• No results found

Onder den toren. Een archeologische evaluatie van de voormalige Sint-Lambertuskerk te Muizen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onder den toren. Een archeologische evaluatie van de voormalige Sint-Lambertuskerk te Muizen"

Copied!
127
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onder den toren

Een archeologische evaluatie van de voormalige

Sint-Lambertuskerk te Muizen

D. Van den Notelaer Met bijdrage van N. Dolman

Met medewerking van: B. Belis M. Boudi n B. Cooremans K. Deforce W. De Vos J. Elsen A. Gri ffioen N. Jennes J. Ni cholls

F. Reigers man-van Lidth de Jeude B. Robberechts

K. Vandevors t P. Van den Hove J. Van Laecke R. Van Laere T. Vers chueren W. Wouters

(2)

2

Colofon

VEC Rapport77

Onder den toren:

Een archeologische evaluatie van de voormalige Sint-Lambertuskerk te Muizen Vlaams Erfgoed Centrum bvba

Onder redactie van: D. Van den Notelaer In opdracht van: Agentschap Onroerend Erfgoed

Foto’s en tekeningen: Vlaams Erfgoed Centrum, tenzij anders vermeld

© Vlaams Erfgoed Centrum bvba & Agentschap Onroerend Erfgoed, december 2018

Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of welke wijze dan ook zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Vlaams Erfgoed Centrum bvba aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuel e schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek

D/2018/13.254/77 ISSN 2295-2675

Vlaams Erfgoed Centrum Liesdonk 5 2440, Geel Tel + 32 (0)16 39 47 96 info@vlaamserfgoedcentrum.be www.vlaamserfgoedcentrum.be Opgraving Prospectie Vergunningsnummer: 2018A300

Naam aanvrager: P. Hazen

(3)

3

Inhoud

1 Inleiding 5

1.1 Kader 5

1.2 Ruimteli jke situeri ng 6

1.3 Archeologische context 9

1.4 Archeologische voorkennis 11

1.4.1 Pre-romaanse kerken in Vlaanderen 11

1.4.2 Centraalbouwkerken in Vlaanderen 12

1.4.3 Archeologische opgra vi ngen aan de Si nt-La mbertus kerk (1949) 15 1.4.4 Geofysisch onderzoek aan de Sint-La mbertuskerk (2017) 29

1.5 Doel va n het onderzoek en het ui tvoerings kader 29

2 Methoden 31 2.1 Algemeen 31 2.2 Veldwerk 32 3 Sporen en s tructuren 36 3.1 Inleiding 36 3.2 Centraalbouwmuur 37

3.2.1 Recente vers toringen 38

3.2.2 Cons tructie van de centraalbouwmuur 39

3.3 Begra vi ngen 44

3.4 Kuilen 48

3.4.1 Door Mertens opgegra ven kuilen 48

3.5 Ui tbraakspoor 50 3.6 Spoor 3 50 3.7 Profielbalk 51 4 Vondsten 56 4.1 Inleiding 56 4.2 Aa rdewerk 56 4.2.1 Inleiding 56

4.2.2 Aa rdewerk ui t de Nieuwe en Nieuws te Tijd 56

4.2.3 Aa rdewerk ui t de Middeleeuwen 58

4.2.4 Aa rdewerk ui t de IJzerti jd 58

4.2.5 Conclusie 60

4.3 Botma teriaal (N. Dolman) 60

4.3.1 Inleiding 60 4.3.2 Context 60 4.3.3 Methoden en technieken 61 4.3.4 Resul ta ten 65 4.3.5 Conclusie 72 4.4 Munten 73 4.4.1 Interpreta tie 73 4.5 Grafzerken 73 4.5.1 Inleiding 73 4.5.2 Interpreta tie 74 5 Synthese 79 5.1 Algemeen 79

5.2 Beantwoording van de onderzoeks vragen 80

Li tera tuur 84

Li jst va n a fbeeldingen 87

Li jst va n tabellen 88

Bi jlage 1 Overzi cht van de verschillende (pre)his toris che periodes 89

Bi jlage 2 Fi gurenlijs t 90

Bi jlage 3 Fotolijs t 94

Bi jlage 4 Spoorbes chri jvingen 98

(4)

4

Bi jlage 6 Resul ta ten overzi cht per indi vidu a fkoms tig ui t een inhuma tiegra f 100 Bi jlage 7 Resul ta ten fysisch antropol ogis ch onderzoek per vondstnummer 101

Bi jlage 8 Ingevul de skeletformulieren per indi vi du 103

Bi jlage 9 Kalibra tiecurves 14C-anal yse 114

Bi jlage 10 Ha rris matri x profiel werkput 2 115

Bi jlage 11 Rapport geofysisch onderzoek: John Ni cholls (© TARGET) 1156

Bi jlage 12 Afkorti ngen in de da tabase 126

Administratieve gegevens

Provincie: Antwerpen

Gemeente: Mechelen

Plaats: Muizen

Toponiem: Sint- Lambertuskerk

Kadastrale gegevens: Gemeente Mechelen, Afdeling 9 Muizen, sectie A,

nummers218A en 219C

Opdrachtgever: Agentschap Onroerend Erfgoed

Herman Teirlinckgebouw Havenlaan 88 bus 5 1000 Brussel

peter.vandenhove@vlaanderen.be

Projectverantwoordelijke: Dominick Van den Notelaer

Erkend archeoloog OE/ERK/Archeoloog/2018/00204 Vlaams Erfgoed Centrum

Ten Briele 14 bus 15 8200 Sint-Michiels, Brugge D.vandennotelaer@archeologie.nl

Eigenaar terrein: Stad Mechelen – Dienst archeologie

Bart Robberechts Grote Markt 21 2800 Mechelen

bart.robberechts@mechelen.be

Vergunning onderzoek: 2018A300

Melding ID 752

Projectcode: MUIN-18

VEC projectnummer: Uitvoering van het veldwerk:

4191087

30 januari – 2 februari 2018

Beheer en plaats documentatie en vondsten: Onroerend Erfgoeddepot stad Mechelen Pitzemburgstraat 8

(5)

5

1 Inleiding 1.1 Kader

In opdra cht va n het a gents chap Onroerend Erfgoed heeft het Vlaams Erfgoed Centrum een waa rderingsonderzoek ui tgevoerd in Mui zen aan de voormalige Si nt-La mbertus kerk.

De voormalige St. Lambertuskerk werd in 1944 getroffen door een Dui tse V1. Al vorens de kerk opnieuw op te bouwen werden de res tanten va n deze kerk in 1949 onderworpen aan een opgra ving ui tgevoerd door prof. Dr. Mertens .1 Ti jdens deze opgra vi ng werden niet alleen de res tanten van de gotis che kerk

blootgelegd, maa r werd er ook op oudere voorgangers van deze kerk ges toten. Omwille va n het belang van deze site werd besloten de kerk niet te herbouwen op diens oorspronkeli jke loca tie, maar twintig meter ten zuiden va n de oorspronkeli jke kerk een nieuwe kerk op te ri chten. De toren, die de bomba rdementen had overleefd, bleef evenwel behouden.

Tijdens de opgra vingen van 1949 werd een ci rkel vormige structuur blootgelegd die door Mertens werd geïnterpreteerd als een centraalbouw ui t de Ka rolingis che periode. Zulke Ka rolingis che centraalbouwen zijn zeldzaam in onze s treken: in Vlaanderen zi jn slechts een vi jftal exempla ren bekend. Er werden tevens sporen aangetroffen van een oudere houten kerk. Omwille van het unieke ka rakter van deze a rcheologis che res ten bereidt het Agents chap voor Onroerend Erfgoed een dossier voor om di t unieke erfgoed te

bes chermen. Deze bes chermingsplannen volgen op twee eerdere bes chermingen. In 1947 werd de toren bes chermd als monument. Een tweede bes cherming volgde in 1982. Hierbi j werd het pa rkgebied tussen de kern van Mui zen en de Di jle beschermd als cul tuurhistoris ch lands chap.

Om het potentieel op inta ct muurwerk beter in te kunnen s cha tten, werd eers t geofysisch onderzoek aangewend.2 Toen ui t de anal yse van de grondrada rda ta kon worden afgeleid da t het muurwerk va n de centraalbouw waars chi jnli jk nog inta ct was , werd besloten over te gaan tot het ui tgra ven van proefputten om zo de s taa t van het muurwerk beter in te schatten. Er werd besloten drie putten te plaatsen om zo de toes tand va n de fundamenten en eventueel inta ct gebleven profielbalken te kunnen onderzoeken. De resul ta ten van deze proefputten zi jn bes chreven in onderha vi g rapport.

Het veldwerk is ui tgevoerd van 30 janua ri tot 2 februa ri 2018. Het vel dteam bes tond uit Domini ck Van den Notelaer (projectvera ntwoordeli jke ; erkend a rcheoloog OE/ERK/Archeoloog/2018/00204), Brent Belis (a rcheoloog-assistent), Nandy Dol man (fysisch antropoloog) en Peter Van den Hove (archeoloog Agents chap voor Onroerend Erfgoed). De graa fma chine werd bediend door Yannick Dumontier (Van Eycken Trans ). De metaaldetectie werd ui tgevoerd door Tom Vers chueren (erkend metaaldetectoris t 2017/01421). Het vonds tmateriaal is bestudeerd door Arthur Gri ffioen (aa rdewerk), Niels Jennes (aa rdewerk), Fréderi que Rei gersman -van Lidth de Jeude (aa rdewerk), Nandy Dol man (skeletmateriaal), Ra f Van Laere (munten) en Jan Elsen (na tuurs teen). De 14C-da teringen werden ui tgevoerd door Ma thieu Boudin van het KIK in opdra cht van het Agents chap voor Onroerend Erfgoed. Waar mogelijk werden de houtskoolpa rtikels gedetermineerd door Koen Deforce. Het verkoold ma teriaal werd gedetermineerd door Brigi tte Cooremans . Hun

bevi ndingen zijn in de betreffende deel rapporten bes chreven. Controle en coördina tie van documentatie en vonds tverwerking is ui tgevoerd door Jan Willem Bees tman. Het a rcheologisch onderzoek werd begeleid Ba rt Robberechts (Archeologische dienst s tad Mechelen).

1

Mert ens 1950, 1951. 2

(6)

6

De vonds ten en bi jhorende documenta tie die ti jdens de opgra ving zijn verzameld, worden voorlopig bewaa rd bi j Vlaams Erfgoed Centrum bvba. Na a fronding va n het volledige onderzoek zal het a rcheologisch ensemble worden overgedragen aan het Onroerend Erfgoeddepot van de stad Mechelen (Pi tzemburgs traat 8, 2800 Mechelen). Het beheer li gt in ha nden van de s tedelijke diens t a rcheologie va n de s tad Mechelen (Onder den Toren 12, 2800 Mechelen).

1.2 Ruimtelijke situering

Het plangebied situeert zi ch in de dorpskern van Mui zen (a fb 1.1). Het terrein doet mo menteel dienst als grasland. De kerktoren van de voormalige Sint-Lambertuskerk s taa t nog s teeds op he t terrei n. De rest van de kerk is echter verdwenen.

(7)

7

Afb. 1.2 Het plangebied op de GRB-kaart.

De voormalige Sint-Lambertuskerk si tueert zi ch in het noorden van de kern van Muizen, op een vijfti gtal meter van de Di jle. Ongeveer 4.5km ten noordwes ten van deze kerk bevindt zi ch de s tadskern va n

Mechelen. De linkeroever van de Di jle bes taa t uit een forma tie va n zandruggen. Het is opmerkeli jk da t deze za ndruggen zich nergens zo di cht tegen de Di jle bevinde n als op de loca tie va n de Sint-Lambertuskerk. De kerk bevi ndt zi ch dan ook aan de steile rand waa rbi j de ri vier zi ch ongeveer 4 meter lager si tueert (a fb. 1.3 & 1.4). De rechteroever bes taa t uit lager gelegen vlakten.

(8)

8

(9)

9

Afb. 1.4 Het plangebied op het DHM (uitgezoomd).

De Di jle was va n oudsher een belangri jke verbindingsweg. De loca tie aan de Di jle op een plaats die ui tkijkt over een groot deel van de ri vier en over de vlakte i n het noorden, gecombineerd met de makkeli jk te verdedi gen posi tie door de na tuurlijke helling, wordt als één van de mogeli jke rede nen aangehaald waa rom de Sint-La mbertus kerk op deze plaa ts gebouwd werd.3

1.3 Archeologische context

In hoofds tuk 1.3 zullen de a rcheologis che gegevens rondom de Sint-Lambertuskerk worden besproken. Een gedetailleerde ui teenzetting van de Sint-Lambertuskerk zel f zal aan bod komen in hoofds tuk 1.4.

Ui t de Centraal Archeologische Inventa ris val t af te leiden da t er rondom het plangebied tal va n

a rcheologis che waa rden bekend zi jn (afb. 1.5). Aangezien deze weinig releva nt zi jn voor het onderzoek naa r de voormalige Sint-Lambertuskerk, zullen pre -Romeinse contexten en bepaalde losse vonds ten hier niet worden behandeld. Dit zijn CAI nummers CAI100037 en CAI209044.

CAI 101183 betreft de voormalige Sint-Lambertuskerk die in het volgende hoofdstuk in detail zal worden behandeld.

3

(10)

10

Afb. 1.5 Het plangebied op de Centraal Archeologische Inventaris.

De Romeinse periode is goed vertegenwoordigd rondom het plangebied met 5 gekende contexten (CAI102237, CAI102244, CAI102279, CAI209044 en CAI214366). Vroegmiddeleeuwse vondsten zi jn echter s chaa rser. Deze beperken zi ch tot een s chans ui t de 9e of 10e eeuw op ongeveer 750m ten noordoos ten van het plangebied (CAI102712), een losse vonds t van een Ka rolingische s chi jffibula met een kruispa troon met vier ci rkels op ongeveer 750m ten zuidwes ten van de Sint-Lambertuskerk (CAI 207348) en een kuil met enkele s cherven die vermoedeli jk Merovingisch zi jn (CAI 152227). Er zijn geen contexten bekend die aan de Volle Mi ddeleeuwen kunnen toeges chreven worden. Wel zijn er enkele Laatmiddeleeuwse CAI -meldingen. Op loca tie CAI102712, waar de s chans ook werd teruggevonden, s tond in de La te Middeleeuwen een vers terkte en omwalde burcht die herhaaldelijk werd heropgebouwd. Er zijn echter geen indica ties van continuïtei t in de Volle Mi ddeleeuwen waa rgenomen. Naast deze vers terking werd er ook een losse vondst van een bronzen dubbel zijdige zegel ring aangetroffen die waa rs chi jnlijk uit de La te Middeleeuwen s tamt (CAI 207349). Er zi jn in de buurt tal van s tructuren ui t de Nieuwe Ti jd gekend. Het Hof van Betzenbroeck (CAI102710) en het hof van Swyveghem (102711) worden reeds op de Ferra riskaa rten afgebeeld als alleenstaande omgra chte hoven. Ook de Hanswi jckhoeve (CAI103444) ui t de 17e eeuw wordt op deze kaa rten vermeld. Deze hoeve was ei gendom van het Hanswi jckkloos ter. Ui t dezelfde periode s tam t de Mui zenpriori j, ook bekend als het Muizenkloos ter (CAI 105652). Di t lusthof deed tijdelijk diens t als klooster voor de zus ters va n de Abdi j van Rozendaal omda t hun kloos ter in beslag werd genomen tijdens de Franse Revolutie. CAI159197 is een groot gebied da t zi ch tussen Mui zen, Hever, Ri jmena m en Bonheiden situeert. Tijdens de Ta chti gja rige oorl og werd op deze plaa ts op 1 augus tus 1578 de Slag bi j Ri jmenam gevochten. Hierbij s treed het Spaanse leger onder leiding va n Don Juan va n Oostenrijk tegen het Staatse leger da t werd aangevoerd door Ma xi miliaan van Hénin-Liéta rd waarbij het Spaanse leger het onderspi t moest del ven. Ten slotte zi jn er nog vers cheidene a ndere oorl ogs reli cten van een latere datum rondom het plangebied. Ui t het begin van Wereldoorl og 2 zijn er vier (CAI165575, CAI165615, CAI165629 en CAI165630) bunkers die deel ui tmaakten van de KW-s telling, die bedoeld was om bi j een nakende oorlog België tegen de oprukkende

(11)

11

Duitse troepen te beschermen. Ook op CAI loca tie CAI214366 werd een reli ct ui t WOII aangetroffen. Hier gi ng het om een loopgraaf.

Van belang voor het onderzoek naar de Sint-La mbertuskerk is de ontdekking van een munts cha t ui t de Ka rolingis che periode (CAI102239) op ca . 300m van de Sint-Lambertuskerk. Deze muntschat werd in 1904 ontdekt bi j graa fwerken. De s cha t omva tte 73 munten, 2 fibulae, een kraal en het uiteinde va n een riem. De munten si tueren zi ch tussen 766 en 884. Opmerkelijk is het aantreffen van één Arabis che di rha m in het ensemble. De muntschat werd geïnterpreteerd als ee n s cha t die verborgen werd onder dreiging van invallende Noormannen, een theorie die ook Mertens aanhangt. Archeologisch ontbreekt echter elk spoor van Vikings in de regio rondom Mui zen. Tegenwoordig li jkt het waa rs chi jnlijker da t het verbergen va n deze munts cha t in het perspectief moet geplaats t worden van het ui teenvallen va n het Ka rolingis che Ri jk en de troebelen die dit ma chts va cuüm met zi ch meebra chten. Los van de exa cte toedra cht va n deze vonds t, illustreert deze wel de aanwezi gheid van ri jkdom in Mui zen.

1.4 Archeologische voorkennis

Al vorens de a rcheologische details va n de Sint-Lambertuskerk te bes chri jven, is het relevant een summier overzicht te s chetsen van de vroegmiddeleeuwse kerken en Ka rolingische centraalbouwkerken in Vlaanderen zoda t de Sint-Lambertuskerk in een breder pers pectief geplaats t kan worden. 1.4.1 Pre-romaanse kerken in Vlaanderen

Gebedshui zen werden in de Ka rolingische periode niet noodzakelijk op belangri jke plaatsen ges ti cht.4 De opri chting van een kerk kan bi jgevolg niet bes chouwd wo rden als een indi ca tie va n de s ta tus van een gebied. Deze kleine godshui zen konden later wel uitgroeien tot belangri jke religieuze centra .5 Deze eers te kerken werden meestal niet in het centrum van het dorp opgeri cht. De reden hiervoor is da t potentieel vruchtba re gronden in het centrum van het dorp optimaal benut dienden te worden voor

landbouwdoeleinden en omdat in di cht bebouwde kernen de rui mte voor een kerkgebouw vaa k ontbra k. Het gebeurde echter wel da t eens de kerk gebouwd was, de dorpskern zi ch naa r deze kerk toe ging verplaatsen.6 Voor de bouw van kerken werd vaak geopteerd voor loca ties op een heuvel of nabi j een ri vier.7

De vroegste Middeleeuwse kerken in Vlaanderen bestonden uit een houtskeletbouw waarbij de wanden opgebouwd wa ren uit hout of vle chtwerk da t met leem bes treken werd.8 Er zi jn echter ook enkele voorbeelden bekend waa rbi j zwerfkeien werden opges tapeld.9 Aa nvankelijk werd er voor het plafond nog gebrui k gemaakt va n een vlakke overkapping ui t hout.10 Va naf de 9e en 10e eeuw gi ng men echter s ys tema tis ch over naar s tenen gebouwen omda t di t een lager risico op brandgevaa r met zi ch meebra cht.11 Deze s tenen exempla ren hadden aanvankelijk nog een gelijkaa rdige opbouw als hun houten voorgangers .12 Hiervoor deed men voornameli jk beroep op na tuursteen. Wanneer dit niet voorha nden was werd er ma teriaal zoals kalksteen geïmporteerd. Ook andere s teensoorten zoals zandsteen, i jzerzands teen en velds teen werden gebruikt, maa r deze genoten door hun moeilijk te bewerken ka rakter niet de voorkeur. Ten slotte ri chtte men zi ch voor bouwmateriaal ook soms tot nabijgelegen ruïnes .13 Ma teriaal va n verla ten

4 De Jong 1995, p. 624. 5 De Jong 1995, p. 623. 6 Verspaey et al. 2018. 7 Demey 1977, p. 155. 8

Despriet 1984, p. 514; Rassal le 2007, p. 22; Van De Wall e 1959, p. 199 -201. 9

Rassalle 2007. 10

Conant 1966, p. 37-38; Demey 1977, p. 163; Van de Wal le 1959, p. 201. 11

Conant 1966, p. 36; Rassall e 2007, p. 23-24; Stenv ert & van Tussenbroek 2015, p. 120; Van d e W all e 1959, p.45. 12

Van de Wal le 1959, p. 202. 13

(12)

12

gebouwen ui t de Romeinse periode werden soms aangewend om vroege kerken ui t op te trekken.14 Vaak hadden deze vroegmiddeleeuwse kerken een noord-zuid oriënta tie.15

Aanvankelijk werd er voor deze vroege s tenen kerken gebruikt gemaakt van een opus incertum

metselverband waarbij men onregelma tige s tenen va n vers chillende grootte op elkaa r stapelde.16 Grotere holtes tussen de stenen werden opgevuld met mortel en/of puin. Pas later werd gebruik gemaakt va n meer regelma tige metselverbanden zoals ops taand visgraa tverband.

1.4.2 Centraalbouwkerken in Vlaanderen

De centraalbouwkerken i n Vlaanderen gaan terug op de Pal tskapel die Ka rel de Grote aan het eind van de a chts te eeuw liet opri chten. Deze centraalbouwkerken zi jn geen kopieën van deze Pal tskapel in Aken, maa r werden er eerder op geïnspi reerd.17 Als dusdani g hebben zi j een belangri jke s ymbolis che connota tie die hen verbindt tot de politieke en religieuze autori tei t van Ka rel de G rote en zi jn nakomelingen.18 In Vlaanderen zi jn er naast Mui zen nog enkele centraalbouwkerken bekend. Hieronder wordt een kort overzi cht gegeven van de centraalbouwkerken die vóór de 11e eeuw sta mmen.

Sint-Donaaskathedraal, Brugge

Prof. Mertens , die ook de opgra vi ng van de Sint-La mbertuskerk te Mui zen heeft ui tgevoerd, voerde in 1955 een opgra vi ng ui t aan de Burg te Brugge.19 Ti jdens deze opgra vingen troffen de a rcheologen res tanten aan van een centraalbouw aan de huidi ge Sint-Donaaskathedraal. Deze deed in zijn vroegs te versie diens t als hofkapel of kl oos terkerk bij het na bije kapi ttelklooster. Hoewel de exa cte da tering van de kerk

problema tis ch bleek, lijken de mees te onderzoekers in te s temmen met een opri chti ng tussen hal verwege de 9e eeuw en hal verwege de 10e eeuw.20 De oorspronkeli jke hypothese die Mertens had geformuleerd dat deze ges ti cht werd door Arnul f I , Graaf van Vlaanderen lijkt dus realistisch.21 Ongea cht wie opdra cht gegeven heeft tot de opri chting van de Sint-Donaaskerk, li jkt de bouw hiervan een s terk poli tiek

s tatement.22 De bouw van een imposante kerk naa r voorbeeld van de beroemde Pal tskapel te Aken verbond de opdra chtgever i mmers rechts treeks met het Ka rolingis che vorstenhuis in Aken en de legenda rische Ka rel de Grote, die de opdra cht tot de bouw van deze Pal tskapel ha d gegeven.

De vroegste versie van deze Sint-Donaaskerk bes tond ui t een monumentale centraalbouw die opgetrokken was ui t lokale Pa niseliaanse kiezelzands teen en blauwe Doornikse kalks teen die werden gemetst met een wi tgelige ha rde kalkmortel. Deze werden vaak in visgraa tverband geplaats t. De onders te delen va n de fundamenten bestonden ui tslui tend ui t onbekapte Doornikse kalksteen. Daaronder wa ren houten eiken balken geplaats t. Di t alles zorgde ervoor da t het bouwwerk voldoende gefundeerd werd om s tabiel te bli jven op de moerassige, veni ge ondergrond. De kerk bes taa t uit een octa gonale binnengang omgeven door een zestienhoekige rondgang. Tevens was er een massieve westbouw met twee kleine torentjes en een grotere oosteli jke toren aanwezig. De binnengang had een binnendiameter va n 8.90m met muren die tot 1,75m breed wa ren. De omgang kende muren tot 1,95m breed. In vergelijking met andere kerken blijkt de Si nt-Donaaskerk een uitzonderli jk imposant bouwwerk gewees t te zijn hetgeen weinig verwonderli jk is

14

Rassalle 20017, p. 24; Vanderhoev en et al. 2018, p. 58-114. 15 Demey 1977, p. 155. 16 Rassalle 2007, p. 24. 17 Bandmann 1985, p. 200-202; Kleinbau er 1965, p. 4. 18 Kleinbau er 1965, p. 4. 19

Mert ens 1955A; Mert ens 1955B. 20

Declercq 1985. 21

Declercq 1985, p. 151-153; Mert ens 1955A, p. 59. 22

Declercq 1985, p. 152; Kl einbau er 1965, p. 5; M ert ens 1955A, p. 59; Mertens 1955B, p. 247 -248; Rassalle 2007, p. 30; Tys 2005, p. 69, zie ook De Jong 1995, p. 623.

(13)

13

aangezien het een pres ti geproject van één va n de gra ven va n Vlaanderen betrof. Er zi jn geen indi caties aangetroffen va n een vroegere kerk op deze loca tie.

Sint-Maternuskapel, Tongeren

De Sint-Ma ternuskapel is de eni ge centraalbouwkerk die hier besproken wordt waa rvan geen

a rcheologis che da ta bestaan. De bespreking van deze kapel blijft dus noodza kelijkerwi js zeer beperkt. Deze ka pel werd aan het begin van de 19e eeuw volledi g a fgebroken, waa rdoor ze alleen maa r beken d is via i conogra fis che gegevens.23 De Sint-Ma ternuskapel werd gebouwd in een toren die toebehoorde tot de Romeinse omwalling va n Tongeren.24 Tekeningen van het gebouw tonen twee beeldhouwwerken die mogelijk een Gorgonhoofd of Sol Invi ctus en Hercules of Ma rs afbeelden. Di t getuigt van een recupera tie van Romeins materiaal die zi ch mogeli jk voortzette in de bouws tenen van de ka pel.

Vol gens Baillien is deze kapel tussen 816 en 964 opgeri cht.25 Deze kapel maakte deel ui t van het Tongerse Monasteri um. Di t Monasterium was een vers terking ui t de late 9e eeuw die zich rondom onder andere de la tere bisschopkerk en kapi ttel bevond.26 Hoewel de bisschop op da t moment i n Maas tri cht verbleef, zi jn er toch i ndi caties da t hij baa t had bi j het opri chten va n deze kapel in Tongeren. Op deze manier konden zi j immers hun s ta tus verbinden aan de oude ci vi tas Atua tuca Tungrorum, die tevens de oorspronkeli jke hoofds tad van het bisdom was.27 Wanneer het Monasteri um in de vroege 12e eeuw werd ui tgebreid, lijkt het erop da t men bewus t niet in zuideli jke ri chting heeft ui tgebreid om deze kapel niet te roeren.28 Di t getuigt mogelijk va n het pres tige da t di t gebouw ha d.

Sint-Pietersbandenkerk, Torhout

Nada t Dui tse bra ndbommen de Sint-Pietersbandenkerk te Torhout in 1940 in as legden, werd besloten een opgra vi ng ui t te voeren al vorens de hers tellingswerken aan te va ngen.29 Onverwa chts werden ti jdens de opgra vi ngen restanten aangetroffen die door de a mateura rcheol ogen geïnterpreteerd werden als res ten van een Ka rolingis che centraalbouwkerk. Zi j bes chouwden deze kerk als een kloos terkerk behorende tot een kl oos ter da t zi chzelf kon verri jken door onder meer de opbrengs ten van omliggende landeri jen.30 Aa ngezien er geen s chrifteli jke of a rcheologische bronnen zi jn die de kerk met zekerheid aan een klooster verbinden, is di t echter slechts speculatief.

Aangezien ze weini g tot geen erva ri ng hadden met het opgra ven en interpreteren van a rcheologis che reli cten, worden er veel vra gen gesteld bi j de interpreta ties uit het opgra vi ngs verslag.31 De Torhoutse Sint-Pietersbandenkerk wi jkt af va n de andere centraalbouwkerken die hier besproken worden daar ze een eerder a fgerond vierkante pla ttegrond heeft. Aan el ke bui tenmuur zi jn er twee verbindingsmuren naar een centrale middenrui mte. Deze ops telling komt meer overeen met een kruiskerk in Griekse sti jl dan een Ka rolingis che centraalbouwkerk. Een recentere opgra vi ng in 1990 sneed echter een deel van de voorzi jde van deze kerk aan. Hierbi j werden voornameli jk Romeinse ui tbraaksporen teruggevonden.32 Hoewel er slechts een klein deel van de kerk werd blootgelegd, li jkt het dus waars chi jnli jker da t het om een Romeins

23

Bailli en 1979, p. 18-19; Rassalle 2007, p. 154-156; Vanderhoev en 2012, p. 142-143. 24 Bailli en 1979, p. 18-19. 25 Bailli en 1979, p. 19. 26 Bailli en 1979, p. 36-41. 27 Vanderhoev en 2012, p. 143. 28 Bailli en 1979, p. 41. 29

Meersseman & De Smidt 1942. 30

Meersseman & De Smidt 1942, p. 8. 31

Rassalle, p. 44-46. 32

(14)

14

gebouw zoals een wa chttoren gaat. Net zoals in de Sint-Ma ternuskerk van Tongeren werden hier mogelijk Romeinse ruïnes gebruikt als fundament voor een la tere kerk. Het li jkt echter onwaa rs chi jnli jk da t deze la tere kerk een Ka rolingis che centraalbouwkerk was .

Sint-Pietersabdijkerk, Gent

De Sint-Pietersabdijkerk wordt volgens his toris che bronnen oms treeks 640 ges ti cht door de heilige Ama ndus .33 De a rcheologis che sporen li jken een vroegs te a cti vi teit rond deze periode te kunnen a ttes teren, hoewel het a rcheologis ch niet duidelijk is of die a cti vi tei t i nderdaad met de aanwezi gheid van een klooster verband houdt.34 Over deze Merovingische fase va n de kerk is bijgevolg weini g met zekerheid vas t te s tellen. In de negende eeuw werd het kloos ter mogelijk vernield door Viki ngen.35 Onder Arnul f I, die misschien ook opdra cht heeft gegeven tot de bouw van de Sint-Donaas in Brugge, werd de kerk opnieuw opgeri cht als kl oos terkerk. Wanneer deze al gauw te klein bleek, werd ze oms treeks 960 afgebroken en vervangen door een nieuwe kerk.36 Oms treeks de tiende eeuw bestond de Sint-Pietersabdi jkerk ui t een askapel, een a trium, een basiliek en een westbouw. De askapel werd opgeva t als een centraalbouw, maar s tond dus nooi t op zi chzelf.

Deze askapel beva tte een ondergrondse overkapte crypte waa r de gra ven en gra vi nnen van Vlaanderen werden begra ven. Centraal bevond zi ch de Ma riakapel die omgeven was door negen zuilen. Aan de buitenzi jde va n deze Ma riakapel is een omgang met daa rboven een tribune gelegen. Aan de bui tenzijde wa ren drie a psissen die in een kla verbladpa troon wa ren geordend, gesi tueerd.

Net zoals de Sint-Donaas te Brugge kan de Sint-Pietersabdi jkerk van Gent nauw verbonden worden aan het geza g van de gra ven van Vlaanderen. Deze sta tus wordt ook duideli jk gemaakt in de monumentalitei t van de ka pel.

Conclusie

In tegens telling tot de kleine pre-Romaanse houten kerkjes , lijken stenen centraalbouwkerken wel een duidelijke connotatie tot belangrijke ma chtshebbers of centra te hebben. Van de vier voorbeelden die hierboven besproken werden, zi jn er slechts twee met zekerheid tot de Ka rolingis che periode te rekenen : De Sint-Donaaskerk te Brugge en de Sint-Pietersabdijkerk van Gent. De Sint-Pietersbandenkerk te Torhout werd door ama teura rcheologen opgegra ven en hun i nterpreta ties zijn waa rs chijnlijk foutief. Mogelijk betreft het een Romeinse wa chttoren in plaats van een kerk ui t de vroege middeleeuwen. Gegevens over de Tongerse Sint-Ma ternuskapel zi jn s chaa rs en beperken zi ch grotendeels tot i conogra fische bronnen. Toch lijkt de interpreta tie als Ka rolingis che centraalbouw hier geloofwaa rdi g, gezien de posi tie in het

Monasteri um ui t de late 9e eeuw.

Naast de Sint-Lambertuskerk in Muizen kunnen er zodoende drie andere gebedshui zen in Vlaanderen als geloofwaa rdi ge Ka rolingis che centraalbouwen worden bes tempel d. De oorsprong van al deze

centraalbouwen li jkt tussen de 9e en 10e eeuw te liggen. De Tongerse Sint-Ma ternuskapel hangt sterk samen met het bisschoppelijke gezag da t op dat moment in Tongeren gevesti gd was . De SiDonaaskerk en Si nt-Pietersabdi jkerk zi jn op hun beurt nauw verbonden aan de gra ven van Vlaanderen.

33

Deruel le 1933, p. 24; L aleman 2004, p. 3. 34

Laleman 2004, p. 11. 35

Van Dri essche 1977, p. 2; Lal eman 2004, p. 13. 36

(15)

15

Ook bui ten Vlaanderen lijken centraalbouwkerken terug te brengen op belangri jke machtshebbers . Het bekends te voorbeeld is uiteraa rd de Pal tskapel te Aken die door Ka rel de Grote werd opgeri cht en als een voorbeeld voor de la tere centraalbouwen fungeerde. Maa r andere voorbeelden zi jn legio. Zo is de Sint-Janskerk te Lui k opgeri cht door Notger (930-1008), die de eers te prinsbiss chop va n Luik was . Een andere biss chop, Burcha rd van Lechs gemünd, wordt aangeduid als de vermoedeli jke bouwheer van de Sint-Walburgkerk in Groningen. De centraalbouw i n Germigny werd eveneens door een bisschop opgeri cht, na melijk Theodul f van Orléans, die tevens adviseur van Ka rel de Grote was . Ka rel de Kale, kleinzoon van Ka rel de Grote en koning van Wes t-Francië en keizer va n het Heilige Roomse Ri jk liet de Sainte-Ma riekerk bouwen. In Ni jmegen liet Koenraad II de Sint-Ni colaaskapel bouwen op de plaats waa r zi jn voorganger Ka rel de Grote twee eeuwen eerder een paleiskapel opri chtte. Centraalbouwkerken in de Ka rolingische peri ode wa ren dus geen gewone pa rochiekerken, maa r fungeerden eerder als hofkapel , gra fkapel , kloos terkerk of een combina tie van hiervan.37 Daa rnaast zi jn er ook enkele voorbeelden van centraalbouwkerken die opgeri cht werden op plaatsen waar belangri jke heiligen de ma rteldood s tierven.38

1.4.3 Archeologische opgravingen aan de Sint-Lambertuskerk (1949)

Op 23 november 1944 sloeg het noodlot toe voor de Si nt-La mbertus kerk van Muizen. Na maandenlange bombardementen hadden de Dui tse bezetters in september 1944 uiteindelijk hun positie i n Mechelen opgegeven.39 Op hun terugtocht werd Mechelen meerdere malen bes tookt met V1 en enkele V2 bommen die oors pronkelijk vooral voor Antwerpen wa ren bedoeld.40 Op 23 november boorde een verdwaalde V1 bom zi ch een baan door de Sint-La mbertuskerk waarbij alleen de toren overeind bleef (afb. 1.6). Al vorens de kerk opnieuw op te bouwen, werd er besloten de restanten va n de kerk a rcheologisch te onderzoeken. Gezien het belang van de ondergrondse a rcheologis che res ten werd de Sint-Lambertuskerk niet meer op dezelfde plaats opgetrokken.

37 Bandmann 1985, p. 201; Hei tz 1980, p. 79-80. 38 Bandmann 1985, p. 201. 39 Deboosere 1990, p. 88-109. 40 Deboosere 1990, p. 128.

(16)

16

Afb. 1.6 De Sint-Lambertuskerk na het bombardement in 1944. (©Walter Schaltin)

Na een eers te terreinbezoek op 16 juni 1949, werd er besloten over te gaan tot een opgra ving va n de ondergrondse reli cten. Deze opgra vi ng vond plaa ts tussen 11 oktober en 30 november 1949 en werd ui tgevoerd door de Ri jksdiens t voor opgra vingen onder leiding van Jozef Remi Mertens. Ti jdens deze opgra vi ngen werden vers cheidene bouwfasen aangetroffen (afb. 1.7). De vier belangrijks te bouwfasen betreffen een vroegmiddeleeuwse houten kerkje, een Ka rolingische centraalbouw, een gotis che kerk ui t

(17)

17

1501, een gotis che kerk uit 1580 en een laats te fase ui t 1772. De vers chillende fasen zullen hieronder besproken worden.41

Afb. 1.7 De verschillende bouwfasen aangetroffen in 1949. (Mertens 1950, p. 191)

De vroegmiddeleeuwse houtbouwkerk

De vroegste fase van de Sint-La mbertus kerk betreft een klein houten kerkje.42 De la tere bouwfasen hebben vermoedelijk echter een signifi cant deel van deze vroegs te kerk vers toord. Onder de res ten van de la tere bouwfasen werden vers cheidene paalkuilen aangetroffen die zi ch in een rechthoeki g grondplan van 8,50 x 3,50m bevinden. Enkele van de res tanten van deze kerk bevonden zi ch onder de centraalbouwmuur, waa rdoor met zekerheid kan gezegd worden da t het een voorl oper van de kerk betreft. Het gaat om a chttien grote diepe paalkuilen waa rin vaak een donkere kern met houtskool en een li chtere ins teek te herkennen zi jn. Mogeli jk bevond er zi ch een klein koor i n het oos ten.

Rond deze vroege kerk lagen vers cheidene inhuma tiegra ven. In deze gra ven werden geen grafgiften teruggevonden, hetgeen illustreert dat het een Chris telijk heiligdom betreft. De kerk lijkt enkele eeuwen in gebrui kt te zijn geweest, te oordelen naa r vers cheidene hers tellingen die hebben plaa tsgevonden. Een tweede argument da t Mertens aanhaalt voor het lange gebruik is da t er minimum drie gra ven boven elkaa r werden teruggevonden. Ook ziet hi j het aantal gra ven da t bui ten de houten kerk plaats vond als een weerspiegeling va n een opri chtingsda tum ver voor het concilie van Mainz in 813 da t beslist da t er terug in kerken begra ven mag worden. Op basis van deze a rgumenta tie vermoed Mertens da t de houten kerk i n de a chts te eeuw opgeri cht werd.

Deze houten kerk lijkt echter in vla mmen opgegaan te zi jn. Mertens verbindt deze gebeurtenis aan Vikingen die de kerk zouden geplunderd hebben. Hi j brengt voorts de Ka rolingische munts cha t die in Mui zen werd

41

De beschrijving v an de verschillend e bouwfas en is gebaseerd op M ert ens opgravingsv erslagen en h et historisch onderzoek dat hi j heeft uitgevo erd (M ert ens 1950, 1951), tenzij anders v ermeld.

42

Mogeli jk was ni et de H eili ge L amb ertus, maar Onze-Li ev e-vrou w tijd ens deze periode p artoonheil ige van d eze kerk. Hi er zal de n aam Sint-Lamb ertuskerk echter voor elke bouwf ase v an de kerk gebrui kt wo rden.

(18)

18

aangetroffen in verbinding met deze invallende Noormannen. Deze hypothese wordt nergens s terk bea rgumenteerd en wordt tegenwoordig da n ook s terk ten vraa g ges teld.43

De centraalbouwfase

De meest opmerkelijke bouwfase van de Sint-La mbertus kerk betreft de centraalbouw die door Mertens in de Ka rolingische periode geda teerd wordt. Zoals reeds besproken kunnen deze bouwwerken normali ter teruggebra cht worden op belangrijke ma chtshebbers binnen het Ka rolingis che Ri jk. De exa cte oors prong van een centraalbouw in Muizen is dan ook het onderwerp va n deba t.44

De aanwezi gheid van de centraalbouw wordt voor de opgra vi ng ui t 1949 reeds gesuggereerd in enkele his toris che documenten. Deze maken melding van een ci rkel vormi g heiligdom ui t de Romeinse ti jd da t gewi jd was aan de Muzen (of volgens één bron aan de negen slangengodinnen).45 Di t “heidense heiligdom” werd volgens deze bronnen pas la ter gekers tend door de heilige Lambertus .

De aangetroffen muurres ten van deze bouwfase in Mertens ’ opgra ving betreffen ui tsluitend

funderings res ten. Di t is ui tgezonderd de kerktoren waa rin nog enkele elementen va n de Ka rolingis che fase waa rneembaa r zijn. De funderings resten van de bui tenmuur konden vri jwel volledig inta ct aangetroffen worden. Enkel tijdens een la tere bouwfase in 1772 werden kleine delen van de bui tenmuur vers toord. De fundamenten va n de binnenmuur die de ommegang van de binnenrui mte s cheidt werden echter wel volledig gesloopt ti jdens la tere bouwfasen. Het uitbraakspoor van deze muur beva t puin va n la tere fasen, hoewel er mogelijk ook een deel va n het oorspronkeli jke materiaal va n de binnenmuur aanwezig is. Mertens slui t niet ui t da t het ma teriaal van deze binnenmuur herbruikt werd in andere bouwprojecten.

De funderingen van de centraalbouw werden opgetrokken ui t wi tte ledis che zands teen. Mertens maakt ook gewa g va n de aanwezigheid va n i jzerzands teen en dakpan in de muur. Vol gens hem werd het

da kpanma teriaal gerecupereerd ui t de Romeinse ruïne die zi ch ongeveer 1300m ten oos ten van de Si nt-Lambertuskerk situeert. Het bouwmateriaal werd gemets t met een grove hydra ulische geblus te kalkmortel met een gelige kleur.

De di kte va n de bui tenmuur s chommel t tussen 135 en 151cm. De diepte van deze muur is vri j constant en va rieert tussen de 150 en 160cm. De aangetroffen bui tenmuur bes chri jft geen zui ver ci rkel vormig plan. Hoewel deze niet al tijd duideli jk waa rneembaa r zi jn, kunnen er immers toch hoeken worden waa rgenomen in het grondplan. Daa rom wordt veronders teld da t het grondplan van deze kerk eerder zestienhoeki g dan ci rkel vormig was . Di t komt overeen met vers chei dene a ndere centraalbouwkerken die eveneens een veelhoeki g grondplan hebben zoals Brugge, Luik of Ottoma rsheim. De aangetroffen centraalbouw heeft een diameter va n 14,60m, hetgeen in overeens temming is met de meer bes cheiden centraalbouwkerken ui t deze periode in onze s treken (afb. 1.8).46

43

Verschueren 2017, p. 13-14, 32-33 & 49-52. 44

Verschueren 2017. 45

Val erius 1681, p. 27; zie ook U ytterhoev en 1938B, p. 129 -130. 46

(19)

19

(20)

20

Het koor va n de Sint-Lambertuskerk bestaa t in deze peri ode ui t twee delen. Vooraan bevi ndt zi ch een rechthoekige rui mte, a chteraan is een halfronde apsis gesi tueerd. Deze ops telling is opmerkelijk daa r zi j niet in andere centraalbouwkerken voorkomt.47 Een tongewelf dekte de voors te rui mte a f, terwi jl de apsis bovenaan een ovengewelf ha d.

De kerktoren behorende tot deze centraalbouwkerk s taat nog s teeds ove reind, hoewel hi j door de vele la tere aanpassingen moeilijk herkenbaa r geworden is . De toren is rechthoeki g, maar verbreed li cht naa r het westen toe. De ops tand van de kerk werd opgetrokken uit witte zands teen. De fundamenten va n de toren zi tten 140 tot 150cm diep. Aan de oostzi jde springt de fundering wa t ui t, aan de noord- en zuidzijde loopt deze geli jk met de kerktorenmuur.48 Het vloerni veau va n deze fase van de kerk lijkt hoger gelegen te hebben dan da t van de latere kerkfasen en is bi jgevolg volledig ve rdwenen. In de wes tzijde va n de toren bevond zi ch een monumentale ingang die ti jdens een la tere bouwfase verkleind werd (afb. 1.9). Een tweede kleinere ingang was terug te vinden in de oosteli jke zijde van de toren. Het tweede verdiep van de kerktoren beva tte zes vens teropeningen. Vi jf hiervan werden gedi cht in 1625, terwi jl er in de oostmuur één vens ter werd omgebouwd om zo toegang te verlenen tot de zolder va n laa tste bouwfase va n de kerk. De totale hoogte van de toren in deze fase wordt op ongeveer 11m ges chat. In de noordoos thoek van de kerktoren bevond zi ch een traptorentje da t overkapt was met een spi raalvormi g tongewel f. Aan de noordoos t- en zuidoosthoek va n de toren is de aanzet van het schip nog a f te lezen (a fb. 1.10). Deze aanzet toont aan da t de muur va n het s chip 6,83m hoog was. Mertens maakt op basis van al deze a rcheologis che gegevens een recons tructie van de centraalbouw (afb. 1.11).

Afb. 1.9 Het monumentale portaal dat later gedicht werd in de westzijde van de toren. (Verschueren, p. 93)

Afb. 1.10 Aanzet van het schip van de centraalbouw in de zuidoosthoek van de toren. (Verschueren, p. 89)

47

Verschueren 2017, p. 25. 48

(21)

21

(22)

22

Mertens da teert de cons tructie van de centraalbouw mogeli jk aan het einde van de tiende eeuw. Hoewel deze hypothese door latere auteurs vaak ongenuanceerd wordt overgenomen, is Mertens zel f heel voorzi chti g in het formuleren va n deze oorsprongsda tum. Hi j schrijft zelf da t “de archeologische gegevens niet in tegenspraa k s taan met de his toris che elementen om de pol ygonale kerk te da teren op het einde van de 10e eeuw”49, hiermee implicerend da t er geen elementen zi jn die de da tering onweerlegbaa r kunnen s ta ven. Hi j baseert zi jn da tering op aan aantal vers chillende argumenten. Enerzi jds a cht hi j het

onwaa rs chi jnlijk da t deze gebouwd werd voor de invallen van de Vikingen. De reden hiervoor is da t de houten voorganger i n dat geval zeer kort in gebruik gewees t moet zijn. Problematis ch bi j deze a rgumenta tie is da t de houten voorganger niet met zekerheid geda teerd kon worden. Mertens haal t dan ook zelf aan da t het niet onmogelijk is da t deze centraalbouw toch een vroegere cons tructieda tum heeft.

Voorts bea rgumenteert hi j da t enkele bouwtechnische elementen bes t in de 10e of 11e eeuw gesi tueerd kunnen worden. Mertens doelt hier vooral op de bekapping van de bouws tenen. Ook werd er één bodemscherf aangetroffen die mogelijk uit de 10e eeuw s ta mt. Deze werd echter aangetroffen in het ui tbraa kspoor va n de binnenmuur van de kerk, waa rdoor deze niet meer tot een oorspronkelijke context behoort.

In de vroege middeleeuwen bes tond Mechelen ui t vers cheidene kleinere kernen aan de Di jle. Twee van deze kernen smol ten in de twaalfde eeuw samen, om zo de basis voor het huidige Mechelen te vormen.50 Mui zen was op da t moment een gelijkaa rdige kleine kern. Al deze kernen stonden in de tiende eeuw onder toezi cht van het Pri nsbisdom Lui k. De eers te Luikse Prinsbiss chop, Notger, was actief betrokken in

bouwprojecten in Mechelen.51 Notger was ui ters t a ctief als promotor van bouwprojecten en s telde ook in zi jn thuisstad Lui k vers cheidene bouwprojecten op, waa ronder de Sint-Janskerk die eveneens een voorbeeld van een pre-romaanse centraalbouwkerk is.52 Hi j was als één van de veertien bisschoppen ui t de hofkapel van keizer Otto I de Grote nauw verbonden aan het centrale gezag van het Rijk.53 Als dusdani g kon hi j een gedegen kennis van a rchi tectuur aan de da g brengen , zoals bli jkt ui t de vele bouwprojecten waa rva n hij bouwheer was . Notger werd ook door Mertens aangeduid als mogelijke opdra chtgever van de

centraalbouw. Deze interpretatie is echter onzeker en bli jft specula tief.

De aanwezi gheid van een type kerk die niet louter als pa rochiekerk diende, maa r vaak een sterke connota tie met het centrale geza g had, kan tot specula tie leiden. Ook Mertens probeert de ze fase va n de

Sint-Lambertus te duiden. Hi j suggereert da t de kerktoren mogelijk als een verdedigin gs toren werd opgeri cht. Deze plaats t hi j binnen de context van de drei gingen van invallen van Noormannen. Al terna tief kan de kerktoren als verdedigings toren ook bes chouwd worden als een defensief element va n het Pri nsbisdom Luik da t geïsoleerd was en zich op de grens va n het rijk bevond.54 De s ymbolis che functie van de kerk mag echter niet over het hoofd gezien worden. Zoals besproken in hoofds tuk 1.4.2 benadrukken centraalbouwkerken zowel wereldlijke als reli gieuze autoritei t en geven zij ui ting aan een verbinding met Ka rel de Grote en diens opvol gers . Er zi jn echter ook voorbeelden bekend va n centraalbouwkerken die ges ti cht zijn op plaatsen waa r invl oedri jke heiligen tot hun eind kwamen.

De gotische kerk uit 1501

His toris ch onderzoek naar deze fase van de kerk (a fb. 1.12 & 1.13) wordt bemoeilijkt doorda t er aan het begin van de 15e eeuw in Muizen ook een kl oos terkerk gebouwd wordt, waa rbi j het onders cheid tussen de

49 Mert ens 1950, p. 180. 50 Kocken 1981, p. 13; Verhulst 1999, p. 112-113. 51 Kocken 1981, p. 14; Verhulst 1999, p. 113. 52

van Tussenbro ek 1996, p. 174-179; Verhulst 1999, p. 70-72. 53

van Tussenbro ek 1996, p. 173 54

(23)

23

twee kerken vaak niet expliciet vermeld wordt. Toch maken enkele his toris che documenten melding van een “ronde kerk” in Muizen die in 1501 wordt a fgebroken om een nieuwe kerk op te ri chten . Er ma g worden aangenomen da t hiermee de Si nt-La mbertus kerk wordt bedoeld. Op basis van het bouwma teriaal wordt inderdaad een dateri ng in het begin van de 16e eeuw vermoed.

In Mertens’ opgra ving werden va n deze fase voornamelijk funderings resten aangetroffen. Doorda t al het opstaand muurwerk i n 1772 werd a fgebroken, is een bes chouwing van het ui terlijk van de kerk moeili jk op basis van de a rcheologis che bronnen. In de oos telijke a fs cheidingsmuur werd onderaan echter één bouwlaag va n ruw a fgewerkte witte zands teen rechts treeks op de fundering aangetroffen. Er wordt vermoed da t de kerk, op zi jn mins t ten dele, ui t di t bouwma teriaal werd opgetrokken.

De vroegere centraalbouwkerk werd met de bouw van de nieuwe kerk bijna volledig met de grond geli jk gemaakt. Alleen een deel va n het koor, de toren en delen van de torentrap bleven inta ct. Het deel van de torentrap da t zi ch aan de bui tenzi jde van de toren bevond werd niet aangepas t, maa r binnenin de tore n werd deze a fgebroken. De funda menten va n de centraalbouw werden als fundering voor de nieuwe kerk gebrui kt. Waa r er geen oversni jdingen wa ren met de oudere kerk werden nieuwe funderingen aangelegd. De funderingssleuven werden gevuld met een mengsel van zands teen en ha rde kalkmortel . Er werd hierbij ook gebruik gemaakt va n s tenen va n de a fgebroken centraalbouwkerk. De vl oer werd waars chijnli jk opgebouwd ui t baks teen in visgraa tverband. Het grondplan van de funderi ngs res ten wi js t op een

rechthoekige éénbeukige kerk met drie tra veeën. De afmetingen hiervan bedra gen ongeveer 9.13 x 13.30m. Aan de zuidkant va n de kerk werd een kleine doopka pel gebouwd. Op basis va n a rcheologische gegevens lijkt deze tot de bouwfase ui t 1501 te behoren. De enige i conogra fische bron uit deze periode toont deze doopkapel niet, waardoor deze een latere opri chtingsda tum suggereert.

Afb. 1.12 Schets uit 1560 van de kerk met vooraan de Dijle en kloostergebouwen. Op basis van de archeologische bronnen lijkt deze schets aangevuld met esthetische toevoegingen. De tekening kan dus niet als een volledig waarheidsgetrouwe afbeelding gezien worden. (Mertens 1950, p. 121)

(24)

24

(25)

25

De gotische kerk na 1580

Tegen het ei nd van de 16e eeuw leed de kerk zwaa r onder de Ta chti gja ri ge Oorlog. Solda ten bezetten het kerkplein en na men intrek in de toren. Nada t het leger van de Hertog van Al va op 2 oktober 1572 de troepen van Oranje ui t de stad Mechelen heeft verjaa gt, vergelden zi j di t door hun kanon op de Sint-Lambertuskerk te ri chten.55 In 1580 brandde de Sint-Lambertuskerk af. Tijdens de opgra vingen van 1949 werd dan ook een dikke as ri jke laag met delen verbrande klei aangetroffen. De financie ring verliep moeizaam, maar in 1600 of 1601 kon al vast de eers te fase va n de herstellingswerken aanva tten met de res taura tie van een deel va n het s chip (afb. 1.14). Ui teindelijk kon de res t van de renova tie betaald worden door de pa rochianen extra a cci jns op bier en wijn neer te la ten tellen. De tweede fase van de

hers tellings werken kon op die manier i n 1625 va n s ta rt gaan. Deze tweede fase va n de restaura tie omva tte voornamelijk werken aan de toren. Deze werd omgevormd tot de huidi ge toren die nog steeds o vereind s taat. Het koor werd ti jdens deze eers te hers tellingen ongemoeid gelaten, maa r was eveneens aan renova tie toe. Deze renova tie is wei nig gedocumenteerd, waa rdoor we deze laa tste res taura tiefase enkel kunnen dateren tussen 1625 en 1652. Aangezien een kerkrekening spreekt va n een i nwi jding i n 1636, reflecteert di t mogelijk de oplevering van deze laats te hers tellingsfase aan de Sint-Lambertuskerk.

Het nieuwe koor werd opgetrokken uit pla tte baks teen met een gelige zandmortel en had een tra psgewi jze fundering in witte zands teen. Aan de bui tenzi jde van de koormuur was een pa rement ui t wi tte zandsteen aanwezi g. Samen met het koor, werd er ook een nieuwe sacris tie gebouwd. Daar deze later vers toord werd door een gra fkelder, bleven alleen de aanzetten hiervan nog bewaa rd. In 1659 werd er i n de kerktoren een nieuwe vloer aangelegd. Deze bes tond uit rode vierkante tegels. De traptoren werd opnieuw gerenoveerd tussen 1670 en 1679. Hierbij werd het houten dak vervangen door een exemplaa r met dakpannen. Ook de toren werd vernieuwd: deze kreeg een nieuwe deur, nieuwe balken en klokken, het s chaliedak werd hers teld en de zonnewi jzer en uurwerk werden opnieuw bes childerd. De toren zel f bleek echter ins tabiel en diende tussen 1738 en 1739 voorzien te worden va n s teunberen. Ook een deel va n de fundering werd hierbij vers terkt. Ook het westportaal werd di chtgemaakt. Dit werd naa r alle waa rs chi jnlijkheid tegeli jk met de werken aan de funderi ng en s teunberen gedaan. Mogeli jk werd op hetzelfde ti jds tip ook de oos telijke ingang toe gemets t. Hierdoor ontstond de nood aan een nieuw portaal. Het nieuwe portaal werd aan de zuidzijde van de kerk gecons trueerd, zodat deze ri chting de dorpskern georiënteerd was. In 1759 werd ook de sa cristie verva ngen door een nie uw kleine baks tenen sa cristie .

55

(26)

26

Afb. 1.14 Gravure uit de periode tussen 1743 en 1772 met achteraan de Sint-Lambertuskerk. (Mertens 1950, p. 126)

De kerk uit 1772

De jongs te fase van de kerk betreft een kerk die in 1772 werd opgeri cht. Deze bouwfase volgt op de eerdere gotis che fase die te klein geworden was en daa rom grotendeels werd afgebroken. Deze bouwfase is goed gedocumenteerd en tevens te bes tuderen via i conogra fis che bronnen (afb. 1.15-1.18). Mertens ’

(27)

27

opgra vi ngen konden vas tstellen da t de bes chikbare his toris che gegevens inderdaad overeenkwamen met de aangetroffen si tua tie.56

Voor de bouw van deze fase werden er eers t grote delen van vorige fasen afgebroken. De bui tenmuren va n de gotis che kerk werden volledig ontmanteld. Het puin hiervan werd gebrui kt als fundering voor de vier pi jlers . Een oude traptoren aan de noordoos tzijde va n de kerktoren werd afgebroken en vervangen door een muur waarin een houten trap werd aangebra cht. Ook de res terende binnenmuren van de

centraalbouwkerk werden ti jdens deze bouwfase vri jwel volledig afgebroken. De kerktoren onderging in deze periode ook enkele renova ties . Na de bouw van deze kerk werden ook de kerkhofmuur en de pas tori j onder handen genomen.

Tijdens de opgra ving in 1949 werden van deze fase de funderingsmuren met hun ins teek aangetroffen. Het onders te deel va n de fundering bes tond uit witte zands teen, baks teen en een ha rde wi tte kalkmortel . Hierboven bevond zich de funderingsmuur ui t Boomse baks teen met een ha rde wi tte zandkalkmortel . De funderingen van deze fase vernauwen trapsgewijs naa r boven toe.

Hal verwege de 19e eeuw bleken de funderingen en s teunberen aan de kerktoren onvoldoende sta bilitei t te bieden. In 1862 werden de steunberen uit 1738/1739 dan ook vervangen door massieve exempla ren die meer s tevi gheid boden. Op hetzelfde moment werd de zuidelijke ingang gedi cht en vervangen door een westportaal.

Afb. 1.15 Gravure van de Sint-Lambertuskerk vanuit het zuiden uit de het midden van de 19e eeuw. (Mertens 1950, p. 123)

56

(28)

28

Afb. 1.16 Tekening uit het midden van de 19e eeuw met het klooster en achteraan de Sint-Lambertuskerk vanuit het noorden gezien. (Mertens 1950, p. 123)

(29)

29

Afb. 1.18 Een binnenzicht van de Sint-Lambertuskerk. (© Unversiteitsbibliotheek Gent)

1.4.4 Geofysisch onderzoek aan de Sint-Lambertuskerk (2017)

Om te toetsen of de res tanten van de voormalige Sint-Lambertuskerk na de opgra vi ng nog inta ct wa ren gebleven, werd overgegaan tot een geofysis ch onderzoek. Als methode werd grondrada r toegepas t. Het grondrada ronderzoek werd in november 2017 ui tgevoerd door TARGET.57 Het gehele eindra pport va n het geofysisch onderzoek is integraal te raadplegen in bi jlage 11.

Om de ondergrond te scannen werd gebruik gemaakt van een GSSI SIR 3000 grondrada r in combina tie met een 400 MHz-antenne. Deze setup zou toelaten de zandi ge ondergrond tot 2.5m diep te s cannen. De resul ta ten van het geofysisch onderzoek toonden aan dat er zi ch binnen het onderzoeksgebied lineai re en rechthoekige pa tronen ten oos ten va n de kerktoren bevonden. Ze werden geïnterpreteerd als res tanten va n de kerk die da teren tussen de 16e en de 18e eeuw. Deze overblijfselen manifes tereerden zi ch tot op een diepte tussen 2 en 2.5m. Vanaf een diepte va n 1.2m werd er ook een grof ci rkel vormig pa troon van reflecties zichtbaa r. Hoewel minder duidelijk dan de lineai re anomalieën kon ook hieraan een interpre ta tie worden gegeven als een vroegere bouwfase van de kerk, mee rbepaald de a ftekening van de centraalbouw. Van de sporen va n een vroegere houten voorganger va n de kerk onder de vorm va n paalgaten, werd geen teken teruggevonden. Het viel echter via deze onderzoeksmethode niet uit te sluiten dat deze wel nog aanwezi g wa ren, maa r niet gedetecteerd werden. Wel werden er nog enkele kleinere anomalieën ontwaa rd op de s cans . Het was echter niet met zekerheid vas t te stellen of het archeologische contexten betrof. Het was immers niet ui t te sluiten da t deze werden veroorzaakt door de bomba rdementen of storingen betreffen veroorzaakt door het opnieuw vullen va n de putten na de opgra ving.

1.5 Doel van het onderzoek en het uitv oeringskader

Het a gents chap Onroerend Erfgoed bereidt een bes chermingsdossier voor voor de a rcheologis che site va n de voormalige Sint-Lambertuskerk in Muizen (gemeente Mechelen). Op deze plaats werd in 1949 een a rcheologis ch onderzoek uitgevoerd door Jozef Mertens en gepubliceerd .58

57

Nicholls 2017. 58

(30)

30

Tijdens het onderzoek van Mertens werd een opmerkelijke centraalbouw blootgelegd die op het einde va n de 10e eeuw werd geda teerd. Deze zou gebouwd zi jn naa r het voorbeeld van de paleiskapel van Aken en de collegiale van Sint-Jan in Luik. De site in Mui zen is dus één van de weinige, wetenschappelijk

gedocumenteerde centraalbouwconstructies in Vlaanderen.

Delen va n de voormalige Sint-Lambertuskerk zi jn reeds bes chermd. De toren werd i n 1947 als monument bes chermd, waarna in 1982 het gebied rondom de kerk als cultuurhis toris ch lands chap werd bes chermd. Omwille va n het unieke ka rakter va n deze si te, heeft het Agents chap Onroerend Erfgoed het plan opgeva t om ook de ondergrondse a rcheologis che waa rden als a rcheologis che site te bes chermen. Al vorens dit te doen dient de toes tand van de res ten echter geëvalueerd te worden. Een eers te stap hierin bes tond ui t het geofysisch onderzoek ui t 2017. Toen hierui t bleek da t de kans op het aantreffen va n i ntacte muurresten groot was, werd overgegaan tot het huidi ge waa rderingsonderzoek.

De doelstelling va n dit onderzoek is in de eers te plaats om na te gaan wa t de bewa ringstoesta nd is van het a rcheologis ch bodema rchief ter hoogte va n de voormalige kerk, in het bijzonder het muurwerk va n de centraalbouwcons tructie. Het terrein werd in 1949 vlakdekkend opgegra ven. In welke s taa t de si te werd a chtergelaten is echter niet bekend.

Daa rnaas t moes t worden na gegaan of de twee profielbalken die ti jdens het onderzoek van 1949 in de werkput werden behouden, nog bewaa rd zi jn en of di t profiel nog aanvullende wetens chappelijke informa tie kan opleveren.

De werkputten van di t onderzoek werden zo geplaats t da t enkele van de paalkuilen van de houten

voorganger van de Sint-Lambertuskerk aangetroffen werden. Aangezien de kans groot was da t deze reeds in 1949 volledig werden ui tgehaald, is de kans op nieuwe informa tie hieromtrent echter klein.

Tenslotte moest worden getoets t of er op de mortel va n de centraalbouw nog stalen kunnen genomen worden voor ra diokoolstofdateri ng.

Voor het proefputtenonderzoek werden de volgende onderzoeks vra gen opgesteld:  Wa t is de bewa rings toes tand van het a rcheologis ch bodema rchief?  Op welke diepte bevindt de si te zi ch onder het maai veld?

 Hoe zi jn de opgra vi ngsputten gedicht na het onderzoek en biedt di t voldoende bes cherming voor de site?

 Is er muurwerk aanwezig binnen de sleuven? Zo ja , wa t leert het a rcheologis ch onderzoek ons over het fysieke aspect, faseringen, hers tellingswerken, bouw historiek van de centraalbouw?  Biedt de mortel van het muurwerk mogelijkheden voor ra diokoolstofdateri ng?

 Is er vondstma teriaal aanwezig? Zo ja , levert het organische en anorga nische vonds tma teriaal nieuwe inzi chten inza ke onts taans- en bewoningsges chiedenis van de site, eventueel ook over de ma teriële cul tuur?

 Zi jn de profielbalken nog intact? Zo ja , hoe is de bodemopbouw ter plaatse?  Hoe kunnen de aanwezige antropogene lagen oms chreven worden?

 Kunnen de antropogene lagen geda teerd worden op basis van het vonds tmateriaal of na tuurwetens chappeli jk onderzoek? Zo ja , wa t is de aanwezige fasering?

 Welke informa tie kunnen de profielbalken verder nog opleveren?

 Komt het beeld van het proefsleuvenonderzoek overeen met de resulta ten va n het geofysis ch onderzoek?

(31)

31

2 Methoden 2.1 Algemeen

Alle veldwerkzaamheden zi jn conform de Code van Goede Prakti jk ui tgevoerd.

Voora fgaand aan het vel dwerk zi jn door een landmeter va n het Agents cha p voor Onroerend Erfgoed , rondom het opgra vings terrein door middel va n een GPS, meetpunten ui tgezet met X-, Y- en Z-coördina ten. Ook de hoekpunten van de aan te leggen werkputten werden op deze ma nier ui tgezet. Er werd voor di t onderzoek een uit te gra ven oppervlak van 45m² voorzien. Di t oppervlak werd opgedeeld in drie werkputten (a fb. 2.1).

Afb. 2.1 Aangelegde putten geplot op de GRB-kaart.

De werkputten werden zodani g aangelegd dat een aantal zaken ui t de opgra vi ng van 1949 nader bekeken konden worden (a fb. 2.2). Vooreers t werden de putten dusdanig geplaats t da t er een zi cht verworven kon worden op de staa t van het muurwerk va n de centraalbouw. Ook diende de loca tie van de putten zo te zijn da t de inta ctheid van de profielbalken kon worden bekeken en deze eventueel onderzocht konden worden. Een derde belangri jk punt was het aantreffen van de paalsporen va n de mogelijke houten voorganger van de centraalbouw.

De putten konden echter niet volledig volgens plan worden afgegra ven. Omwille va n de aanwezi gheid van ondergrondse kabels die niet op de KLIP vermeld werden en de onstabiele ondergrond konden de

werkputten niet rechthoeki g worden ui tgegra ven zoals gepland was. Di t werd voorts bemoeilijkt door grote s tukken afbraakpuin en grote broks tukken a fkoms tig van grafzerken. Desalniettemin werd een voldoende oppervlak opgegra ven om de onderzoeks vragen te kunnen beantwoo rden.

(32)

32

Afb. 2.2 Aangelegde putten geplot op het grondplan van Mertens.

2.2 Veldwerk

De vlakken zijn ma chinaal aangelegd onder begeleiding van de erkend a rcheoloog. Er is intensief gebruik gemaakt van de metaaldetector, waa rmee ook het s tort is onderzocht. Alle vlakvonds ten en ook bi jzondere vonds ten zijn als puntvondsten ingemeten. Grondsporen zijn di rect ingekrast. Daa rna zi jn de vla kken en ieder spoor daari n gefotografeerd en getekend met behulp van de robotic Total Sta tion (rTS), waa rbi j om de 5 meter een TAW-waa rde is bepaald. Het a rcheologis che vlak bevond zi ch op ongeveer 11,41TAW. Dit komt overeen met ongeveer 135cm-mv. De grondsporen zi jn handma tig gecoupeerd waa rbi j vonds ten per vulling zi jn ingezameld. Verder zijn alle coupes getekend (1:20) en gefotogra feerd. Het res tant van de gecoupeerde sporen is vervolgens met de s chep of troffel afgewerkt en i ndien nodig bemons terd voor a rcheobotanis ch onderzoek. Na het veldwerk werden de putten gedicht onder toezi cht va n P. Van den Hove (Agentschap voor Onroerend Erfgoed) met aanda cht voor het inta ct houden van de aangetroffen res tanten en profielen. Van zodra het muurwerk werd aangetroffen werd di t met de hand blootgelegd. De centraalbouwmuur werd vervol gens opgeschoond, bes chreven, gefotogra feerd en getekend. Ook werd het ingemeten door mi ddel van een RTS en werden er hoogtes van het muurwerk genomen. In elke werkput werden er 2

(33)

33

Afb. 2.3 Vlak- en maaiveldhoogtes.

De werkputten konden echter niet alle volledig tot op het gewens te ni veau worden afgegra ven. In werkput 1 en 3 werden er tijdens het a fgra ven elektri ci teitska bels aangetroffen (afb. 2.4 & 2.5). Deze wa ren niet op de KLIP aangeduid. De kabel in put 3 leidt van de pas tori j naar de kerktoren en voorziet deze laats te van s troom. Van de kabel i n put 1 wordt vermoed da t hi j l oopt van de kerktoren naa r de la mp die de kerktoren beli cht. Ondanks het verlies in oppervlakte da t kon worden ui tgegra ven, kon in deze putten de

(34)

34

Afb. 2.4 Zicht op de elektriciteitskabel in werkput 1.

Afb. 2.5 Zicht op de elektriciteitskabel in werkput 3.

De profielen en het aangetroffen sporen en muurwerk werden gefotografeerd en op s chaal 1:20 getekend. Elke werkput werd ook fotogrammetris ch geregis treerd om een 3D beeld van elke werkput te verkri jgen. In totaal werden er tien mons ters voor 14C-da tering genomen (tabel 1). De 14C-curves kunnen worden geraadpleegd in bi jlage 9. De mons ters kwa men ui t vers chillende contexten. De 14C-mons ters betreffen

(35)

35

voornamelijk houts kool , maa r er werden ook monsters ui t botma teriaal en een verkoolde erwt genomen. De houtskoolmons ters werden bekeken door Koen Deforce om waa r mogeli jk de houtsoort te bepalen. De verkoolde erwt werd gedetermineerd door Bri gitte Cooremans . De i ngezamelde mons ters betreffen alle houtskool , uitgezonderd Vnr 25 en Vnr 29 die een s taal ui t menselijk botma teriaal en een verkoolde erwt betreffen. Van de tien mons ters bleken er in vier te weini g houtskool bewaa rd voor anal yse. De andere mons ters zullen samen met hun context worden besproken in hoofds tuk 3. De anal yses va n de 14C-mons ters werden gefinancierd door het Agents chap voor Onroerend Erfgoed en ui tgevoerd door het Koninklijk Ins ti tuut voor het Kuns tpa trimonium (KIK).

Tabel 1. Overzicht van de 14C-monsters.

Opgravings-ID Vnr Put Spoor Vulling Monster Verzamel-wijze Context Aard

MUIN-18 20 2 4 1 14C TROF Muur Houtskool

MUIN-18 21 2 4 1 14C TROF Muur Houtskool

MUIN-18 22 1 1 1 14C TROF Muur Houtskool

MUIN-18 23 1 1 1 14C TROF Muur Houtskool

MUIN-18 25 1 2 1 14C TROF Graf Bot

MUIN-18 27 3 15 1 14C TROF Muur Houtskool

MUIN-18 28 3 15 1 14C TROF Muur Houtskool

MUIN-18 29 2 18 1 14C TROF Kuil Verkoolde

erwt

MUIN-18 30 2 18 1 14C TROF Kuil Houtskool

(36)

36

3 Sporen en structuren 3.1 Inleiding

Er werden in totaal 19 spoornummers ui tgedeeld, waa rbi j is doorgenummerd en niet per put met spoornummer 1 is begonnen. De volledige sporenlijs t is te raadplegen in bi jlage 4.59 Deze sporen werden geïnterpreteerd als muur, kuil , paalkuil, ui tbraa kspoor muur, door Mertens opgegra ven sporen, begra ving en een mogelijke ins teek (afb. 3.1 – 3.2). Alle sporen tekenden zi ch af in het vlak, met ui tzondering va n spoor 18 en 19, die zi ch in profiel 2 bevonden, en spoor 3 da t zi ch onder de muur a ftekende. Er werd in de sporen zeer weinig vonds tmateriaal aangetroffen, waa rdoor een absolute da tering va n de mees te sporen niet mogeli jk is. Omda t de interpreta tie van het profiel in de oostzi jde van werkput 2 nauw samenhangt me t de interpreta tie van de sporen en structuren, wordt ook di t profiel in di t hoofds tuk besproken.

De aangetroffen elektri citei tskabels werden als recente vers tori ng ingemeten. Spoor 14 werd op basis van de vorm en vulling als na tuurlijke vers toring geïnte rpreteerd en zal daa rom niet verder worden behandel d.

Afb. 3.1 Allesporenkaart.

59

(37)

37

Afb. 3.2 Bovenaanzicht van de werkputten geplot op de opgravingsplannen uit 1950 (luchtfoto’s © Agentschap Onroerend Erfgoed)

3.2 Centraalbouwm uur

De centraalbouwmuur werd aangetroffen in alle werkputten. Hij werd in werkput 1 geregis treerd als spoor 1, in werkput 2 als spoor 4 en in werkput 3 als spoor 15 (a fb. 3.3). Omwile van de aangetroffen

elektri ci tei tskabel werd in de zuidwesthoek va n werkput 3 de muur niet volledig bl ootgelegd. Het muurwerk ma nifes teerde zich vanaf een diepte va n 12,67TAW hetgeen overeenkomt met ongeveer 30cm-mv (afb. 3.4).

(38)

38

Afb. 3.4 De hoogtes van het aangetroffen muurwerk (TAW) met de maaiveldhoogtes.

3.2.1 Recente verstoringen

De muur werd grotendeels inta ct aangetroffen. De loca tie komt overeen met de locatie zoals die door Mertens werd ingetekend. In werkput 1 werd er echter recente s chade aan de muur vastges teld (afb. 3.5). Deze vers tori ngen zi jn aangebra cht na de opgra ving uit 1949. Enerzi jds heeft de elektri ci tei tskabel die door werkput 1 loopt de bovenzi jde van de muur bes chadi gd. Anderzi jds lijkt iets ten zuiden van de vers toring door de elektri ci tei tskabel een nis gehouwen te zi jn ui t de muur. Vlak voor deze nis loopt de aa rding van de bliksemafleider. Waa rs chi jnlijk heeft men deze nis ui tgekapt wanneer men de aa rding wilde s teken, maar werd deze ergens anders ui tgegra ven toen bleek da t de ondergrond volledi g uit s teen bes tond.

(39)

39

Aangezien de verstoringen aan de muur aangebra cht werden na de opgra vi ng van Mertens , zi jn ze dus ook aangebra cht na de eerste bes cherming van de toren in 1947. Het is niet vast te stellen of ze ook na de bes cherming als cul tuurhistorisch lands cha p hebben plaa tsgevonden. De eerdere bes cherming li jkt bi jgevol g niet voldoende om s chadelijke i ngrepen aan de centraalbouwmuur te ontmoedi gen.

3.2.2 Constructie van de centraalbouwmuur

De aangetroffen muurres ten betreffen hoofdzakeli jk de funderi ngs muur va n de centraalbouw. Deze werd opgebouwd ui t onregelma ti ge blokken wi tte Ledische zandsteen gemets t met een zeer zandige li chtgele mortel (a fb. 3.6-3.10). Bovenaan bevonden zi ch afgevlakte pa rements tenen. Volgens Mertens lag de oorsprong va n deze s teen in de regio va n Wi jgmaal of Wakke rzeel, enkele kilometers ten zuidoosten va n Mui zen.60 Ledis che zands teen werd ontgonnen in het wes ten van Brabant en de streek rondom Aals t.61 In la tere perioden werd deze veel vuldig gebruikt in bouwprojecten in deze regi o’s.62 De ontginning en het gebrui k van deze s teen va t echter al aan in de Romeinse periode.63 Voorbeelden va n het gebruik van Ledis che zands teen in Ka rolingis che a rchi tectuur zi jn s chaa rs, maar kunnen worden teruggevonden in het transept van de Gentse Sint-Baafs abdi jkerk (10e eeuw) en de kerk va n Leefdaal (late 9e – vroege 10e eeuw).64 De bouws teen van de nabi je Romeinse villa waa rvan de bouws tenen mogelijk vandaan komen worden niet verder bes chreven dan “witte zands teen”, waa rdoor het niet duideli jk is of deze ui t Ledische za nds teen werd opgetrokken.65 Wel werd ti jdens de opgra vi ng van de villa va n Mui zen duideli jk da t de bouwstenen van de villa op een la ter tijdstip werden ontgonnen voor la tere bouwprojecten.66 De afwezigheid va n restanten va n Romeinse mortel en de aanwezigheid van de pa rements tenen bovenaan suggereren echter da t de stenen geen herbruikte s tenen van de Romeinse ruïne zijn. In de mortel die in de funderings muur werd aangetroffen za ten zeer l okaal kleine houtskoolspikkels .

Ook werden er in werkput 3 enkele bouws tenen ui t moerasijzererts aangetroffen (afb. 3.8). Deze s teen komt voor in alluviale afzettingen van de Grote en Kleine Nete, inclusief hun bijri vieren en in het

noordoos telijk s troomgebied va n de Demer.67 Moerasijzererts wordt reeds in de Romeinse ti jd gewonnen, maa r groots chalige ontginningen beginnen pas vanaf hal verwege de negentiende eeuw.68 Deze

ontginningen spi ts ten zich echter hoofdza kelijk toe op het gebruik als e rts . Het wordt slechts spora disch als bouwma teriaal gebruikt.69 Gezien de s terke gelijkenis tussen de twee s teensoorten, kan worden

aangenomen da t de i jzerzands teen die Mertens vermeldt eigenli jk moerasijzererts is . De fra gmenten da kpan die ti jdens de opgra vi ng in 1949 in de muur werden aangetroffen70 bevonden zich niet in de aangelegde werkputten. Hoewel er mogelijk binnenhoeken zi jn waa rgenomen, val t niet te verifiëren of Mertens’ hypothese dat de centraalbouw va n Muizen een veelhoeki g grondplan had71, correct is. Di t komt mede door het beperkte beeld dat de drie werkputten opleverden. Desalniettemi n kon er een binnenhoek worden waa rgenomen in de centraalbouwmuur in werkput 1 (afb. 3.10). Deze bevond zich echter in een funderings muur en slui t aan op de kerktoren, waardoor het niet zeker is of de ops tand va n de kerk deze vorm exa ct volgde.

60

Mert ens 1951, p. 22. 61

Van de Wal le 1959, p. 56. 62

Doperé 2003, p. 347-371; Drusar & Dreesen 2009, p. 79-100; Van B ellin gen 1996, p. 101; Van de Wall e 1959, p. 56 63 Van B ellingen 1996, p. 101. 64 Rassalle 2007, p. 217-218. 65 Uytterho ev en 1938A, p. 104; 1938B, p. 131. 66 Uytterho ev en 1938B, 131. 67

Giels 2015, p. 3; Landuyt & Bos 1990. 68

Landuyt & Bos 1990, p. 160. 69

Giels 2015, p. 27; Landuyt & Bos 1990, p. 161. 70

Mert ens 1950, p. 162; 1951, p. 23. 71

(40)

40

In werkput 2 konden er twee fasen vas tgesteld worden in de centraalbouwmuur. De onders te fase betreft de funderings muur. Vana f 44cm-mv (12,5TAW) wordt er echter een tweede fase zichtbaa r. Deze wordt zi chtbaa r in het profiel in werkput 2 en kenmerkt zich door regelma ti gere stenen. Deze tweede muurfase wordt geïnterpreteerd als de ops tand van de centraalbouwmuur. Hierdoor wordt het vl oerni veau van de centraalbouwfase va n de kerk kenbaa r gemaakt. Ook Mertens komt tot deze vas ts telling.72

Afb. 3.6 De centraalbouwmuur in werkput 1.

72

(41)

41

Afb. 3.7 De centraalbouwmuur in werkput 2.

(42)

42

Afb. 3.9 Detail van de centraalbouwmuur in werkput 2 met bovenaan de aanzet van opgaand muurwerk. (©Agentschap Onroerend Erfgoed)

(43)

43

Afb. 3.10 De centraalbouwmuur in werkput 1 met zicht op de aangetroffen binnenhoek.

Er werden zes mons ters voor 14C-da tering genomen ui t de centraalbouwmuur. In el ke werkput werden er twee houtskoolmons ters va n de muur genomen. Het betreft telkens houts koolpa rtikels die in de mortel verva t za ten. Van deze zes monsters bleken er uiteindelijk slechts twee da teerbaa r (vnr. 21 en vnr. 27). Dit is te wi jten aan de geringe grootte van deze houtskoolstukjes. Van de twee mons ters die uit de muur in werkput 1 werden verzameld (Vnr 22 & 23) kon de houtsoort a chterhaald worden. Het bleek beide malen om eik te gaan. De houts oort van de andere houtskoolmons ters die ui t de centraalbouwmuur werden verza meld kon niet worden a chterhaald.

Eén houtskoolmonster uit de muur in werkput 2 (Vnr 21) en een ander ui t de muur in werkput 3 (Vnr 27) leverden een koolstofda tering op. Het s taal ui t werkput 2 leverde een da tering va n 1625±25BP op. Deze da tering heeft een 95,4% kans op een da tum tussen 380 en 540 waa rbi j er de dateri ng met 68,2% kans tussen 390 en 530 geplaats t kan worden. De anal yse van het houtskool ui t werkput 3 kwam ui t op een da tering van 1217±32BP Hierbij was er een 95,5% kans op een dateri ng tussen 680 en 890 met een 68,2% waa rs chi jnli jkheid da t deze da tering zi ch tussen 720 en 880 bevindt.

De twee dateri ngen va n de muur liggen ver ui teen. De anal yse va n het houts kool ui t werkput 3 s trookt niet met de veronders telde da tering in de Ka rolingische periode en val t in de overgang van de Laat Romeinse tijd

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De zuidwestgevel is een puntgevel met twee getoogde deuropeningen met houten deur en bovenlicht, één rondboogvormige deuropening met houten deur en bovenlicht, twee getoogde

Het landschappelijk bodemonderzoek wordt als succesvol beschouwd als alle aardkundige entiteiten op een wetenschappelijke verantwoorde wijze onderzocht werden, wetenschappelijk

125 Proces van de pastoor, de kerkmeesters en de schepenen van Westerlo tegen de pastoor van Zoerle-Parwijs betreffende de oprichting van de parochie

Brief, van een Amsterdamsch heer, aan een heer te Rotterdam.. leend hebbende woordlyk heb afgeschreven,) in dezer voege: Myn Heer: wy hebben zeker veel benaauwdheids en

Ja, zóó zag vader Davits hem nu weêr voor zich staan, en de arme man keerde het hoofd om; hij wilde dat beeld niet langer voor hem zien - want dien zoon, dat eenig kind, had hij

Stille klankkast voor buiten, voor grutto’s in juni, het loeiende melkvee bij ‘t hek - zo gesloten, een avond, ik zit in het gras tussen jouw zerken, zo ben je het mooist:. dicht,

In Hoofdstuk 5 wordt aan de hand van de vastgestelde uitgangspunten en randvoorwaarden een voorkeursoplossing gekozen voor elk gedeelte van het dijkvak dat moet worden verbeterd..

Op het noordelijke gedeelte van het terrein werd verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd, waarbij geen steentijdresten werden aangetroffene. De laatste stap in