• No results found

Integritisme in de Praktijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Integritisme in de Praktijk"

Copied!
73
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Integritisme in de praktijk

Een verkenning van ontstaansfactoren van integritisme

Afstudeerscriptie

Naam: dhr. M. Schoonebeek BPM

Studentnummer: s1315358

Opleiding: Management van de Publieke Sector

Instituut: Universiteit Leiden

Capstone: Integriteit en Corruptie

Eerste lezer: dhr. dr. A.D.N. Kerkhoff

Tweede lezer: dhr. prof. dr. Z. van der Wal

Datum: 24 januari 2019

(2)
(3)

3

Voorwoord en dankwoord

Hier ligt het sluitstuk van mijn masteropleiding Management van de Publieke Sector aan de Universiteit Leiden. Na vele weekenden en avonden op de universiteit doorwerken, mag het eindresultaat er wezen. Ik wil vooral mijn begeleiders Toon Kerkhoff en Zeger van der Wal bedanken voor het vele kritische meelezen en –denken en voor de kans het stuk nog op tijd te mogen aanpassen. Zonder u was het zeker niet gelukt! Ook wil ik mijn vrienden en familie bedanken voor hun steun en geduld. Het vele ‘nee ik kan niet, ik moet aan mijn scriptie werken’ heeft zijn vruchten afgeworpen. Dank jullie wel hiervoor! Eveneens veel dank aan mijn collega’s! Door mijn afwezigheid in de laatste fase van het schrijven, is er best wat vertraging opgelopen. Heel veel dank voor jullie flexibiliteit en begrip. Als laatste een speciale vermelding voor Paul uit Canada, die geholpen heeft met de juiste formulering van de Engelstalige casusbeschrijvingen die naast deze scriptie zijn ontwikkeld. Heel veel dank! Dan rest mij alleen nog de lezer van het stuk veel plezier te wensen! Hopelijk vindt u het stuk net zo interessant als ik dit hele traject vond.

Mick Schoonebeek

(4)

4

Inhoudsopgave

Voorwoord en dankwoord ... 3 Hoofdstuk 1 Inleiding ... 6 1.1. Aanleiding ... 6 1.2. Vraagstelling ... 7 1.3. Doelstelling en relevantie ... 8 1.3.1. Doelstelling ... 8 1.3.2. Relevantie ... 8

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader ... 10

2.1. Definities ... 11

2.2. Mogelijke oorzaken van integritisme ... 13

2.3. Wetenschappelijke verwachting ... 16

Hoofdstuk 3 Design, methode en operationalisatie ... 19

3.1. Design ... 19

3.2. Methode ... 20

3.3. Casussen ... 21

3.4. Operationalisatie ... 22

Hoofdstuk 4 Pechtolds Penthouse ... 28

4.1. De Casusbeschrijving ... 28

4.2. Casusanalyse Pechtolds Penthouse ... 32

4.2.1. Geen goede kennis van het begrip ‘integriteit’ ... 32

4.2.2. Politiek gewin en/of opportunisme ... 34

4.2.3. Persoonlijke kenmerken ... 34 4.2.4. Economisch gewin ... 35 4.2.5. Sociale constructies ... 35 4.2.6. Maatschappelijk-culturele verschillen ... 36 4.2.7. Historisch perspectief ... 37 4.2.8. Vergrote aandacht ... 37 Hoofdstuk 5 De V&J-printer ... 39 5.1. De casus ... 39

(5)

5

5.2.1. Geen goede kennis van het begrip ‘integriteit’ ... 41

5.2.2. Politiek gewin en/of opportunisme ... 42

5.2.3. Persoonlijke kenmerken ... 42 5.2.4. Economisch gewin ... 43 5.2.5. Sociale constructies ... 43 5.2.6. Maatschappelijk-culturele verschillen ... 44 5.2.7. Historisch perspectief ... 44 5.2.8. Vergrote aandacht ... 46

Hoofdstuk 6 De nevenfuncties van Anne-Wil Duthler ... 47

6.1. De Casus ... 47

6.2 Casusanalyse de nevenfuncties van Anne-Wil Duthler ... 48

6.2.1. Geen goede kennis van het begrip ‘integriteit’ ... 48

6.2.2. Politiek gewin en/of opportunisme ... 50

6.2.3. Persoonlijke kenmerken ... 50 6.2.4. Economisch gewin ... 51 6.2.5. Sociale constructies ... 51 6.2.6. Maatschappelijk-culturele verschillen ... 51 6.2.7. Historisch perspectief ... 52 6.2.8. Vergrote aandacht ... 53 Hoofdstuk 7 Vergelijkingen ... 55

7.1. Geen goede kennis van het begrip ‘integriteit’ ... 55

7.2. De 'zwartmakers' ... 56

7.3. Sociaal-culturele verschillen en ongelijkheden ... 57

7.4. Attentiefactoren ... 59

Hoofdstuk 8 Conclusie en discussie ... 61

8.1. Conclusie ... 61

8.2. Discussie ... 65

8.3. Overzicht aanbevelingen vervolgonderzoek... 66

Bibliografie ... 68

Literatuur en artikelen ... 68

(6)

6

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1. Aanleiding

Iedereen maakt fouten. Maar wanneer iemand een fout maakt in het openbaar bestuur wordt al snel bestempeld als een integriteitsschending. Dit is echter niet altijd terecht. Veel mensen denken bij integriteitschendingen aan corruptie, fraude, omkoping, belangenverstrengeling of vriendjespolitiek. Ondanks dat dit soort duidelijke integriteitsschendingen zeker voorkomen in Nederland, kan er ook sprake zijn van een vergissing, een verkeerde inschatting of incompetentie. In dat geval is er niet automatisch sprake van een integriteitsschending. Een schending wordt een integriteitsschending, zodra iemand de geldende moraal overtreedt (Huberts, 2015, p.14). Maar een actor is zich hier niet altijd van bewust en bovendien is de 'geldende moraal' niet statistisch of unaniem vast te stellen. Wanneer een actor dan alsnog, zonder een juiste onderbouwing, wordt beschuldigd van niet-integer handelen, kan er sprake zijn van integritisme (Huberts, 2018 p.10).

Integritisme is het fenomeen wanneer het begrip 'integriteit' te breed wordt opgetrokken en zaken ten onrechte tot integriteitskwesties worden gerekend (Huberts, 2015 p. 14). Het begrip integritisme is nauw verbonden met de begrippen 'integriteit' en 'integriteitsschending'. Integriteit is de overeenkomstigheid met relevante morele waarden en normen en de daarmee samenhangende (spel)regels (Huberts, 2005, p. 19).

De aandacht voor integriteit in de maatschappij neemt steeds meer toe. Dit blijkt onder andere uit de groei van het aantal integriteitsregels en -codes bij bedrijven en overheden en uit de toegenomen media-aandacht voor integriteitsschendingen (De Graaf & Huberts, 2011, p. 478). De media publiceren regelmatig over schendingen bij politieke partijen, politici en ambtenaren (Politieke Integriteits-index, Vrij Nederland, 2016). Deze toegenomen aandacht is logisch, want een integriteitsschending is onwenselijk in de maatschappij. Maar volgens Leo Huberts hebben de media te weinig aandacht voor het begrip 'integritisme', terwijl de media wel een grote rol kunnen spelen in het ontstaan ervan (Huberts 2018, p.10). Aan de ene kant komt dat doordat 'integriteit' een ambigu begrip is, wat continu in beweging is en per persoon en per casus kan verschillen. Wat de één een integriteitsschending vindt, kan de ander afdoen als een menselijke vergissing. Dit zorgt ervoor dat het moeilijk is om één lijn te hanteren in bijvoorbeeld de media.

(7)

7 Aan de andere kant kunnen mensen iemand beschuldigen van een integriteitsschending (al dan niet bewust) om andere overwegingen, bijvoorbeeld door het begrip 'integriteit' niet goed te begrijpen of voor politiek gewin (Huberts 2018, p.10). Deze onderliggende redenen zijn niet altijd helder en moeilijk te nuanceren in bijvoorbeeld het publieke debat. Volgens Huberts is integritisme wellicht nog wel een groter probleem dan een opzichzelfstaande integriteitsschending (Huberts, 2015, p. 15).

1.2. Vraagstelling

Toch is er nog maar weinig over integritisme bekend. In Nederland is er voor het eerst wetenschappelijke aandacht aan integritisme besteedt in de oratie van Huberts (Huberts, 2005, P. 15). Huberts beschrijft wat integritisme inhoudt en waarom het een probleem is. Pas in 2018 gaat hij heel summier in op de vraag hoe integritisme ontstaat. Dit doet hij door twee vermoedens te beschrijven, maar hij gaat er vervolgens niet verder op in en geeft geen praktijkvoorbeelden van wanneer er sprake is van integritisme (Huberts, 2018, P. 10). Vanuit dit kennistekort is de volgende vraag geformuleerd:

Wat zijn mogelijke factoren die meespelen in het ontstaan van integritisme?

Dit is een verklarende vraagstelling. Het verklaart welke factoren kunnen bijdragen aan het ontstaan van integritisme. Dit onderzoek probeert niet aan te tonen dat integritisme bestaat of dat het aanwezig is in een bepaalde casus. Hier gaat het onderzoek in de basis vanuit. Het bestaan van integritisme is het startpunt. Eerst wordt er per casus beargumenteerd waarom er sprake is van integritisme om vervolgens de aanwezige factoren te onderzoeken. Het vaststellen van integritisme gebeurt door te onderbouwen dat er in de casus een onterechte beschuldiging is van niet-integer handelen heeft plaatsgevonden. Hier zal later in de hoofdstukken 2 en 3 verder op worden ingegaan.

(8)

8

1.3. Doelstelling en relevantie

1.3.1. Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is om te komen met ontstaansfactoren van integritisme. Aan de basis van integritisme liggen [beschuldigingen van] integriteitsschendingen (Huberts, 2005, p. 17). Het doel van dit onderzoek is het aanvullen van kennis over het ontstaan van het fenomeen integritisme. Hiervoor is gekozen omdat integritisme een relatief nieuw begrip is en omdat er ook nog maar weinig onderzoek naar gedaan is. Door te verklaren welke factoren kunnen leiden tot integritisme kan het onderzoek bijdragen aan een betere definiëring van het begrip en een betere herkenning ervan. Dit moet de negatieve effecten van integritisme helpen dempen.

Verder draagt het onderzoek bij aan het geven van een bredere bekendheid van het begrip integritisme, doordat het wordt geanalyseerd vanuit waargebeurde (dus geen hypothetische) casussen. Op deze manier is duidelijk dat integritisme (in Nederland) voorkomt en kan het door betrokkenen eerder herkend worden. Eerdere herkenning kan leiden tot het terugdringen van het begrip, aangezien de aanwezigheid van het fenomeen onwenselijk is. Dit onderzoek stelt zichzelf niet als doel om te kijken hoe integritisme het beste teruggedrongen kan worden. Het is enkel een verkenning om meer kennis te vergaren over de totstandkoming van het begrip, wat tot herkenning kan leiden.

1.3.2. Relevantie

De gevolgen van een (al dan niet terechte) beschuldiging van niet-integer handelen kunnen verstrekkend zijn: van een simpel aftreden tot een strafrechtelijk onderzoek. Integritisme heeft daarom ook een grote impact op de maatschappij en op een beschuldigd individu of een beschuldigde organisatie (Huberts 2015, p. 14). Dat maakt onderzoek over integritisme maatschappelijk relevant. De aanwezigheid van integritisme in de maatschappij is onwenselijk omdat het leidt tot het terugdringen van waarden die als maatschappelijk relevant worden bevonden (Huberts, 2005, p.17). Voorbeelden van deze waarden zijn: openheid, eerlijkheid, effectiviteit en efficiëntie van het openbaar bestuur (Jørgensen & Bozeman, 2007, p.354). Concreet betekent het dat integritisme kan leiden tot minder openheid van zaken (zoals premier Rutte die niets meer declareert, waardoor er geen openheid is in de uitgaven van de premier), er minder capabele mensen in het openbaar bestuur gaan werken (het gevaar voor een beschuldiging van een integriteitsschending is in de private sector immers kleiner) of dat er een

(9)

9 toename komt van regels en bureaucratie in een poging integriteitsschendingen te voorkomen (zoals het opstellen van te strenge integriteitscodes die geen ruimte meer laten voor interpretatie). Door een toename aan regels, beleid en maatregelen rondom integriteit wordt de beweegruimte van mensen in de publieke sector vele malen kleiner. Deels door formele wet- en regelgeving en deels uit de angst om, al dan niet maatschappelijk, beschuldigd te worden voor een integriteitsschending. Mensen weten niet goed hoe ze op dergelijke beschuldigingen moeten reageren, wat kan leiden tot een verdere verdenking. Doordat deze waarden teruggedrongen worden schieten eventuele nieuwe maatregelen hun doel voorbij. Een vergrote aandacht voor integriteit is zeer wenselijk, een betere definiëring van integriteit ook, maar wanneer integriteit te breed wordt opgerekt, ontstaan deze negatieve effecten en is er dus sprake van integritisme.

Wetenschappelijk gezien is dit onderzoek relevant omdat dit het eerste onderzoek is wat de factoren naar het ontstaan van integritisme in Nederland diepgravend onderzoekt. Daarnaast is dit het eerste onderzoek wat concrete voorbeelden geeft van casussen in Nederland waar sprake is van integritisme. Er zijn veel onderzoeken gedaan naar integriteit en integriteitsschendingen (Lasthuizen et. al., 2011, p385), maar nog maar weinig op het gebied van integritisme. Dit onderzoek is daarom vooral verkennend en exploratief van aard. De praktische aard van dit onderzoek is gekozen omdat deze tot nu toe in het wetenschappelijke debat ontbrak. Huberts houdt het heer theoretisch, zelfs enigszins filosofisch. Integritisme is een praktisch probleem, wat ook praktisch onderzocht moet worden. Het nadenken over eventuele ontstaansfactoren helpt om het fenomeen ‘integritisme’ beter te begrijpen en er uiteindelijk een oplossing voor te bieden. Tevens vult het de kennis over het onderwerp aan. Huberts beschrijft twee factoren (Huberts, 2018, p.10), maar dit onderzoek poogt hier meer factoren aan toe te voegen omdat het begrip veelomvattender is dan Huberts nu doet blijken. Tegelijkertijd vindt er een validiteitstoetsing plaats of de door Huberts geformuleerde factoren ook in de praktijk worden geconstateerd.

(10)

10

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt het theoretisch kader geschetst waarbinnen het onderzoek plaatsvindt. Dit onderzoek heeft als doel om voort te bouwen op de inzichten van Huberts over integritisme. Daarom zal het theoretisch kader vooral bestaan uit definities en de mogelijke oorzaken van integritisme die Huberts beschreef in 2018 (Huberts 2018, p. 10). Vervolgens worden de mogelijke oorzaken, aangevuld vanuit eigen inzichten. Deze combinatie leidt tot een model van mogelijke ontstaansfactoren van integritisme. Er wordt afgesloten met de wetenschappelijke vermoedens als verwacht antwoord op de hoofdvraag. Hier wordt geschetst welke factoren verwacht worden aanwezig te zijn bij het ontstaan van integritisme en wat er onder de betreffende factoren verstaan wordt.

Wat belangrijk is om te beseffen is dat bij integritisme-onderzoek altijd de begrippen 'normen', 'waarden' en 'moraal' centraal staan. Dit zijn normatieve begrippen omdat deze uitgaan van de perceptie van hoe iemand een handeling beoordeelt in een bepaalde context. Omdat de geldende normen, waarden en moraal moeilijk objectief te meten zijn, is het eveneens heel moeilijk om objectief te meten of iemand integer gehandeld heeft. Hetzelfde geldt voor de meetbaarheid van integritisme. Wel kan objectief worden vastgesteld of er sprake is van integritisme binnen een bepaalde casus, door te kijken in hoeverre een beschuldiging van een integriteitsschending gerechtvaardigd is. Hierbij wordt gekeken naar het motief van de geuite beschuldiging. Het kan namelijk zijn dat de beschuldiging geuit wordt met een ander motief dan ‘die persoon heeft niet-integer gehandeld’. Voorbeelden hiervan zijn beschuldigingen uiten vanuit politieke doelen, vanuit iemand niet mogen of vanuit een financieel-economisch gewin. Kortom, vanuit de factoren die Huberts heeft geformuleerd en die dit onderzoek aanvult (zie tabel 1). Bij een gebrek aan een juiste onderbouwing van de beschuldiging is er sprake van integritisme. Wanneer zichtbaar is welke factoren kunnen leiden tot integritisme, kan er vervolgens een patroon gezocht worden tussen de casussen om te zien of bepaalde factoren meer en sterker aanwezig zijn dan anderen. Dit laat vervolgens zien onder welke omstandigheden de kans op integritisme groter is.

Dit onderzoek is aan de ene kant gebaseerd op het theoretische begrippenkader van Huberts over integriteit, integriteisschendingen, integritisme, normen, waarden en moraal (Huberts, 2005, 2008, 2011, 2015, 2018). En aan de andere kant op het integriteitsonderzoeksmodel van

(11)

11 Lasthuizen et al. (2011), waarin een indeling wordt gemaakt van verschillende soorten integriteitsschendingen. Deze indeling laat zien dat de ene integriteitsschending duidelijker te benoemen en te bewijzen valt dan de ander, dus ook bij welke intergiteitsschendingen het risico op integritisme groter is.

2.1. Definities

Voordat het duidelijk is welke factoren relevant zijn om naar te kijken, moet eerst gedefinieerd worden wat integriteit is, wat een integriteitsschending is en wat integritisme is. Huberts geeft de volgende definities:

- Integriteit is de overeenkomstigheid met relevante morele waarden en normen en de daarmee samenhangende (spel)regels (Huberts, 2005, p. 19)

- Integriteitsschendingen zijn gedragingen die afwijken van geldende waarden en normen (en regels) (Huberts, 2005, p. 19)

- Integritisme is het fenomeen wanneer integriteit te breed wordt opgetrokken en zaken ten onrechte tot integriteitskwesties worden gerekend (Huberts, 2015, p. 14)

Integriteit hangt dus samen met morele waarden en normen en de samenhangende spelregels (Huberts, 2005, p. 19). Hierbij is het ook van belang te begrijpen wat precies verstaan wordt onder de begrippen 'normen', 'waarden' en 'moraal'. Huberts definieert deze begrippen als volgt: - Normen zijn richtlijnen voor wat (moreel) juist is en in concrete situaties (Huberts,

2005, p.7).

- Waarden bestaan uit de (morele) principes of standaarden die bij het maken van keuzen gewicht dienen te hebben (Huberts, 2005, p. 7)

- Moraal bestaat uit de geldende algemene morele waarden, beginselen en normen die het kader bieden voor het handelen (Huberts, 2005, p. 6).

Deze drie begrippen zijn alsnog vrij algemeen van aard. De vraag die hieruit voortvloeit is voornamelijk: wat zijn de algemene beginselen, principes en standaarden? Deze vraag is relevant om te kunnen beargumenteren of er sprake van integritisme kan zijn. Soms zijn bepaalde handelingen volledig legaal, maar overtreden ze wel de geldende moraal. Voorbeelden hiervan zijn: het aanbesteden aan een bevriend bedrijf, het gebruiken van een bevoordeelde positie (dubbelrol), het uitvoeren van dubieuze lobbypraktijken of gebruik maken van gaten in

(12)

12 de wet (Graycar, 2015, p. 340). Omdat dit onderzoek in beginsel gaat over casussen waar integritisme aanwezig is, is het belangrijk te kunnen benoemen wanneer er wel sprake van is en wanneer niet. Het verschil of het hier een integriteitschending of integritisme betreft hangt dus af van de algemene beginselen, principes en standaarden. Of een handeling wel of niet integer is, heeft dus niet alleen te maken met het wel of niet overtreden van de wet. Het gaat er ook om dat de handeling volgens de geldende integriteit is. Als een handeling wel legaal is, maar niet integer, kan er nog steeds sprake zijn van een integriteitsschending. Integritisme ontstaat door een onterechte beschuldiging van een integriteitsschending. Op die manier wordt het begrip ‘integriteit’ opgerekt en ontstaat er integritisme.

Wanneer er wel sprake is van een integriteitsschending, kan deze in verschillende categorieën worden ingedeeld. Deze indeling is relevant voor integritisme onderzoek, omdat deze indeling inzicht geeft in hoe vaak een integriteitsschending voorkomt en hoe duidelijk deze aan te tonen zijn. Hoe moeilijker integriteitsschendingen aan te tonen zijn, hoe groter de kans op het ontstaan van integritisme is. Hierover meer in paragraaf 2.2.

Om te laten zien wanneer er sprake is van integritisme en wanneer niet, volgt er nu een voorbeeld over een bevriende aanbesteding: om bevriende aanbestedingen te voorkomen, is de Aanbestedingswet ontworpen. Deze wet is onder andere gebaseerd op vier principes: non-discriminatie, gelijke behandeling, transparantie en proportionaliteit (PIANOo). Er wordt dus legaal en moreel aanbesteedt wanneer binnen dit kader gehandeld wordt. Het kan dan alsnog voorkomen dat aan een bevriend bedrijf wordt aanbesteed. Ook binnen dit kader kan betoogd worden dat de aanbestedende dienst legaal en moreel gehandeld heeft bij het nemen van het besluit, al heeft het eventueel de schijn tegen (is de bevriende organisatie wel gelijk behandeld of hadden ze een voorsprong?). Zodra de aanbestedende dienst ervan wordt beschuldigd niet-integer te hebben gehandeld, zonder dat wordt aangetoond dat er in strijd is gehandeld met de vier bovengenoemde beginselen van correct en integer aanbesteden, is er sprake van een onterechte beschuldiging en dus van integritisme. Deze beschuldiging kan bijvoorbeeld komen van een concurrerende organisatie die de opdracht is misgelopen en het niet eens is met het aanbestedingsbesluit. In dat geval gaat de beschuldiging eerder over de inhoud van de aanbesteding en dus niet over de moraal. Er is dan ook sprake van een uitgerekte integriteit (en dus van integritisme), omdat inhoudelijke argumenten geen onderdeel uitmaken van de bovengenoemde beginselen. Wanneer wel wordt aangetoond dat de aanbestedende dienst in strijd heeft gehandeld met de regels en algemene beginselen, dan is er wel sprake van een

(13)

13 geschonden integriteit en van een illegale handeling. In dat geval is er dus geen sprake van integritisme. Wanneer de beschuldiger hard kan maken dat er een ethische lijn is overschreden, kan er eveneens sprake zijn van een integriteitsschending. Dit is echter heel ingewikkeld aan te tonen en dient tevens maatschappelijk te worden erkend. Wanneer één (kleine groep) vindt dat er een ethische lijn is overschreden, is er niet meteen sprake van een integriteitsschending. Juist de botsende visies over integriteit en moraal kunnen leiden tot het ontstaan van integritisme (Huberts, 2018, p.10). Wanneer de (grote) meerderheid vindt dat er een ethische lijn is overschreden, is dat op basis van de geldende moraal en is er dus wel sprake van een integriteitsschending.

Om te kunnen beargumenteren wanneer er sprake is van een onterechte beschuldiging van een integriteitsschending moet er in eerste instantie gekeken worden naar de beschuldigde handeling en de context waarin de handeling heeft plaatsgevonden (de aanbestedende dienst heeft aan een bevriend bedrijf aanbesteed). Deze handeling is niet per definitie niet-integer. Mocht degene of de instantie die de handeling verrichtte dan alsnog beschuldigd worden van een integriteitsschending, dan moet goed gekeken worden naar de onderbouwing van de beschuldiger (De aanbestedende dienst is corrupt omdat hij heeft aanbesteedt aan een bevriend bedrijf). Bij een onjuiste onderbouwing, een waarbij de geschonden integriteit niet wordt gegeven of niet wordt aangetoond, dan is er sprake van integritisme. In dat geval wordt gekeken naar de motieven van de beschuldiger om de beschuldiging te maken. Deze motieven zijn gelijk aan de mogelijke ontstaansfactoren van integritisme.

2.2. Mogelijke oorzaken van integritisme

De mogelijke oorzaken van integritisme worden deels geformuleerd vanuit de inzichten van Huberts en deels vanuit logische redenatie. In dat laatste geval wordt gebruik gemaakt van de inzichten van Lashuizen. Lasthuizen et al. deden een kwantitatief onderzoek naar integriteitsschendingen om deze vervolgens te categoriseren. Uit het onderzoek kwamen 18 situaties naar voren waarbinnen integriteitsschendingen plaatsvonden (Lasthuizen et al, 2011, p. 394). Deze zijn uiteindelijk teruggebracht naar 10 hoofdschendingen, die zijn gerangschikt op hoe duidelijk de schending aan te tonen is. Schending 1 is dus het beste aan te tonen en schending 10 het moeilijkste (Lasthuisen et al, 2011, p. 395). De 10 categorieën schendingen zijn:

(14)

14 1. Corruptie door omkoping

2. Corruptie door ongelijke behandeling (voortrekken) van werknemers/werkgevers 3. Fraude/diefstal

4. Belangenverstrengeling door giften

5. Belangenverstrengeling door nevenfuncties 6. Machtsmisbruik

7. Misbruik van informatie

8. Discriminatie/seskisme/aanranding/mishandeling (van collega's, cliënten, burgers) 9. Verspilling van (organisatie) middelen

10. Schendingen in privétijd.

Doordat de integriteitsschendingen zijn gerangschikt van meest duidelijk aan te tonen naar minst duidelijk aan te tonen, wordt inzichtelijk waar de kans op integritisme het grootste is. Waar bijvoorbeeld ‘omkoping’ in de wet gedefinieerd is, met een passende strafmaat, bestaat er geen duidelijke definitie van bijvoorbeeld een schending in privétijd, laat staan dat er een wettelijke straf op staat. Aangezien er veel discussie kan bestaan over wat wel en wat niet een schending in privétijd is, is iemand hiervan beschuldigen dus ook sneller en makkelijker gedaan. Hoe vager de integriteitsschending is, hoe moeilijker het is een beschuldiging hard te maken en dus hoe groter het risico is van het ontstaan van integritisme.

Een beschuldiging van een integriteitsschending staat niet op zichzelf. Naast dat er daadwerkelijk integriteitsschendingen plaatsvinden (in Nederland), kunnen sommige beschuldigen een ander motief hebben. Dit zijn mogelijke ontstaansfactoren van integritisme. Huberts benoemt in zijn artikel twee mogelijke ontstaansfactoren waardoor integritisme kan ontstaan: wanneer er politieke winst te behalen valt (er opportunisme in het spel is) of wanneer het begrip ‘integriteit’ niet goed begrepen wordt (Huberts, 2018, p. 10). Er zijn echter meer redenen te bedenken waardoor een valse beschuldiging tot stand kan komen. De kennis over integriteitsschendingen is gebruikt om intuïtief te komen met een uitbreiding van de factoren van Huberts waardoor integritisme kan ontstaan.

Voor de volledigheid: Huberts beschrijft de volgende twee factoren:

1. Het niet goed begrijpen van het begrip ‘integriteit’: een beschuldiging uiten vanuit een slechte kennis van het begrip ‘integriteit’ of onduidelijk geformuleerde regels/codes.

(15)

15 Dit vindt plaats wanneer iets (onbewust) foutief benoemd wordt als een integriteitsschending;

2. Politiek gewin en/of opportunisme: een beschuldiging uiten vanuit inhoudelijke meningsverschillen en dat scharen onder een beschuldiging van niet-integer handelen.

Vanuit een logische redenatie worden deze ontstaansfactoren uitgebreid met:

3. Persoonlijke kenmerken: een beschuldiging uiten vanuit iemand niet mogen, bewust reputatieschade willen aanbrengen;

4. Economisch gewin: een beschuldiging uiten vanuit financieel-economische belangen. Bijvoorbeeld door het beschuldigen van een concurrent om iemand zo aan minder klanten te laten komen;

5. Sociale constructies: een beschuldiging uiten vanuit een informatieasymmetrie of een verschil in (formele) bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Deze schending komt voor binnen (formele) sociale constructies zoals bedrijven, overheden, scholen, ziekenhuizen, het gezin, vriendengroepen en geloofsgemeenschappen.

6. Maatschappelijk-culturele verschillen: een beschuldiging uiten vanuit verschillende culturele invalshoeken (kunnen ook maatschappelijke subculturen zijn), waarbij wordt uitgegaan dat de eigen cultuur moraal hoger staat dan de beschuldigde cultuur. Het betreft hier voornamelijk een botsing van verschillende inzichten over wat de geldende moraal is (of zou moeten zijn) waardoor de integriteit kan worden opgerekt.

7. Historisch perspectief: een beschuldiging uiten vanuit integriteitsschendingen in het verleden. Wanneer een persoon of organisatie al eerder te maken heeft gehad met een integriteitsschending, zijn er mensen die er gemakshalve van uitgaan dat de persoon of organisatie opnieuw niet-integer gehandeld heeft;

8. Vergrote aandacht: een beschuldiging uiten vanuit het toepassen van strengere regels dan nodig is. Bijvoorbeeld door een vergrote media-aandacht of door het instellen van een toezichthouder. Deze aandacht kan ertoe leiden dat een persoon of organisatie strenger wordt beoordeeld dan nodig is. Dit heeft als resultaat dat er handelingen als niet-integer beoordeeld worden die dat niet per se zijn en zo onterecht als een integriteitsschending benoemd worden.

(16)

16

2.3. Wetenschappelijke verwachting

Het is de wetenschappelijke verwachting dat wanneer er sprake is van integritisme, ten minste één van de acht bovengenoemde factoren de veroorzaker ervan is. Wanneer er een andere oorzaak wordt gevonden voor het ontstaan van integritisme, moet de verwachting worden bijgesteld. De verwachting kan tevens worden bijgesteld wanneer bepaalde factoren niet worden aangetoond.

In het kort wordt verwacht dat integritisme ontstaat door ten minste één van de onderstaande factoren:

Tabel 1: De 8 ontstaansfactoren van integritisme

1 Het niet goed begrijpen van het begrip integriteit 2 Politiek gewin (opportunisme)

3 Persoonlijke kenmerken 4 Economisch gewin 5 Sociale constructies 6 Maatschappelijk-culturele verschillen 7 Historisch perspectief 8 Vergrootte aandacht

De volgorde van deze factoren is zeer bewust gekozen. Net als Lasthuizen zijn categorieën integriteitsschendingen op volgorde heeft staan naar hoe vaak een bepaalde integriteitsschending plaatsvindt en hoe duidelijk deze te bewijzen is, staan ook deze factoren op volgorde naar hoe duidelijk ze naar verwachting zijn aan te tonen en hoe vaak ze verwacht worden voor te komen. Sterker nog: de verwachting is dat de eerste factor, het niet goed begrijpen van ‘integriteit’, aan de basis staat van het ontstaan van integritisme. Verwacht wordt dat deze factor altijd aanwezig is. Het is mogelijk dat deze factor gecombineerd wordt met één of meerdere andere factoren, maar het kan ook dat deze als enige aanwezig is. Tevens vrij duidelijk worden aangetoond of iemand het begrip ‘integriteit’ op de juiste manier gebruikt. Daarmee niet zeggend dat de gebruiker de morele standaard bepaald. Inhoudelijk kan er dan nog alsnog discussie zijn over wat de geldende normen en waarden precies inhouden. Het kan namelijk ook zijn dat de integriteitsregels te vaag geformuleerd zijn, waardoor niet duidelijk is wat er van iemand verwacht wordt. Wanneer het begrip integriteit niet goed wordt toegepast is dat het begin van het ontstaan van integritisme.

(17)

17 De factoren ‘politiek gewin’, ‘persoonlijke kenmerken’ en ‘economisch gewin’ gaan alle drie over het zwart maken van een bepaald persoon of een bepaalde organisatie, alleen om andere motieven. Verwacht wordt dat het motief ‘politiek gewin’ het meeste van deze ‘zwartmakers’ voorkomt, omdat er direct politieke gevolgen aan kunnen zitten (zoals tijdens verkiezingen). Tevens is de politieke factor het beste van deze drie aan te tonen omdat de politiek zich het meeste van deze drie in het openbaar afspeelt. Zowel tijdens debatten of tijdens mediaoptredens. De factor ‘persoonlijke kenmerken’ is in het midden van deze drie factoren geplaatst omdat verwacht wordt dat een persoonlijke afkeer tegen iemand ook vrij veel voorkomt. Deze is echter moeilijker aan te tonen dan het politieke opportunisme. Bij meer bekende en meer spraakmakende personen wordt verwacht dat deze factor wat vaker voorkomt en dan is er ook makkelijker om deze factor aan te tonen. De reden dat ‘economisch gewin’ als laatste van de ‘zwartmakers’ wordt genoemd, is omdat deze het moeilijkste is aan te tonen. Financiële belangen zijn vaak niet openbaar. Ondanks dat wordt wel verwacht dat mensen ver gaan voor geld en daarom staat deze factor in het geheel op de 4e plaats.

De factoren ‘sociale constructie’ en ‘maatschappelijk-culturele verschillen’ kennen beiden beschuldigingen gemaakt vanuit verschillen en ongelijkheden. Ook hierbij geldt dat het motief van de beschuldigingen verschilt. Het gaat hier enerzijds om een beschuldiging vanuit een sociale constructie door de aanwezigheid van informatieasymmetrie, verschillen in functies, rollen, taken en verantwoordelijkheden. En anderzijds om een beschuldiging vanuit (sub)culturele botsende opvattingen van moraal door het aanhouden van een bepaalde ideologie of een bepaald gedachtegoed. Verwacht wordt dat deze beschuldigingen ongeveer even vaak voorkomen, maar dat beschuldigingen vanuit sociale constructies beter te beargumenteren zijn dan beschuldigingen vanuit maatschappelijk-culturele verschillen omdat de formele sociale constructies duidelijker objectief zijn vast te stellen dan de ideologie die mensen erop nahouden. Deze factoren hebben de 5e en 6e plek gekregen in het totale overzicht omdat ze over het algemeen moeilijker te bewijzen zijn dan de drie ‘zwartmakers’, maar wel steeds maatschappelijker relevant worden. De verschillen tussen verschillende groepen wordt steeds groter, bewijst bijvoorbeeld de zwartepietendiscussie.

Als laatste zijn er de twee ‘attentiefactoren’. Dit zijn ‘het historische perspectief’ en de ‘vergrote aandacht’. Deze factoren kunnen alleen meespelen wanneer een persoon en/of organisatie eerder in opspraak is geweest of wanneer een persoon en/of organisatie onder vergrote aandacht

(18)

18 staat vanwege interesse van de media of vanwege een toezichthouder. Bij deze factoren is het het moeilijkste vast te stellen of deze factoren leiden tot het ontstaan van integritisme. De verwachting is dat bij een historisch perspectief de link met het verleden snel gemaakt wordt, waardoor deze factor makkelijker vast te stellen is dan de vergrootte aandacht. De verwachting is tevens dat er bij alle publieke casussen wel sprake zal zijn van een gepaste (media-)aandacht. Maar de vraag bij de ‘vergrote aandacht’ is of deze aandacht is gekomen doordat iemand ervan werd beschuldigd niet integer te zijn of dat de aandacht leidde tot beschuldigingen. Dezelfde vraag geldt bij aandacht door toezichthouders. Doordat deze factoren pas kunnen spelen onder bijzondere omstandigheden, hebben deze plaats 7 en 8 in het totale overzicht gekregen, wat inhoudt dat verwacht wordt dat deze factoren het minst makkelijk aan te tonen zijn en dat verwacht wordt dat deze factoren het minst overtuigend een rol zullen spelen bij het ontstaan van integritisme.

(19)

19

Hoofdstuk 3 Design, methode en operationalisatie

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op hoe het onderzoek wordt vormgegeven. Eerst wordt het design beschreven (het ontwerp van het onderzoek), vervolgens wordt de methode beschreven (de manier waarop het onderzoek wordt vormgegeven) en als laatste wordt de operationalisatie gegeven (het meetbaar maken van de begrippen). Beschrijving van dit hoofdstuk is belangrijk voor de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek. Mocht iemand het onderzoek over willen doen, is belangrijk inzicht te geven in hoe het is uitgevoerd.

3.1. Design

Om de factoren die leiden tot integritisme te onderzoeken is gekozen voor een kwalitatief onderzoek in de vorm van een meervoudige casestudy. Integriteit (en dus integritisme) valt lastig te meten omdat het een ambigu begrip is (Lasthuizen et al. 2011, p. 385). Er moet rekening mee worden gehouden dat er nooit een harde of totaal objectieve meting kan plaatsvinden. Het houden van interviews of enquêtes is bij dit onderwerp bijzonder lastig omdat iedereen situaties op zijn eigen manier beoordeeld. Daarom wordt er bij dit onderzoek naar verbanden gezocht tussen factoren bij verschillende beschuldigingen van integriteitsschendingen. Dat zal gebeuren door drie casussen met elkaar te vergelijken. Er is voor drie casussen gekozen zodat het mogelijk wordt de diepte in te gaan. Bij dit onderzoek is het van belang dat er een volledige beschrijving van de factoren op de casus plaatsvindt. Natuurlijk geldt dat hoe meer casussen onderzocht worden, hoe betrouwbaarder de uitkomst is, maar gezien de grootte en de diepgang van dit onderzoek volstaat het minimale aantal: drie casussen.

De casussen spelen zich af tussen 2003 en 2018 en spelen zich allemaal af op landelijk niveau en in Nederland. Er is gekozen voor deze periode vanwege de verandering in het integriteitsdebat in Nederland (BIOS, 2015, p.13). Op dit moment bevindt het debat zich in de derde golf van de wetenschappelijke discussie rondom integriteit. De eerste golf begon rond 1992 met de rede van toenmalig minister Ien Dales van Binnenlandse Zaken ‘een beetje integer bestaat niet’ (BIOS, 2015, p.13). Deze uitspraak zorgde voor het begin van de totstandkoming van regelgeving en wetgeving omtrent integriteit. Ook het wetenschappelijke onderzoek naar integriteit kreeg door deze uitspraak een extra impuls. Deze fase duurde tot ongeveer het jaar 2000. In de tweede fase kwam er meer aandacht voor bewustwording, cultuur en leiderschap

(20)

20 (BIOS, 2015, p.13). In de laatste jaren wordt meer nagedacht over het integriteitsbeleid, met name op basis van evaluatierapporten (BIOS 2015, p.13). In deze laatste twee fases vinden de casussen plaats. Onder meer omdat Huberts omstreeks 2005 begon te publiceren over integritisme. Dit onderzoek past binnen het denken over nieuw beleid aan de hand van evaluatierapporten omdat deze casestudy gezien kan worden als een bepaalde vorm van evaluatie.

Omdat dit onderzoek gaat om het ontstaan van integritisme, is er bij dit onderzoek voor gekozen geen kwantitatief onderzoek te doen. Waar bij dit onderzoek wel voor gekozen is, is vanuit een meervoudige casestudy te analyseren welke factoren ertoe hebben geleid dat integritisme is ontstaan. Hierbij worden casussen gebruikt waarbij is vastgesteld dat er sprake is van integritisme.

3.2. Methode

De meervoudige casestudy zal gedaan worden aan de hand van de extended case method. De extended case method is een techniek ontwikkeld door Michael Burawoy waarin observaties uit casestudies worden gebruikt om verbanden in kaart te brengen en zo kennis te verbreden en/of uit te breiden (Babbie, 2013, p. 338). Hierbij is van belang dat er wordt voortgebouwd op al bestaande theorie. In het geval van dit onderzoek gaat het om het uitbreiden van de inzichten van Huberts (2018) over hoe integritisme ontstaat. Een zwakte van de extended case method is dat er weinig generieks te vertellen valt vanuit één enkele casestudy of situatieschets. Om deze zwakte enigszins te verhelpen wordt hier gebruik gemaakt van een meervoudige casestudy. Dit onderzoek beschrijft drie casussen waarbij zich een situatie heeft voorgedaan waarbij beargumenteerd kan worden dat er integritisme door ontstaan is. Vervolgens wordt per casus bekeken welke ontstaansfactoren hebben bijgedragen aan het ontstaan van integritisme, om vervolgsens deze ontstaansfactoren met elkaar te kunnen vergelijken. Het is niet het doel van het onderzoek om vast te stellen of er daadwerkelijk integritisme ontstaan is (want hier wordt al vanuit gegaan), maar wel om te kijken onder welke omstandigheden de (onterechte) beschuldiging van een vermeende integriteitsschending hebben plaatsgevonden om daarmee het wetenschappelijke vermoeden te kunnen bevestigen of te kunnen verwerpen.

(21)

21 Welke factoren van invloed zijn op het ontstaan van integritisme wordt als volgt onderzocht: Eerst wordt per casus vastgesteld waarom er bij de specifieke casus sprake is van integritisme. Dit wordt gedaan door te beargumenteren waarom er sprake is van een onterechte beschuldiging van een integriteitsschending. Hierbij wordt dus ook gekeken naar de van toepassing zijn beginselen, principes en standaarden binnen de casus. Vervolgens wordt per casus geanalyseerd welke van de acht factoren meespelen bij het ontstaan van de beschuldiging van een integriteitsschending. Als laatste wordt de vergelijking tussen de verschillende casussen gemaakt en wordt gekeken waar de verschillen en overeenkomsten liggen. Er wordt gekeken naar een eventuele overlap in de argumentatie waarom sprake kan zijn van integritisme, naar de relevante factoren die meespelen in het ontstaan van integritisme, naar een eventuele overlap in de onderbouwing van de beschuldiger en naar een eventuele overlap van welke moraal zou zijn geschonden. Wanneer dat geanalyseerd is, kan een eerste antwoord geformuleerd worden op de vraag: Wat zijn mogelijke factoren die meespelen in het ontstaan van integritisme?

3.3. Casussen

Bij dit onderzoek wordt gekeken naar drie casussen. De casussen die worden behandeld bij dit onderzoek zijn:

- De niet-geregistreerde (privé)gift van een appartement afkomstig van de Canadese oud-diplomaat Serge Marcoux aan de D66-fractievoorzitter Alexander Pechtold (casus: Pechtolds Penthouse).

- Vermeende diefstal van een printer door twee ambtenaren van het ministerie van Veiligheid & Justitie (casus: V&J-printer).

- Een vermeende belangenverstrengeling bij de stemming over de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door de nevenfuncties van VVD-Eerste Kamerlid Anne-Wil Duthler (casus: nevenfuncties Eerste Kamer).

Deze casussen zijn geselecteerd omdat er volgens dit onderzoek bij alle drie sprake is van integritisme. Daarnaast is praktisch gekeken of er voldoende over te vinden is om de casus van meerdere kanten te kunnen bespreken.

(22)

22

3.4. Operationalisatie

Deze paragraaf geeft de operationalisatie van de verwachtte factoren van integritisme. Eerst staan de factoren zelf beschreven. Aan bod komen de indicatoren en de databronnen van de ontstaansfactoren van integritisme. Of ten wel, hoe zijn de factoren te herkennen binnen de casussen en in welke bronnen zijn deze indicatoren vervolgens te vinden. Aan het einde van de paragraaf wordt alles overzichtelijk samengevat in een tabel.

De eerste factor ‘geen goede kennis van het begrip ‘integriteit’’ is te herkennen aan (onbewust) foutief gebruik van het begrip integriteit. Dit kan bijvoorbeeld door het geven van verkeerde of geen definities van termen als integriteit, integriteisschending, integritisme, waarden, normen, moraal. Ook kan dit bijvoorbeeld door het geven van verkeerde of geen definities van de tien soorten integriteitsschendingen. De laatste oorzaak kan zijn dat de inegriteitsregels of – codes onduidelijk zijn, waardoor ze voor interpretatie vatbaar zijn. Er kunnen in dat geval uitspraken gedaan worden die gebaseerd zijn op gevoel in plaats van op feiten. Deze gevoelens worden veelal uitgesproken door ‘de gewone man op straat’ en zijn niet gebaseerd op onderzoek. Dit soort uitspraken zijn in dat geval gebaseerd op geruchten. Dit soort uitspraken staan vaak op internet, (sociale) media, worden geuit tijdens straatinterviews, ‘binnen de verjaardagkring’ en tijdens roddelpraat. Technisch gezien kan deze factor blijken uit elke geschreven bron of elk audiovisueel-opgenomen fragment wat gaat over integriteit. De meeste beschuldigingen kunnen gevonden worden in: (Sociale) mediaberichten, in de comments-sectie op (sociale)mediaberichten en in straatinterviews. Een groot component is ook dat dit soort geruchten mond-op-mond wordt doorgegeven. Wat er dan precies beweerd wordt is moeilijk aan te tonen. Het kan daarom niet als officiële databron gebruikt worden, tenzij het op de een of andere manier vastgelegd wordt. Het is relevant om te benoemen voor de volledigheid van de ontstaansfactor.

De factor ‘politiek gewin en/of opportunisme’ is te herkennen aan inhoudelijke argumentaties met een politiek doel. Wanneer iemand het inhoudelijk niet met de beschuldigde eens is en dat benoemt als niet-integer handelen, is er sprake van de aanwezigheid van deze factor. Hier zit een bepaalde mate van opportunisme is, bijvoorbeeld het zwart maken van een politieke tegenstander voor stemmenmaximalisatie. Dit komt veel voor in politieke debatten zoals in de Eerste of Tweede Kamer, Gemeenteraden, Provinciale Staten, Europees parlement. Of andere

(23)

23 kanalen die politieke boodschappen verspreiden zoals (sociale) media, door politici, politieke tegenstanders, oppositie/coalitie, belangengroepen, lobbygroepen, ten tijde van verkiezingen of politieke crisissen. De beschuldigingen zijn te vinden in: Kamerstukken, notulen van politieke vergaderingen, (Sociale) mediaberichten, berichten in partijbladen, op verkiezingsprogramma’s comments-sectie op (sociale)mediaberichten en tijdens interviews.

De factor ‘persoonlijke kenmerken’ valt te herkennen aan het uiten van beschuldigingen omdat de beschuldiger de beschuldigde niet mag op basis van persoonlijke en/of uiterlijke kenmerken zoals: houding, gedrag, ras, geslacht, politieke voorkeur, seksuele geaardheid, afkomst, geboorteland, religie of op welke grond dan ook. Er is sprake van het bewust willen aanbrengen van reputatieschade. Zo kan een beschuldiging plaatsvinden vanwege tegenovergestelde persoonlijkheden, persoonlijke botsingen en ruzies, of gewoon botsende persoonlijkheden. Deze factor speelt zich met name af in het privédomein en komen tot uiting in de (sociale) media (roddelpers) of in het professionele werkveld. De beschuldigingen zijn te vinden in: de roddelpers (Privé, Story, RTL Boulevard e.d.), (Sociale) mediaberichten, comments-sectie op (sociale)mediaberichten, biografieën. Ook bij deze factor geldt dat persoonlijke kenmerken mond-op-mond kunnen worden doorgegeven (vaak achter iemands rug om) en zo kunnen leiden tot valse beschuldigingen. Maar ook bij deze factor geldt dat mond-op-mond beschuldigingen niet gebruikt kunnen worden als databron en dus alleen voor de volledigheid benoemd worden.

De factor ‘Economisch gewin’ is te herkennen doordat er financieel-economische belangen meespelen bij het beschuldigen van bijvoorbeeld een concurrent. De verwachting is dat het vooral voorkomt bij (concurrerende) bedrijven, rechtspersonen, natuurlijke personen, overheden of belangengroeperingen die opereren binnen dezelfde markt of sector of die vergelijkbare producten/diensten verkopen/verlenen. Door een beschuldiging poogt de beschuldiger meer geld, omzet, afzet krijgen wanneer de beschuldigde in opspraak raakt. Beschuldigers kunnen als doel hebben zichzelf te verrijken ten koste van de beschuldigde. Het kan gaan om bijvoorbeeld een gewonnen/verloren aanbesteding, een erfenis of het failliet maken van een concurrent. Het speelt zich met name af op ‘de markt’, in de (sociale) media en in de rechtbank. Dit soort beschuldigingen zijn te vinden in: de (sociale)media, de

comments-sectie van de (sociale) media en rechtbankverslagen. Financiële betrokkenheid kan blijken uit: financiële verslagen, notariële aktes, testamenten, bankafschriften of het zich bevinden in dezelfde markt.

(24)

24 De factor ‘sociale constructies’ is te herkennen aan beschuldigingen die geuit worden door een informatieasymmetrie die ontstaat door (formele) verschillende posities binnen sociale constructies zoals verschillende rollen, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Deze factor doet zich vooral voor binnen (formele) sociale constructies zoals binnen bedrijven, overheden, scholen, ziekenhuizen, vriendengroepen, gezinnen of geloofsgemeenschappen. Te denken valt aan situaties zoals bijvoorbeeld principal-agent relaties, of rollen zoals politiek-maatschappij, beklager-beklaagde, rechter-verdachte/veroordeelde, ouder-kind, docent-kind, ouder-docent, dokter-patiënt, politie-bekeurde/aangehoudene en andere vergelijkbare rolverdelingen met verschillende rollen, bevoegdheden en machtsposities. Door deze verschillen in positie, kan informatieasymmetrie ontstaan, die ervoor kan zorgen dat er te snel conclusies getrokken worden, waar valse beschuldigingen van integriteitsschendingen door kunnen ontstaan. De beschuldigingen zijn vaak te vinden in rapporten van formele instanties zoals de OR, vertrouwenspersonen en de rechtbank. Ook wordt het soms via de (sociale) media geuit. Ook kan het gevonden worden in processen-verbaal van bijvoorbeeld schoolrapportages, persoonsdossiers, arbeidsdossiers en patiëntendossiers

De factor ‘maatschappelijk-culturele verschillen’ is te herkennen aan verschillende morele uitgangspunten tussen maatschappelijke groepen (kunnen eveneens subculturen zijn). Deze factor heeft betrekking op beschuldigingen die komen van en/of gericht zijn aan een maatschappelijke groep, (sub)cultuur of constructie vanwege culturele en morele verschillen, al dan niet (on)bewust aantonen dat het moraal van de eigen subgroep beter is dan die van een andere. Deze beschuldigingen uiten zich voornamelijk via sociale media en via demonstraties. Een risico is dat deze verschillen kunnen ontaarden in gewelddadigheden. Denk bijvoorbeeld aan het immigratiedebat, de zwartepietendiscussie of de recentelijk ontstane gele hesjesbeweging. Bij deze discussies staan groeperingen tegenover elkaar die andere normen en waardenpatronen erop nahouden dan de groepen die zij beschuldigen en het voornamelijk op de inhoud het met elkaar oneens zijn. Ze maken elkaar al snel uit voor 'mindere' culturen of beschuldigen elkaar van misbruik van informatie en discriminatie, zonder dat er een moreel debat gevoerd wordt. Bij dit soort beschuldigingen kan het er bijzonder hard aan toegaan. De beschuldigingen zijn te vinden in: (Sociale) mediaberichten, comments-sectie op (sociale)mediaberichten en berichten in partijbladen, op verkiezingsprogramma’s, tijdens protesten en demonstraties, op manifesten, tijdens interviews en in opiniestukken.

(25)

25 De factor ‘historisch perspectief’ is te herkennen aan eerder in opspraak geraakte actoren. Wanneer een persoon of organisatie al eerder te maken heeft gehad met een integriteitsschending kan er door beschuldigers gemakshalve vanuit worden gegaan dat de persoon of organisatie opnieuw niet-integer gehandeld heeft. Deze persoon of organisatie heeft beterschap beloofd en heeft het voordeel van de twijfel gekregen. Door dit voordeel zitten de media en (politieke) tegenstanders bovenop het handelen van de persoon of organisatie en vergroten elke actie uit. De persoon of organisatie wordt daardoor strenger beoordeeld dan moreel hard te maken is. De beschuldigingen zijn te vinden in: de (sociale) media, de comment-sectie van (sociale) media en via formele verantwoordingskanalen zoals gerechtelijke uitspraken, onderzoeks- en evaluatierapporten.

Als laatste de factor ‘vergrote aandacht’ Deze is te herkennen aan een vergrote (media-) aandacht. Deze aandacht kan ontstaan zijn vanwege een schandaal in het verleden, maar dat hoeft niet. Het kan ook zijn dat er een actueel beleid is, dat er veel geld mee gemoeid gaat, er spraakmakende mensen bij betrokken zijn of dat het mensen emotioneel raakt. Dit zijn triggers voor onder andere de media om hierover te publiceren. Media worden betaald door bijvoorbeeld hoeveelheid verkochte kranten of hoeveelheid aangeklikte advertenties. Om deze reden willen media interessante en prikkelende verhalen publiceren, wat kan leiden tot diepgravend onderzoek naar een bepaald persoon of bepaalde organisatie. Dit kan weer leiden tot het vinden van dubieuze handelingen die onterecht bestempeld kunnen worden als integriteitsschendingen. Door deze vergrote aandacht kan een persoon of organisatie strenger behandeld worden op de geldende integriteit dan gerechtvaardigd is, met als gevolg dat er handelingen onrechtmatig als integriteitsschendingen worden benoemd. Deze factor speelt zich bijna uitsluitend af in de media, maar kan ook plaatsvinden bij officiële waakhonden en toezichthouders. In dat geval heeft een toezichthouder het belang om zo zuiver mogelijk te redeneren, wat kan leiden tot een te strenge benadering van het begrip ‘integriteit’. Tevens wil een toezichthouder graag zorgvuldig te werk gaan en een eigen stempel drukken op zijn werkzaamheden. Ook hierbij geld dat onderzoeks- en evaluatierapporten graag prikkelende resultaten willen aanleveren. Ook dit kan resulteren in een strengere behandeling dan nodig is. De beschuldigingen zijn vaak te vinden in: de (sociale) media, de comment-sectie van (sociale) media en via formele verantwoordingskanalen zoals gerechtelijke uitspraken, onderzoeks- en evaluatierapporten van waakhonden en toezichthouders.

(26)

26 In tabel 2 volgt een korte samenvatting in bulletpoints van wat hierboven beschreven is.

Tabel 2: operationalisatie: indicatoren en databronnen.

Factor Indicator Databron

1 - (onbewust) foutief gebruik van het begrip integriteit - Het geven van geen of foutieve definities

- beschuldigen aan de hand van emoties in plaats van feiten

- Onduidelijke integriteitsregels en -codes

- beschuldigingen hebben een roddel achtig karakter

- sociale media - comment-sectie van sociale media

- straatinterviews - (mond-op-mond)

2 - beschuldigingen kennen een inhoudelijk karakter in plaats van een moreel karakter

- aanwezigheid van politiek opportunisme - hebben een zwartmakend karakter

- vaak geuit op politiek strategische momenten zoals tijdens verkiezingscampagnes - kamerstukken - notulen politieke vergaderingen - partijbladen - klassieke media - sociale media 3 - beschuldigingen hebben een persoonlijk karakter

- worden geuit om reputatieschade aan te brengen - hebben een zwartmakend karakter

- speelt zich voornamelijk af in het privédomein

- sociale media - comment-sectie sociale media - roddelpers - (auto)biografieën - (mond-op-mond) 4 - beschuldigen worden geuit vanuit een financieel belang

- vinden plaats binnen dezelfde (markt)sector - hebben een zwartmakend karakter

- vaak door concurrenten

beschuldigingen in: - sociale media - comment-sectie sociale media

- rechtbankverslagen financiële belangen in: - financiële verslagen - notariële aktes - testamenten - bankafschriften

(27)

27 5 - beschuldigingen worden geuit vanuit een

informatieasymmetrie

- vinden plaats binnen (formele) sociale constructies - verschil in positie ligt aan de basis van de

informatieasymmetrie

- rechtbankstukken - formele rapporten - formele dossiers - processen-verbaal

6 - beschuldigen worden geuit vanuit een verschil in opvatting van ‘moraal’

- vindt plaats bij een botsing tussen verschillende maatschappelijk-culturele groeperingen

- vaak geuit door actiegroepen of politieke partijen - Zit een bepaalde mate van morele verhevenheid in de beschuldiging - sociale media - comment-sectie sociale media - partijpolitieke documenten - manifesten - opiniestukken - interviews 7 - beschuldigingen worden geuit vanuit een gemakzucht

- actoren zijn al eerder (terecht) beschuldigd van niet-integer handelen

- kent daarom een vergrote (media-)aandacht

- integritisme kan ontstaan doordat de actor strenger wordt beoordeeld dan nodig.

- klassieke media - sociale media - comment-sectie sociale media - gerechtelijke uitspraken - onderzoeks- en evaluatierapporten 8 - beschuldigingen worden geuit vanuit een sensatiezucht

- beschuldigden worden vaak strenger beoordeeld dan nodig is

- de beschuldigde kent een vergrote aandacht vanuit positie, actualiteit, historisch perspectief, bekendheid of een financieel interessante positie

- klassieke media - sociale media - comment-sectie sociale media - onderzoeks- en evaluatierapporten

(28)

28

Hoofdstuk 4 Pechtolds Penthouse

In dit hoofdstuk wordt de casus van Pechtolds Penthouse beschreven en geanalyseerd. Dit gebeurt aan de hand van een vaste constructie. Eerst wordt een feitelijke beschrijving van de casus gegeven. Vervolgens wordt in de casusanalyse beargumenteerd waarom er in deze casus sprake is van integritisme. Dat gebeurt aan de hand van de eerdergenoemde ontstaansfactoren van integritisme. Deze constructie komt bij elk casushoofdstuk terug (hoofdstukken 4, 5 en 6). Hierdoor is het duidelijk welke argumentatie bij welke casus hoort. In hoofdstuk 7 worden de verschillende casusanalyses vervolgens met elkaar vergeleken. De eerste casus die wordt behandeld is het geschonken appartement aan Alexander Pechtold, als tweede wordt de vermeende poging tot diefstal van een printer bij het ministerie van Veiligheid en Justitie beschreven en als laatste wordt de casus over de nevenfuncties van Eerste Kamerlid Anne-Wil Duthler beschreven.

4.1. De Casusbeschrijving

De website GeenStijl publiceerde eind 2017 een artikel waarin stond dat Alexander Pechtold (fractievoorzitter D66 in de Tweede Kamer) een appartement in Scheveningen ter waarde van €135.000,- cadeau had gekregen van de Canadese oud-diplomaat Serge Marcoux (GeenStijl, 17 december 2017). Omdat dit appartement op de bovenste etage van het complex gevestigd is, werd de casus al snel geframed als ‘Pechtolds Penthouse’. Het medium maakte bekend dat Pechtold het appartement niet had geregistreerd in het geschenkenregister van de Tweede Kamer. Volgens Pechtold was dat omdat hij het als een persoonlijk geschenk beschouwde en niet als een politiek geschenk (Volkskrant, 18 december 2017). GeenStijl vond dit verdacht, omdat Pechtold normaal gesproken alles in het geschenkenregister plaatste en beschuldigde Pechtold ervan iets te verbergen zoals belastingontduiking of belastingfraude (GeenStijl, 17 december 2017). GeenStijl onderbouwde deze beschuldiging vervolgens niet.

Doordat Pechtold in het verleden alles (correct) registreerde, laat het zien dat hij wist hoe het geschenkenregister werkt en welk doel het dient. Dit gaf aanleiding aan GeenStijl om Pechtold opnieuw te beschuldigen iets voor het volk verborgen te houden. Dit onderbouwde GeenStijl met de stelling dat het appartement waarschijnlijk veel meer waard had moeten zijn, gezien de grote vraag voor woningen in Nederland en dat op die manier de belastingontduiking zou

(29)

29 hebben plaatsgevonden (GeenStijl 21 december 2017). Ook voor deze stelling vond geen verdere onderbouwing plaats. De website publiceerde wel alle gegevens over het appartement, zoals het adres en de kadasterdata, zodat mensen zelf konden kijken wat het appartement waard zou zijn (GeenStijl, 19 december 2017).

Vanwege de grote beschuldiging van corruptie en belastingontduiking aan het adres van Pechtold, gaven bijna alle grote media in Nederland aandacht aan het onderwerp. De media probeerden bewijzen te vinden voor de belastingontduiking, maar stuitten juist op bewijs dat de belastingontduiking niet waar was (Vastgoedjournaal, 19 december 2017). Alle belastingen waren netjes door Pechtold en Marcoux afgedragen, ondanks dat er wel een ingewikkelde constructie wat gebruikt wat ertoe heeft geleid dat de belasting verlaagd werd (Das Kapital, 10 januari 2018). De regeling waar Pechtold en Marcoux gebruik van maakten was dat wanneer vastgoed in bezit is van een buitenlander, die al langer dan een jaar buiten Nederland woont, hij het vastgoed mag overdragen of verkopen voor een veel lager belastingtarief (Vastgoedjournaal, 19 december 2017). De beschuldiging van de belastingfraude verdween daardoor al snel, al bleef de kwestie van het niet registeren van het geschenk over. Ondanks de kritiek kon Pechtold gewoon aanblijven als fractievoorzitter van D66 in de Tweede Kamer.

Alexander Pechtold beargumenteerde zelf dat hij het geschenk niet hoefde te registreren omdat het een privégeschenk betrof van een hele goede vriend. Pechtold woont zelf in Wageningen en mocht vanaf het begin dat hij in Den Haag ging werken gebruik maken van het appartement als dat voor zijn werk zo uitkwam. Marcoux woonde tegen die tijd al permanent in Canada. Pechtold en Marcoux ontmoetten elkaar 25 jaar gelden voor het eerst, wanneer Pechtold (toen student) voor Marcoux ging werken als privéchauffeur (Volkskrant, 18 december 2017). Dit was Pechtolds bijbaan naast zijn studie kunstgeschiedenis. Tijdens deze werkzaamheden ontstond volgens Pechtold een innige vriendschap, waardoor ze ook na Pechtolds studententijd contact bleven houden. Marcoux werkte als ambassadeur in Bosnië, Suriname en Guyana en was een lid van de Canadese Raad van Ambassadeurs in Den Haag. Marcoux ging in 2004 met pensioen en verhuisde in dat jaar terug naar Canada. Pechtold verklaarde dat Marcoux geen politieke connectie van hem was en dat de twee elkaar alleen als vrienden kenden. Pechtold begon zijn landelijke politieke carrière in 2005 (een jaar na Marcoux’ pensioen). Eerst als minister en in 2006 als fractievoorzitter in de Tweede Kamer. Omdat Marcoux het appartement niet meer gebruikte, spraken ze af dat Pechtold er gebruik van mocht maken hoe en wanneer hij wilde, zolang hij het niet aan andere mensen verhuurde. Ook spraken de twee af dat Pechtold

(30)

30 het appartement zou erven, mocht Marcoux komen te overleiden. In 2017 werd Marcoux ernstig ziek. Om zijn broer (de executeur testamentair) de ingewikkelde Nederlandse administratie rondom het appartement te besparen, besloot Marcoux het appartement nog voor zijn overlijden aan Pechtold te overhandigen (Das Kapital, 10 januari 2018).

Vanwege de grote hoeveelheid (media-)aandacht voor de beschuldigingen van corruptie, belastingontduiking en het niet-registeren van het geschenk, mengde ook veel collega-Tweede Kamerleden zich in de discussie tijdens debatten of met tweets. Geert Wilders (PVV) twitterde dat Pechtold corrupt was en zich heeft laten omkopen om voor het CETA-verdrag (handelsverdrag tussen de EU en Canada) te stemmen (Vrij Nederland, 6 oktober 2018). Pechtold ontkende deze beschuldiging en verklaarde dat D66 voor het verdrag heeft gestemd vanwege hun pro-EU standpunten (Vrij Nederland, 6 oktober 2018). Wilders was het niet met Pechtold eens en wilde dat het presidium van de Tweede Kamer de zaak zou onderzoeken. Het presidium weigerde dit omdat het vond dat het niet zijn taak was (NOS, 19 december 2017).

Wilders werd gesteund door Thierry Baudet (FvD). Ook Baudet twitterde dat Pechtold was omgekocht door de Canadezen om voor het CETA-verdrag te stemmen, maar onderbouwde deze bewering niet met bronnen. Ook weigerde Baudet deze beschuldiging toe te lichten tijdens interviews (NOS, 19 december 2017). Andere politici waren wat gematigder van toon. D66 zat ten tijde van deze casus in de coalitie met de VVD, het CDA en de ChristenUnie. Sybrand Buma (CDA) en Gert-Jan Segers (ChristenUnie) verklaarden dat er een groot grijs gebied is van wat een privégift is en wat een politieke gift is en dat het aan Pechtold is om deze afweging te maken (NOS, 19 december 2017). Klaas Dijkhof (VVD) zei dat hij het onhandig vond van Pechtold om het geschenk niet te registreren (NOS, 19 december 2017). Andere leden van de linkse oppositie hadden er een andere mening over. Jesse Klaver (GroenLinks) en Lodewijk Asscher (PvdA) zeiden dat Pechtold het appartement sowieso had moeten registreren omdat er in hun beroep maar heel weinig als ‘privé’ mag worden beschouwd (NOS 19 december 2017).

Pechtold zelf vertelde tegen de pers dat hij er geen spijt van heeft gehad dat hij het geschenk niet geregistreerd heeft, dat hij het altijd als een privégift heeft gezien en dat de kritiek erop deze kijk er niet op heeft veranderd. Hij gaf aan dat hij door die kritiek alleen maar gesterkt werd in zijn gemaakte keuze en hij gaf aan dat er waarschijnlijk dezelfde commotie zou zijn ontstaan als hij het geschenk wel zou hebben geregistreerd (Vrij Nederland, 6 oktober 2018).

(31)

31 GeenStijl was het niet eens met het besluit van het presidium om de zaak niet te onderzoeken en wilde de zaak dan maar voor de rechter brengen (GeenStijl, 28 februari 2018). Om dit voor elkaar te krijgen vroeg het medium aan zijn lezers om aangifte te doen tegen Pechtold. Om de mensen daarbij te helpen publiceerde GeenStijl ingevulde aangifteformulieren online. Meer dan 200 mensen deden aangifte tegen Pechtold op verdenking van corruptie, belangenverstrengeling en belastingfraude (NOS, 23 maart 2018). Vele mensen reageerde emotioneel op de oproep van GeenStijl om aangifte te doen. Doordat GeenStijl de gegevens over het appartement eerder al had gepubliceerd, hadden veel mensen de waarde van het appartement opgezocht. Veel mensen reageerden dan ook verontwaardigd dat zij (of hun kinderen) geen huis konden vinden vanwege de hoge huizenprijzen en dat dat de schuld was van Pechtold (en Rutte en de rest van de regering/overheid) vanwege een slecht woningbeleid. Om die reden waren ze boos op Pechtold omdat hij een appartement kreeg, alleen maar omdat hij een Tweede Kamerlid was (GeenStijl, 28 februari 2018). Omdat de aanklachten van corruptie, belangenverstrengeling en belastingfraude tegen een zittend Kamerlid gericht waren, mocht het Openbaar Ministerie de aanklacht niet onderzoeken en werd de zaak direct doorgespeeld aan de Hoge Raad (NRC, 13 juli 2018). Na een lang, oriënterend onderzoek van een aantal maanden, concludeerde de procureur-generaal van de Hoge Raad die het onderzoek leidde dat er te weinig aanleiding en te weinig bewijs is om tot een rechtszaak te komen (AD, 13 juli 2018). Pechtold werd vrijgesproken van alle beschuldigingen (NRC, 13 juli 2018).

Nog voordat de Hoge Raad kwam met het besluit om geen rechtszaak tegen Pechtold te beginnen, haalde GRECO de casus aan in het jaarlijkse anti-corruptierapport (NOS, 23 juni 2018). GRECO staat voor Groupe d’États Contre la Corruption (Groep van staten tegen corruptie) en is het anti-corruptie agentschap van de Raad van Europa. Zijn belangrijkste missie is het helpen en ondersteunen van alle 47 lidstaten met het ontwikkelen, implementeren en evalueren van betere integriteitssystemen en beter integriteitsbeleid. In het jaarlijkse rapport noemde GRECO de casus van ‘Pechtolds Penthouse’ in een voetnoot als een voorbeeld van een falend integriteitssysteem in de Tweede Kamer, en adviseerde de Tweede Kamer om de eigen integriteitscodes te evalueren (De Gelderlander, 23 juni 2018). Dit gaf nieuwe input aan de tegenstanders om hem opnieuw te beschuldigen, maar aangezien de zaak al bij de Hoge Raad lag, kregen deze beschuldigingen niet evenveel aandacht als ervoor. Het parlement nam het advies van GRECO om de integriteitscode te evalueren over (RTL, 27 juni 2018). Dit onderzoek loopt nog ten tijden dat dit artikel geschreven werd.

(32)

32 Tijdens het partijcongres van D66 op 6 oktober 2018 kondigde Pechtold zijn vertrek uit de politiek aan. Hij verklaarde dat het na twaalf jaar in de landelijk politiek ‘mooi geweest’ vond en dat het tijd was voor een nieuwe generatie om de partij te leiden (Vrij Nederland, 6 oktober 2018).

Ondanks de vele beschuldigingen over het Scheveningse appartement, heeft Pechtold het gehouden. Omdat de Hoge Raad heeft besloten dat er geen rechtszaak komt naar de zaak en omdat Pechtold ondertussen weg is uit de (landelijke) politiek, is de aandacht naar deze casus sterk afgenomen. Na het opstappen van Pechtold ging de aandacht uit naar zijn opvolger. Deze casus laat zien dat een beschuldiging van niet-integer handelen snel gemaakt is en verstrekkende gevolgen heeft voor de beschuldigde. In een breder perspectief ging deze casus niet alleen over de vraag of Pechtold wel of niet het geschenk kon accepteren, maar juist over abstractere vraagstukken als: wanneer is iemand een persoonlijke vriend en wanneer een politieke connectie? Wanneer is een politicus een politicus en wanneer een privépersoon? Waar ligt de grens tussen de publieke en de privéruimte van een politicus (als deze grens er überhaupt al is)? Dit is dus een groot grijs gebied. Zoals deze casus laat zien is er geen modelantwoord op te geven. Om die reden zou de nieuwe integriteitscode van de Tweede Kamer meer richtlijnen moeten meegeven om meer duidelijkheid te verschaffen aan de politiek en aan de maatschappij.

4.2. Casusanalyse Pechtolds Penthouse

Bij deze casus zijn een aantal verschillende ontstaansfactoren van het integritisme te onderscheiden. Aan de hand van de verschillende ontstaansfactoren zal worden beargumenteerd waarom er sprake is van integritisme en zal per factor worden beargumenteerd in hoeverre het waarschijnlijk is dat de factor meespeelt in het ontstaan van integritisme.

4.2.1. Geen goede kennis van het begrip ‘integriteit’

Bij de casus van ‘Pechtolds Penthouse’ is sprake van integritisme omdat er sprake is van een te breed opgerekt begrip van integriteit. In deze casus gaat dat voornamelijk over de vraag wanneer iets een privégift is en wanneer iets een politieke gift is. Doordat de regels hierover onduidelijk zijn leidt dit tot verschillende inzichten over hoe er met bepaalde giften moet worden omgegaan. Alle Tweede Kamerleden zijn verplicht geschenken met een waarde van €50,- of meer te registreren in het geschenkenregister van de Tweede Kamer (openbare registers

(33)

33 Tweede Kamer). Het geschenkenregister is openbaar, zodat iedereen kan zien wat een Kamerlid krijgt, van wie, hoeveel het waard is en wat er vervolgens mee gebeurt (openbare registers Tweede Kamer). De gedachte achter het geschenkenregister is dat er openheid ontstaat over welke zakelijke relaties politici aangaan bij welke personen of organisaties en voor welke tegenprestatie. Sommigen vinden dat een geschenk aan een politicus een geschenk is aan het Nederlandse volk en dat het teruggegeven moet worden aan het volk, zoals aan goede doelen. Anderen zeggen dat dit afhankelijk is van het soort geschenk (Volkskrant, 18 december 2017). De openheid over geschenken aan Tweede Kamerleden is bedoeld om de kans op omkoping en belangenverstrengeling zo laag mogelijk te maken. Persoonlijke geschenken zoals verjaardagscadeaus of erfenissen hoeven niet in het geschenkenregister worden opgenomen. Dit maakt de regels niet volledig duidelijk over wanneer het een persoonlijk geschenk betreft en wanneer een politiek geschenk. Dit kan leiden tot vergissingen of misbruik van het register.

In beginsel zou een politicus dus openheid moeten verschaffen over zijn giften en politieke relaties zodat de politicus zich niet laat omkopen of chanteren. In principe zou Pechtold dus zo min mogelijk geschenken moeten accepteren om zo onafhankelijk mogelijk te blijven. Mocht hij dan toch politieke geschenken ontvangen, dan dient hij deze te registreren in het geschenkenregister van de Tweede Kamer. De standaard is dat een politicus integer is en hoort te handelen op een manier die niet schadelijk is voor zichzelf of zijn partij. Om beschuldigingen van onjuist-registreren te voorkomen, zijn er ook Kamerleden die alle geschenken registreren. Een van deze Kamerleden was Alexander Pechtold (Trouw 19 december 2017).

Het begrip ‘integriteit’ is opgerekt doordat de fout van Pechtold niet zozeer een morele fout was, maar gezien kan worden als een verkeerde inschatting van wat wel en wat niet als een politiek geschenk wordt gezien door derden. Het wantrouwen van GeenStijl, de vermoedens van Wilders en Baudet en de emoties van het volk zijn geen morele argumenten waarom Pechtold de integriteit zou hebben geschonden. Deze factor is dus in grote mate aanwezig bij het ontstaan van integritisme binnen deze casus. Geen van de partijen die Pechtold beschuldigen geven duidelijk aan waarom de integriteit geschonden zou zijn, geen van hen bakent helder af waar de grens ligt tussen privé en politiek en geen van deze partijen geeft een morele onderbouwing voor de integriteitsschending die Pechtold zou hebben gedaan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer een leerling bepaalde leer- of gedragsproblemen heeft maar wel terecht komt in het regulier voorgezet onderwijs, zie ik het als mijn taak deze leerling zo

Wanneer omgevingsvergunning wordt verleend voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna:

- knie minder pijnlijk gespannen, wel nog dik - flexie beperkt tot 100 graden. - extensie

Weliswaar betaalde de hogeschool een vergoeding voor de Nederlandse studenten die de Grand Tour doen, maar daar stond tegenover dat ze een jaarlijkse vergoeding kreeg voor de

Belangrijke potentiële leveranciers zijn lokale partijen die warmte over hebben, zoals een rioolwaterzuivering (thermische energie uit afvalwater, TEA). Andere

• Verstoorde balans afbraak/opbouw extra cellulaire matrix door MMP’s.. •

Daarom informeerde de gemeente het zorgkantoor over het vermoeden van fraude en het gebrek aan deskundige zorg binnen deze casus. Na de doorstart is de gemeente in gesprek gegaan

Nu blijkt Van Vliet – met de DigiD-gegevens van moeder Anna – ook zorg te hebben aangevraagd (die niet van toepassing is) voor de andere dochter, Chris.. De zaak kwam aan het