• No results found

Sociale netwerken van immigranten in Almere

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sociale netwerken van immigranten in Almere"

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sociale netwerken

van immigranten

in Almere

Doctoraalscriptie in het kader van

de verkorte opleiding Stadssociologie

Universiteit van Amsterdam

Marian Huisman

Studentnummer: 9654224

1

e

Begeleider: Prof. dr Mr. C.J.M. Schuyt

2

e

Begeleider: Dr. L. Deben

(2)
(3)

Voorwoord

“Welkom in Almere, je bent hier om samen met ons een stad te bouwen!”

Zo verwelkomde de toenmalige burgemeester van Almere de eerste groep Iranese vluchtelingen die in 1985 in Almere geplaatst werden. Zij behoorden tot de vroege

immigranten van Almere die door velen werden gevolgd die vrijwillig konden kiezen voor Almere als woonplaats. Samen vormen zij inmiddels een bovengemiddeld onderdeel van de bevolking en maken dat Almere, in ieder geval wat haar bevolking betreft, kleurrijk is. De sociale netwerken van deze immigranten zijn het onderwerp van het onderzoek voor mijn doctoraalscriptie. Het onderwerp komt voort uit het project Sociale Cohesie, een onderzoeksproject van de Universiteit van Amsterdam, afdeling Sociologie, in opdracht van de Gemeente Almere, waar dit onderzoek onderdeel van uitmaakt.

Het was een stimulerende ervaring om in een afstudeerproject te kunnen participeren. De leden van de Almeregroep, onder inspirerende begeleiding van Dr. L. Deben, wil ik dan ook hartelijk bedanken voor hun steun en het uitwisselen van ideeën die een positieve bijdrage leverde aan de totstandkoming van mijn scriptie.

Door de medewerking van bewoners van Almere, betrokkenen bij organisaties van immigranten, vertegenwoordigers van de welzijnsinstelling de Schoor en de

gezondheidszorgorganisatie EVA, medewerkers van diverse afdeling van de Gemeente Almere is dit onderzoek mogelijk gemaakt. Zij hebben op diverse wijzen de benodigde informatie geleverd. Daarvoor ben ik hen zeer erkentelijk.

Prof.dr Mr. C.J.M. Schuyt die als eerste begeleider optrad, wil ik bedanken voor zijn begeleiding bij de totstandkoming van deze scriptie en voor het ondersteunend commentaar op de onderdelen en het geheel van deze scriptie. Daarnaast wil ik Dr. L. Deben bedanken die als tweede begeleider, en tevens beoordelaar, ideeën, suggesties en informatie heeft aangedragen die mij hebben geholpen bij het realiseren van deze scriptie.

(4)
(5)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding en probleemstelling 1

Hoofdstuk 2 Theoretische notities 7

2.1 Immigranten als bewoners van nieuwe wijken 7

2.2 Sociale netwerken 9

2.3 Sociale netwerken van immigranten 11 2.4 Hoe zien de netwerken eruit? 14 2.5 Locatiegebondenheid van netwerken 16 2.6 De betekenis van de netwerken en de gevolgen 17

2.7 Verklarende factoren 19

Hoofdstuk 3 Methode van onderzoek en verantwoording 21

Hoofdstuk 4 Immigranten in Almere 25

Hoofdstuk 5 Sociale Netwerken van immigranten in Almere 35 Hoofdstuk 6 Netwerken van organisaties van immigranten 49

Hoofdstuk 7 Samenvatting en conclusies 57

Litteratuurlijst 71

Bijlage 1 Overzicht van informanten en gevoerde gesprekken 73

Bijlage 2 Vragenlijst personen 75

Bijlage 3 Vragenlijst organisaties 77

(6)
(7)

1

Hoofdstuk 1

Inleiding en probleemstelling

Sociale cohesie is een actueel onderwerp, zowel in de wetenschappelijke wereld als bij de overheid en particuliere organisaties zoals woningbouwverenigingen en

welzijnswerkinstellingen. De aandacht voor dit onderwerp komt voort uit bezorgdheid over de effecten van een snel veranderende wereld op het samenleven van mensen. Zo zullen de snelle economische ontwikkeling, globalisering en veranderende woon- en werkpatronen gevolgen hebben voor de manier waarop mensen samenleven. Maar aan welke gevolgen moeten we dan denken? Zullen sociale verbanden verdwijnen? Zal er een verregaande individualisering, of normloosheid ontstaan? Er heerst twijfel of de samenhang in de samenleving behouden blijft of dat die uiteen zal vallen. En vrees of er tweedelingen zullen ontstaan tussen arm en rijk, tussen allochtoon en autochtoon, jong en oud, werkenden en werklozen. Bezorgde overheden en instellingen vragen zich af hoe ze het geheel bij elkaar kunnen houden. Welke maatregelen zijn geboden? Het probleem dat aan deze zorgen ten grondslag ligt is die van de sociale cohesie. Aan dit begrip worden veel betekenissen toegekend en het wordt op verschillende manieren gebruikt. Schuyt (1999) onderscheidt betekenissen die betrekking hebben op (1) mogelijke problemen die zich in een samenleving kunnen voordoen, bijvoorbeeld of er voldoende consensus, participatie en integratie is; (2) op relaties en samenhang, namelijk of er sprake is van eenheid, of er netwerken en

solidariteit zijn en (3) op het gehele systeem, waarmee gedoeld wordt op de vraag of er stabiliteit is en of deel en geheel zich tot elkaar verhouden. Vanuit al deze invalshoeken kan sociale cohesie benaderd en bestudeerd worden. Een van de manieren om de sociale cohesie in een samenleving te bestuderen is dus door te kijken naar sociale netwerken. Sociale netwerken zijn de relaties die bestaan tussen individuen of tussen een individu en een organisatie of instantie. Er bestaan veel verschillende soorten van deze relaties. Met familie of vrienden bestaan andere relaties dan met mensen die bekend zijn van het werk, de sportclub, het zangkoor of de kerk. Het contact met de kapper of het meisje in de kassa van de supermarkt is weer anders dan de relatie die er is met de huisarts of met de consulent van de sociale dienst.

Er zijn veel manieren waarop sociale netwerken bestudeerd kunnen worden. Ten eerste kan het individu centraal staan: welke netwerken onderhoudt deze persoon? Met wie zijn er

(8)

2

contacten en welk soort contacten zijn het? Maar netwerken zijn ook te bestuderen vanuit het niveau van organisaties: welke organisaties zijn er en hoe verhouden deze zich ten opzichte van elkaar? Organisaties worden dan gezien als representaties van de participatie van bepaalde bevolkingsgroepen waar deze organisaties uit voortkomen. Netwerken kunnen op diverse schaalniveaus bestudeerd worden, van lokaal niveau tot internationaal niveau. Dit laatste is bijvoorbeeld van belang voor migratieprocessen of internationaal opererende organisaties of bedrijven. Het locale niveau is een interessante invalshoek om de sociale netwerken te bestuderen van bewoners van een bepaald gebied. Er bestaat een algemeen idee dat netwerken op lokaal niveau het functioneren van een gemeenschap positief

beïnvloeden. Of andersom geredeneerd, als sociale netwerken op lokaal niveau afwezig zijn, gaat het met de gemeenschap niet goed. Het is interessant om naar deze netwerken te kijken om na te gaan of een dergelijke redenering gebaseerd is op de werkelijkheid. Het is ook interessant omdat de overheid beleid wil voeren op dit gebied en zoekt naar

aanknopingspunten om haar beleid op te baseren.

Er is veel geschreven over sociale netwerken, maar niet zoveel over de relatie tussen sociale netwerken en locatie, dus de buurt, de wijk of de stad. In 1998 heeft Blokland-Potters een belangrijke studie gepresenteerd naar relaties op buurtniveau in een oude wijk van Rotterdam. Haar onderzoek vormt een belangrijke inspiratiebron voor de bestudering van sociale netwerken.

Bij de bestudering van sociale netwerken kan gekozen worden voor bepaalde groepen uit de samenleving, zoals jongeren, ouderen of immigranten. De keuze voor een speciale groep kan voortkomen uit de gedachte dat een dergelijke groep een ‘kwetsbare’ plaats inneemt op het gebied van de sociale cohesie. Er kan een dreiging zijn dat zo’n groep buiten het geheel zal vallen, weg zal glijden of door anderen uit (delen van) de samenleving gestoten wordt, of belemmerd wordt om daarin toe te treden. Stadsbesturen maken zich hier zorgen over en kunnen wellicht door maatregelen te treffen bepaalde netwerken versterken of de vorming van netwerken bevorderen. Het overheidsbeleid wijst ook vaak in de richting van bepaalde groepen omdat deze extra kwetsbaar (zouden) zijn of kwetsbaar (zouden) kunnen worden. Een slechte sociaal-economische positie of een achterstandspositie van bepaalde groepen kan hiervoor aanleiding zijn. Langdurig werklozen, armen of ouderen, maar zeker

immigranten zijn altijd en onbetwist onderdeel van dergelijk gemeentelijk beleid. Om deze reden is het interessant om immigranten als populatie voor dit onderzoek te kiezen. Almere is voor het onderzoek een boeiende omgeving. De locatie dient zich aan door het onderzoeksproject van de Universiteit van Amsterdam in opdracht van de Gemeente Almere

(9)

3

met als thema Sociale Cohesie. Almere is een nieuwe stad die nog midden in haar

groeiproces is. De stad heeft nog nauwelijks geschiedenis en er zijn geen lang gewortelde tradities. Alles is nieuw: de structuur van de stad, de wijken, straten en huizen. De

infrastructuur van wegen, vervoer en verkeer en de economische ontwikkeling zijn nieuw. Ook de sociale structuur van de gemeente als geheel is nieuw. Putnam (1992) noemt de sociale structuur een netwerk van organisaties en instituties die de gemeenschap

representeren. Hij noemt dit institutioneel sociaal kapitaal. In Almere is nog weinig van dit kapitaal opgebouwd omdat, door de korte geschiedenis van Almere, een traditie ontbreekt waarop een gemeenschappelijk- of gemeenschapsgevoel gebaseerd kan worden. Er is kortom nog geen civil tradition aanwezig. De bevolking is (betrekkelijk) nieuw, de verschillende groepen daarbinnen en hoe die zich tot elkaar en tot hun woonplaats verhouden is nog volop in een proces van ontwikkeling. Er is nog onvoldoende tijd

verstreken om een dergelijke civil tradition op te bouwen. Maar een gemeenschap kan zich ook op symbolische wijze laten voelen. Het is dan verbonden aan beelden en ideeën die mensen met elkaar verbinden. Deze vorm van gemeenschap is terug te vinden in sociale netwerken, dus in de vorm van persoonlijk (individueel) sociaal kapitaal. De relaties die mensen opbouwen en onderhouden vormen de sociale netwerken die wellicht voor een deel in de woonomgeving of de woonplaats liggen. Naast burencontacten kunnen dit contacten zijn die men legt door lid te zijn van een verenigingen, mee te doen aan een sport, de school van de kinderen of een kerk te bezoeken. In welke mate en in welke vorm die sociale netwerken aanwezig zijn bij bepaalde groepen bewoners van Almere, en hoe deze zich verhouden tot het locale niveau is de vraag. Aangenomen wordt dat vrouwen een belangrijke rol spelen in het leggen en onderhouden van contacten binnen een gemeenschap en dus in het opbouwen en onderhouden van sociale netwerken. Ook verenigingen, sportactiviteiten, religieuze- of ideologische organisaties spelen een rol in de binding van mensen met hun woonomgeving en dus in de sociale netwerken van de bewoners. Is dit terug te zien in de netwerken van de immigranten die in Almere wonen? Hoe zien hun sociale netwerken eruit? Om daarachter te komen is het belangrijk om een beeld te krijgen van wie de immigranten in Almere zijn. Van welke nationaliteit zij zijn en wat hun land van herkomst is. Hoe is hun gezinssituatie? In welke delen van Almere wonen zij? Welk deel maken zij uit van de bevolking? De laatste vraag levert een percentage dat doorgaans voor overheden voldoende is om conclusies te trekken over de zorgwekkendheid van een situatie. Het is de vraag of dit gerechtvaardigd is. Een percentage zegt onvoldoende over de mate van inbedding van immigranten in de omringende samenleving. Daarvoor is het veeleer van belang om te

(10)

4

kijken naar de sociale netwerken van immigranten. Onderhouden zij contacten met familieleden, vrienden of buren? Is men lid van een vereniging of van een religieuze gemeenschap? Heeft men contacten via het werk of de school (van de kinderen), heeft men hobby’s of doet men vrijwilligerswerk? In het kader van dit onderzoek is het bovenal van belang te weten welke van deze contacten, dus welk delen van de sociale netwerken verbonden zijn aan Almere. Door het in kaart brengen van deze netwerken kan teven de betekenis van de netwerken en de waarde daarvan voor het functioneren van het individu geschetst worden. Ook hier gaat het met name om de betekenis van de locatiegebonden netwerken. Hoe beoordeelt men die en welke rol spelen zij bij de beleving van de

woonsituatie? Ervaart men tekorten op dit gebied? Het is interessant om te pogen hier zicht op te krijgen.

De probleemstelling van dit onderzoek luidt dan ook:

Wat is de aard en de betekenis van sociale netwerken van immigranten binnen de samenleving van Almere?

Het onderzoek kan antwoord geven op de vragen die hierboven aan de orde zijn gekomen. Het zou duidelijkheid kunnen geven over de factoren waarmee het locatiegebonden netwerk van een immigrant in Almere samenhangt of factoren die bepalend zijn voor de

aanwezigheid van een locatiegebonden netwerk. Spelen persoonskenmerken, zoals opleiding, geslacht of leeftijd hierin een rol of zijn het juist situatiekenmerken, zoals de aanwezigheid van verdere familie, vestigingsduur of het hebben van een baan die bepalend zijn voor de aanwezigheid van locatiegerichte sociale netwerken? Spelen de reden voor vestiging in Almere hierin ook een rol?

Uit het beeld en de beoordeling van de locatiegebonden netwerken kan opgemaakt worden of er tekorten zijn in deze netwerken en wat de eventuele gevolgen daarvan zijn. Vallen er gaten in de netwerken waardoor mensen geïsoleerd van de samenleving komen te staan? Is men bijvoorbeeld te arm om deel te nemen aan een sportclub, of heeft men helemaal geen directe familie of vrienden in Almere wonen? Een andere mogelijkheid is dat er gaten in de sociale netwerken zijn omdat er maatschappelijke weerstanden bestaan om mensen in sociale verbanden op te nemen. Wordt men bijvoorbeeld niet geaccepteerd op de bejaardensoos of op de sportclub omdat men afkomstig is uit een andere cultuur?

(11)

5

Leveren deze tekorten daardoor individuele of maatschappelijke druk? Voelen groepen zich buitengesloten en leeft men daardoor meer geïsoleerd met risico’s voor lichamelijke en geestelijke gezondheid? In het uiterste geval zouden er wellicht aanwijzingen gevonden kunnen worden dat er risico’s zijn voor sociale uitsluiting van immigranten (groepen) in Almere. Dit geldt voor individuele immigranten maar ook voor georganiseerde verbanden van immigranten in de vorm van vrijwillige organisaties, ook wel zelforganisaties genoemd. Deze organisaties onderhouden relaties met leden van de eigen (etnisch-culturele) groep, maar wellicht ook met instanties en andere organisaties waardoor zij onderdeel uit maken van een groter geheel. Behoren deze groepen tot de Almeerse gemeenschap of vallen zij daarbuiten? En als dat zo is, wat is daarvan de reden?

Voor dit onderzoek zal de probleemstelling uitgewerkt worden aan de hand van de volgende deelvragen.

De eerste vragen hebben betrekking op het schetsen van de doelgroep, de immigranten in Almere, en om de sociale netwerken van deze groepen in kaart te brengen.

Welke groepen/categorieën immigranten wonen in Almere en waar zijn zij gevestigd? Is er sprake van ruimtelijke segregatie?

Hoe ziet de sociale netwerken van deze immigranten eruit?

In kaart brengen van de sociale netwerken van immigranten. Hoe zien de sociale netwerken van immigranten in Almere er uit? Gebieden: familie, vrienden, buren, verenigingsleven, hobby’s, religie, opleiding, werk. Ook de netwerken van de vrijwillige organisaties van immigranten maken hier onderdeel van uit.

3. Welk netwerk of deel van een netwerk is locatiegebonden? Welke delen van de netwerken bevinden zich in Almere en welke delen bevinden zich elders?

Als er een beeld is geschetst van de netwerken en als daar inzicht in verkregen is, is het belangrijk om te achterhalen hoe deze netwerken beoordeeld worden door de immigranten die in Almere wonen. Daarvoor is de volgende vraag geformuleerd.

4. Wat is de betekenis van deze locatiegebonden netwerken? Hoe beoordeelt men die? Ervaart men tekorten en spelen zij een rol bij de beleving van de woonsituatie?

Ook is het belangrijk om te zoeken naar een mogelijke verklaring voor de aanwezigheid van de netwerken van immigranten. Door middel van de volgende vraag kan daarnaar gezocht worden.

(12)

6

5. Met welke factoren hangt het locatiegebonden netwerk van een immigrant samen: persoonskenmerken (zoals opleiding, sekse, leeftijd of etniciteit) en/of situatiekenmerken (zoals familie, vestigingsduur, werk).Wat is de reden voor vestiging in Almere?

Tot slot kan gekeken worden naar de maatschappelijke gevolgen van de aanwezigheid of de afwezigheid van netwerken van immigranten. De laatste deelvraag heeft hier betrekking op. 6. Zijn er tekorten in de locatiegebonden netwerken? Leveren deze tekorten

individuele of maatschappelijke druk? Zijn er aanwijzingen dat er risico’s zijn voor sociale uitsluiting van immigranten(groepen)?

Dit onderzoek naar de sociale netwerken van immigranten in Almere wordt als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 zullen de centrale begrippen binnen dit onderzoek aan de hand van litteratuurstudie uitgelegd en theoretisch geduid worden. Aan de orde komen

immigranten als bewoners van nieuwe wijken, de begrippen sociale cohesie en sociale relaties, sociale netwerken, etniciteit als bindingsfactor en locatiegebondenheid van netwerken. De aanwijzingen die de litteratuur geeft voor de betekenis en de gevolgen van sociale netwerken en de verklaringen daarvoor worden eveneens besproken. In hoofdstuk 3 wordt de opzet van het onderzoek en de wijze van gegevensverzameling beschreven. In de hoofdstukken 4, 5 en 6 zullen de bevindingen uit het empirisch onderzoek gerapporteerd worden. In hoofdstuk 4 staat de verkenning van het onderzoeksgebied centraal, de

immigranten in Almere. In hoofdstuk 5 worden de persoonlijke netwerken van (individuele) immigranten geschetst en wordt ingegaan op de vraag in hoeverre deze netwerken

locatiegebonden zijn. In hoofdstuk 6 volgen de netwerken van de organisaties van immigranten. In hoofdstuk 7 worden de deelvragen zoals hierboven geformuleerd

beantwoord en zal een verbinding gelegd worden tussen de bevindingen uit het empirisch deel van het onderzoek en de theoretische notities. Tot slot volgen enkele praktische en theoretische conclusies.

(13)

7

Hoofdstuk 2

Theoretische verkenning aan de hand van litteratuur

In dit hoofdstuk worden aan de hand van een litteratuurstudie de centrale begrippen van dit onderzoek behandeld. Als eerste wordt gekeken naar de positie van immigranten in nieuwe wijken. Daarna volgen de sociale netwerken, wat er specifiek te zeggen is over netwerken van immigranten, de verschillende vormen van sociale netwerken en in hoeverre deze netwerken locatiegebonden zijn. Tot slot wordt gekeken naar de betekenis en de gevolgen van de aanwezigheid of afwezigheid van sociale netwerken en naar mogelijke verklarende factoren hiervoor.

2.1 Immigranten als bewoners van nieuwe wijken

In 1926 beschreef de socioloog Park, een van en grondleggers van de Chicagoschool of Urban Sociology, de mechanismen die spelen als immigranten zich in een nieuwe

woonplaats vestigen. Hij zag dat immigranten die stijgen op de maatschappelijke ladder zich beter aanpassen aan de leefwijze van het land van vestiging. Zij zijn degenen die zich als eersten van hun (etnische) groep in nieuwe wijken zullen vestigen. Dit maatschappelijke verschijnsel, dat hij successie noemt, wordt bevestigd door onderzoek in Rotterdam en Utrecht (Niekerk e.a. 1990:8). Maar er wordt ook geconstateerd dat immigranten in de nieuwe wijken in de minst aantrekkelijke delen van die wijken terecht komen. Uiteindelijk ontstaat dan een spiraal zoals die in de oude wijken van steden al eerder plaats vond: snelle doorstroom, leegstand en een minder goede naam van de wijk waardoor die niet gunstig in de markt ligt. Ontstaan op deze wijze moderne achterbuurten waar bewoners weinig betrokkenheid bij de wijk tonen? Gebrek aan sociale contacten en sociale controle zou hiervan de hoofdreden zijn. Het kan ook een reden voor snelle doorstroom naar andere wijken zijn. De successietheorie van Park is op dit fenomeen gebaseerd, namelijk het verband tussen ruimtelijke en sociale relaties die te zien is in de indeling van de stad, doordat bepaalde groepen zich in bepaalde wijken vestigen. De oude bevolking wordt door de nieuwe bewoners verdrongen uit dit vestigingsgebied (Niekerk e.a. 1990:8-9). Bovenkerk (1985) ziet dat dit proces zich niet altijd in rust voltrekt. Hij noemt status, cultuur en het tempo van de invasie van nieuwelingen, oftewel immigranten, de bepalende factoren voor de mate van harmonie of conflict door deze veranderingen in de bevolking van een wijk.

(14)

8

Volgens Elias en Scotson (1965) worden relaties op wijkniveau gekenschetst door macht en cultuur. Gelijkheid of verschil in sociaal-economische klasse en cultuur van herkomst bepalen in hoge mate het gemak waarmee relaties worden aangegaan of afgewezen. Verschillen leiden tot beeldvorming die veelal gebaseerd is op vooroordelen. Zij zagen dat binnen de verschillende groepen cohesie bestaat, maar niet tussen de groepen. Volgens Niekerk e.a. ligt de waarde van Elias’ model in de analyse van mechanismen die sociale ongelijkheid reproduceren. Gevestigden, de mensen die van oudsher ergens wonen, gebruiken roddel, sociale controle en cohesie als machtsmiddel om de nieuwkomers, buitenstaanders, buiten te sluiten. Beeldvorming speelt een centrale rol in dit proces. Gevestigden voelen zich superieur en willen hun definitie van de situatie opleggen aan de buitenstaanders. Men zet zich af tegen de afwijkende cultuur van de buitenstaanders, die daardoor als groep worden gestigmatiseerd. Het gevolg is dat buitenstaanders een negatief beeld vormen van zichzelf als groep, waardoor de ongelijkheid tussen de groepen mede in stand wordt gehouden (Niekerk e.a. 1990:19; Bovenkerk 1985:319). Door het ontwikkelen van een eigen infrastructuur onttrekken buitenstaanders zich aan de beïnvloedingssfeer van de autochtonen. Bovenkerk schetst drie fasen in de vestiging van immigranten, namelijk (1) de penetratie, de fase waarin de eerste migranten zich vestigen; (2) de invasie, de fase waarin velen de pioniers volgen en (3) de overname, de fase waarin oude bewoners uit de buurt wegtrekken en de buurt ‘overgenomen’ wordt door immigranten (Bovenkerk, 1985: 316-322). Deze beschrijving past bij processen die plaatsvonden in sommige oude wijken van grote steden in Nederland, maar ook in sommige nieuwbouwwijken of in delen daarvan, waarvan de Amsterdamse Bijlmermeer en het Haarlemse Schalkwijk voorbeelden zijn. Het is de vraag in hoeverre deze processen zich ook voordoen in een nieuwe stad als Almere. In het 25 jarige bestaan van Almere zijn telkens nieuwe wijken gebouwd en andere wijken langzamerhand veranderd in oudere wijken. Hoe immigranten zich vestigen in zo’n nieuwe stad is wellicht niet in algemene zin te beantwoorden. De reden van vestiging in een nieuwe stad of wijk speelt hierbij een belangrijke rol. Daarnaast zijn andere factoren mede bepalend of, waar en hoe immigranten zich vestigen in een nieuwe omgeving, zoals de sociaal-economische positie, gezinssamenstelling en de aanwezigheid van relaties door familie-, religieuze-, culturele- of andere verbanden. Leggen immigranten in hun nieuwe woonomgeving nieuwe relaties en ontstaan daardoor nieuwe (delen van) sociale netwerken?

(15)

9

2.2 Sociale netwerken

Een sociaal netwerk is het totaal van relaties waarin het individu is ingebed (Bossevain 1974 in: Blokland-Potters 1998:75). Netwerktheorieën beschrijven de sociale structuur van (een deel van) de sociale wereld als de relaties tussen de diverse onderdelen van die sociale wereld (Wellman, 1983:156-157, in: Ritzer, 1996:287). Relaties zijn te zien in het gedrag dat mensen aan elkaar of aan instituties bindt. Het gaat om objectieve bindingen die mensen binden tot een sociaal geheel, een sociale structuur. Granovetter (1973) noemt het “het ingebed zijn in relaties en structuren”. De mate van inbedding kan verschillen doordat niet iedereen in gelijke mate de beschikking heeft over de bronnen geld, macht, informatie en welvaart en welzijn. Dit zijn vormen van kapitaal die Bourdieu onderscheidde als bronnen voor een individu om doelgericht te kunnen handelen. Hij noemt deze bronnen economisch-, cultureel-, sociaal- en symbolisch kapitaal (1988: in Ritzer 1996:406). Sociale netwerken vormen het sociaal kapitaal dat zit in de structuur van relaties waarin de doelbewuste actie plaats vindt. Dit sluit aan bij de stelling van Coleman dat sociale structuren individuele rationele doelen ondersteunen (Portes en Sensenbrenner 1993). Sociale relaties, die samen de netwerken vormen, kunnen op verschillende zaken gebaseerd zijn. Emerson ziet op basis van de ruiltheorie economische principes als grondslag voor relaties en dus voor sociale netwerken. Macht en afhankelijkheid, kosten en opbrengsten zijn hierbij sturende factoren binnen de netwerken van relaties (Ritzer 1996:278). Maar ook normen en waarden die gelden in een cultuur kunnen een basis zijn voor de relaties binnen de netwerken. Portes en Sensenbrenner (1993) beschrijven de opbrengsten en de kosten die voortkomen uit het feit dan men onderdeel uitmaakt van een netwerk door deze te benoemen in termen van geïnternaliseerde waarden, wederkerigheid van handelen, gebonden solidariteit en afdwingbaar vertrouwen.

Netwerktheoretici richten zich veelal op relaties tussen mensen die elkaar kennen en waarmee zij persoonlijke netwerken vormen óf op netwerken van organisaties. Een mens maakt op verschillende manieren deel uit van grotere gehelen (Ritzer 1996:278). Zo behoort hij (of zij) tot een familie, heeft een werkkring, bezoekt een sportclub en is lid van een kerk of van een buurtvereniging. De relaties tezamen vormen de sociale netwerken. Sociale relaties vormen de omgeving waarin mensen zich bij elkaar betrokken voelen, en volgens Hannerz is dat het meest het geval bij mensen die een gelijke sociaal-economische positie hebben (Hannerz 1980:165). De relaties vormen de persoonlijke sociale netwerken, maar vormen op zich nog geen gemeenschap (Blokland-Potters 1998:107). Hannerz ziet dat deze netwerken zich kunnen voordoen als clusters die aan elkaar raken. Een stad is dan

(16)

10

bijvoorbeeld te zien als een netwerk van netwerken, zoals ook Wellman (1974) suggereerde. Samen vormen de netwerken de sociale structuur oftewel het sociale systeem van de stad (Hannerz 1980:200-201). Sociale relaties bestaan op verschillende manieren, zo is er met familie veelal een andere band dan met de postbode. Bij de bestudering van netwerken kan naar de verschillende typen van relaties gekeken worden, zoals Blokland-Potters (1998) in haar studie ondermeer doet. Maar kunnen ook op verschillend niveau’s bestaan en

bestudeerd worden, op het microniveau van het individu, op het macroniveau van sociale instituties, of op het niveau daar tussenin, dat van de clusters van persoonlijke relaties. Een andere invalshoek om naar de sociale netwerken te kijken is de schaalgrootte. Sociale relaties kunnen zich op mondiaal-, landelijk-, stedelijk, buurt- of op individueel niveau afspelen. Moderne communicatiemiddelen maken het mogelijk om relaties op grote afstanden te onderhouden. Op deze wijze zijn heel verschillende integratiekaders te formuleren waarin sociale samenhang tot uitdrukking komt. Maar niet iedereen is ervan overtuigd dat binnen al deze eenheden sociale samenhang gerealiseerd kan worden. In 1955 liet de socioloog Van Doorn kritische geluiden horen over de samenhang op wijkniveau. Hij zag een enorme heterogeniteit in de (nieuwe) wijken van steden, waardoor hij een

samenhang op wijkniveau een illusie achtte (in: Duyvendak 1999). Zijn gedachtegoed is vandaag de dag opnieuw actueel in het debat over heterogeniteit of homogeniteit in de wijken als redmiddel voor sociale cohesie. Maar is er wel een relatie tussen heterogeniteit en (gebrek aan) samenhang? Heterogeniteit kan een uitdrukking zijn van diversiteit in de sociale structuur. Het is niet ondenkbaar dat diversiteit ook bestaat in sociale relaties, en de aanwezigheid daarvan op sociale samenhang. In de meest brede zin verwijst het begrip sociale cohesie naar de samenhang binnen de sociale structuur van een samenleving. De sociale structuur is het resultaat van het sociale handelen van mensen. Max Weber definieerde sociaal handelen als handelen dat georiënteerd is op het gedrag van andere mensen (Wilterdink 1985), waarbij hij een onderscheid maakt tussen relaties die gebaseerd zijn op rationeel en op niet-rationeel (of affectief) handelen (Blokland-Potters 1998:116). De structuur die gevormd wordt door het gezamenlijk handelen van mensen vormt de sociale structuur maar is echter niet altijd vanzelfsprekend een basis voor balans in de samenleving. Het behaviorisme gaat ervan uit dat gedrag wordt vormgegeven door de consequenties van dit gedrag en dat relaties gestuurd worden vanuit doelgericht gedrag. In de ruiltheorie van Homans en Blau is doelgericht handelen dan ook de basis van relaties, omdat de

opbrengsten en de kosten uiteindelijk het handelen bepalen (Ritzer 1996:262). De rational

(17)

11

schaarse bronnen, zoals bijvoorbeeld de beschikbaarheid van informatie, én de beperkingen die mensen opgelegd krijgen door sociale instituties in de vorm van positieve en negatieve sancties (Ritzer 1996: 289). Beide hebben een groot effect op de keuzes die gemaakt kunnen worden en daarmee op het gedrag. De sociale relatie kan op deze manier gezien worden als een ruilmechanisme. Thibaut en Kelley complementeren dit idee met de factoren macht en afhankelijkheid binnen relaties. Emerson werkt de ruiltheorie uit tot het idee van ruil-netwerken. Hij ziet macht en afhankelijkheid, kosten en opbrengsten als sturende factoren van de relaties (Ritzer 1996: 278). De doelgerichte relaties vormen netwerken die tezamen de sociale structuur vormt. Harmonie of conflict binnen de sociale structuur wordt in deze visie niet bepaald door de aanwezigheid van relaties, maar door de achterliggende factoren. De sociale structuur kan het beste bestudeerd worden door de patronen van de bindingen die mensen aan elkaar verbinden te analyseren (Ritzer 1996:286).

Samenvattend: Sociale netwerken worden gevormd door (doelgerichte) relaties tussen individuen en/of organisaties. Tezamen vormen zij de sociale structuur van een samenleving, die niet aan het locale niveau gebonden is.

2.3 Sociale netwerken van immigranten

Immigranten, zoals bedoeld in dit onderzoek, onderscheiden zich van anderen op grond van hun etniciteit. Etniciteit is een sociale identiteit die zich onderscheidt van andere sociale identiteiten zoals sekse, generatie of beroep, door de overtuiging dat men een

gemeenschappelijke afstamming, geschiedenis en cultuur heeft (Vermeulen 1984).Volgens Van Dale (1988) verwijst etniciteit naar een etnische identiteit. Dit wordt uitgelegd als datgene dat eigen is aan een persoon en dat betrekking heeft op het volk waartoe men behoort. Lidmaatschap van zo’n groep heeft een emotionele betekenis waarbij sprake is van affectieve betrokkenheid (De Swaan in: Blokland-Potters 1998:109). Portes en

Sensenbrenner (1998) beschrijven bronnen waarop de netwerken van immigranten

gebaseerd zijn in termen van waarden en normen binnen een etnische groep, die zich uiten in gedragspatronen. Van de vier bronnen die zij noemen, geïnternaliseerde waarden,

wederkerigheid van handelen, gebonden solidariteit en afdwingbaar vertrouwen, zijn het met name de gebonden solidariteit (bounded solidarity) en het afdwingbare vertrouwen

(enforceable trust) die een belangrijke rol spelen bij de inbedding van immigranten in de samenleving. Bounded solidarity is een situationeel gevoel van verbondenheid binnen een immigrantengroep. Het is gebaseerd op het morele gevoel van groepsgenoten om zich op een bepaalde manier te gedragen. Sociaal kapitaal dat voortkomt uit bounded solidarity is

(18)

12

het sterkst als de solidariteit een alternatieve definitie van de situatie voortbrengt of

construeert op basis van vroegere gebruiken en een gedeeld cultureel verleden. Enforceable

trust is een instrumentele bron van sociaal kapitaal en wordt gevormd door het vertrouwen

dat een groep afdwingt van haar leden. Het is gebaseerd op verplichtingen en verwachtingen die men heeft ten opzichte van de (gesloten) sociale structuur van de

immigrantengemeenschap. Deze vorm van sociaal kapitaal is gebaseerd op de interne sanctionering van de groep zelf. Door het vertrouwen binnen de groep kan men toegang krijgen tot middelen om bepaalde doelen te bereiken. Deze bronnen van sociaal kapitaal worden versterkt door een vijandige buitenwereld, bijvoorbeeld door discriminatie. (Portes en Sensenbrenner, 1998). De vaak hechte sociale netwerken van immigranten vinden hun basis niet alleen in etniciteit maar ook in familie en religie. Deze factoren spelen een belangrijke bindende rol (Niekerk 1990:49; Doomerik 1991). Etniciteit zal nooit de enige verklaring voor een netwerk zijn, maar een combinatie van factoren zal veelal een

gezamenlijke basis voor een sociaal netwerk vormen. Ook de buurt waar men woont kan een basis voor een netwerk vormen, maar het is niet automatisch zo dat autochtonen en

allochtonen daar dan beide onderdeel van uitmaken (Niekerk 1990:114; Bovenkerk: 316). Het teruggetrokken leven van een deel van de allochtone gemeenschappen lijkt verklaard te kunnen worden met het begrip ‘defensieve culturele adaptatie’ van de antropoloog Siegel. Oorzaken van verschillen die ervaren worden tussen groepen liggen in deze visie niet in de primaire culturele verschillen, zoals levensstijl, dagelijkse gewoontes en dagritme, maar in de secundaire culturele verschillen, namelijk de geldende waarden en normen binnen de betreffende etnisch - culturele groep (Niekerk: 115). Een dergelijke gemeenschap die geen fysieke grenzen kent, maar bestaat doordat men in gevoel en in handelingspraktijk bij elkaar hoort, noemt Anderson een imagined community (Anderson 1990 in Blokland-Potters 1998:111-112). Deze gemeenschap is gebaseerd op de groepsidentificatie van een collectiviteit.

Sociale netwerken van immigranten spelen een belangrijke rol in het proces van migratie, dat in veel gevallen slechts mogelijk is omdat dit gedekt wordt door de aanwezigheid van sociale netwerken (Light e.a. 1999). Netwerken verminderen de risico’s van migratie en kunnen voorzien in emotionele-, sociale- en economische steun. Door netwerken kunnen hulpbronnen worden aangeboord, waardoor het voor nieuwe immigranten makkelijker is om zich te vestigen in een nieuw land. Deze hulpbronnen kunnen bestaan uit financiële steun of steun bij het vinden van huisvesting en werk. Walter (1984) gaat ervan uit dat de

(19)

13

springplank vormen naar trans-etnische contacten. Dit sluit aan bij het idee van Portes, die van mening is dat netwerken de bron van sociaal kapitaal vormen die de mate van integratie in (een deel van) de samenleving bepaalt (Portes en Sensenbrenner 1993). Ook Rath en Kloosterman (1997) omschrijven sociale netwerken waarin immigranten zijn ingebed (omdat zij onderdeel uitmaken van een (economisch) systeem) als het sociale kapitaal van immigranten. Zulk sociaal kapitaal is een belangrijke voorwaarde om zich te kunnen handhaven in een nieuwe omgeving omdat het materiële- en immateriële steun oplevert, maar anderzijds kent het ook beperkingen omdat het materiële- en immateriële kosten met zich mee kan brengen. Zo kan er bijvoorbeeld druk vanuit familie- of

verwantschapsverbanden uitgeoefend worden om financiële steun of diensten te verlenen. Iemand kan deel uitmaken van verschillende netwerken, en de mate van inbedding in die netwerken kan verschillend zijn. Iemand kan bijvoorbeeld sterk ingebed zijn in de eigen (etnische) netwerken, maar zwak in andere relevante netwerken (zoals bijvoorbeeld die van opleiding, of werk).

Charsley (1974) ziet dat immigranten met name gericht zijn op de eigen groep. Etnische organisaties worden in het leven geroepen om doelen na te streven, zoals het behartigen van belangen of van politieke-, religieuze- of culturele doelen. Hiermee sluit hij aan bij het uitgangspunt van Blau en Homans die stellen dat elk handelen ingegeven is door

doelgerichtheid. Wellman noemt vanuit dezelfde invalshoek netwerken significant als ze aangewend kunnen worden voor ondersteuning en voor het aanboren van hulpbronnen (Wellman 1982 in: Blokland-Potters 1998:75). Hulpbronnen, maar ook oriëntaties, die zij meenemen uit het land van herkomst, bepalen hoe immigranten zich in het land van vestiging organiseren.

Maar ook de mogelijkheden en beperkingen die zij ontmoeten in de samenleving waarin zij zich vestigen spelen hierbij een rol (Penninx e.a. 1999). De doelen van etnische organisaties kunnen volgens Charsley algemeen zijn, maar is gericht op intra-etnische bindingen, waarmee de etnische groep dus gesloten blijft. Charsley beschrijft dat vanuit etnische gemeenschappen met name activiteiten georganiseerd worden op religieus-, cultureel- of sportief gebied, en in mindere mate op het gebied van politiek of economie. Daardoor is er minder sprake van trans-etnische bindingen (Charsley 1974: 393). Ook Walter (1984) bevestigt dat eigen organisaties van migranten het intra-etnisch contact bevorderen, maar naarmate men langer ergens woont worden de netwerken gemengder, oftewel trans-etnisch. In onderzoek dat in de gemeente Amsterdam is gedaan naar netwerken van Turkse

(20)

14

verwevenheid van organisaties binnen de eigen etnische groep. Door middel van

dubbelfuncties ontstaat een patroon van relaties waardoor organisaties aan elkaar verbonden zijn. Soms is er sprake van clustering rond een religieuze-, of een culturele organisatie. Bepaalde personen spelen in zulke etnisch bepaalde netwerken een belangrijke centrale rol. Samenvattend, sociale netwerken van immigranten kunnen gebaseerd zijn op etniciteit in combinatie met familie- religieze, culturele- of andere verbanden. Immigranten lijken meer intra-etnisch dan trans-etnisch georganiseerd te zijn. Netwerken leveren materiële en immateriële steun, maar en er zijn ook kosten aan verbonden. Deze kosten en baten komen voort uit doel-rationeel handelen en uit de geldende normen en waarden. De mate van inbedding in netwerken bepaalt de mate van integratie in (een deel van) de samenleving. Sociale netwerken kunnen op het persoonlijke niveau en op het niveau van organisaties bestudeerd worden.

2.4 Hoe zien de netwerken eruit?

Een sociaal netwerk wordt gevormd door de relaties die de verbindingslijnen zijn tussen een individu en andere individuen. Relaties kunnen ook bestaan tussen individuen en tussen clusters van relaties of organisaties (Granovetter, 1973). Netwerken kunnen dus opgebouwd zijn uit persoonlijke relaties, maar ook uit relaties met instanties, die meer een zakelijk karakter hebben. Er kan daarbij sprake zijn van direct of van indirect contact (Wellman, 1983:156-157, in: Ritzer, 1996:287). Blokland-Potters kijkt niet alleen naar de vorm, maar ook naar de beleefde inhoud van de relaties. Zij is van mening dat instituties ook van belang zijn, omdat netwerken mede geconstrueerd worden door geïnstitutionaliseerde sociale praktijken Blokland-Potters 1998:75). Blokland-Potters (1998:120) onderscheidt vier verschillende vormen van verbindingen binnen de sociale netwerken, elk met een andere inhoud en intensiteit. Zij noemt deze transacties, verbindingen, banden en interdependenties en beschouwt ze als vier hoekpunten waarbinnen de netwerken worden gerangschikt.

Transacties zijn aan rollen gebonden, deze relaties zijn instrumenteel-rationeel, waarbij het

doel centraal staat. Het zijn noodzakelijke relaties, zoals bijvoorbeeld de relaties met onderwijs, gezondheidszorg en werk. Bij verbindingen staat het handelen centraal. Deze relaties zijn waarderationeel en gebaseerd op traditie en op keuze, zoals de relaties op grond van religie of politieke binding. Banden berusten op interactie en zijn op specifieke personen gericht, bijvoorbeeld op familie of vrienden. Interdependenties zijn afhankelijkheidsrelaties die echter geen sociale relaties zijn (internationale productieketens).

(21)

15

Barnes beschrijft dat mensen vooral omgaan met relatief gelijken wat betreft sociaal economische positie, waarbij opvalt dat mensen uit lagere sociaal-economische klassen meer gesloten netwerken hebben dan hoger opgeleiden (Hannerz 1980:166;170). Ook Flap (1999) wijst op de relatie tussen sociaal-economische positie en de aard van de relaties die men aangaat met anderen. Werk en opleiding spelen in deze benadering een belangrijke rol bij de constructie van netwerken. Daarnaast spelen persoonlijke karakteristieken en culturele achtergronden een rol. Ook mobiliteit heeft invloed op de mate en de vorm waarin men relaties legt.

Hannerz (1980) onderscheidt patronen in netwerken, waardoor de aard van een netwerk geduid kan worden. Hij benoemt die patronen inkapseling, segregatie, integratie en

isolement. Een gesegregeerd netwerk bestaat uit verschillende clusters die duidelijk van

elkaar gescheiden zijn, zoals werk, sport en privé. Hij ziet dit patroon bij nieuwe

stedelingen. Burenrelaties zijn hier minimaal en alleen functioneel. Deze netwerken zijn niet lokaal gebonden, maar geografische en sociaal gespreid. Een ingekapseld netwerk duidt op een hoge dichtheid en frequentie. Familierelaties, peergroups en religieuze gemeenschappen zijn hiervan voorbeelden. Locatie zou bij deze netwerken een rol kunnen spelen, maar naar verwachting is dit geen bepalende rol. Een geïsoleerd netwerk heeft weinig aansluiting bij de sociale omgeving. Moderne armen komen vaak in een dergelijk netwerk terecht, onder andere door veranderingen in de buurt die leiden tot inkrimping van het netwerk. Locatie is hierbij wel een bepalende factor. Bij geïntegreerde netwerken komen de clusters van de netwerken met elkaar in contact, waarbij locatie een ondergeschikte rol speelt.

Sociale netwerken kunnen dus een kleine actieradius hebben maar ook zeer uitgestrekt zijn, zowel in aantal relaties als in afstand tot de relaties. In hoeverre dit werkelijk met sociale klasse te maken heeft is niet duidelijk. De socioloog Flap (1999) bijvoorbeeld, beschreef de netwerken van stedelingen als klein en open en die van plattelanders als groot en gesloten (Völker 1999:23;25), zonder daarbij sociaal-economiscge factoren te betrekken. Völker stelt echter dat lokaal georganiseerde netwerken veelal de netwerken zijn van mensen uit de lagere sociale klassen. Deze netwerken zijn klein en bestaan uit frequente en intensieve contacten. Netwerken die minder aan een plaats gebonden zijn, zijn veelal de grotere en meer gespreide netwerken van mensen uit hogere sociale klassen (Völker 1999:28). De relaties van immigranten kunnen grensoverstijgend zijn en daarmee heel andere vormen aannemen dan de gebruikelijke familie-, vrienden-, werk- en vrijetijdsnetwerken van autochtone Nederlanders (Hannerz 1980:172), maar zij behoren, in tegenstelling tot wat Völker stelt, niet allen tot de hogere sociale klassen. Moderne communicatiemiddelen

(22)

16

dragen bij aan het gemak waarmee netwerken op grote afstand onderhouden kunnen worden. Flap (1999) noemt netwerken vandaag de dag plaatsloos omdat ze niet meer aan een buurt of aan een directe omgeving gebonden zijn (Völker e.a. 1999:22).

Granovetter (1973) beschrijft hoe de relaties binnen de netwerken kunnen bestaan uit sterke of zwakke bindingen tussen de actoren. De sterkte van een binding wordt bepaald door frequentie, emotionele intensiteit, intimiteit en de wederkerigheid van het contact. Zwakke bindingen hebben van genoemde zaken weinig. Zij spelen dan ook geen grote rol in het leggen van contacten tussen mensen, maar zijn wel van belang voor het leggen van contacten tussen diverse groepen, terwijl die groepen elk bestaan uit sterke bindingen. Samenvattend, sociale netwerken kunnen bestaan tussen individuen, tussen individu en cluster van individuen of individu en organisatie of instantie. Ze kunnen naar vorm en inhoud bekeken worden. De netwerken lijken over het algemeen te bestaan uit sociaal-economisch gelijken. De netwerken kunnen getypeerd worden aan de mate van openheid of geslotenheid, conform Hannerz, en naar de aard van de relaties, conform de indeling van Blokland-Potters en Granovetter. Netwerken kunnen op verschillende schaalniveaus bestaan, van klein (lokaal) tot uitgestrekt (mondiaal), en verschillend van omvang zijn.

2.5 Locatiegebondenheid van netwerken

Park (1926) beschreef de patronen tussen immigrantengroepen en de sterkte van de externe bindingen. Daarmee legde hij een verband tussen ruimtelijke en sociale relaties. Hij zag dit in de vorm van vestigingspatronen die leiden tot een situatie van segregatie:

immigrantengroepen vestigden zich als groep in bepaalde buurten (Walter 1984: 259-260). Bovenkerk beschrijft een dergelijk vestigingspatroon voor migranten in Nederland.

Migranten vestigen zich in de oudste wijken, wat kan leiden tot concentraties van migranten die vervolgens hun eigen etnische infrastructuur ontwikkelen in de vorm van eigen

organisaties en instellingen (Bovenkerk 1985: 66; 298).

Walter gaat uit van de samenhang van locale netwerken met sociaal-economische positie. Mensen uit de lagere sociale klassen hebben meer netwerken in de buurt dan mensen uit de midden- en hogere klassen die over meer gespreide netwerken beschikken (Niekerk

1990:92). Deze locale netwerken zijn klein en bestaan uit frequente en intensieve contacten (Völker 1999:28). Ook Niekerk bevestigt de invloed van de sociaal-economische positie. Zij gaat ervan uit dat materiële machtsbronnen een rol spelen in de machtsverhoudingen in een wijk. Deze machts-verhoudingen beïnvloeden de beeldvorming van de verschillende groepen. Dit is bepalend voor de relaties op wijkniveau (Niekerk 1990:92).

(23)

17

Blokland-Potters onderscheidt, in navolging van Hannerz, binnen de persoonlijke netwerken zowel relationele- als morfologische kenmerken (1980, in: Blokland-Potters 1998). In deze benadering spelen ruimtelijke aspecten, zoals bijvoorbeeld de woonomgeving, een rol bij de samenstelling van de persoonlijke netwerken. Zo hebben huisvrouwen, ouderen en kinderen meer relaties in de buurt waar zij wonen dan jongeren en mensen met een betaalde baan. Van de patronen in netwerken die Hannerz onderscheidde hebben slechts enkele een relatie met de locatie. Locatie speelt een rol bij de ingekapselde netwerken die bestaan uit

familierelaties peergroups en religieuze gemeenschappen, en bij de geïsoleerde netwerken waarin weinig sociale relaties bestaan. Bij de ingekapselde netwerken speelt locatie

waarschijnlijk geen bepalende rolt in tegenstelling tot de geïsoleerde netwerken waar locatie wel een bepalende factor is.

Blokland-Potters (1998) gaat uit van diversiteit van relaties op buurtniveau. Zij ziet dat van de vier typen relaties die in een buurt voorkomen, het vooral de verbindingen en de

transacties zijn die het meest op lokaal niveau voorkomen.

Andere aspecten die van belang zijn voor binding op lokaal niveau zijn sekse, leeftijd en woonduur. Niekerk (1990) beschrijft dat vrouwen een bindende rol in de wijk hebben. De aanwezigheid van vrouwen is van belang voor de sociale cohesie in een wijk. Kinderen en ouderen zijn door hun geringe mobiliteit meer aan een buurt gebonden. Het aspect

woonduur werd onder andere door Elias en Scotson (1965) naar voren gebracht. Zij stellen dat hoe langer men in een wijk woont hoe groter de verknochtheid aan een wijk is en hoe groter de machtspositie van deze bewoners (Niekerk 1990:46;67;112). Dit heeft onder andere gevolgen voor de relaties tussen deze bewoners en de nieuwkomers in een buurt, zoals bijvoorbeeld de relatie tussen autochtone en allochtone bewoners. Wijkinstellingen spelen een weinig belangrijke rol in deze (interetnische) relaties in een wijk. Binnen de instellingen is weinig contact tussen allochtonen en autochtonen, die over het algemeen elk hun eigen organisaties hebben (Niekerk 1990:92).

Samenvattend, locatiegebonden netwerken hangen samen met sociaal-economische positie, woonduur, sekse en leeftijd. Immigranten lijken daarbij gericht op intra-etnische relaties. Er kan echter ook sprake zijn van diversiteit in de locale netwerken, zoals tot uiting komt in de verschillende vormen van relaties op buurtniveau die Blokland-Potters (1998) onderscheidt.

2.6 De betekenis van de netwerken en de gevolgen

Sociale netwerken vormen de hulpbronnen waarop men een beroep kan doen in het

(24)

18

De mate waarin men over sociale netwerken beschikt bepaalt de mate van integratie in een deel of een sector van de samenleving (Portes en Sensenbrenner 1993). De normen en waarden die voortkomen uit de cultuur waar men in leeft, bepalen mede de stimulansen en belemmeringen die men vanuit het netwerk ondervindt in het maatschappelijk functioneren. Door onderdeel te zijn van netwerken die open zijn, of geclusterd zijn met andere

netwerken, wordt de maatschappelijke betrokkenheid vergroot. Gesloten netwerken leiden tot een geïsoleerd bestaan, waarin men alleen contact heeft met de eigen (etnische of

culturele) groep. Gesloten netwerken kunnen persoonlijke ontwikkeling belemmeren. Portes en Sensenbrenner (1993) noemen dit de kosten die voortkomen uit de normen en waarden die gelden binnen de groep. Gedwongen solidariteit en afdwingbaar vertrouwen zijn

bronnen voor druk die een groep kan uitoefenen op individuele groepsleden. Daar tegenover staat dat groepsleden aanspraak kunnen maken op materiële- en immateriële steun. Er is anderzijds vaak geen sprake van vrije keus om deze wel of niet te verstrekken. Netwerken kunnen dus belemmerend werken voor personen die zich willen ontwikkelen in een richting die niet eigen is aan de groepsnorm. Zich ontworstelen aan de groepsnorm vraagt vaak een hoge prijs van het betreffende individu.

Granovetter (1973) onderscheidt binnen de netwerken verschillende relaties die hij typeert als sterke en zwakke bindingen. Sterkte bindingen, gemeten aan frequentie, intensiviteit, emotionaliteit, affectiviteit, worden veelal als de meest wezenlijke relaties gezien. Zwakke bindingen, die weinig van deze zaken hebben, vervullen echter een belangrijke

maatschappelijke functie. Zij vormen een brug tussen verschillende groepen en voorkomen daarmee dat groepen in een geïsoleerde positie verkeren. Sterke bindingen isoleren iemand of een groep van de rest van de samenleving en zorgen voor een gefragmenteerde

samenleving. Zwakke bindingen zorgen voor integratie in grotere gehelen in de

samenleving. Informatie verspreidt sneller en beter via zwakke bindingen. Op individueel niveau dragen zwakke bindingen bij aan de mogelijkheden van het individu, het levert bijvoorbeeld relevante informatie of tips voor het vinden van werk. De beschikking hebben over veel zwakke bindingen duidt op het hebben en kunnen gebruiken van veel contacten binnen een gemeenschap, zoals binnen een buurt of een religieuze gemeenschap. Weinig zwakke bindingen duiden op weinig contacten buiten de kring van (min of meer) intieme en frequente relaties. De mate waarin iemand over zwakke bindingen beschikt bepaalt derhalve de mate van integratie in de sociale omgeving. Op gemeenschapsniveau spelen zwakke bindingen een rol voor de sociale cohesie, zij bepalen de mate waarin groepen in staat zijn zich te organiseren

(25)

19

(Granovetter,1973). Bepaalde vormen van netwerken kunnen dus leiden tot betrokkenheid van immigrantengroepen bij de samenleving. Uit onderzoek in opdracht van de Gemeente Amsterdam (1999) blijkt dat allochtonen minder dan autochtonen participeren in de locale gemeenschap. Maar er is ook een samenhang geconstateerd tussen de mate van civil society en politieke betrokkenheid. In een sterke civil society voelen de leden zich betrokken bij de eigen etnische achtergrond en bestaan veel vrijwillige organisaties. De netwerken van horizontale sociale relaties binnen en tussen de organisaties zijn hecht. Geïsoleerde gemeenschappen kennen minder civil society. Hoe meer netwerken tussen organisaties binnen een etnische gemeenschap en hoe meer men naar de eigen TV zenders kijkt en eigen etnische kranten leest, hoe groter de mate van politiek vertrouwen en politieke participatie in de vorm van deelname aan verkiezingen. De Amerikaanse politicoloog Robert Putnam (1992) stelt dat naarmate mensen meer deel uitmaken van een eigen organisatiestructuur, zij zich sterker betrokken zullen voelen bij de locale gemeenschap. Door deze betrokkenheid stellen mensen het gemeenschaps-belang boven het eigen belang. Democratische instituties functioneren beter en het vertrouwen in die instituties is groter. Netwerken zijn dus een belangrijke basis voor verschillende manieren van betrokkenheid. Netwerken leveren steun, contacten, dwarsverbanden en organisatievormen. Deze geven vertrouwen in de eigen organisatie-kracht en daarmee meer politieke betrokkenheid en minder

afhankelijkheidsgevoelens.

2.7 Verklarende factoren voor de aanwezigheid/afwezigheid van netwerken

Uit het voorafgaande blijkt dat het al dan niet bestaan van sociale netwerken te maken heeft met een aantal uiteen liggende factoren die op zichzelf of in combinatie met andere factoren bepalend kunnen zijn voor de aanwezigheid of de afwezigheid van sociale netwerken, en daarmee van sociaal kapitaal dat ter beschikking staat voor het maatschappelijk

functioneren.

Ten eerste is duidelijk dat met name familie, en daarnaast ook vrienden en kennissen van belang zijn. Deze relaties behoren tot de affectieve en emotionele relatievormen, waarbij ook van doelgerichtheid in de relaties sprake kan zijn. Ook kunnen relaties gelegd worden door school, opleiding en werk. Ideologische gronden kunnen een basis zijn voor sociale netwerken, te denken valt aan religie, politiek of belangenverenigingen. En ook kunnen in de vrijwillige sfeer relaties gelegd worden, door lid te zijn van een sport- of een andere vereniging in de vrijetijdssfeer. Daarnaast spelen persoonlijke kenmerken zoals etniciteit en culturele achtergrond leeftijd en sekse en sociaal-economische positie (opleiding en werk en

(26)

20

inkomen) een rol. Omgevingsfactoren zoals locatie en woonduur kunnen verklarende factoren zijn, zo ook mobiliteit en de beschikbaarheid van moderne technologie.

(27)

21

Hoofdstuk 3

Onderzoeksopzet en gegevensverzameling

Om de probleemstelling en de daarbij geformuleerde deelvragen, zoals geformuleerd in hoofdstuk 1, te beantwoorden wordt eerst het begrip “immigrant” gedefinieerd. Daarna worden de methode van onderzoek en de wijze van gegevens verzamelen beschreven en enkele problemen gedurende het onderzoeksproces naar voren gebracht.

Definiëring van het begrip “immigrant”

Voor mensen die wiens herkomst niet in Nederland ligt worden de volgende aanduidingen gehanteerd: allochtonen, buitenlanders, migranten of immigranten. De gangbare benaming staat voortdurend te discussie en wisselt in de loop der tijd. Een emotionele voor- of afkeur voor een bepaalde term speelt een belangrijke rol voor de keuze van de gebruikte

aanduiding. Inhoudelijk verschilt de betekenis voor de gebruiker van de begrippen niet. De Van Dale (1994) geeft de volgende uitleg aan de begrippen: Allochtoon: van elders

afkomstig. Buitenlander: iemand uit het buitenland, vreemdeling. Immigrant: inkomend landverhuizer. Migrant: iemand die migreert, buitenlandse werknemer (migreren = trekken, verhuizen). Op alle begrippen is iets af te dingen. Het begrip “allochtoon” wordt

tegenwoordig algemeen door overheden gehanteerd als de correcte aanduiding. De verwijzing naar het anders-zijn wordt hierin toegekend aan de persoon. Het begrip

“buitenlander” dat gehanteerd werd in de tijd dat gastarbeiders naar Nederland kwamen, is nu niet meer gangbaar. “Immigrant en migrant” zijn begrippen waarmee de beweging wordt weergegeven van de verhuizing van het ene land naar het andere, waarbij “migrant” niet de definitieve vestiging weergeeft, terwijl “immigrant” duidelijk maakt dat betrokkene naar hier gekomen is om te blijven. Daarom geniet mijns inziens het begrip “immigrant” de voorkeur: de immigrant komt van elders en vestigt zich hier.

Het manco van alle begrippen is dat zij betrekking hebben op de oorspronkelijk geïmmigreerde personen, en niet op hun kinderen. Een groeiend deel van de

“immigrantenpopulatie” bestaat uit kinderen van oorspronkelijk geïmmigreerde personen, die in Nederland geboren zijn. Voor de officiële definitie die gehanteerd wordt door alle overheden tellen zij ook als allochtonen. In dit onderzoek wordt het begrip immigrant

(28)

22

gehanteerd, waarmee bedoeld wordt de oorspronkelijk geïmmigreerden en hun hier geboren kinderen.

Methode van onderzoek

Dit verkennende onderzoek bestaat uit

(1)een litteratuurstudie om de gehanteerde begrippen sociale cohesie, sociale netwerken en lokaal gebonden netwerken theoretisch te verkennen, evenals de specifieke positie van immigranten in nieuwe wijken en de specifieke karakteristieken van sociale netwerken van immigranten;

(2)een beschrijvende studie met behulp van kwantitatieve methoden om immigranten en immigrantengroepen in Almere in kaart te brengen. Hiertoe is informatie en relevant materiaal gezocht over het aantal immigranten, de verschillende groepen en de bijzonderheden van immigranten in Almere;

(3)kwalitatief onderzoek in de vorm van interviews met (immigranten)bewoners, zelforganisaties van immigranten, ambtenaren van gemeentelijke diensten, met

functionarissen van welzijnswerk- en gezondheidszorgorganisaties en vertegenwoordigers op politiek- en cultureel gebied, om informatie te vergaren over de sociale netwerken van immigranten en de mate waarin zij ingebed zijn in de Almeerse samenleving;

(4)kwalitatief onderzoek om de sociale netwerken van immigranten en van

immigrantengroepen in kaart te brengen. De gegevens uit de interviews met bewoners en met zelforganisaties vormen hiervoor de basis, evenals een structurering vanuit de theorie. Het doel van de verzamelde informatie is inzicht te geven in de aard en de betekenis van de sociale netwerken van immigranten in Almere, en meer specifiek in de betekenis van de stad, wijk of buurt binnen die netwerken.

Informatieverzameling

Om informatie te verzamelen omtrent de immigrantenpopulatie in Almere is contact gelegd met verschillende afdelingen van de Gemeente Almere. Het betreft de afdelingen Welzijn, Sociale Zaken, Sport, Kinderopvang en de bestuursafdeling Onderzoek en Statistiek. Dit leverde schriftelijk materiaal in de vorm van diverse nota’s en brochures. Ook is een gegevensbestand van de afdeling Onderzoek en Statistiek bestudeerd. Met de genoemde afdelingen van de gemeente zijn ook gesprekken gevoerd, voor een deel in de vorm van interviews en voor een deel betrof het telefonische gesprekken.

(29)

23

Ook is contact gezocht met diverse instellingen op het gebied van welzijnswerk en gezondheidszorg en cultuur. Er hebben gesprekken plaats gevonden met de gezondheidszorgorganisatie EVA, afdeling maatschappelijk werk; met de

welzijnsorganisatie De Schoor in de persoon van de consulent migranten, de Marokkaans cultureel werker en de functionaris bij De Binding, centrum voor allochtone organisaties. Daarnaast is informatie ingewonnen bij de muziekschool, het centrum voor Kunstzinnige Vorming en de zangkoren.

Informatie vanuit de hoek van de locale politiek is ingewonnen door middel van een interview met een gemeenteraadslid.

Interviews met bewoners en organisaties van immigranten

De informatie over de sociale netwerken van immigranten is verzameld door interviews te houden met immigranten bewoners van Almere. Met 10 bewoners is een interview

gehouden. Deze bewoners zijn afkomstig uit de volgende landen: Suriname (Hindoestaans en Creools), Nederlandse Antillen, Marokko, Turkije, Iran en Algerije. Deze interviews zijn gehouden aan de hand van een topiclijsten die is samengesteld op grond van de theorie zoals die is besproken in Hoofdstuk 2. Deze topiclijst is aan dit verslag toegevoegd als bijlage 2. Ook met organisaties van immigranten zijn gesprekken gevoerd aan de hand van een topiclijst (zie bijlage 3). In totaal hebben gesprekken plaatsgevonden met 12 organisaties van immigranten. Voor een deel vonden deze gesprekken telefonisch plaats. Een overzicht van de gevoerde gesprekken is toegevoegd als bijlage 1.

Keuze van de respondenten

De respondenten werden bereikt via de sneeuwbalmethode: de informanten van organisaties van immigranten en functionarissen van organisaties leverden namen voor respondenten. Soms bemiddelden zij en kwam via hen een afspraak met bewoners tot stand. Het was een langdurig proces om uiteindelijk de respondenten te bereiken. Niet alle mogelijke contacten leiden ook daadwerkelijk tot een interview. Er was dan ook geen sprake van een

daadwerkelijk keuze van respondenten. Degenen die bereikt werden en bereid waren tot een gesprek zijn in dit onderzoek betrokken.

Ook de organisaties van immigranten waren niet allen gemakkelijk te bereiken. Vrijwel alle bereikte organisaties waren bereid tot een gesprek. In sommige gevallen vond dit telefonisch plaats. Er zijn 12 gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van vrijwillige organisaties

(30)

24

van immigranten. Het is niet gelukt om alle organisaties te bereiken omdat daarvoor de benodigde gegevens niet te achterhalen waren en in sommige gevallen bleek het onmogelijk om contact te leggen.

Onderzoeksperiode

Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het voorjaar van het jaar 2000.

Problemen tijdens het onderzoeksproces

*Het was niet eenvoudig om bewoners te bereiken. Het kostte veel tijd en inspanning voor er positieve reacties voor de interviews kwamen.

*De respondenten onder de bewoners zijn allen vrouw. Hierin was niet veel te kiezen, het waren de bewoners die mij toegespeeld weren. Gesprekspartners van de organisaties van immigranten waren vrijwel allen man. Deze eenzijdige samenstelling van de

respondentgroepen kan gevolgen hebben voor de validiteit van het onderzoek. Om dit nadeel te verkleinen heb ik gepoogd uit de verhalen van de mannen, daar waar die betrekking hadden op hun eigen leefwereld, materiaal te halen waarmee het beeld van de persoonlijke sociale netwerken aangevuld en genuanceerd kon worden.

*Het opnemen van de gesprekken op tape stuitte op weerstand bij veel respondenten. Daarom heb ik dit achterwege gelaten. De notities die ik tijdens de gesprekken maakte werden telkens direct na afloop van het gesprek uitgewerkt, zodat de informatie nog “vers” was, waardoor het risico dat informatie verloren gaat zo klein mogelijk werd gehouden. Het kleine aantal respondenten in de bewonerscategorie, is wellicht ten nadele van de validiteit van het onderzoek. Toch zijn patronen herkenbaar in de netwerken, die in een aantal gesprekken met representanten van organisaties van immigranten werden bevestigd.

(31)

25

Hoofdstuk 4

Immigranten in Almere

In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de immigranten in Almere. Hoeveel immigranten er zijn en waar zij vandaan komen. Waar zij binnen de stad wonen en wat bekend is over leeftijd, gezinssamenstelling en de sociaal-economische positie. Er zijn enkele specifieke voorzieningen voor immigranten.

4.1 Herkomst van de bewoners van Almere

De bevolking van Almere bestond op 1 januari 2000 uit 142.827 personen. Op dat moment stonden bij het Bevolkingsregister 197 verschillende landen van herkomst geregistreerd. Deze enorme diversiteit vormt slechts een klein deel van de bevolking.

De overgrote meerderheid van de bewoners, ruim 85 %, is in Nederland geboren (zie figuur 4.1). 0.6% van de Almeerders is geboren in Nederlands Indië en woont sinds de repatriëring in 1948 in Nederland. 1.5% van de bevolking is in andere westerse landen geboren. In totaal is 12.6% van de bevolking geboren in een niet-westers land. De kinderen van immigranten die in Nederland geboren zijn onderscheiden zich in dit overzicht niet van autochtone Nederlanders.

Geboorteland bevolking per 1-1-2000

Geboorteland Aantal Percentage Totaal

Nederland 121.837 85.3%

Nederlands Indië 859 0.6%

Overig westers en/of geïndustrialiseerde landen 2139 1.5% subtotaal 87.4% Surinaams 6.070 4.2% Marokkaans 1.798 1.3% Antilliaans+Arubaans 1.734 1.2% Indonésie 781 0.5% Iran 555 0.4% Irak 580 0.4% Turkije 628 0.4% Overige (waaronder: Afrika, 921 = 0.6%) 4.2% subtotaal 12.6% Totaal 100% 100% figuur: 4.1

(32)

26

Een ander manier om de bevolking naar herkomst in te delen is te kijken naar zowel het geboorteland van de persoon als naar het geboorteland van de ouders. Als beide ouders of één van de ouders van een persoon in het buitenland geboren is telt men als immigrant, ook al is die persoon zelf in Nederland geboren. Dit is de officiële betekenis van het begrip ‘allochtoon’ zoals die door alle overheidsinstanties gehanteerd wordt. Het onderzoeksbureau KWIZ dat onderzoek doet, in opdracht van de gemeente Almere, maakt gebruik van deze laatste indeling van de groep immigranten. Zij komt daarmee vanzelfsprekend uit op andere percentages wat betreft de herkomst van de bevolking van Almere, zoals te zien is in figuur 4.2.

Herkomst van de bevolking in percentages

Land van herkomst Percentage Totaal

Nederlands 73 Overig Westers 5 subtotaal 78 Surinaams 7 Indonesisch en Moluks 3.8 Aziatisch 2.6 Marokkaans 2.1 Antilliaans &Arubaans 1.7 Noord-Mediterraans 1.5 Afrikaans 0.9 Turks 0.8 Zuid&Midden Amerika 0.7 Oost Europees 0.6 Zuid Mediterraans 0.4 subtotaal 22 Totaal 100% 100% figuur: 4.2 bron: KWIZ, 1999

In deze registratie ligt de herkomst van 73% van de bevolking in Nederland en van 5 % in andere westerse landen. 22% van de bevolking vindt zijn herkomst in niet-westerse landen. De grootste groepen zijn afkomstig uit Suriname, namelijk 7%, Indonesië en de Molukken (samen 3.8%), Marokko (2.1%) en Aruba en de Nederlandse Antillen (samen 1.7%). Opvallend is het kleine aandeel Turken in de bevolking, slechts 0.8% terwijl de groep Marokkanen bijna drie maal zo groot is, namelijk 2.1%. De traditionele immigrantengroepen Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen en Arubanen en Afrikanen vormen tezamen 12.5% van de bevolking van Almere.

(33)

27

In feite zijn er, behalve Surinamers, Marokkanen en Antillianen, geen grote groepen

immigranten afkomstig uit bepaalde landen van herkomst. Er is sprake van een veelheid aan kleine groepen immigranten in Almere.

Het gemiddelde percentage immigranten in de 40 grootste steden in Nederland lag in 1998 op 14.8%. Almere ligt met haar percentage immigranten boven dit gemiddelde.

Almere is een kleurrijke stad met een grote culturele diversiteit. Maar de cijfers zelf zeggen niets over het functioneren van de locale samenleving in Almere. Toch worden over het algemeen deze cijfers gebruikt om daarmee het begrip achterstand vorm te geven. Het achterliggende idee is dat niet alleen de mensen die zelf naar Nederland komen, maar ook hun kinderen in een achterstandspositie verkeren door taalachterstand en culturele

verschillen. Voor bepaalde groepen, met name immigranten met een zwakke sociaal-economische positie en die moeite hebben de Nederlandse taal te leren of die een

getraumatiseerde achtergrond hebben, zal dit wellicht het geval zijn. Er kunnen dan barrières voor maatschappelijke participatie zijn die uit de achtergrond voortkomen. Maar niet alle immigranten kennen in potentie een achterstand op sociaal-economisch gebied en niet alle immigranten hebben taal- of culturele barrières die hen verhinderen te participeren in de Almeerse samenlevingen. Niet alle “buitenlanden” gelden als landen van herkomst waarvan men mag verwachten of aannemen dat uit migratie achterstanden voortkomen.

4.2 Waar wonen immigranten in Almere?

De immigrantenbevolking van Almere woont behoorlijk gespreid over de drie stadskernen Almere Haven, Almere Stad en Almere Buiten. In Almere Haven wonen iets minder immigranten dan in de andere stadskernen.

Bewoners naar herkomst verdeeld over de stadskernen van Almere

Haven Stad Buiten

Nederland 84.3% 79.9% 81.2%

Andere herkomst 15.7% 20.1% 18.8%

100% 100% 100%

figuur: 4.3

bron: Gemeente Almere

Gespecificeerd naar enkele belangrijke groepen immigranten ziet de verdeling over de drie stadskernen er als volgt uit.

(34)

28

Bewoners naar een aantal herkomstcategorieën verdeeld over de stadskernen van

Almere

Haven Stad Buiten

Aantal % Aantal % Aantal %

Nederland 18.108 84.3 63.778 79.9 27.866 81.2 Suriname 852 3.7 5.887 7.4 2522 7.4 Antillen/Aruba 322 1.5 1294 1.6 725 2.1 Turkije 160 0.7 652 0.8 188 0.5 Marokko 496 2.3 1782 2.2 440 1.3 Overig 1554 7.2 6385 8.0 2570 7.5 Totaal 21.492 100.0 79.778 100.0 34.311 100.0

figuur: 4.4

(totaal Almere in deze tabel: 135.581)

bron: Gemeente Almere

In Almere Haven wonen minder Surinamers dan in Stad en Buiten. In Almere Buiten wonen naar verhouding minder Marokkanen en meer Antillianen dan in de andere stadskernen. Bij de overige groepen zijn geen grote verschillen te zien.

Verdeling over de wijken van de drie stadskernen

De verdeling van immigranten over de verschillende wijken van de drie stadskernen wordt in onderstaande tabellen weergegeven. Uit de tabellen komt naar voren dat een groot aantal wijken een hoog percentage immigranten huisvest. Er zijn 27 wijken met meer dan 20% immigranten, 19 wijken met meer dan 25% immigranten en 10 wijken met meer dan 30% immigranten. Deze laatste tien wijken zijn als volgt gesitueerd in Almere:

In Almere Stad: Stedenwijk 35%

Danswijk 32%

Literatuurwijk 31% Staatsliedenbuurt 55% In Almere Haven: Centrum 33%

De Hoven 32%

In Almere Buiten: Centrum 33% Regenboogbuurt 32% Seizoenenbuurt 32% In overig Almere: de Vaart 32%

(35)

29

Het percentage immigranten ligt in vrijwel al deze wijken net boven de 30%. Alleen de Staatsliedenwijk in Almere Stad springt met 55% ver boven de andere wijken uit. Het valt op dat de wijken met een hoog percentage immigranten in en rond het centrum van de drie stadskernen liggen. Dit zijn in verhouding de oudere wijken van de stadskernen.

De drie stadskernen en hun bewoners naar herkomst

Almere Stad 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% C en trum S tad Ste de nw ijk M uzi ekw ijk-Zuid Film w ijk Pa rkw ijk D answ ijk Litera tu urw ijk W aterw ijk Kr uid enw ijk M uzi ekw ijk-N oo rd Sta atsl ie de nw ijk N oord erpla ss en Ve rze tsw ijk Tuss en d e V aa rten %ned %all. figuur: 4.5 bron: KWIZ,2000 Almere Haven 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Cen tru m Have n De Werve n De Hove n De Me ent en De Grie nde n De Ma rken De Ste ige r De Go uwe n/ Paal De Wie rden De Veld en % ned. % all. figuur: 4.6 bron: KWIZ,2000

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hypothese 2 (indien de lessor voorafgaande aan de relatie reeds bekend was aan de lessee is het ver­ trouwen in de relatie in sterkere mate op reputatie gebaseerd

(Doorheen het opgroeien, passend bij de leeftijd, concreet, persoonlijk, open, help om andere info over seks en relaties te begrijpen, & bespreek. problemen

Heeft de analyse betrekking op economische gevolgen voor één partij of voor een keten van samenwerkende bedrijven.. Dient een TCO-berekening voor analyse, of wordt ze ook onderdeel

Iu het kader van de Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling wordt alle beoogd betrokkenen bij de totstandkoming van

‘prijs’ uitgewerkt en wordt aangegeven hoe de waarde van de over te nemen onderneming invloed heeft op die prijs. In het vijfde hoofdstuk komen de garanties, die de over te nemen

 Het ontwikkelen van een serious game 'Jij & Ik' gericht op het bevorderen van het mentaliserend vermogen (denken over eigen gevoelens en gedachten en die van de ander)

Dat wil zeggen dat naar aanleiding van dit onderzoek niet kan worden vastgesteld of de afweging van subattributen- en het geven van argumenten invloed heeft op de beoordeling van

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of