is in het algeheel geen sprake van belastingheffing.

3.3.1 Het voorkomen van dubbele belastingheffing

Het volgende - fictieve - voorbeeld laat zien hoe een Nederlandse bfi kan worden gebruikt om dubbele belastingheffing bij transacties binnen een

internationale groep te voorkomen. Zie figuur 1 voor de (fictieve) uitgangssituatie. Aangenomen wordt dat er

geen belastingverdrag is tussen Nepal en Canada. De dochtermaatschappij (Dochter) in dit voorbeeld, gevestigd in Canada, moet winstbelasting betalen in Canada (met een fictief tarief van 25%). Wanneer de Dochter de netto winst vervolgens als dividend uitkeert aan de

moedermaatschappij (Moeder) in dit voorbeeld, gevestigd in Nepal, wordt, in beginsel, op het

64

Mr. S.E. Faber, ‘Over brievenbusmaatschappijen, double taxation en double non-taxation’, WFR 2014/114.

65

(23)

niveau van de Dochter bronbelasting ingehouden op het uitgaande dividend. Aldus ontstaat dubbele

belastingheffing (belastingheffing over de winst,

alsmede belastingheffing over de (netto) winstuitkering). Wanneer het ontvangen dividend op het niveau van de Moeder in Nepal eveneens in de belastingheffing

betrokken wordt, ontstaat zelfs driedubbele belastingheffing. De meeste landen proberen deze dubbele belastingheffing via een zogenoemd exemption systeem (belastingvrijstelling

inkomen waarover reeds belasting is betaald), dan wel tax credit systeem (verrekening reeds ingehouden belasting) te voorkomen.66 Een Nederlandse tussenschakel kan het probleem van dubbele belastingheffing verhelpen. In dit voorbeeld wordt aangenomen dat Nederland een belastingverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing heeft gesloten met zowel Canada, als Nepal. De Dochter, gevestigd in Canada, moet nog steeds winstbelasting betalen in Canada over de door haar behaalde winsten. Echter, door toepassing van het

belastingverdrag tussen Nederland en Canada wordt, onder voorwaarden, tegen een verlaagd tarief, bronbelasting geheven over het uitgekeerde dividend in Canada. Door toepassing van de deelnemingsvrijstelling wordt het uitgekeerde dividend vervolgens in Nederland (op het niveau van de Nederlandse tussenschakel; BFI NL) vrijgesteld van belastingheffing. Het ontvangen dividend kan door de BFI NL, bijvoorbeeld, voor investeringen of het verstrekken van (groeps)leningen worden gebruikt. De BFI NL kan er echter ook voor kiezen het

ontvangen dividend uit te keren aan haar Moeder in Nepal. Door toepassing van het

belastingverdrag tussen Nederland en Nepal, kan het dividend, onder voorwaarden, tegen een verlaagd bronbelastingtarief aan de Moeder worden uitgekeerd. Als de winst (het ontvangen dividend) in Nepal vervolgens is vrijgesteld op basis van een exemption systeem of wordt verrekend via een tax credit systeem (of als de winstbelastingtarief in Nepal 0% bedraagt), wordt dubbele belasting zoveel mogelijk voorkomen. Aangezien de door de Dochter behaalde winst in Canada in de belastingheffing wordt betrokken is bovendien sprake van

(enkelvoudige) belastingheffing.67 Nederland wordt in dit voorbeeld derhalve ‘gebruikt’ om –

66 Bij de exemption methode wordt het inkomen uit het buitenland vrijgesteld. Bij het tax credit systeem mag de

buitenlandse belasting afgetrokken worden van de binnenlandse belasting. Een eventueel voordeel via arbitrage gaat hiermee verloren.

67 NB: In dit voorbeeld is er wel van uit gegaan dat het in Nederland ontvangen dividend onder de

deelnemingsvrijstelling valt en dat in de (fictieve) verdragen tussen Nederland en Nepal respectievelijk Canada is bepaald dat het de belasting op uitgaande dividenden, onder voorwaarden, wordt verlaagd (in sommige gevallen zelfs tot 0).

(24)

via de deelnemingsvrijstelling en haar uitgebreide verdragennetwerk – dubbele belastingheffing over hetzelfde object (winst) te voorkomen.

3.3.2 Het bereiken van enkelvoudige belastingheffing Met behulp van het volgende - fictieve - voorbeeld

wordt inzichtelijk gemaakt hoe een Nederlandse bfi kan bijdragen aan/leiden tot enkelvoudige

belastingheffing bij transacties binnen een

internationale groep. Zie Figuur 3 voor de (fictieve) uitgangssituatie. Aangenomen wordt dat er geen

belastingverdrag tussen Bermuda en Ierland is. In dit voorbeeld is de Dochter in Ierland gevestigd en ontplooit zij hier ook reële activiteiten. Haar activiteiten bestaan uit het ontwikkelen, produceren en distribueren van elektronische apparaten. In Ierland geldt een winstbelastingtarief van 2,5%.68 De Dochter wenst de netto winst (oftewel na de heffing van 2,5% winstbelasting) als dividend aan haar Moeder, gevestigd in Bermuda, uit te keren. In Bermuda wordt geen winstbelasting geheven. Aangezien Ierland geen belastingverdrag heeft met Bermuda, moet de Dochter nog wel bronbelasting op het uit te keren dividend in Ierland inhouden en afdragen. Om deze dubbele heffing te voorkomen, wordt een Nederlandse bfi tussengeschoven. In dit voorbeeld wordt er vanuit gegaan dat Nederland zowel met Ierland, als Bermuda een belastingverdrag heeft gesloten. Door tussenkomst van de Nederlandse bfi en de toepasselijke belastingverdragen wordt (i) het bronbelastingtarief gereduceerd (of blijft het inhouden van bronbelasting, onder voorwaarden, zelfs in zijn geheel achterwege), (ii) het ontvangen dividend in Nederland vrijgesteld van belastingheffing door toepassing van de deelnemingsvrijstelling en (iii) geen of tegen een gereduceerd tarief bronbelasting ingehouden op het door de Nederlandse bfi uitgekeerde dividend aan haar Moeder in Bermuda.69 Hoewel het dividend afkomstig is uit een tax haven (slechts 2,5% winstbelasting), is de

deelnemingsvrijstelling op het niveau van de Nederlandse bfi toch van toepassing.70 Immers de Dochter in Ierland ontplooit reële activiteiten.

Kortom: door tussenkomst van de Nederlandse bfi kan de winst, waarover in Ierland slechts 2,5% winstbelasting is betaald, zonder de heffing van de dividendbelasting, dan wel

68 Dit is een fictief tarief van 2,5%. In Ierland geldt normaal een ‘trading’-tarief van 12,5%. 69

NB: In dit voorbeeld is er wel van uit gegaan dat Bermuda geen belastingverdrag heeft met Ierland en dat in de verdragen van Nederland met Ierland en Bermuda staat dat er geen/weinig bronbelasting wordt geheven op uitgekeerd/ontvangen dividend.

70

In deze casus valt het dividend onder de deelnemingsvrijstelling. In de praktijk wordt het dividend sowieso vrijgesteld op basis van de Moeder-Dochter Richtlijn, aangezien Ierland en Nederland allebei EU-lid zijn.

(25)

tegen een gereduceerd tarief worden (door)uitgedeeld aan haar Moeder in Bermuda, waar het dividend vervolgens evenmin in de belastingheffing wordt betrokken. Door tussenkomst van de Nederlandse bfi, meer specifiek door toepassing van de deelnemingsvrijstelling en de door Nederland gesloten belastingverdragen, is aldus sprake van enkelvoudige

belastingheffing (zie Figuur 4).

De situaties zoals hierboven beschreven zijn slechts fictieve voorbeelden van hoe dubbele belasting voorkomen en enkelvoudige belastingheffing bereikt kan worden. In de praktijk gaat dit echter niet zo gemakkelijk. Zoals hiervoor, in paragraaf 2.2.2 besproken, heft Nederland in beginsel 15% op uitgaande dividenden. Dit tarief kan door toepassing van een belastingtarief of onder de deelnemingsvrijstelling worden verlaagd (en in sommige situaties zelfs

gereduceerd worden tot 0).

De (in de media verschenen berichten over de) vaak agressieve fiscale planning van internationaal opererende bedrijven zoals Apple, Starbucks en Google, waardoor veeleer sprake was van enkelvoudige belastingheffing in plaats van voorkoming van dubbele belastingheffing, heeft geleid tot maatschappelijke en politieke discussies over

belastingontwijking. In de volgende sub-paragraaf zal, aan de hand van enkele voorbeelden, worden beschreven hoe multinationals, zoals Starbucks en Google, ons fiscale systeem, onder meer, gebruikt om hun totale belastingdruk te verminderen (of zelfs te minimaliseren). Het ontbreken van bronbelasting op renten en royalty’s komt hierbij ook aan bod.

3.3.3 Base Erosion and Profit Shifting

Met behulp van de voorbeelden opgenomen in de paragraven 3.3.1 en 3.3.2, is geprobeerd inzichtelijk te maken hoe, door tussenkomst van een Nederlandse bfi, dubbele

belastingheffing voorkomen en enkelvoudige belastingheffing bereikt kan worden. In deze sub-paragraaf 3.3.3 speelt het ontbreken van bronbelasting op renten en royalty’s een grote rol. Starbucks en Google worden als voorbeeld genomen.

Zoals hiervoor reeds genoemd zijn multinationals vrij om hun organisatie zodanig in te richten en aan te passen, dat dubbele belastingheffing wordt voorkomen. Door efficiënt van internationale fiscale planning gebruik te maken, kunnen multinationals het belastbare bedrag

(26)

uithollen (base erosion). Dit laatste gebeurt voornamelijk in landen waar een hoog

belastingtarief geldt.71 In Figuur 5 is het volgende aan de hand. Starbucks Ltd. exploiteert in het VK 100 winkels. Zij heeft in 2012 een winst van € 100 miljoen behaald.72 In het VK geldt er een

belastingtarief van 23%.73 Met de opbrengst van de intra-groep leningen die door Starbucks Financial (gevestigd in de Kaaimaneilanden), via Starbucks

B.V. (gevestigd in Nederland), aan Starbucks Ltd. zijn verstrekt, kan Starbucks Ltd., haar winkels in het VK uitbreiden of renoveren. Op deze intra-groep lening betaalt Starbucks Ltd. rente, die zij kan aftrekken van haar belastbare winst. Hierdoor wordt het belastbaar bedrag van Starbucks Ltd. in het VK verminderd en aldus wordt er minder belasting betaald in het VK. De rente wordt vervolgens via Starbucks B.V., zonder inhouding van bronbelasting (zie paragraaf 2.2.2), betaald aan Starbucks Financial. Over de ontvangen rente wordt op de Kaaimaneilanden geen winstbelasting geheven. Keert Starbucks Financial op haar beurt dividend uit aan haar Moeder in de VS (Starbucks Holding), wordt het dividend in de belastingheffing in de VS betrokken. In de praktijk blijven de rente-inkomsten doorgaans op de bankrekeningen in de buitenlandse belastingparadijzen staan, voor bijvoorbeeld

investeringen en leningen, zodat belastingheffing (tijdelijk) wordt uitgesteld.

Multinationals kunnen hun belastingheffing aldus ontwijken door hun winsten te verplaatsen naar landen met een aantrekkelijk winstbelastingtarief (profit shifting) door, bijvoorbeeld, een deel van hun activiteiten te verplaatsen naar dat betreffende land. Het Europese hoofdkantoor van Apple en Google zijn bijvoorbeeld in Ierland gevestigd, waar een winstbelastingtarief van 12,5% geldt.

Een tweede manier voor multinationals om winsten te verplaatsen is door middel van aan- en verkopen van goederen en diensten binnen de groep. Deze transacties vinden in dat geval vaak plaats tegen gunstige voorwaarden (te lage prijs), waarbij de producten worden verkocht aan een groepsmaatschappij gevestigd in een land met een aantrekkelijk fiscaal regime. Hier kan echter niet oneindig mee ‘gesjoemeld’ worden, aangezien de voorwaarden van deze transacties tussen verbonden lichamen (binnen concern) op basis van het ‘arm’s

71 OECD (2013). ‘Action plan on Base Erosion and Profit Shifting’. 72 Deze cijfers zijn gekozen om het voorbeeld te versimpelen. 73

(27)

length’-beginsel zakelijk moeten zijn. Oftewel: voldaan moet worden aan de ‘transfer pricing’ regels.74

Een derde manier voor multinationals om belasting te ontwijken is om hun

merkrechten te verplaatsen naar een aantrekkelijk fiscaal vestigingsland. Nederland is een populair vestigingsland gebleken voor merkenrechten. Meerdere multinationals, maar ook artiesten, zoals de Rolling Stones, hebben hun merkrechten in Nederlandse

groepsmaatschappijen ondergebracht. De achterliggende reden hiervan is dat ons land geen belasting heft op inkomende en uitgaande royalty’s (zie paragraaf 2.2.2 hiervoor). Aangezien het voor licenties, in tegenstelling tot leningen en andere intra-groep leningen, veel moeilijker is om marktprijzen te bepalen (merkrechten zijn immers geen uniform product en er is

evenmin een markt voor), hebben multinationals hierbij minder last van ‘transfer pricing’ regels. De royaltyvergoeding voor het mogen exploiteren van het merkrecht moet per geval worden beoordeeld. Voor de multinationals is dit erg interessant, aangezien er aldus veel ruimte is voor optimalisatie van hun internationale belastingplanning. De vraag is echter of dit moreel ook gerechtvaardigd is. Een voorbeeld van Google illustreert dit.75

Google maakt gebruik van de zogenoemde ‘Double Irish Dutch Sandwich’. Dit is een royalty-structuur met gebruikmaking van een bfi in Nederland. Deze fiscale structuur werkt

74 Op grond van artikel 8b Wet Vpb (dat een uitwerking is van artikel 9 OESO-modelverdrag en de OESO

Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations) dienen tussen

groepsmaatschappijen voorwaarden overeengekomen te worden die niet afwijken van voorwaarden die in het economisch verkeer door onafhankelijke partijen zouden zijn overeenkomen. Dit wordt ook wel het ‘arm’s length’-beginsel genoemd.

75

(28)

als volgt: Google, gevestigd in Amerika, richt een dochtermaatschappij in Ierland op, welke dochtermaatschappij wordt aangestuurd vanuit Bermuda. De Ierse dochtermaatschappij (Ierse Dochter 1) beheert de merkrechten in Europa voor Google. Door een gat in de Ierse

wetgeving wordt de Ierse dochtermaatschappij die vanuit Bermuda wordt aangestuurd door de Ierse belastingdienst beschouwd als een niet-Iers bedrijf. Dit heeft tot gevolg dat de

dochtermaatschappij niet in Ierland noch ergens anders wordt belast (dubbele niet-belasting). De Ierse Dochter 1 richt vervolgens een dochtermaatschappij op in Ierland (Ierse Dochter 2) De Ierse Dochter 1 en de Ierse Dochter 2 gaan een licentieovereenkomst met elkaar aan, waaronder de Ierse Dochter 2 het recht verkrijgt de merken van de Ierse Dochter 1 te

gebruiken tegen betaling van een licentievergoeding (royalty). Deze royalty’s zijn aftrekbare kosten op het niveau van de Ierse dochter 2. De (kleine) winst die overblijft op het niveau van de Ierse Dochter 2 wordt in de Ierse belastingheffing betrokken tegen 12,5%, terwijl de overige inkomsten belastingvrij naar Bermuda zijn uitgekeerd waar een tarief geldt van 0%.

Echter, op de uitkeringen vanuit Ierland naar Bermuda wordt bronbelasting ingehouden. Nederland kent, zoals hiervoor reeds aangegeven, geen bronbelasting op royalty’s. Google schuift om die reden een Nederlandse bfi tussen de Ierse Dochter 1 (die vanuit Bermuda wordt aangestuurd) en de Ierse Dochter 2 (die feitelijk in Ierland is gevestigd). Zo gaat de royaltystroom (belastingvrij) van Ierland naar Nederland en

(belastingvrij) van Nederland weer terug naar Ierland, oftewel: een ‘double Irish with a Dutch sandwich’. Wanneer de Ierse Dochter 1 in Bermuda besluit om de royaltyinkomsten uit te keren aan het moederbedrijf in de VS, volgt (een hoge) belastingheffing. Google probeert dit te voorkomen en geeft ook expliciet in haar jaarrekening aan dat zij de opgebouwde winsten niet naar Amerika wil laten stromen. Zij houdt deze inkomsten aan op rekeningen voor (eventuele) investeringen en te verstrekken leningen.76 In dit voorbeeld wordt Nederland gebruikt vanwege de afwezigheid van bronbelasting op royalty’s.

3.4 Opbrengsten en risico’s voor Nederland

Multinationals gebruiken aldus mede het Nederlandse fiscale klimaat om hun totale

belastingdruk te verminderen. Dit brengt ook voordelen (opbrengsten) en nadelen (risico’s) met zich mee voor Nederland. Zo stelde het SEO dat bfi’s naar ruwe schatting zo’n € 3 tot € 3,4 miljard aan opbrengsten genereren voor de Nederlandse economie (in de vorm van betaalde belasting, loonkosten en zakelijke dienstverlening die door deze bfi’s wordt

76

(29)

ingekocht). Dit leverde ongeveer (direct en indirect) 8.800 tot 13.000 fte aan arbeidsplaatsen op, aldus het onderzoek.77

Volgens het SEO-onderzoek zijn de opbrengsten voor Nederland echter veel groter dan de hierboven genoemde bedragen. Het SEO baseert dit standpunt op basis van de

zogenoemde ‘kraamkamergedachte’. Het vestigen van een bfi in Nederland zou op basis van deze gedachte als voorportaal dienen voor verdere (Europese) groei. Uit cijfers van

Amsterdam In Business blijkt dat bedrijven zoals Adidas, Tommy Hilfiger en Cisco System om die reden hier hun (Europese) hoofdkantoor hebben gevestigd.78

Baaij et al. kwam tot de conclusie dat de aanwezigheid van concernhoofdkantoren in ons land direct 29.000 fte (met een totale salarisstroom van € 4,5 miljard) met zich mee bracht. Daarnaast zorgt de aanwezigheid van deze concernhoofdkantoren tot 62.000 fte aan indirecte werkgelegenheid. Deze hoofdkantoren zouden daarnaast zorgen voor forse

investeringen in, bijvoorbeeld, onderwijs, sport, cultuur en trainingen van werknemers, aldus het onderzoek.79

KPMG stelt dat de 100 grootste bedrijven voor circa 478.000 fte zorgen, met € 22,8 miljard aan salarissen.80 Hier zitten dus ook buitenlandse multinationals bij, die mede van ons fiscale stelsel gebruik maken. BCG heeft alleen gekeken naar de buitenlandse multinationals die met hun mondiale of Europese hoofdkantoor in Nederland zijn gevestigd. Dit

adviesbureau kwam tot de conclusie dat de buitenlandse multinationals met hun mondiale of Europese hoofdkantoren 150.000 banen creëerden.81

Tegenover bovengenoemde opbrengsten staan ook risico’s die het Nederlandse fiscale klimaat met zich meebrengt. Het SEO-onderzoek stelt dat het aantal bfi’s, dat in Nederland is gevestigd om enkelvoudige belastingheffing of dubbele niet-belasting te bereiken, redelijk beperkt is.82 Desalniettemin biedt ons fiscaal stelsel wel mogelijkheden voor multinationals om mee te doen aan de zogenoemde ‘race to the bottem’. Multinationals betalen hierdoor geen redelijke ‘fair share’ en ontwikkelingslanden zouden hier mede de dupe van zijn. Volgens het Oxfam Novib-rapport lopen ontwikkelingslanden zo’n € 460 miljoen aan belastinginkomsten mis door tussenkomst van Nederlandse bfi’s. Wereldwijd zouden de verliezen voor ontwikkelingslanden oplopen tot tenminste € 5,4 miljard per jaar. Het SEO

77 SEO Economisch Onderzoek, p. 105.

78 Amsterdam in Business (2013). Jaarverslag 2012. 79

Baaij et al (2009). Wederzijds profijt: De strategische waarde van de top 100 concernhoofdkantoren voor Nederland en van Nederland voor deze top 100.

80 KPMG (2012). Outlook vestigingsklimaat. 81

Boston Consulting Group (2008). Hoofdkantoren een hoofdzaak; perspectieven voor 2008.

82

(30)

kwam in haar onderzoek echter op een (substantieel lager) bedrag van € 145 miljoen uit in 2011. Zij stelt (terecht) dat ontwikkelingslanden ook baat hebben bij belastingverdragen. Fuest et al stelt dat het een paradox is dat de ontwikkelde landen wel aan ontwikkelingshulp doen, maar dat zij diezelfde ontwikkelingslanden deels beperken via gesloten

belastingverdragen.83

3.5 Conclusies

In dit hoofdstuk wordt de deelvraag behandeld: Hoe wordt in internationale context het Nederlandse fiscale klimaat door multinationals gebruikt om hun belastingdruk te minimaliseren?

Het Nederlandse fiscale klimaat biedt multinationals (aantrekkelijke) fiscale mogelijkheden. Zo kan door toepassing van de deelnemingsvrijstelling en ons uitgebreide verdragennetwerk dubbele belasting worden voorkomen en soms zelfs enkelvoudige belasting of dubbele niet-belasting worden bereikt. Daarnaast kunnen multinationals, door het creëren van rente- en royaltystromen hun belastbare bedrag minimaliseren (base erosion) en de winsten, door het ontbreken van bronbelasting op renten en royalty’s in Nederland, op een fiscaal gunstige wijze verplaatsen naar aantrekkelijke belastingparadijzen (profit shifting).

Multinationals gebruiken ons fiscale systeem derhalve mede om hun totale

belastingdruk te verminderen. Dit brengt opbrengsten voor Nederland met zich mee, in de vorm van investeringen en werkgelegenheid. Daartegenover staan ook de nadelen van de tussenkomst van Nederland. Een van de nadelen die in de rapporten van het SEO en Oxfam Novib worden genoemd, is dat ontwikkelingslanden belastinginkomsten mislopen.

83

Fuest et al (2009). ‘Tax evasion, tax avoidance and tax expenditures in developing countries: A review of the literature’, p. 1.

(31)

4 Nederlandse aanpak voor belastingontwijking tot 1 januari 2014

4.1 Inleiding

Een fiscaal gunstig vestigingsklimaat is voor landen van cruciaal belang in de

concurrentiestrijd om de vestiging van multinationals. Dit zorgt namelijk voor investeringen en werkgelegenheid in het desbetreffende land. Daarnaast is het ook belangrijk voor de inkomsten van het land in de vorm van belastinginkomsten, zoals vennootschapsbelasting en bronbelasting op dividenden, renten en royalty’s. De schaduwzijde hiervan is echter dat multinationals gebruik kunnen maken van verschillende nationale fiscale stelsels, waardoor zij, onder meer, hun (effectieve) belastingdruk kunnen beïnvloeden. Zeker na hoorzittingen van de Committee of Public Accounts in het Britse Lagerhuis in november 2012 is een wereldwijde politieke en maatschappelijke discussie over belastingontwijking door

multinationals ontstaan. Tijdens deze hoorzitting is naar voren gekomen dat multinationals zoals Starbucks, Google en Amazon mega-winsten behalen en nauwelijks belasting betalen.84

In het mondiale belastingvraagstuk speelt de aanpak voor deze belastingontwijking door de multinationals een belangrijke rol. Aangezien er momenteel met name binnen de OESO en de EU internationaal samen wordt gewerkt tot een aanpak van dit probleem, wordt er in dit hoofdstuk alleen gekeken naar de rol van Nederland hierin. Welke acties heeft

Nederland ondernomen en heeft dit ook daadwerkelijk een effect gehad? De sub-vraag die als uitgangspunt wordt genomen, luidt: Welke maatregelen heeft Nederland tot 1 januari 2014 genomen om belastingontwijking door multinationals aan te pakken en hebben deze

maatregelen haar gewenste effect gesorteerd? In paragraaf 4.2 wordt het Nederlandse beleid op dit vlak beschreven. Er worden een aantal (eenzijdige) maatregelen genoemd en er wordt gekeken of deze maatregelen het probleem van belastingontwijking zal kunnen verminderen. In paragraaf 4.2.1 wordt het substance besluit per 1 januari 2014 nader toegelicht. In

paragraaf 4.2.2 wordt de APA-/ATR-praktijk besproken en in paragraaf 4.2.3 komt de actualisering van de belastingverdragen gesloten met de ontwikkelingslanden aan bod. Tot slot volgt in paragraaf 4.3 de conclusie van de sub-vraag.

84

House of Commons, Committee of Public Accounts, HM Revenue & Customs: Annual Report and Accounts 2011-12, Nineteenth Report of Session 2012-13, HC 716

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ingegaan wordt op de achtergrond en totstandkoming(sgeschiedenis) van het Verdrag (deel I); de wijze waarop het Verdrag in Nederland wordt toegepast (deel II); de toepassing van

The third part of this research contains just one chapter that deals with the same central question of this research – whether the application of the Child

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Namelijk indien wordt aangetoond dat: de ouder die het verzoek tot teruggeleiding doet het gezag niet daadwerkelijk uitoefende, toestemming voor achterhouding of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Bij toepassing van verdragen die een bepaling bevatten die gelijk luidt aan artikel 12 van het VN-model 2011 is het gecompliceerd, maar van groot belang voor de heffingsverdeling

In de eerste twee bijdragen gaan Cyrille Fijnaut en Jan Wouters in op de crises waarmee de Europese Unie momenteel wordt geconfronteerd en op

ling geldt thans onder voorwaarden voor dividenduitkerin- gen door een Nederlandse dochtermaatschappij aan een buitenlandse moedermaatschappij die is gevestigd in een land