• No results found

Welke maatregelen heeft Nederland tot 1 januari 2014 genomen om belastingontwijking door multinationals aan te pakken en hebben deze

5 Conclusies en aanbevelingen

5.2.3 Welke maatregelen heeft Nederland tot 1 januari 2014 genomen om belastingontwijking door multinationals aan te pakken en hebben deze

maatregelen haar gewenste effect gesorteerd?

Het uitgangspunt van het kabinet blijft dat Nederland een aantrekkelijk fiscaal klimaat moet behouden voor investeringen. Het economisch belang van de (niet-bancaire) financiële sector wordt uitdrukkelijk erkend door de regering en daarom moet er niet getornd worden aan de “hoofdstructuur van het financiële stelsel” (met haar deelnemingsvrijstelling,

verdragennetwerk en ruling beleid). Niettemin heeft het kabinet ook begrip voor de kritiek op de huidige praktijk. Aangezien het kabinet wel vindt dat eventuele oplossingen bindend moeten zijn voor alle staten, geeft het daarom voorkeur aan multilaterale maatregelen. Toch kondigt het kabinet een aantal eenzijdige maatregelen aan tegen het onbedoeld gebruik van verdragen in combinatie met de Nederlandse regelgeving.

Het substance besluit per 1 januari 2014 is daar één van. Hierover mag geconcludeerd worden dat er met dit besluit niet al te veel veranderd is. De zogenaamde substance-eisen zijn slechts voor meer lichamen gaan gelden. Daarnaast zijn de regels rond de substance-eisen aangescherpt en volgt er een eventuele boete als er sprake is van opzet bij het niet (tijdig) of volledig nakomen van de inlichtingenplicht van de substance-eisen bij de Belastingdienst. De substance-eisen bevatten echter nog te veel onduidelijkheden. Hierover moet in de toekomst nog meer helderheid over verschaft worden. Een goede ontwikkeling in de strijd tegen belastingontwijking is echter wel dat Nederland haar verdragspartners spontaan zal

informeren wanneer een bedrijf achteraf niet blijkt te voldoen aan de substance-eisen. Dankzij deze verbeterde informatie-uitwisseling met het bronland kan dit land het bedrijf dan alsnog verdragsvoordelen ontzeggen. Hierdoor heeft deze maatregel wel deels haar doel bereikt, maar bevat het helaas nog te veel onduidelijkheden.

Als tweede zijn de regels met betrekking tot de APA-/ATR-praktijk aangescherpt. De substance-eisen gaan namelijk ook gelden voor buitenlandse lichamen die niet uitdrukkelijk om een ruling vragen. Daarnaast zal er meer grensoverschrijdende informatie-uitwisseling plaatsvinden met betrekking tot vennootschappen die een APA hebben afgesloten, maar zonder verdere band met Nederland beschikken. Bovendien is nu ook een band met Nederland vereist voor concerns wanneer zij een rulingverzoek indienen. Het is naar mijn mening een goed punt dat de APA-/ATR-praktijk is aangescherpt en dat er meer

grensoverschrijdende informatie-uitwisseling zal plaatsvinden. Voornamelijk het gegeven dat een dienstverleningslichaam een nexus met Nederland moet hebben is een goede maatregel,

want hierdoor wordt het voor ‘brievenbusmaatschappijen’ bemoeilijkt om onbedoeld gebruik te maken van ons fiscale klimaat. Een kritische noot is echter wel dat niet zeker is hoe

Nederland hier echt in staat, omdat haar rulingpraktijk nog redelijk onbekend is.

Desalniettemin ben ik van mening dat deze maatregel wel een stap in de goede richting is in de strijd tegen belastingontwijking.

Tot slot worden de belastingverdragen gesloten met ontwikkelingslanden

geactualiseerd door hier antimisbruikbepalingen in op te nemen. Deze verdragen zijn namelijk verouderd, waardoor het risico van onbedoeld gebruik hiervan ook wat groter is. Daarnaast gaat Nederland de belastingdiensten van de ontwikkelingslanden technisch ondersteunen, zodat zij zelf meer belasting kunnen innen, onnodige vrijstellingen van belastingen terug kunnen brengen en belastingontduiking en –ontwijking tegen kunnen gaan. Dit is een goed initiatief in de strijd tegen belastingontwijking, al moet er dan wel gehoopt worden dat de andere landen het Nederlandse voorbeeld gaan volgen.

5.3 Conclusie

In de inleiding heb ik gesteld dat multinationals hun belastbare winsten kunnen afzonderen van de jurisdicties waarin deze winsten worden behaald door gebruik te maken van

verschillende nationale fiscale stelsels. Het gevolg hiervan is dat de multinationals geen ‘fair share’ betalen. Hierdoor is een wereldwijde politieke en maatschappelijke discussie ontstaan, want de landen lopen (hoge) belastinginkomsten mis. Met name ontwikkelingslanden zijn hier de dupe van. Internationaal is hierdoor een breed draagvlak ontstaan om deze gebreken in het internationale systeem te repareren en de regels aan te scherpen. Nederland speelt hier een grote rol in. Met het voorgaande in het achterhoofd is door mij de volgende centrale vraag opgesteld:

In hoeverre is het gewenst dat Nederland actie(s) onderneemt om belastingontwijking door multinationals tegen te gaan?

Om deze vraag te beantwoorden is allereerst gekeken naar het Nederlandse fiscale klimaat. Er is gebleken dat Nederland mede dankzij de deelnemingsvrijstelling, het ontbreken van

bronbelasting op renten en royalty’s en het uitgebreide verdragennetwerk een aantrekkelijk vestigingsklimaat heeft voor multinationals om zich hier te vestigen. De positieve kant hiervan is dat dit zo’n € 3 tot € 3,4 miljard voor de Nederlandse economie met zich mee

brengt. Daarnaast brengt het werkgelegenheid en investeringen met zich mee. De keerzijde hiervan is echter dat ons aantrekkelijke fiscale klimaat de multinationals mogelijkheden biedt om, via brievenbusmaatschappijen, hun mondiale belastingdruk te verkleinen of zelfs te minimaliseren.

Het is naar mijn mening geen oplossing om ons fiscale stelsel eenzijdig aan te scherpen, zodat ons vestigingsklimaat minder aantrekkelijk wordt voor multinationals. Niet alleen brengt dit (ernstige) schade voor de Nederlandse economie met zich mee, maar dit zou namelijk ook eerder tot gevolg hebben dat de doorstroom verschuift naar andere landen dan dat hij wordt beëindigd. Daarnaast is het gebruik van Nederlandse schakelvennootschappen slechts één van de vele mogelijkheden voor multinationals om hun belastingdruk te

verminderen. Daardoor is het gebruik van ons fiscale klimaat door de multinationals niet bijzonder in het internationale belastingdilemma, laat staan uniek.

Desalniettemin ben ik een voorstander om (toch) eenzijdige maatregelen te treffen om oneigenlijk gebruik van ons fiscale stelsel te kunnen bestrijden, zonder ons aantrekkelijke investeringsklimaat te verstoren. De reeds genomen (eenzijdige) maatregelen vind ik een stap in de goede richting in de strijd tegen belastingontwijking, al moet met name bij het substance besluit de eisen nog worden verduidelijkt. Daarnaast vind ik dat de Nederlandse regering met de buitenlandse overheden in gesprek moet gaan, om te vragen of zij ook hun

belastingverdragen gesloten met ontwikkelingslanden zullen gaan actualiseren.

Concluderend ben ik het met het standpunt van het kabinet eens dat er multilaterale belastingverdragen moeten komen en dat de (mogelijke) oplossingen steeds bindend moeten zijn voor alle staten, zodat een gelijk speelveld tussen staten en tussen ondernemingen wordt gewaarborgd. Daarom kijk ik reikhalzend uit naar de uitkomsten van het OESO-actieplan en het actieplan van de Europese Commissie. Met name de uitkomsten van het OESO-actieplan zal van grote invloed zijn in de strijd tegen belastingontwijking, omdat dat een groot

draagvlak zal hebben.

5.4 Aanbevelingen

Uit de conclusie is naar voren gekomen dat er naar internationale oplossingen moet worden gezocht. De actieplannen van de OESO en de Europese Commissie zullen een grote impuls geven aan de verdere ontwikkeling tegen belastingontwijking. De initiatieven die momenteel ontwikkelt worden, zijn echter erg ambitieus en aangezien elk land haar eigen autonomie wilt behouden, zal het erg moeilijk worden om de plannen daadwerkelijk uit te voeren. Vandaar

dat het mijn aanbeveling is om direct concrete actie te ondernemen op het terrein dat het makkelijkst te implementeren is. Een voorbeeld hiervan is het (voorgenomen) besluit om meer transparantie te krijgen door middel van country-by-country reporting. Naar mijn mening een goed voorstel omdat het vaak nog onduidelijk is waar de multinationals daadwerkelijk hun winsten behalen, laat staan hun belasting betalen. Het enige nadelige hiervan is echter wel dat het dan gaat om de commerciële jaarrekening en die kan vaak erg verschillen van de fiscale.