• No results found

Alle veldwerkzaamheden zi jn conform de Code van Goede Prakti jk ui tgevoerd.

Voora fgaand aan het vel dwerk zi jn door een landmeter va n het Agents cha p voor Onroerend Erfgoed , rondom het opgra vings terrein door middel va n een GPS, meetpunten ui tgezet met X-, Y- en Z-coördina ten. Ook de hoekpunten van de aan te leggen werkputten werden op deze ma nier ui tgezet. Er werd voor di t onderzoek een uit te gra ven oppervlak van 45m² voorzien. Di t oppervlak werd opgedeeld in drie werkputten (a fb. 2.1).

Afb. 2.1 Aangelegde putten geplot op de GRB-kaart.

De werkputten werden zodani g aangelegd dat een aantal zaken ui t de opgra vi ng van 1949 nader bekeken konden worden (a fb. 2.2). Vooreers t werden de putten dusdanig geplaats t da t er een zi cht verworven kon worden op de staa t van het muurwerk va n de centraalbouw. Ook diende de loca tie van de putten zo te zijn da t de inta ctheid van de profielbalken kon worden bekeken en deze eventueel onderzocht konden worden. Een derde belangri jk punt was het aantreffen van de paalsporen va n de mogelijke houten voorganger van de centraalbouw.

De putten konden echter niet volledig volgens plan worden afgegra ven. Omwille va n de aanwezi gheid van ondergrondse kabels die niet op de KLIP vermeld werden en de onstabiele ondergrond konden de

werkputten niet rechthoeki g worden ui tgegra ven zoals gepland was. Di t werd voorts bemoeilijkt door grote s tukken afbraakpuin en grote broks tukken a fkoms tig van grafzerken. Desalniettemin werd een voldoende oppervlak opgegra ven om de onderzoeks vragen te kunnen beantwoo rden.

32

Afb. 2.2 Aangelegde putten geplot op het grondplan van Mertens.

2.2 Veldwerk

De vlakken zijn ma chinaal aangelegd onder begeleiding van de erkend a rcheoloog. Er is intensief gebruik gemaakt van de metaaldetector, waa rmee ook het s tort is onderzocht. Alle vlakvonds ten en ook bi jzondere vonds ten zijn als puntvondsten ingemeten. Grondsporen zijn di rect ingekrast. Daa rna zi jn de vla kken en ieder spoor daari n gefotografeerd en getekend met behulp van de robotic Total Sta tion (rTS), waa rbi j om de 5 meter een TAW-waa rde is bepaald. Het a rcheologis che vlak bevond zi ch op ongeveer 11,41TAW. Dit komt overeen met ongeveer 135cm-mv. De grondsporen zi jn handma tig gecoupeerd waa rbi j vonds ten per vulling zi jn ingezameld. Verder zijn alle coupes getekend (1:20) en gefotogra feerd. Het res tant van de gecoupeerde sporen is vervolgens met de s chep of troffel afgewerkt en i ndien nodig bemons terd voor a rcheobotanis ch onderzoek. Na het veldwerk werden de putten gedicht onder toezi cht va n P. Van den Hove (Agentschap voor Onroerend Erfgoed) met aanda cht voor het inta ct houden van de aangetroffen res tanten en profielen. Van zodra het muurwerk werd aangetroffen werd di t met de hand blootgelegd. De centraalbouwmuur werd vervol gens opgeschoond, bes chreven, gefotogra feerd en getekend. Ook werd het ingemeten door mi ddel van een RTS en werden er hoogtes van het muurwerk genomen. In elke werkput werden er 2

33

Afb. 2.3 Vlak- en maaiveldhoogtes.

De werkputten konden echter niet alle volledig tot op het gewens te ni veau worden afgegra ven. In werkput 1 en 3 werden er tijdens het a fgra ven elektri ci teitska bels aangetroffen (afb. 2.4 & 2.5). Deze wa ren niet op de KLIP aangeduid. De kabel in put 3 leidt van de pas tori j naar de kerktoren en voorziet deze laats te van s troom. Van de kabel i n put 1 wordt vermoed da t hi j l oopt van de kerktoren naa r de la mp die de kerktoren beli cht. Ondanks het verlies in oppervlakte da t kon worden ui tgegra ven, kon in deze putten de

34

Afb. 2.4 Zicht op de elektriciteitskabel in werkput 1.

Afb. 2.5 Zicht op de elektriciteitskabel in werkput 3.

De profielen en het aangetroffen sporen en muurwerk werden gefotografeerd en op s chaal 1:20 getekend. Elke werkput werd ook fotogrammetris ch geregis treerd om een 3D beeld van elke werkput te verkri jgen. In totaal werden er tien mons ters voor 14C-da tering genomen (tabel 1). De 14C-curves kunnen worden geraadpleegd in bi jlage 9. De mons ters kwa men ui t vers chillende contexten. De 14C-mons ters betreffen

35

voornamelijk houts kool , maa r er werden ook monsters ui t botma teriaal en een verkoolde erwt genomen. De houtskoolmons ters werden bekeken door Koen Deforce om waa r mogeli jk de houtsoort te bepalen. De verkoolde erwt werd gedetermineerd door Bri gitte Cooremans . De i ngezamelde mons ters betreffen alle houtskool , uitgezonderd Vnr 25 en Vnr 29 die een s taal ui t menselijk botma teriaal en een verkoolde erwt betreffen. Van de tien mons ters bleken er in vier te weini g houtskool bewaa rd voor anal yse. De andere mons ters zullen samen met hun context worden besproken in hoofds tuk 3. De anal yses va n de 14C-mons ters werden gefinancierd door het Agents chap voor Onroerend Erfgoed en ui tgevoerd door het Koninklijk Ins ti tuut voor het Kuns tpa trimonium (KIK).

Tabel 1. Overzicht van de 14C-monsters.

Opgravings-ID Vnr Put Spoor Vulling Monster Verzamel-wijze Context Aard

MUIN-18 20 2 4 1 14C TROF Muur Houtskool

MUIN-18 21 2 4 1 14C TROF Muur Houtskool

MUIN-18 22 1 1 1 14C TROF Muur Houtskool

MUIN-18 23 1 1 1 14C TROF Muur Houtskool

MUIN-18 25 1 2 1 14C TROF Graf Bot

MUIN-18 27 3 15 1 14C TROF Muur Houtskool

MUIN-18 28 3 15 1 14C TROF Muur Houtskool

MUIN-18 29 2 18 1 14C TROF Kuil Verkoolde

erwt

MUIN-18 30 2 18 1 14C TROF Kuil Houtskool