• No results found

GEOFYSISCH ONDERZOEK MET GRONDRADAR SINT-LAMBERTUSKERK, MUIZEN, MECHELEN

PROJECTGEGEVENS

Er werd een geofysisch onderzoek met grondradar uitgevoerd aan de tor en van de voormalige parochiekerk Sint-Lambertus (CAI locatie 101183), in Muizen, gemeente Mechelen. De onderzoekslocatie bestond uit een gebied met gras ten zuidoosten van het monument, in het parkgebied tussen de dorpskern van Muizen en de Dijle, onmiddellijk ten noorden/noordoosten van de huidige Sint-Lambertuskerk en de stadsparking.

Het onderzoek gebeurde in opdracht van Onroerend Erfgoed. Het doel van het onderzoek bestaat erin de locatie, vorm en omvang te bepalen van eventuele r esten van de voormalige parochiekerk Sint-Lambertus (CAI ID 101183) die vroeger in dit gebied stond. De resultaten van dit onderzoek kunnen worden gebruikt als richtlijn bij verdere opgravingen door de klant.

Coördinaten (centraal) 160253 189017 (Lambert 72) Gemeente Mechelen Provincie Antwerpen Topogr afie en landbouwstreek Bebouwde stadsomgeving

Bodemtype OB -kunstmatige gronden

Archeologie De voormalige parochiekerk Sint-Lambertus (CAI locatie 101183) werd in 1944 tijdens een bombardement vernield. Daarbij bleef enkel de westelijke kerktoren overeind. De toren dateer t wellicht uit de 16de- 17de eeuw en biedt een uitzicht naar het noorden over de Dijlerivier. Opgravingen op de site door professor Mertens in 1949-50 gaven resten bloot van verschillende afzonderlijke kerkfundamenten die ouder zijn dan de huidige Sint-Lambertuskerk. Deze overblijfsel en omvatten een rechthoekige houten structuur uit de 8ste - 9de eeuw, een Karolingische kerk met achthoekige koepel uit de 10de eeuw, en een gotische kerk uit 1405. Die laatste werd in 1578 vernield, de r estauratie ervan duurde tot in 1625, waarna de kerk nog werd uitgebreid in 1772 met 2 zijbeuken. Tijdens de opgravingen werden ook een aantal crypten en graven ontdekt.

CAI locaties 105652 en 102244 in het westen/noordwesten ver wijzen naar de overblijfselen van de Priorij van Muizen, alsook naar structuren uit de IJzertijd en de Romeinse tijd die binnen een straal van 250 m van het studiegebied werden ontdekt.

117

Opdrachtgever Onroerend Erfgoed

Auteur John Ni cholls MSc

Onderz oekdatum 2 november 2017 Rapportering 19 november 2017

1 TECHNISCHE BESCHRIJVING VAN HET ONDERZOEK

1.1 Positiebepaling

1.1 Het onderzoeksgrid werd bepaald met een optisch vierkant en tape, en omvatte zoveel

van het studiegebied als mogelijk was. Vervolgens werd een trimble GPS met GLONASS in VRS-modus gebruikt om de onderzoekslocatie in het Lambert 72-coördinatensysteem te bepalen.

1.2 Methodiek

1.2.1 Het onderzoek werd ui tgevoerd met een GSSI SIR 3000 grondradar

dataverzamelingssysteem in combinatie met een 400 MHz-antenne. Deze

grondradartechnologie werd gebruikt om voldoende archeologische overblijfselen op 0 - 2,5 m diepte onder het huidige bodemoppervlak te kunnen d etecteren.

1.2.2 Voor het onderzoek werd een afstand van 0,25 m tussen de profielen toegepast. Het

systeem werd geconfigureerd om met een tijdskader van ongeveer 75 ns te werken om zeker te stellen dat er genoeg tijd was voor de radarpuls om tot een diepte van 0 – 2,5 m door te dringen, zoals werd vooropgesteld.

1.3 Gegevensverwerking en weergave

1.3.1 De gegevens werden verwerkt door een GPR Slice v7.0 verwerkings - en beeldsoftware

voor grondradarsignalen. De verwerkingsmodules die voor dit project werden gebruikt, waren de volgende:

automa tische vers terkings regeling mi gra tie

boxca r fil ter low-pass fil ter

gridding (uni versal kriging)

1.3.2 Figuur 1 is een algemeen locatiediagram van het onderzoeksgebied in Muizen village, op

een schaal van 1:1000.

1.3.3 Figuur 2 is een overzicht van de grondradar timeslices op een schaal van 1:400 waarop

de belangrijkste reflecties te zien zijn die bleken uit het onderzoek.

1.3.4 Figuur 3 geeft een interpretatie weer van de resultaten van het grondradaronderzoek op

een schaal van 1:400.

1.3.5 Figuren 4-6 stellen de timeslices voor, gegenereerd op intervallen van ongeveer 3ns met

118

2 ALGEMENE BESCHOUWING

2.1 Toegang, terrein en bijkomende informatie

2.1.1 De bodemcondities op de locatie waren over het algemeen geschikt voor het onderzoek.

Het onderzoeksgebied bestond uit een voor het grootste deel toegankelijk stuk grasland met bomen in het noordoosten. Het onderzoek in het zuiden van het gebied was moeilijker als gevolg van een metalen hek en een WC die er stonden naar aanleiding van werken die plaatsvonden voorafgaand aan het geofysische onderzoek.

2.1.2 Alle dieptes waarnaar wordt verwezen in de grondradarresultaten en de interpretatie

ervan, zijn slechts schattingen. De omzetting van tijdsvertraging tot diepte hangt af van de snelheid waarmee de radarpulsen door de bodem worden geleid. Die snelheid kan op sommige sites zowel horizontaal als verticaal erg vari ëren. Er werd een gemiddelde snelheid van 0,098m/ns berekend na een herhaald proces waarbij de puntbronreflecties op een hyperbole curve werden gelegd. Bij een sterk elektromagnetisch contrast kunnen de signalen van de grondradar gereflecteerd of teruggekaatst worden waardoor de reflectie van het signaal vertraagd wordt. Dat wordt "ringing" genoemd en komt in wisselende mate voor bij alle reflecties, waardoor het lijkt alsof de reflectie van dieper komt dan in werkelijkheid het geval is. Daarom is het het vaak niet mogelijk om de basis van de resultaten te bepalen en kunnen meestal enkel de bovenkanten van betekenisvolle lagen met enige zekerheid worden vastgesteld. Bij begraven metalen objecten komt vaak veel ringing voor, en die houdt dan meestal verband met moderne resten [afval].

119

3 RESULTATEN GRONDRADARONDERZOEK

3.1 Ui t de resul ta ten bli jkt een netwerk van rechthoekige en lineai re kenmerken (1) da t zi ch ten oosten van de kerktoren ui tstrekt. Die kenmerken verwijzen hoogs twaa rs chi jnlijk naa r begra ven funderingen van een muur die verband houden met de overblijfselen va n CAI loca tie 101183 uit de 16de- 18de eeuw. De overbli jfselen zi jn zi chtbaar tot een diepte va n ongeveer 2 - 2,5 m onder het bodemoppervlak en lopen naa r het oosten verder voorbij het onderzoeksgrid.

3.2 Vanaf een diepte van ongeveer 1,2 m onder het bodemoppervlak is een groot en ietwat ci rkel vormig patroon van reflecties (2) te zien i n het wes telijke deel van het onderzoeksgebied. Het pa troon meet ongeveer 12 m en houdt wellicht verba nd met de overblijfselen van de Ka rolingis che s tructuur ui t de 10de eeuw die door professor Mertens werd ontdekt ti jdens opgra vi ngen op de si te. De kenmerken zi jn i n de resul taten zi chtbaa r tot onder 2 m onder het bodemoppervlak.

3.3 Verder blijken er nog enkele minder goed afgetekende reflecties en zwakke trends die mogelijk van belang kunnen zijn. De mees t opvallende zijn sterk lineaire en eerder hoeki ge reflecties 3-4 ten wes ten/noordwesten van het midden va n het onderzoeksgebied, reflectie 5 in het zuidoos ten en zwa kkere reflecties 6-7 in het zuiden en oos ten. Welli cht houden ze verband met CAI locatie 101183, maa r een precieze i nterpreta tie kan niet worden gegeven. Het kan zi jn da t sommi ge van de reflecties wijzen op resten van gra ven. Anderzijds kunnen s ommige van de reflecties ook te ma ken hebben met s toringen als gevol g van het opnieuw opvullen van de si te na de opgra vi ngen door professor Mertens (1949-50) of afval als gevol g van de bomba rdementen in 1944.

120

4 CONCLUSIE

4.1 Het grondradaronderzoek heeft met succes een rechthoekig patroon van muren en

lineaire overblijfselen aangetoond, die duidelijk overeenkomen met het plan van CAI locatie 101183 uit de 16de-18de eeuw. Uit de resultaten bleek ook een grote en eerder cirkelvormige reflectiezone die wellicht verband houdt met de overblijfselen van een 10de eeuwse Karolingische kerk onder de kerkfundamenten van de 16de-18de eeuw. Uit de resultaten kan ook worden afgeleid dat er nog significante overblijfselen van CAI locatie 101183 terug te vinden zijn ten oosten buiten de grenzen van het onderzoeksgebied.

4.2 Verder blijken er nog een aantal minder duidelijk afgetekende reflecties. Het merendeel

daarvan houdt wellicht verband met structuren of zelfs graven die horen bij CAI locatie 101183. De interpretatie ervan blijft echter onzeker. Het is goed mogelijk dat de reflecties te wijten zijn aan storingen als gevolg van de bombardementen in 1944 of als gevolg van de opgravingen die in 1949-50 plaatsvonden.

4.3 Uit de resultaten kwamen geen duidelijke kenmerken naar voren van een vroege hou ten

structuur op de site. Wellicht kunnen de eventuele overblijfselen van een dergelijke structuur niet worden gedetecteerd.

BIBLIOGRAFIE

English Heritage 2008, Geophysical survey in archaeological field evaluation, Research & Professional Guideline, No. 1, David A, Linford N, Linford P.

EAC Guidelines for the Use of Geophysics in Archaeology: Questions to Ask and Points to Consider, (EAC Guidelines 2), Schmidt A, Linford N, Linford P, David A, Gaffney C, Sarris A, Fassbinder J), 2016. http://european-archaeological-council.org/files/eac_guidelines_2_final.pdf. Geo-Vlaanderen, http://www.agiv.be/gis/diensten/geovlaanderen/bodemkaart.

Geo-Vlaanderen en Onroerend Erfgoed, https://cai.onroerenderfgoed.be.

Mertens J., De oudheidkundige opgravingen in de St.-Lamb ertuskerk te Muizen (Brabant), Overdruk uit het Bulletin van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, 1950, 115-195.

121