• No results found

In opdra cht va n het Agents chap Onroerend Erfgoed heeft het Vlaams Erfgoed Centrum bvba een waa rderingsonderzoek naar de voormalige Sint-Lambertuskerk ui tgevoerd om na te gaan of de

ondergrondse reli cten in aanmerking komen voor een bes cherming als a rcheologis che site. Eerder werd de toren als monument en de omgevi ng van de voormalige Sint-Lambertuskerk als cul tuurhistorisch lands chap bes chermd. Als onderdeel va n de nieuwe bes cherming werd er een s tudie gemaakt naa r de toesta nd van het bodemarchief ter hoogte va n deze kerk. Deze vol gt op een eerder uitgevoerd geofysisch onderzoek. Om de bewa ring va n de ondergrondse a rcheologis che waa rden te evalueren, werden drie werkputten

ui tgegra ven. Deze werkputten werden zo geplaats t da t zowel de centraalbouw, de profielbalken ui t de opgra vi ng va n 1949, en de paalkuilen va n de mogelijke houten voorganger van de centraalbouw, onderzocht konden worden. Het veldwerk werd ui tgevoerd va n 30 janua ri tot 2 februa ri 2018. In 1944 werd de Sint-La mbertuskerk getroffen door een Dui tse V1-bom. Hierbi j werd de kerk volledig vernield, met ui tzonderi ng va n de kerktoren. Al vorens de kerk terug op te bouwen, werd er een opgra vi ng naa r de res ten van deze kerk uitgevoerd door prof. Dr. J. Mertens. Ti jdens deze opgra ving werden vers chillende fasen va n de kerk blootgelegd. Vers cheidene bouwfasen konden verbonden worden aan his toris che bronnen en op die manier gedateerd worden in 1772, 1580 en 1501. Van de vroegs te fasen kon echter geen his toris che documentatie teruggevonden worden. Het betreft een centraalbouw die Mertens aan het eind van de 10e eeuw dateert en een klein houten kerkje da t hij als mogelijk 8e-eeuw i nterpreteert. Gezien het belang van deze resten werd besloten de kerk niet opnieuw op te bouwen, maa r een nieuwe kerk iets ten zuidwesten van de voormalige Sint-La mbertus kerk op te ri chten.

Centraalbouwkerken vormen ee n speciale ca tegorie binnen de kerka rchi tectuur. De eni ge gekende centraalbouwkerken vóór de 11e eeuw in Vlaanderen zi jn de Sint-Donaaskerk in Brugge, de Sint-Janskerk in Lui k, de Sint-Ma ternus kapel in Tongeren en de Sint-Pietersabdijkerk in Gent. Net zoals hun tegenhangers in Duitsland, Frankri jk en Nederland, kunnen al deze kerken rechts reeks verbonden worden aan belangri jke ma chtshebbers in de Ka rolingische peri ode. Het onderzoek kon echter aantonen da t de centraalbouw te Mui zen een la tere opri chtingsda tum heeft. Daarmee valt deze eerder in de lijn van de centraalbouw te Leuven.

Tijdens het veldwerk werden de res tanten van de buitenste muur va n de centraalbouwkerk blootgelegd. Deze werd grotendeels opgebouwd door onregelma tige blokken Ledis che zands teen die met een groffe za ndmortel gemets t wa ren. Sporadis ch werd er ook gebruik gemaakt van moerasijzererts . Aangezien enkel de fundamenten va n de centraalbouwkerk werden aangetroffen, bieden deze geen beeld hoe de muren van deze kerk er uit hebben gezien. De binnens te muur van de centraalbouw werd niet aangetroffen. Deze werd vernield ti jdens één van de la tere verbouwings fasen va n de kerk. Het uitbraakspoor werd echter wel aangetroffen. Aangezien het bouwpuin uit di t ui tbraa kspoor eveneens ui t Ledische zands teen bes tond, wordt veronders teld dat ook de fundamenten va n de binnens te muur grotendeels ui t deze natuurs teen werden opgebouwd.

Naast muurres ten werden ook drie gra ven aangetroffen. Deze werden eveneens in 1949 blootgelegd. Eén van deze gra ven werd tijdens Mertens ’ opgra ving volledig uitgegra ven. Hierin werden res ten va n

vers chillende indi viduen aangetroffen, hetgeen waa rschijnlijk het ui tgra ven en nadien terug dichten met aangetroffen ma teriaal weerspiegelt. Een ander graf werd niet opgegra ven, maar werd wel vers toord doorda t er zich deels onder het gra f een paalspoor van de houten voorganger van de centraalbouwkerk bevond. Omda t Mertens di t paalspoor wilde bes tuderen, werd het gra f ter hoogte van di t paalspoor vers toord. Ook tijdens het huidige onderzoek kon het gehele skelet niet worden opgegra ven omda t het niet mogelijk was al het botma teriaal in te za melen zonder het inta cte profiel waari n de onderbenen zich bevonden, te beschadigen. Een derde gra f kon wel volledig worden opgegra ven. Bi j di t gra f kon den er een kis ts chaduw en nagels worden vas tges teld. Deze twee laats te begra vingen betreffen tel kens restanten va n volwassenen die waa rschijnlijk mannelijk wa ren.

Er werden tijdens het veldwerk ook res tanten van paalkuilen opgegra ven. Deze paalkuilen maken bijna allemaal deel ui t va n de houten voorganger van de Ka rolingis che centraalbouw. Deze werden volledi g

80

opgegra ven in 1949. Hierdoor werd er va n deze palen geen oorspronkelijke vulling meer aangetroffen en ka n er bi jgevol g geen aanvulling geboden worden op de informa tie ui t Mertens’ opgra vi ng.

Hoewel de werkputten zo werden geplaa tst da t er in elke werkput een profiel kon worden aangetroffen, werd alleen in werkput 2 een inta cte profielbalk aangesneden. De profielbalk die zi ch tussen werkput 1 en 3 bevond, is waa rs chi jnlijk vers toord door de aanleg va n elektri citei tskabels van de pas tori j naar de toren en van de toren naa r de bui tenverli chting. Ook de profielbalk i n werkput 2 kwam aanzienli jk minder ver dan ti jdens Mertens ’ opgra ving hetgeen aantoont dat er ook hier een aanzienli jk deel van he t profiel verdwenen is. Als het ontbreken van een profielbalk in werkput 1 en 3 en het kleine bewaarde deel va n het profiel in werkput 2 geëxtrapoleerd worden naa r de res t van de site, lijkt het onwaars chi jnli jk da t er nog grote inta cte delen va n het profiel aanwezig zi jn.

Tijdens het veldwerk werd de centraalbouwmuur in werkput 1 vers toord aangetroffen. Deze vers toringen werden aangebra cht na de eerste bes cherming van de toren als monument en mogelijk ook na de tweede bes cherming als cul tuurhistorisch lands cha p. Deze bes chermingen volstonden niet om s chade aan de site te ontmoedigen. Een bes cherming als a rcheologis che si te kan echter een betere bescherming van deze waa rdevolle resten waa rborgen. Mogeli jk kan een aanduiding va n de muurresten of informa tiebo rden mensen er a ttent op maken dat er zi ch op deze loca tie een belangri jke a rcheologis che site bevi ndt. 5.2 Beantwoording van de onderz oeksvragen

Wa t is de bewa rings toes tand van het a rcheologis ch bodema rchief?

De aangetroffen a rcheologische contexten werden in goede toes tand aangetroffen. De aangetroffen res ten behoren tot het ni veau da t Mertens het “Ka rolingis ch peil ”noemde. De a rcheologis che res tanten van la tere fasen die zich boven di t ni veau bevonden werden ti jdens de opgra vi ng ui t 1949 weg gegra ven en zi jn bi jgevol g niet meer aanwezig. Het muurwerk bevond zich in zeer goede staa t. Ui tgezonderd bes chadigi ng die werd veroorzaakt door het leggen va n elektri citei t en een bliksema fleider, werd deze in eenzelfde toes tand als ti jdens Mertens ’ opgra vi ng aangetroffen. De sporen die zi ch in de C-horizont toonden, konden duidelijk worden onderscheiden, maa r betroffen voornamelijk sporen die ui tgehaald werden ti jdens Mertens’ opgra ving. De uitzondering hierop zi jn twee gra ven in werkput 2. Di t suggereert dat Mertens ervoor geopteerd had om mins tens een deel va n de gra ven niet volledig op te gra ven. De skeletres ten van de twee aangetroffen inhuma tiegra ven toonden een vers chillende bewa rings toes tand. Dit is mogelijk te verkla ren doorda t één van de gra ven in 1949 werd blootgelegd hetgeen nefas t is voor de conserva tie van het botma teriaal.

 Op welke diepte bevindt de si te zi ch?

Bi j het ui tgra ven van de werkputten werd de centraalbouwmuur va naf 12,67TAW (33cm-mv) aangetroffen. De onvers toorde moederbodem werd aangetroffen vanaf een diepte va n ongeveer 11,41TAW (135cm-mv). Het betreft het ni veau dat door Mertens het “Ka rolingis ch peil” werd genoemd. De ni veaus boven di t Ka rolingis ch peil werden vers toord door de opgra ving in 1949.

 Hoe zi jn de opgra vi ngsputten gedicht na het onderzoek en biedt di t voldoende bes cherming voor de site?

De opgra vi ngsputten werden zorgvul dig gedicht onder toezi cht va n P. Van den Hove (Agentschap

Onroerend Erfgoed). Aangezien er ondanks eerdere bes chermingen toch s chade werd toegebra cht aan het muurwerk, dienen er extra maatregelen te komen om de goede bewari ng van de si te te waarborgen. Daa r de muurresten zi ch amper 33cm onder het maai veld bevi nden is de ka ns op s chade bi j verdere

bodemingrepen ter hoogte van de res ten groot. Een bes cherming van de a rcheol ogis che site kan hiertoe bi jdra gen. Verder ka n het kenbaa r ma ken van de waa rde van de si te mensen ontmoedigen verdere ingrepen die s chade kunnen veroorzaken uit te voeren.

 Is er muurwerk aanwezig binnen de sleuven? Zo ja , wa t leert het a rcheologis ch onderzoek ons over het fysieke aspect, faseringen, hers tellingswerken, bouwhistoriek van de centraalbouw? Het muurwerk werd deels vers toord aangetroffen. De vers toringen betref fen schade die werd aangebra cht na de opgra ving ui t 1949 en bi jgevolg ook na de bes cherming va n de toren als monument ui t 1947. Het is niet vas t te s tellen of deze voor of na de bes cherming als cul tuurhistorisch landschap uit 1982 plaats vond.

81

Muurwerk van de la tere fasen van de kerk werden niet aangetroffen. Een ui tbraakspoor van een latere kerkmuur suggereert da t deze op zi jn mins t gedeel telijk vers toord zi jn. Di t vermoeden wordt verder bevesti gd door het aantreffen va n res tanten va n la ter muurwerk in de vulling van de opgra ving ui t 1949. Er werd nieuwe informa tie aangetroffen die meer licht werpt op de bouwges chiedenis van de

Sint-Lambertuskerk. Deze nieuwe informa tie werd voorna melijk teruggevonden i n het profiel in werkput 2. Door mi ddel van 14C-da tering en de s tra ti grafie van het profiel kon worden vas tges teld da t Mertens ’ da tering va n de centraalbouw aan het eind van de 10e eeuw niet correct is. Uit de nieuwe da ta kan worden afgeleid dat deze ten vroegs te in de 11e eeuw geplaats t moet worden.

Biedt de mortel van het muurwerk mogelijkheden voor ra diokoolstofdateri ng?

In de mortel werd weinig houtskool aangetroffen. Het aangetroffen houtskool werd ingezameld en onderworpen aan een 14C-anal yse. Van de zes ingezamelde houtskoolfra gmenten bleken er maa r twee groot genoeg voor da tering te zi jn. Deze leverden echter uiteenlopende resul ta ten op. Eén va n de s talen leverde een dateri ng van 1625±25BP op, terwi jl de tweede op een da tum van 1217±32BP kwam. De eers te da tering werd met een 95% kans tussen 380 en 540 geplaats t, de tweede anal yse kwa m uit op een da tering tussen 680 en 980 met 95,5% zekerheid. Deze tweede anal yse komt di chter in de buurt van de

opri chtingsdatum aan het eind van de 10e eeuw die Mertens ha d vooropges teld. Desalniettemin wordt ook het tweede staal niet als representatief voor de opri chtingsda tum bes chouwd. Op basis va n de anal yse van het profiel in werkput 2 en de 14C-da teringen ui t de kuilen in di t profiel kan worden afgeleid da t de centraalbouwmuur een la tere constructieda tum moet hebben. Voorts lijken alle determineerba re

houtskoolpa rtikels ui t de muur ui t eikenhout te bes taan. Het li jkt onwaa rs chi jnlijk da t het ei kenhout gekapt werd voor houtskoolproductie. Bijgevolg wordt het houtskool in de centraalbouwmuur geïnterpreteerd als oud hout.

Is er vondstma teriaal aanwezig? Zo ja , levert het organische en anorga nische vonds tma teriaal nieuwe inzi chten inza ke onts taans- en bewoningsges chiedenis van de site, eventueel ook over de ma teriële cul tuur?

Er werd tijdens het veldwerk vonds tma teriaal aangetroffen. De meerderheid van di t vonds tma teriaal werd aangetroffen in de di chting van de opgra ving uit 1949. Bijgevolg ontbreekt hier de a rcheologis che context en kunnen de vondsten ui t dit pa kket weini g nieuwe informa tie opleveren. Enerzi jds da teren deze vonds ten ui t eerdere bouwfasen van de kerk, anderzi jds is er ook a fvalma teriaal ui t de opgra ving van 1949

aangetroffen. Ook enkele sporen bleken vonds tmateriaal te herbergen. Ui t spoor 2 in werkput 1 werden botfra gmenten van vers cheidene indi viduen aangetroffen. Di t gra f lijkt uitgegra ven te zi jn ti jdens Mertens’ opgra vi ng zoda t het niet duideli jk is of het skeletma teriaal betreft da t toebehoort tot het graf. Voorts werd er nog skeletma teriaal aangetroffen in werkput 2. Spoor 5 en 8 zi jn de twee gra ven die zijn blootgelegd. Deze werden ook door Mertens blootgelegd, maa r niet opgegra ven, waa rdoor de context zi ch nog grotendeels in situ bevi ndt. Spoor 5 (indi vidu 1) werd volledig opgegra ven. Het gaa t om een pers oon die waa rs chi jnli jk mannelijk was, die ove rleed op een ouderdom tussen 22 en 35 jaa r. Di t i ndi vidu werd in een kis t begra ven. Hiervan werden de kis tschaduw en enkele nagels aangetroffen. In het gra f bevonden zi ch twee s tuks aa rdewerk. Omda t het gra f tot op het ni veau va n het skeletma teriaal werd bl ootgelegd, is het echter niet duidelijk of de s cherf oorspronkelijk deel ui tmaakte va n het gra f. Slechts één van de scherven werd groot genoeg gea cht om te determi neren. Toch kon hier geen nauwere da tering dan Ka rolingisch of volmiddeleeuws worden vas tges teld. Gra f 2 (spoor 8) werd slechts gedeel telijk aangetroffen. Di t werd in 1949 deels vers toord door het ui thalen van een nabi jgelegen paalspoor. Alleen de bovenbenen hierva n werden aangetroffen. Deze werden niet ingeza meld omda t deze zi ch onder een inta cte profielbalk bevonden en niet konden worden ingezameld zonder het profiel te vers toren. Bi j gra f 2 werden geen kis ts chaduw of spi jkers aangetroffen. In uitbraakspoor 12 werd een s tuk dierlijk bot aangetroffen. Omdat di t spoor een ui tbraakspoor betreft da t ti jdens Mertens’ opgra vi ng werd ui tgehaald, is de context van deze vonds t verloren. In spoor 3, een spoor da t wordt geïnterpreteerd als de onderkant van de funderingssleuf of een oud spoor, werd een s cherf aangetroffen die in de i jzerti jd geplaa tst wordt. Het is echter niet duideli jk of de scherf de ouderdom van het spoor reflecteert, of dat het opspi t betreft.

De aangetroffen vondsten kunnen weini g nieuwe informa tie over de site bieden. Di t wordt grotendeels verklaard door het kleine aantal vondsten waa rvan een in situ context wordt veronders teld. Alleen de twee inhuma tiegra ven in werkput 2 lijken nog in situ vonds tma teriaal te beva tten. Het gaa t grotendeels om het botma teriaal van deze gra ven. Daa rnaast werden er in graf 1 twee fragmenten aa rdewerk aangetroffen.

82

Omda t het slechts kleine fra gmenten betreft kan hierui t niet veel informa tie behal ve een ruwe dateri ng verkregen worden. Voorts is het niet geheel duideli jk of deze fra gmenten zi ch in situ bevi nden.

Zi jn de profielbalken nog intact? Zo ja , hoe is de bodemopbouw ter plaatse?

In werkput 1 en 3 werd geen intacte profielbalk aangetroffen. Di t is te wijten aa n de elektri ci tei tskabels die van de pas tori j naa r de kerktoren en va n de kerktoren naa r de bui tenverlichting leiden . In werkput 2 werd de profielbalk wel aangesneden. Deze profielbalk bleek echter veel dunner dan ti jdens Mertens ’ opgra ving. Waa rs chi jnli jk werd de profielbalk met het di chten van de putten in 1949 bes cha digd. Mogeli jk ondergingen de profielbalken die niet werden blootgelegd in dit onderzoek gelijkaa rdige bes chadi gingen. De kans da t er nog grote inta cte restanten van profielbalken aanwezig zijn wordt bi jgevolg eerder klein inges cha t. De profielbalk in werkput 2 bleek alleen intact onder de hoogte van de centraalbouwmuur. Hierboven werd het profiel reeds in 1949 a fgesneden, hetgeen zi ch a ftekent als een s cherpe gelaagde laag (laag A). Hieronder bevond zi ch een dunne kalkrijke laag (laag B) die op een dikkere leemlaag rustte (laag C). Laag B en C kunnen mogelijk verbonden worden aan de bouwfase van de centraalbouw .

Naast de lagen werden er ook sporen en de centraalbouwmuur aangesneden in het profiel. Het graf S8 en kuil S7, die reeds in 1949 werden aangetroffen, bevonden zi ch ook in het profiel . Spoor 18 en 19 zijn twee sporen die nog niet eerder werden aangetroffen. Het graf S8 bleek het ouds te spoor in het profiel. Deze doorsni jdt respectieveli jk laag B en C. De funderi ng van de centraalbouwkerk is ouder dan laag C. De centraalbouwmuur doors nijdt spoor 18 en spoor 19, da t zi ch onmiddellijk onder spoor 18 bevindt. Het ouds te spoor ten slotte is spoor 7, da t doorsneden wordt door spoor 8, 18, 19 en laag C.

Hoe kunnen de aanwezige antropogene lagen oms chreven worden?

De bovens te laag i n de inta cte profielbalk betreft de di chting van de opgra ving ui t 1949. Buiten het profiel bevi ndt deze laag zi ch tot aan de top van de inta cte moederbodem. Deze laag is een duideli jke donkere laag met vers cheidene laagjes va n vergra ven C-horizont en mogeli jk sporen in. In deze laag werden ook vondsten aangetroffen die enerzi jds da teren van contexten gerelateerd aan de kerk, en anderzi jds aan de opgra vi ng ui t 1949 zelf. Daa rnaast werden er in deze laag ook grote brokken gemetseld muurwerk aangetroffen. In werkput 2 werden in deze laag ook vers chillende restanten van gra fs tenen aangetroffen.

Er werden ook twee antropogene lagen (B & C) onders cheiden die betrekking hebben tot de cons tructie van de kerk.

 Kunnen de antropogene lagen geda teerd worden op basis van het vonds tmateriaal of na tuurwetens chappeli jk onderzoek? Zo ja , wa t is de aanwezige fasering?

De dempingslaag uit 1949 (laag A) kon reeds worden geïnterpreteerd als recent. Di t wordt verder beves tigd door onder meer het aantreffen van een kopje dat op basis van het ops chri ft “made in Chechoslova kia” niet voor 1914 vervaa rdigd kan gewees t zi jn.

Laag B en C kunnen worden gerelateerd aan een la tere cons tructiefase van de kerk. Er werden geen vonds ten of mons ters ingezameld ui t deze twee lagen. Er werden onder deze lagen echter wel twee sporen (18 en 19) aangetroffen die op basis van 14C-da tering ten vroegs te in de el fde eeuw da teren. Aangezien deze