• No results found

Meer kennis over organische stof : moet gewasopbrengst verbeteren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Meer kennis over organische stof : moet gewasopbrengst verbeteren"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

beter voor de gewasgroei, of juist een langzame afbraak? Snel afbreekbare organische stof is gun-stig voor de nutriëntenlevering van de bodem, langzame is juist weer belangrijk voor de bodemstructuur en vochtvoorziening. Een andere vraag is of organischestofgehalten in de loop der jaren geleidelijk afnemen. In de praktijk vreest men hier wel voor. Deze vragen zijn de reden waarom met het project Zorg voor Zand is begonnen, zodat melkveehouders straks in staat zijn om meer grip te krijgen op het gehalte organische stof in de bodem en zo moge-lijk op het bodemleven. Dit komt ten goede aan het gras- en maïsland.

In het project Naar een betere bodemkwaliteit op zandgrond, is de rol van organische stof al cen-traal gesteld: door bemesting en bewerking van de bodem en variatie in het bouwplan zijn het organischestofgehalte, de samenstelling en de afbraaksnelheid van organische stof te beïnvloe-den (zie fig. 2). Een melkveehouder kan daar nu al mee aan de slag door ook eens een organische-stofbalans op te stellen.

Organische stof nader bekeken

Veranderingen in de organische stof worden vaak pas op termijn zichtbaar. Daarom wordt in Zorg voor Zand gekeken naar de ontwikkeling van de gehalten organische stof in de laatste 20 jaar aan de hand van de database van gewas- en grondlaboratorium Blgg. Daarnaast zijn de gege-vens van meerjarige proefvelden beschikbaar en worden bodemmonsters genomen van percelen op praktijkcentrum De Marke, bij melkveehou-der Bouwmans in Bakel en bij het proefstation in Melle (België). Bij de beoordeling van al deze gegevens houdt het project rekening met het bouwplan: blijvend grasland, afwisselend gras en maïs, of continu maïs telen. Zoals te zien in figuur 3 is bij maïscontinuteelt en bij wisselbouw het gehalte organische stof van belang en bij blij-vend grasland vooral de kwaliteit van de organi-sche stof.

NMI, Louis Bolk Instituut en ASG kijken elk naar een aspect:

1. de ‘dode’ organische stof: het afgestorven materiaal; V-focus december 2004

29

podzol grond beekeerd grond enkeerd grond

Figuur 1

V

Figuur 3

% Verloop organische stof in de bodem. 0 1 2 3 4 5 6 7 tijd blijvend grasland wisselbouw blijvend bouwland Bron: PRI

B

O

U

W

P

LA

N

BEMESTI

NG

BEW

ER

KE

N

E TL A H E G G N I L L E T S N E M A S K A A R B F A

ORGANISCHE

STOF

2. de ‘levende’ organische stof: het bodemleven;

3. het effect van maatregelen op de gewasop-brengst.

De onderzoekers verwachten indicatoren te vin-den voor de bodemkwaliteit. Hierbij wordt de relatie gelegd tussen gehalten organische stof, de samenstelling, afbraaksnelheid, het bodemleven en de eigenschappen structuur, vochtvoorzie-ning en nutriëntenlevering van de bodem. Een indicator zou bijvoorbeeld moeten kunnen aan-geven welke maatregelen nodig zijn om op pod-zolgrond de vochthuishouding te verbeteren of op beekeerdgrond de nutriëntenvoorziening.

Opbouw organische stof

De eerste resultaten van het project worden voor-jaar 2005 verwacht. De indicatoren zijn naar ver-wachting najaar 2005 bekend. Hoofdcriteria voor goede indicatoren zijn: het is routinematig te bepalen en dus betaalbaar voor de boer, er zijn streefwaarden en een melkveehouder kan er in zijn gewas- en bodemmanagement rekening mee houden.

De opbouw van organische stof in de bodem is een kwestie van lange adem. Veehouders kun-nen dan ook beter nu direct al aan de slag gaan. Dat kan door het laten analyseren van het organi-schestofgehalte en ook door eens het bodemle-ven te laten onderzoeken. Het opstellen van een organischestofbalans geeft helderheid over de aanvoer en afbraak van organische stof. Wie nu al inzicht verwerft en aan de slag gaat met de organische stof op zijn zandgrond, profiteert straks extra van de kennis die met Zorg voor Zand wordt opgebouwd.

Figuur 2

28

V-focus december 2004

Door Marjoleine Hanegraaf MSc

en ir. Violette Hensgens,

Nutriënten Management

Instituut (NMI)

R U N D V E E

achter

gr

ond

De ene zandgrond is de andere niet. Dit wordt vooral duidelijk bij weinig bemesting. Het Nutriënten Management Instituut (NMI), het Praktijkonderzoek van de Animal sciences group (ASG) en het Louis Bolk Instituut zijn daarom gestart met Zorg voor Zand. Dit is een vierjarig bodem-project voor het Productschap Zuivel. In dit project voor de melkveehouderij worden de verschillende soorten zandgrond in kaart gebracht. Ook zoeken de deelnemers naar indi-catoren voor organische stof in bodem, bodemle-ven en bodemstructuur. Zorg voor Zand bouwt voort op het project Naar een betere bodemkwali-teit op zandgrond. Het is van belang dat de prak-tijk ook direct aan de slag gaat met het beheer van de organische stof in de bodem. Zo is erva-ring op te bouwen en wordt er gewerkt aan een goede bodemkwaliteit en gewasopbrengst.

Verschillen in zandgrond

Wie een goede gewasopbrengst nastreeft, kijkt onder meer naar de bemestingsadviezen voor

D

zand. Maar dat wil niet zeggen dat als alle

zand-grond hetzelfde zou worden bemest, het dezelf-de opbrengst oplevert. Uit eerdezelf-der ondezelf-derzoek en in de praktijk is bekend dat zandgrond van plaats tot plaats sterk kan verschillen. Daarbij werd dui-delijk dat organische stof en het bodemleven daarbij een hoofdrol spelen. Organische stof is ook voedsel voor het bodemleven.

Figuur 1 toont dat de melkveehouderij in Neder-land op grofweg drie typen zandgrond plaats-vindt: op beekeerd-, enkeerd- en podzolgrond. Podzolgrond heeft meestal een vrij lage pH en beekeerdgrond een vrij hoge. Ook het humus-percentage verschilt per bodemtype en in de diepte. Het humusgehalte in podzols is in de bovenste centimeters vrij hoog. Dit getal is niet meteen maatgevend voor de bodemvruchtbaar-heid. Er zijn namelijk podzols met zwarte en bruine organische stof. Vermoed wordt dat zwar-te organische stof niet meer door het bodemle-ven is om te zetten. In beekeerdgrond kan de laag onder de bouwvoor verdichten.

Het is nog niet duidelijk wat goede organische stofgehalten zijn? En is een snelle afbraak ervan

Meer kennis over organische stof

moet gewasopbrengst verbeteren

Tussen zandgrond en zandgrond zitten grote verschillen. Daar moet bij de bemesting en

het bodemmanagement rekening mee worden gehouden. Maatgevend zijn onder meer

de organische stof en het bodemleven. Maar wat is een goed gehalte organische stof?

En is een snelle afbraak van organische stof beter voor de gewasgroei, of juist een

lang-zame afbraak? Het project

Zorg en zand

moet de antwoorden geven.

(2)

beter voor de gewasgroei, of juist een langzame afbraak? Snel afbreekbare organische stof is gun-stig voor de nutriëntenlevering van de bodem, langzame is juist weer belangrijk voor de bodemstructuur en vochtvoorziening. Een andere vraag is of organischestofgehalten in de loop der jaren geleidelijk afnemen. In de praktijk vreest men hier wel voor. Deze vragen zijn de reden waarom met het project Zorg voor Zand is begonnen, zodat melkveehouders straks in staat zijn om meer grip te krijgen op het gehalte organische stof in de bodem en zo moge-lijk op het bodemleven. Dit komt ten goede aan het gras- en maïsland.

In het project Naar een betere bodemkwaliteit op zandgrond, is de rol van organische stof al cen-traal gesteld: door bemesting en bewerking van de bodem en variatie in het bouwplan zijn het organischestofgehalte, de samenstelling en de afbraaksnelheid van organische stof te beïnvloe-den (zie fig. 2). Een melkveehouder kan daar nu al mee aan de slag door ook eens een organische-stofbalans op te stellen.

Organische stof nader bekeken

Veranderingen in de organische stof worden vaak pas op termijn zichtbaar. Daarom wordt in Zorg voor Zand gekeken naar de ontwikkeling van de gehalten organische stof in de laatste 20 jaar aan de hand van de database van gewas- en grondlaboratorium Blgg. Daarnaast zijn de gege-vens van meerjarige proefvelden beschikbaar en worden bodemmonsters genomen van percelen op praktijkcentrum De Marke, bij melkveehou-der Bouwmans in Bakel en bij het proefstation in Melle (België). Bij de beoordeling van al deze gegevens houdt het project rekening met het bouwplan: blijvend grasland, afwisselend gras en maïs, of continu maïs telen. Zoals te zien in figuur 3 is bij maïscontinuteelt en bij wisselbouw het gehalte organische stof van belang en bij blij-vend grasland vooral de kwaliteit van de organi-sche stof.

NMI, Louis Bolk Instituut en ASG kijken elk naar een aspect:

1. de ‘dode’ organische stof: het afgestorven materiaal; V-focus december 2004

29

podzol grond beekeerd grond enkeerd grond

Figuur 1

V

Figuur 3

% Verloop organische stof in de bodem. 0 1 2 3 4 5 6 7 tijd blijvend grasland wisselbouw blijvend bouwland Bron: PRI

B

O

U

W

P

LA

N

BEMESTI

NG

BEW

ER

KE

N

E TL A H E G G N I L L E T S N E M A S K A A R B F A

ORGANISCHE

STOF

2. de ‘levende’ organische stof: het bodemleven;

3. het effect van maatregelen op de gewasop-brengst.

De onderzoekers verwachten indicatoren te vin-den voor de bodemkwaliteit. Hierbij wordt de relatie gelegd tussen gehalten organische stof, de samenstelling, afbraaksnelheid, het bodemleven en de eigenschappen structuur, vochtvoorzie-ning en nutriëntenlevering van de bodem. Een indicator zou bijvoorbeeld moeten kunnen aan-geven welke maatregelen nodig zijn om op pod-zolgrond de vochthuishouding te verbeteren of op beekeerdgrond de nutriëntenvoorziening.

Opbouw organische stof

De eerste resultaten van het project worden voor-jaar 2005 verwacht. De indicatoren zijn naar ver-wachting najaar 2005 bekend. Hoofdcriteria voor goede indicatoren zijn: het is routinematig te bepalen en dus betaalbaar voor de boer, er zijn streefwaarden en een melkveehouder kan er in zijn gewas- en bodemmanagement rekening mee houden.

De opbouw van organische stof in de bodem is een kwestie van lange adem. Veehouders kun-nen dan ook beter nu direct al aan de slag gaan. Dat kan door het laten analyseren van het organi-schestofgehalte en ook door eens het bodemle-ven te laten onderzoeken. Het opstellen van een organischestofbalans geeft helderheid over de aanvoer en afbraak van organische stof. Wie nu al inzicht verwerft en aan de slag gaat met de organische stof op zijn zandgrond, profiteert straks extra van de kennis die met Zorg voor Zand wordt opgebouwd.

Figuur 2

28

V-focus december 2004

Door Marjoleine Hanegraaf MSc

en ir. Violette Hensgens,

Nutriënten Management

Instituut (NMI)

R U N D V E E

achter

gr

ond

De ene zandgrond is de andere niet. Dit wordt vooral duidelijk bij weinig bemesting. Het Nutriënten Management Instituut (NMI), het Praktijkonderzoek van de Animal sciences group (ASG) en het Louis Bolk Instituut zijn daarom gestart met Zorg voor Zand. Dit is een vierjarig bodem-project voor het Productschap Zuivel. In dit project voor de melkveehouderij worden de verschillende soorten zandgrond in kaart gebracht. Ook zoeken de deelnemers naar indi-catoren voor organische stof in bodem, bodemle-ven en bodemstructuur. Zorg voor Zand bouwt voort op het project Naar een betere bodemkwali-teit op zandgrond. Het is van belang dat de prak-tijk ook direct aan de slag gaat met het beheer van de organische stof in de bodem. Zo is erva-ring op te bouwen en wordt er gewerkt aan een goede bodemkwaliteit en gewasopbrengst.

Verschillen in zandgrond

Wie een goede gewasopbrengst nastreeft, kijkt onder meer naar de bemestingsadviezen voor

D

zand. Maar dat wil niet zeggen dat als alle

zand-grond hetzelfde zou worden bemest, het dezelf-de opbrengst oplevert. Uit eerdezelf-der ondezelf-derzoek en in de praktijk is bekend dat zandgrond van plaats tot plaats sterk kan verschillen. Daarbij werd dui-delijk dat organische stof en het bodemleven daarbij een hoofdrol spelen. Organische stof is ook voedsel voor het bodemleven.

Figuur 1 toont dat de melkveehouderij in Neder-land op grofweg drie typen zandgrond plaats-vindt: op beekeerd-, enkeerd- en podzolgrond. Podzolgrond heeft meestal een vrij lage pH en beekeerdgrond een vrij hoge. Ook het humus-percentage verschilt per bodemtype en in de diepte. Het humusgehalte in podzols is in de bovenste centimeters vrij hoog. Dit getal is niet meteen maatgevend voor de bodemvruchtbaar-heid. Er zijn namelijk podzols met zwarte en bruine organische stof. Vermoed wordt dat zwar-te organische stof niet meer door het bodemle-ven is om te zetten. In beekeerdgrond kan de laag onder de bouwvoor verdichten.

Het is nog niet duidelijk wat goede organische stofgehalten zijn? En is een snelle afbraak ervan

Meer kennis over organische stof

moet gewasopbrengst verbeteren

Tussen zandgrond en zandgrond zitten grote verschillen. Daar moet bij de bemesting en

het bodemmanagement rekening mee worden gehouden. Maatgevend zijn onder meer

de organische stof en het bodemleven. Maar wat is een goed gehalte organische stof?

En is een snelle afbraak van organische stof beter voor de gewasgroei, of juist een

lang-zame afbraak? Het project

Zorg en zand

moet de antwoorden geven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(2007) Advances in Catalysis and Processes for Hydrogen Production from Ethanol. In Catalysis edited by Spivey, J.. Figure 2.5 An illustration of possible routes for the synthesis

Mo toegediend aan de uitzaaigrond, opgekweekt in bloempotten, de planten werden vóór het uitplanten uitgeklopt en als steekplant geplant.. Geheel als groep IJ, aan de

Bron: Landbouwtelling en Scholtens (2015) / Source: Agricultural census and Scholtens (2015). Ondanks de onzekerheden zijn de implementatiegraden weergegeven met één decimaal omdat

Niet de planten die u leuk vindt, of die het tuincentrum aanbiedt als geschikte bijen- en vlinderplanten, maar alleen planten van de lijst van 'natuurlijke soorten' die

Na enkele jaren onderzoek naar duurzaam bodembeheer in maïs resteren er nog veel vragen: Hoe robuust en algemeen toepasbaar zijn de resultaten.. Wat is de lang- jarige

Het is een stevige uitspraak die per direct forse consequenties heeft voor individuele ondernemers, maar ook voor de uitvoering van opgaven door gemeenten, provincies

Peter Frans de Jong (PPO-Fruit), Marcel Wenneker (PPO-Fruit), Jaco van Bruchem (NFO), Herbert Mombarg (Horizon), Adrie Boshuizen (Bodata), Pieter Aalbers (Alliance), Aryan van

In order to compare the topographical change, contact stress and residual stress of the rolling contact, another simulation was carried out by conducting the repeated static contact