• No results found

Márcia en Gláucio: een systeembenadering van de interactie tussen media, politiek en burgers

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Márcia en Gláucio: een systeembenadering van de interactie tussen media, politiek en burgers"

Copied!
71
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Márcia en Gláucio

Een systeembenadering van de interactie tussen media,

politiek en burgers

Masterscriptie Journalistiek en Media (Research en Redactie)

Nicole de Jong

10020608

Eerste lezer: Peter Vasterman Tweede lezer: Mirjam Prenger Universiteit van Amsterdam Februari 2015

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 3

2. Feitelijke informatie over de familie Ventura Tiago 6

3. Achtergrond: politiek wantrouwen en incidentenstrategie 9

3.1 Asielprocedure 9 3.2 Politiek klimaat 2015 9 3.3 Discretionaire bevoegdheid 10 4. Theoretisch kader 11 4.1 Politiek wantrouwen 11 4.2 Incidentenstrategie 13 4.2.1 Justitie en journalistiek 15 4.2.2 Bedrijfsrisico-incident 16 4.3 Medialogica 17 4.4 Framing 20 4.5 Agendasetting 24

4.6 Patronen uit vergelijkbare voorgaande onderzoeken 25

5. Methodologische verantwoording 28

5.1 Drie analysegroepen 32

6. Márcia en Gláucio 34

6.1 Verloop media-aandacht 34

6.2 Burgers op de bres voor Márcia en Gláucio 40

6.3 Frame-analyse 45

6.3.1 Human interestframe: Márcia en Gláucio als 45 slachtoffers van inhumaan asielbeleid

6.3.2 Bestuurlijk frame: Márcia en Gláucio als 49 politiek asielprobleem voor VVD en PvdA

6.3.3 Bedreigingsframe: Márcia en Gláucio als inzet 51 van de asiellobby

(3)

6.4 Actoren en framingstrategieën 52 6.5 Incident zet politieke coalitiespelers onder druk 56 6.5.1 Politieke spanningen tussen VVD en PvdA 59 6.5.2 De toekomst van het asiel- en uitzetbeleid 60

7. Conclusie 63

Bibliografie 69

(4)

“Ik vind het zo onderhand gênant dat wij pas in actie komen als we overladen worden met emotieporno. We beleven vluchtelingenproblematiek alsof het een Hollywoodfilm is. Een tranentrekker, waarin vaak kinderen, onder het vergrootglas komen te liggen. Ja, ZE moeten weg, maar deze kinderen natuurlijk niet.” Het is de opvatting van Johan Fretz in Het Parool, naar aanleiding van de mediahype rondom Márcia en Gláucio. Hij vindt dat het eens afgelopen moet zijn met zaken als die van Mauro, Márcia en Gláucio. Het is niet nodig dat we door individuen moeten inzien hoe liefdeloos het immigratiebeleid van Nederland is. De steun die bestaat voor het blijven van deze kinderen moet een aanleiding zijn om het immigratievraagstuk ook zonder emotieporno onder de loep te nemen.

Het begon met een nieuwsbericht in AD/De Dordtenaar en

AD/Rotterdams Dagblad in 2013 waarin werd gemeld dat het Kinderpardon volgens de Immigratie- en Naturalisatiedienst niet geldt voor de 16-jarige Márcia en de 11-jarige Gláucio. Márcia was in het jaar 2000 samen met haar ouders gevlucht vanuit Angola. Haar broer werd twee jaar laten geboren in het asielzoekerscentrum in Heerenveen. Direct na aankomst hadden ze de asielprocedure gestart, maar deze was al een aantal keer afgewezen. Desalniettemin ging de familie door met proceduren op aanraden van asieladvocaten.

Na jaren in verschillende asielzoekerscentra geleefd te hebben, geeft staatssecretaris Fred Teeven eind 2014 aan dat hij definitief afziet van een verblijfsvergunning op basis van het Kinderpardon. De maanden erna blijft het relatief stil rond de familie, totdat er op 28 augustus een ANP-bericht naar buiten komt dat de familie is overgebracht naar het detentiecentrum in Zeist. De SP en GroenLinks betuigen hun steun en uiten hun ongenoegen over het asielbeleid. Het is het begin van een golf aan media-aandacht voor de familie en in het bijzonder voor Márcia en Gláucio. Voor een aantal dagen zijn zij het onderwerp van gesprek en zorgen zij er met hun verhaal voor dat de politiek over elkaar heen buitelt aangaande het asielbeleid.

Zoals Johan Fretz in zijn column in Het Parool al aangeeft, is dit niet de eerste keer dat het vreemdelingenbeleid een gezicht krijgt in de media. Het is in het verleden al vaker voorgekomen, onder andere bij Mauro, maar

(5)

bijvoorbeeld ook bij de Turkse kleermaker Gümüş (1997), de Servisch-Korsovaarse Pasic (2006) en de Afghaanse Sahar (2010). Het is niet verwonderlijk dat deze, en nog een aantal andere vreemdelingen bij velen bekend zijn, gezien de grote hoeveelheid aan media-aandacht.

Niet alleen bij het vreemdelingenbeleid is deze ontwikkeling op te merken, het gaat verder. Op meerdere gebieden blijkt dat er naar aanleiding van één specifiek geval een enorme maatschappelijke discussie kan

ontstaan. Hier valt te denken aan een persoon die totaal verlamd is geraakt en euthanasie wil. Iemand ligt in coma, wil graag dood, maar er ontstaat discussie over het feit of hier euthanasie toegepast mag worden. De

Amerikaanse Terri Schiavo en Franse Vincent Lambert zijn hier voorbeelden van. Hun uitzichtloze situatie werd in de media tentoongespreid en was daardoor niet langer abstract. Het maatschappelijke probleem kreeg een gezicht en werd aan de kaak gesteld.

Een ander duidelijk voorbeeld is de enorme media-aandacht die ontstond na een interview van de vader van staatssecretaris Martin van Rijn (Volksgezondheid). Zijn vader Joop vertelde namelijk dat zijn demente vrouw onder erbarmelijke omstandigheden moet leven in het verzorgingstehuis. De uitspraak dat ‘de urine soms langs haar enkels loopt’, gaf de schrijnende situatie direct een beeld. De staatssecretaris lag onder vuur, omdat hij verantwoordelijk is voor de zorginstellingen. Een felle maatschappelijke discussie volgde.

Hieruit blijkt dat deze scriptie binnen een bredere context valt. De ene zaak krijgt meer aandacht dan de andere. Maar hoe komt dat? Waarom komen nu juist dit soort onderwerpen uitgebreid aan het licht in de nieuwsberichtgeving en wat zijn de gevolgen van het uitlichten van een specifiek geval voor de politiek? Het beleid dat eens is opgesteld, kan doorkruist worden door individuele gevallen. Ook journalistiek gezien is het een belangrijke kwestie. Over de ene kwestie wordt meer geschreven dan over de andere. Is er op die manier wel sprake van een verantwoorde en evenwichtige berichtgeving?

Het is daarom interessant om aan de hand van de casus van Márcia en Gláucio te onderzoeken welke factoren en actoren er, voor en achter de schermen, een rol spelen in dit proces. Bovendien wil ik onderzoeken in welke

(6)

verhouding zij de agenda van de publieke opinie bepalen. Hierbij springen drie actoren in het oog wat betreft media-aandacht voor vreemdelingen, namelijk journalisten, politici en belangenbehartigers. Onder de

laatstgenoemde groep vallen belangenorganisaties en burgers.

Media kunnen van invloed zijn op besluitvoering en wetgeving. Kennis over de interactie tussen media, politiek en belangenbehartigers zou daarom kunnen bijdragen aan meer verantwoorde journalistieke keuzes wat betreft individuele vreemdelingen. Zolang die kennis er niet is, kan de keuze van journalisten om wel of niet verslag te doen over een individuele vreemdeling, wel eens willekeurig overkomen. Het is een ontwikkeling die zich veel

voordoet, maar lang niet iedereen is het hiermee eens. De onderzoeksvraag van deze scriptie, luidt dan ook: Op welke manier hebben burgers, de media en de politiek geïnteracteerd zodat Márcia en Gláucio na vijftien jaar toch een verblijfsvergunning kregen?

(7)

In 2000 vluchtte de familie Ventura Tiago naar Nederland toe vanwege de oorlogssituatie in hun thuisland Angola. De familie bestond op dat moment uit vader Luciano en moeder Filomena en samen hadden zij twee dochters: Clara van zeven jaar oud en Marcia van bijna vier. Op 9 september 2000 arriveerden zij in Nederland. Na een korte tijd op de asielboot in Dordrecht, werd twee jaar later zoon Gláucio geboren in het asielzoekerscentrum van Heerenveen. In 2004 verhuisden ze naar het asielzoekerscentrum van Wolvega en van daaruit werd de familie in 2005 overgeplaatst naar het

asielzoekerscentrum in ’s-Gravendeel, nabij Dordrecht. Hier verbleven zij voor acht jaar in een stacaravan. Gláucio ging ook vanaf 2005 naar basisschool De Schelf in ‘s-Gravendeel. De oudste zus, Clara, ging op 27 december 2010 naar een feest in Rotterdam samen met een vriendin. Hierna is zij nooit meer teruggekeerd naar haar familie en is er ook nooit meer iets van haar

vernomen. Naar alle waarschijnlijkheid kon zij de fnuikende onzekerheid niet meer aan en is zij daarom weggelopen en sindsdien onvindbaar.1

De familie had direct na aankomst in Nederland een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag werd in 2005 afgewezen. De familie heeft toen besloten deze uitspraak aan te vechten en niet terug te keren naar Angola. De reden van de afwijzing betrof het militaire verleden van vader Luciano in Angola. Vanwege dit verleden heeft hij het 1F stempel. Dit 1F stempel wordt gegeven aan vluchtelingen die militair zijn geweest onder een fout regime. Zij kunnen zich schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden.

Nederland heeft desalniettemin nooit reden gezien om vervolging tegen hem in te stellen. Uit onderzoek van het Openbaar Ministerie bleek dat er geen reden was om aan te nemen dat Luciano zich schuldig heeft gemaakt aan oorlogsmisdaden. In Angola heeft er ook nog onderzoek plaats gevonden naar vader Luciano, maar ook daar zagen ze geen aanwijzingen om te

veronderstellen dat hij ernstige daden heeft gepleegd. Dit neemt niet weg dat het stempel bleef staan en daardoor werd automatisch het hele gezin

getroffen. Deze koppeling naar het hele gezin vervalt na tien jaar en daarom

1 ‘Kinderombudsman: Uitzetting Márcia en Gláucio onacceptabel’.

RTLNieuws.nl <http://www.rtlnieuws.nl/nieuws/binnenland/kinderombudsman-uitzetting-marcia-en-glaucio-onacceptabel>.

(8)

dienden moeder Filomena en de drie kinderen zelfstandig een verzoek in voor een verblijfsvergunning.

Eind 2012 werd duidelijk dat het asielzoekerscentrum in ’s-Gravendeel de deuren moest sluiten op 1 april 2013. Dit betekende voor de familie

Ventura Tiago dat zij naar een ander asielzoekerscentrum moesten

verhuizen. Vanaf 1 januari 2013 verbleef de familie in het Limburgse Venlo. Gláucio hoopte dat hij ook in Venlo direct naar groep 7 kon, zodat hij geen achterstand zou oplopen. In plaats daarvan werd hij in een taalgroep gezet; een klas voor kinderen die pas in Nederland zijn. Aangezien Gláucio hier is opgegroeid, was dit niet op hem van toepassing. Desondanks heeft hij doorgezet en uiteindelijk bewezen dat hij naar groep 7 kon.

Márcia, toentertijd vijftien jaar oud, zat op het Stedelijk Dalton Lyceum in Dordrecht. Het vwo-profiel dat Márcia volgde, werd niet in Venlo gegeven. Márcia dreigde zelfs haar studie op te geven, maar daar stak medewerkster Judith Borremans van het Lyceum een stokje voor. Judith besloot dat Márcia doordeweeks bij haar mocht inwonen, zodat zij in Dordrecht naar school kon blijven gaan. In eerste instantie was het de bedoeling dat dit een oplossing voor een paar weken zou zijn, maar uiteindelijk heeft deze constructie 2,5 jaar standgehouden.

In 2015 werd duidelijk dat het asielzoekerscentrum in Venlo moest sluiten. In maart van datzelfde jaar oordeelde de rechtbank in Arnhem dat Filomena, Márcia en Gláucio niet in aanmerking kwamen voor een

verblijfsvergunning op basis van het kinderpardon. Dit alles vanwege de 1F-status van vader Luciano en de vermeende oorlogsmisdaden waaraan hij zich schuldig zou hebben gemaakt. De familie en diens advocaat besloten toen hierop in hoger beroep te gaan. Terwijl duidelijk werd dat het

asielzoekerscentrum in Venlo zou sluiten, was de familie op dat moment nog in afwachting van het hoger beroep om in Nederland te blijven. De

achttienjarige Márcia en dertienjarige Gláucio werden samen met hun ouders vanuit Venlo overgebracht naar het uitzetcentrum in Gilze-Rijen op 20 juli 2015.

Gláucio zou na de zomer van 2015 naar de tweede klas gaan van de havo op het Valuas College. Márcia had net haar vwo-diploma gehaald en

(9)

stond op het punt om aan haar rechtenstudie te beginnen aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.

Márcia en Gláucio werden samen met hun ouders op vrijdag 28 augustus door de politie van hun bed gelicht in de opvang in Gilze-Rijen. Ze werden aangehouden en overgebracht naar het detentie-centrum in Zeist, in afwachting van hun uitzetting die de daaropvolgende week gepland stond. Op 31 augustus kwam het bericht naar buiten dat moeder Filomena, Márcia en Gláucio een verblijfsvergunning kregen, maar dat vader Luciano terug moest naar Angola.

Het was de bedoeling dat vader Luciano op vrijdag 4 september zou vertrekken naar Angola, maar zijn medische toestand liet dit niet toe. Op 3 september bracht het ANP een bericht naar buiten dat de uitzetting een week zou worden verzet door Klaas Dijkhoff. Het onderzoek naar zijn medische toestand is op dat moment nog niet klaar en hij zou de dagen erna verder worden onderzocht. Bovendien werd gekeken of alle noodzakelijke zorg in Angola voorhanden was. Luciano verklaarde tijdens de asielprocedure voor de rechter dat hij kampt met psychische klachten. Hij droeg daarvoor ook documenten aan waarin behandelaars stelden dat die klachten bij terugkeer naar Angola naar alle waarschijnlijkheid zullen toenemen.

Op 21 september bracht het ANP weer een bericht naar buiten waarin werd vermeld dat Luciano voorlopig in Nederland zou blijven. Hij kreeg uitstel van vertrek op medische gronden. Hij mag volgens zijn advocaten vooralsnog voor de duur van zijn medische behandeling, die in beginsel maximaal zes maanden mag duren, in Nederland blijven. Tijdens zijn medische behandeling zal hij niet uitgezet worden.

(10)

3.

Achtergrond: politiek klimaat en Kinderpardon

Voorafgaand aan de analyse is het van belang uit te leggen hoe een asielprocedure in zijn werk gaat. Daarna volgt een beschrijving van het

politieke landschap in 2015 en een uitleg over de discretionaire bevoegdheid. Dit is een middel dat de minister en staatssecretaris van Veiligheid en Justitie kan inzetten. Het is bovendien een middel dat vaak discussie veroorzaakt.

3.1 Asielprocedure

Als personen vanwege de onveilige situatie in hun thuisland besluiten te vluchten, kunnen zij in Nederland asiel aanvragen. Dit kan in het

aanmeldcentrum Ter Apel, voor asielzoekers die over land Nederland bereiken. Voor degenen die per vliegtuig komen, is deze mogelijkheid er op Schiphol.

Dan volgt er een week rust, waarna de procedure begint. Door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) wordt dan met een snelle blik gekeken naar twee opties. De eerste optie houdt in dat de personen direct weer terug kunnen naar het land van herkomst. In het geval van optie twee wordt er bepaald dat er toch meer tijd nodig is om het verhaal te verifiëren. Als dat laatste het geval, wordt er opvang geregeld in een

asielzoekerscentrum. Op deze plek zijn ze in afwachting van een

verblijfsvergunning. Mocht de aanvraag voor een verblijfsvergunning worden afgewezen, is er beroep en eventueel hoger beroep mogelijk.

3.2 Politiek klimaat 2015

Sinds november 2012 wordt Nederland geleid door kabinet Rutte II. Dit kabinet bestaat uit de politieke partijen VVD en PvdA. Met 76 zetels hebben de partijen een zeer krappe meerderheid in de Tweede Kamer.

In kabinet Rutte II is geen plaats meer voor een minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. Deze minister zal plaats maken voor een minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en een

(11)

Minister voor Wonen en Rijksdienst. Immigratie en Asiel hoort sindsdien bij het takenpakket van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en Integratie valt onder de portefeuille van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Binnen het ministerie van Veiligheid en Justitie hebben zich enkele wijzigingen voorgedaan in 2015. In maart maakten minister Ivo Opstelten en staatssecretaris Fred Teeven van Veiligheid en Justitie bekend dat zij zouden aftreden. Dit had te maken met de vondst van informatie op het ministerie over de hoogte van het bedrag van de schikking met Cees H. die Fred Teeven als officier van Justitie sloot in het jaar 2000. Minister Opstelten had de Tweede Kamer onjuist geïnformeerd over deze deal en liet weten dat er bij nader onderzoek informatie was ‘ontsloten’ die al eerder bekend had moeten en kunnen worden.2 De informatie over het bedrag dat aan Cees H. was overgemaakt, was al die tijd op het departement aanwezig en daar is lange tijd onduidelijkheid over geweest.

Ard van der Steur werd op 20 maart 2015 benoemd tot minister van Veiligheid en Justitie en Klaas Dijkhoff tot staatssecretaris. Beiden zijn, net als hun voorgangers, partijleden van de VVD.

3.3 Discretionaire bevoegdheid

De discretionaire bevoegdheid van de minister en staatssecretaris van Veiligheid en Justitie geeft hen de vrijheid om uitzonderingen te maken voor individuen. In dit geval gaat het om schrijnende zaken die de minister vaak bereiken via de media, oppositiepartijen of lobby-organisaties.

Vanaf het moment dat een kwestie veel media-aandacht krijgt en in de openbaarheid komt, zijn de ogen gericht op de beslissing van de

bewindspersoon om wel of geen gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid. Het is een instrument dat niet te pas en te onpas ingezet kan worden, maar wanneer besluit een bewindspersoon dit middel toch in te zetten?

(12)

4.

Theoretisch kader

De casus van Márcia en Gláucio wil ik onderzoeken aan de hand van een systeembenadering. Binnen deze specifieke casus zijn drie systemen betrokken, namelijk de politiek, de media en de burger. Deze systemen, die ook beschouwd kunnen worden als actoren, hebben elk hun eigen

functioneringswijze en zijn van invloed geweest op de casus. Het is daarom van belang om de bijbehorende theorieën die van toepassing zijn op iedere actor, uiteen te zetten. Deze theoretische kennis zal uiteindelijk de basis vormen voor de analyse van de casus van Márcia en Gláucio.

Aangezien deze analyse onderverdeeld zal worden in de drie systemen, zal ik deze onderverdeling ook aanhouden in het theoretische kader. Zo zal ik eerst de nodige theoretische kennis uiteenzetten welke toepasbaar is op de politiek. Met name de opgestelde incidentenstrategie door het Ministerie van Veiligheid en Justitie is hierbij van belang. Vervolgens behandel ik de benodigde theorieën die een beter begrip vormen over de media en diens werkwijze, ook in combinatie met de politiek. De theorieën die ik zal behandelen betreffen medialogica, framing en agendasetting. Ten slotte zal de rol van de burger naar voren komen in de patronen die uit voorgaande onderzoeken te halen zijn.

4.1 Politiek wantrouwen

Het huidige Nederlandse medialandschap heeft ten opzichte van het medialandschap halverwege de twintigste eeuw, een enorme ontwikkeling doorgemaakt. De rationalisering van de samenleving en de differentiatie van de maatschappelijke organisatie in afzonderlijke domeinen met ieder zijn eigen logica, is een oorzaak en gevolg van de hogere scholingsgraad van de bevolking. Deze domeinen zijn onder te verdelen in economie, politiek, onderwijs en wetenschap, en cultuur. Met name de cultuur heeft zich in de laatste decennia een meer zelfstandige plaats weten te verwerven (Elchardus 2002).

(13)

De maatschappij is sinds de jaren zestig veranderd van een verzuilde samenleving naar een samenleving van integrale markten (RMO 2003: 19). Door de ontzuiling waren burgers niet langer gebonden aan vastgelegde identiteiten van levensbeschouwelijke of politiek-ideologische grondslag. De omroepen en politieke partijen bepaalden niet langer het beeld. Burgers maakten daardoor steeds vaker wisselende keuzes op datgene wat politiek en media te bieden hadden. De media zijn meer gestoeld op individualisme. Opvattingen, kennis en motivatie zijn volgens de media een kwestie van individuele keuzes, voorkeuren en beslissingen. Zeker met de komst van de commerciële radio en televisie is deze verandering in het medialandschap steeds meer zichtbaar geworden (Elchardus 2002).

De culturele sector heeft zich ontwikkeld tot een zelfstandige bedrijfstak met een continue productie en distributie van steeds nieuwe culturele goederen en dit gebeurt op een vrije markt van vraag en aanbod. Door de ontzuiling is er onzekerheid ontstaan en een fundamenteel

wantrouwen in de bestaande politieke instituties. De culturele productie wordt steeds zelfstandiger, waardoor de massamedia en vooral de televisie, een steeds grotere rol zijn gaan spelen in de meningsvorming van de massa (Elchardus 2002). Burgers doen dus een steeds groter wordend beroep op de massamedia voor hun behoefte aan informatie en opinies. Hierdoor groeit de invloed van de nieuwsmedia in de vorming van burgerschap in de

samenleving (RMO 2003: 21).

Daarnaast is de juridisering van de samenleving een versterking van het politieke wantrouwen (Elchardus 2002). Het probleem wordt bij een

misstand op individueel of collectief niveau al snel geformuleerd in termen van schuldigen en slachtoffers. Dit leidt tot het zoeken naar mensen die

persoonlijk verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor eventuele misstanden. Dit maatschappelijk wantrouwen richt zich voornamelijk op politieke instellingen van de overheid en de volksvertegenwoordiging.

Elchardus stelt dat dit niet vreemd is, aangezien verantwoordelijken zich altijd kunnen verschuilen achter de gebrekkige wet- en regelgeving en de falende controle op de uitvoering. Op deze manier kan de centrale overheid

automatisch verantwoordelijk worden gesteld. Het gevolg is dat er meer regels worden gemaakt en er betere controles worden doorgevoerd. Dit

(14)

maakt de kans groter dat er nieuwe misstanden worden opgemerkt. Het resultaat is dat de politiek zich in een cirkel van wantrouwen manoeuvreert, dat groeit met elk nieuw incident. De druk op politici wordt steeds groter, die gebonden zijn aan een overvloed aan wetten en regels die eens in de zoveel tijd worden aangescherpt. Daarnaast zien politici zich steeds gedwongen beloften te doen die ze niet waar kunnen maken, bijvoorbeeld ter attentie van de veiligheid. Zeker op het gebied van veiligheid, voelt de politiek zich

genoodzaakt incidenten te voorkomen. Dit is ook één van de redenen dat er door het ministerie een strategie is opgesteld.

4.2 Incidentenstrategie

In 2006 kwam het beleid ‘Haagse hectiek: een incidentenstrategie voor Justitie’ (Burgers) naar buiten. Incidenten binnen Justitie gaan veelal niet zozeer om de urgente verstoring van een maatschappelijke orde die dreigt te escaleren. Het gaat om een (plotselinge) gebeurtenis die ‘rondzingt’ in de Haagse arena van media en politiek en daarom vraagt het om slagvaardige en adequate ondersteuning van de bewindspersonen. Bij deze dreigende escalatie in politiek-bestuurlijke zin, kunnen er politiek-bestuurlijke risico’s en kansen ontstaan (13-14). Een risico kan zijn dat een incident frictie kan veroorzaken binnen de regeringspartijen. Voor de oppositie kan een incident bovendien de kans zijn om het beleid weer bespreekbaar te maken en eventueel aan te scherpen. Mocht het kabinet vallen vanwege een incident, zou dit ook kansen bieden voor de oppositie om deel uit te maken van de nieuwe regering.

Incidenten worden binnen het departement van Justitie bekeken vanuit drie uiteenlopende perspectieven. Allereerst zijn incidenten business as usual. Het ondersteunen van de minister bij incidenten behoort tot het reguliere werkproces van het departement en de departementale top. Incidenten zijn immers niet te voorkomen. Bovendien zijn incidenten lastige verstoringen van het beleidssysteem. Incidenten worden dan niet beschouwd als onderdeel van het reguliere werk, maar als uitzonderingssituaties. Het risico van escalatie is beperkt als de wet en het beleid op orde zijn gebracht. Het derde perspectief schetst dat incidenten uitdrukkingen zijn van structurele

(15)

spanningen en problemen. Ieder incident is de manifestatie van een

onderliggend probleem. Omdat deze drie perspectieven drie dimensies van incidenten blootleggen, is het van belang uit te gaan van de meervoudigheid van het fenomeen. Een eenzijdige keuze is gevaarlijk; elk incident moet vanuit de drie perspectieven tegelijkertijd worden gezien (19-20).

Justitie wordt in de beeldvorming geplaagd door incidenten. Dit heeft aan de ene kant te maken met verklaringen die te vinden zijn in de

maatschappelijke en politiek-bestuurlijke omgeving van Justitie. Hier valt te denken aan de eerder genoemde opkomst van commerciële media en de ontzuiling. Ook het tanende gezag van de overheid en de mate van aandacht voor de beleidsterreinen van Justitie zijn enkele verklaringen. Daarnaast zijn er verklaringen van incidenten te vinden in het eigen beleid en de organisatie van Justitie. De afgelopen decennia zijn openbaarheid en transparantie in toenemende mate de norm geworden, zowel beleidsmatig als in individuele zaken. Daarnaast is de uitvoering van Justitietaken zo direct mogelijk onder de ministeriële verantwoordelijkheid geplaatst. Naarmate beslissingen in individuele gevallen politiek omstreden kunnen worden, kan er druk tot centralisatie ontstaan. Ten slotte zijn de Justitiecultuur (het departement maakt de wetten, het land voert ze uit) en het hoge ambitieniveau andere verklaringen. Illegale vreemdelingen moeten bijvoorbeeld niet meer worden gedoogd, maar worden uitgezet. Ambities als deze beogen maatschappelijke trends te keren en hierdoor kunnen ze stuiten op maatschappelijke en

politieke gevoeligheden en weerstanden (20-24).

Daar waar het kan, wil het ministerie zo goed mogelijk vastleggen hoe er moet worden omgegaan met een incident. Het is echter lastig een vast plan op te stellen, aangezien ieder incident anders is en zich op zijn eigen manier ontwikkelt. Het improvisatievermogen van het ministerie dient ook te worden versterkt. Het voornaamste doel van de incidentenstrategie is dat het voorziet in de eerste stap van de incidentafhandeling en het de rolvastheid bevordert gedurende de afhandeling (7).

(16)

4.2.1 Justitie en journalistiek

In feite passen incidenten eigenlijk niet binnen een organisatie die bestaat uit vertrouwde routines op het gebied van beleid en systeem. Het opduiken van incidenten is op te vatten als grillig versus rationeel en dynamisch versus stabiel. Bovendien zijn incidenten lastig te hanteren omdat ze plotseling opduiken (Burgers 2006: 3).

Het ministerie is zich er ook van bewust dat incidenten voor media en politiek koren op de molen zijn. Journalisten krijgen een concreet verhaal in handen dat tevens herkenbaar is voor een grote groep lezers of kijkers en vertaald kan worden in een hanteerbaar script. Zoals Elchardus (2002) ook al stelde, moet dit script doorgaans enige tragiek hebben en uiteenvallen in een rolverdeling. Wie zijn de slachtoffers, wie zijn de schuldigen en wie staan er aan de ‘goede’ en aan de ‘foute’ kant? Als het incident in de politiek wordt opgepakt, geeft dit journalisten de zekerheid dat er de volgende dag of de volgende dagen weer wat te melden is. Bovendien is een incident politiek gezien een mogelijkheid om de minister aan de tand te voelen en te testen (Burgers 2006: 11).

Bestuurders en beleidsmakers zijn in het algemeen minder gelukkig met incidenten in vergelijking met journalisten en politici. Zoals gezegd draait het beleid op routines, maar de snelheid waarmee een incident zich ontwikkelt en de enorme stroom aan vragen die dat oplevert van Kamerleden en

journalisten, staat haaks op de vaststaande routines die zijn vastgesteld door een departement. De zorgvuldigheid in routines, de ruimte om uiteenlopende maatschappelijke belangen in beeld te brengen en te verzoenen en

samenhang aan te brengen met bestaand beleid of bestaande wetgeving, moet bij een incident in enkele uren onder hoogspanning worden

georganiseerd. Incidenten kennen dus een andere logica dan de logica waarmee beleidsmakers, bestuurders en wetgevers vertrouwd zijn. De logica van incidenten is die van de gebeurtenis. Het vergt dan ook een andere manier dan denken dan sturing geven aan systemen en beleid (24). Bij het opstellen van een beleid moet regelmatig overlegd en gereflecteerd worden, wat veel tijd kost. Deze tijd is er niet bij een incident, aangezien alles dan snel in het werk moet worden gesteld.

(17)

4.2.2 Bedrijfsrisico-incident

Het ministerie van Justitie onderscheidt vier verschillende types incidenten. Een zaak die bij Justitie in behandeling is en actief wordt gevolgd door de pers en de politiek valt onder ‘Bedrijfsrisico’ (type 1). Deze is van toepassing op de casus van Márcia en Gláucio. De andere types zijn ordeverstoring (type 2), waarbij er een niet verwachte verstoring van de orde plaatsvindt in een reguliere activiteit. Zo kan een nieuw fenomeen (type 3) gezien worden als incident, waarbij een onverwachte maatschappelijke gebeurtenis kan leiden tot een roep om Justitieoptreden. Ten slotte is type het gekend

maatschappelijk fenomeen, zoals een reeks afrekeningen in het criminele circuit. Deze maatschappelijke gebeurtenissen zijn voorzienbaar en leidt tot een roep om Justitieoptreden.

De zaak van Márcia en Gláucio valt zoals gezegd onder het bedrijfsrisico-incident (type 1). Het gaat bij een incident van deze aard

bijvoorbeeld om de verblijfsstatus of naturalisatie van een ‘Nederlander’. Een gebeurtenis als deze vindt dus plaats binnen een reguliere Justitie-activiteit en is redelijk tot goed voorzienbaar (4).

Kenmerkend voor deze incidenten is dat het vanuit de zaak bekeken niet om bijzondere dossiers gaat. Dat wat het wél bijzonder maakt, is dat pers en politiek de behandeling ervan op de voet volgen en zij er de minister op elk gewenst moment mee kunnen confronteren. Een keuze die alleen de minister kan maken, is of hij daar wel of niet in mee wil gaan. De ene minister kan beslissen met de Kamer in overleg te treden over individuele gevallen, de andere minister ziet daar van af. Dit betekent wel dat dergelijke zaken zo snel mogelijk ter kennisname van de minister moeten worden gebracht, voorzien van alle feiten en omstandigheden. Dan is het vervolgens aan de minister of deze op de hoogte gehouden wil worden van alle ontwikkelingen binnen de zaak (27-28).

Aan alle typen incidenten zijn behoeften gekoppeld waarin moet worden voorzien zodra er een incident ontstaat. Ten eerste moet bepaald worden wie leiding geeft aan het proces en wat ieders taak is. De Directeur-Generaal (DG) doet vervolgens een eerste beoordeling van het incident. Dan wordt de DG-tafel bij elkaar geroepen, welke bestaat uit de DG, de directeur

(18)

van de beleidsdirectie wiens beleid het incident primair raakt en de directeur van de meest betrokken taakorganisatie, de directie voorlichting en de juridisch adviseur/directie wetgeving. Ten derde moet er een feitenrelaas worden vervaardigd dat inzicht verschaft in de feitelijke gebeurtenissen en de achtergronden daarvan. Bovendien is het nodig de bewindspersoon te

ondersteunen en te adviseren over een te kiezen gedragslijn. Daarnaast moet er een chronologisch overzicht gemaakt worden van het incident en ten slotte moeten er praktische faciliteiten en voorzieningen geregeld worden. Dit heeft betrekking op bijvoorbeeld vervoer en bewaking en opslag van documenten (5). Media spelen in de beeldvorming naar de samenleving en de politiek een belangrijke rol en daarom moet een bewindspersoon worden ondersteund en worden geadviseerd over het naar buiten treden met de kwestie.

Alleen als rondzingen in de media, een eventueel spoeddebat en een reeks Kamervragen als onvermijdelijk worden gezien, moet de

incidentenroutine worden geactiveerd (48).

Bij beantwoording van de vraag hoe media, politiek en burgers met elkaar interacteren tijdens een nieuwszaak zoals bijvoorbeeld het

vreemdelingenbeleid, zijn er veel mediatheorieën van toepassing. Het is allereerst zaak om theorieën rondom medialogica uit te diepen, het spel tussen de media en de politiek. Vervolgens zal ik de concepten framing en agendasetting behandelen.

4.3 Medialogica

De interactie tussen media en politiek is onderhevig aan de logica van de media. Kort gezegd houdt het in dat datgene naar buiten wordt gebracht wat naar alle waarschijnlijkheid zal scoren in de media. Zo zijn er een aantal onderwerpen die vaak garant staan voor aandacht, zoals conflicten,

spraakmakende persoonlijkheden en onlines. De toenemende invloed van de media op de politiek valt binnen een grote stroming van onderzoeken. Zo stelt onder andere John Lloyd (2004) in zijn boek dat journalisten en omroepen de nieuwsverslaggeving overdrijven en sensationeler maken en dat politici hiervan het slachtoffer zijn geworden.

(19)

De communicatie via massamedia vervangt andere vormen van communicatie en organisatorische processen en structuren worden hiertoe aangepast (Hepp et al. 2015, Schillemans 2010). Het is een sociaal proces waarbij de samenleving wordt verzadigd en overspoeld door de media, waardoor de media niet langer gescheiden kan worden gezien van andere instituties in de samenleving. De media vormen en framen de processen en discoursen van politieke communicatie alsook de samenleving waarbinnen deze communicatie plaatsvindt. Zowel instituties als gehele samenlevingen worden dus gevormd door en baseren zich op de massamedia (Hjarvard 2008, Lilleker 2008, Mazzoleni en Schulz 1999).

Medialogica gaat dus om een passieve invloed van media. Het gaat niet om de actieve invloed van media als kranten, radio en televisie en diens media-actoren (journalisten en redacties). Het betreft de subtiele, passieve invloed van de media als institutie die zijn uitwerking heeft op de inrichting en het gedrag van publieke actoren. De actoren in het publieke domein gaan er vandaag de dag van uit dat de berichtgeving in de media belangrijk is

(Schillemans 2010: 52).

Zo is bijvoorbeeld accommodatie een aspect van medialogica. Binnen organisaties veranderen structuren en processen om de omgang met de mediaomgeving mee te faciliteren. Een voorbeeld hiervan is de

communicatieafdeling binnen een bedrijf of organisatie (Schillemans 2010: 51). Veel publieke organisaties, bijvoorbeeld een ministerie, proberen gewenste publiciteit op te zoeken en aan ongewenste publiciteit te

ontsnappen. De berichtgeving wordt actief gemonitord om verrassingen te vermijden (58). Er wordt een bewuste keuze gemaakt over welk nieuws naar buiten wordt gebracht.

In Nederland is in 2003 het rapport ‘Medialogica’ uitgebracht door de Raad Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO). Zij schetsen ook het beeld dat het nieuws steeds vaker wordt gebracht in vormen die hun betekenis ontlenen aan de specifieke eigenschappen van het medium, dus niet zozeer aan de inhoud van het nieuws. De logica van het medium bepaalt in sterke mate de vorm van het publieke debat en beïnvloedt daarmee ook de wijze waarop dit debat wordt gevoerd (33). Dit publieke debat, ook wel publiek domein

(20)

genoemd, kan gezien worden als een speelveld tussen de drie hoeken burger, media en overheid (14).

Medialogica is volgens de RMO onder te verdelen in acht kenmerken. Vandaag de dag is er een 24-uurs nieuwsmarkt (1). Journalisten bepalen of een gebeurtenis nieuwswaardig genoeg is (2) en framen dit vanuit een vast interpretatieschema (3). Ze brengen dus niet alleen de nieuwsfeiten, maar voorzien het ook van een interpretatie (4) en daarbij is identificatie en personalisatie steeds belangrijker geworden (5). De burger verschijnt

bovendien steeds vaker zelf in beeld, waardoor de verhouding tussen burgers en instituties in de media in toenemende mate horizontaler wordt (6). Ten slotte schuilt er kracht in de continue herhaling van beelden en artikelen (7), welke ook nog eens wordt versterkt door het feit dat media elkaar opvolgen in de berichtgeving (8). Dit kan zelfs leiden tot een mediahype: een mediabrede, snel piekende nieuwsgolf die één gebeurtenis als startpunt heeft en die voor het grootste deel het gevolg is van zichzelf versterkende processen bij de nieuwsproductie (Vasterman 2004: 31). Journalisten verheffen elkaars

nieuwsselectie tot maatstaf van nieuwswaardigheid. In de berichtgeving over een bepaalde zaak verwijzen zij naar elkaar en naar eerdere voorbeelden. Hiermee wekken zij de indruk dat een en ander niet op zichzelf staat (Brants 2008: 51). De nieuwsgolf bij een mediahype wordt dus groter door een zichzelf versterkend proces waarbij nieuws niet alleen vervolgnieuws

genereert, maar ook maatschappelijke gevolgen. En deze gevolgen leveren ook weer nieuws op (23).

Medialogica houdt journalisten en politici gevangen in een prisoner’s dilemma: omdat iedereen er aan meedoet, kan niemand zich er aan

onttrekken (RMO 2003: 7). Politici en media concurreren om de gunst van de kiezer en de kijker. De rol van de media kan het best omschreven worden als decorbouwers van de publieke zaak. De media bouwen het decor op

waarbinnen politici hun rol kunnen spelen en daarmee oefenen ze een belangrijke invloed uit op de manier waarop het spel wordt gespeeld (7). Medialogica is het resultaat van structurele, maatschappelijke en

technologische ontwikkelingen, waar burgers, politiek en media zich maar toe te verhouden hebben (Van Beek et al 2006: 134).

(21)

De term medialogica impliceert overigens niet dat de media de agenda van het politieke spel bepalen. De invloed van de politieke agenda op de media-agenda blijkt veel groter te zijn dan andersom. Media beïnvloeden vooral de wijze waarop het politieke debat wordt gevoerd. Het zet namelijk sprekers in het publieke debat ertoe aan om hun boodschap in herkenbare frames te vatten (Van Beek et al 2006: 137).

Het is de vraag of de verhoudingen tussen de media en de politiek altijd zo rechtlijnig zijn zoals de RMO schetst in hun rapport. Is het waar dat de politieke agenda een grotere invloed heeft op de media dan andersom? Is er juist geen sprake van interactie en een wisselwerking tussen beide partijen, in plaats van dat de ene partij ondergeschikt is aan de andere? Het ontstaan van nieuws is op basis van een interactief samenspel tussen politici, media en burgers. In mijn onderzoek zal ik het samenspel tussen deze drie actoren uitdiepen. Hoe verloopt de interactie tussen media en politiek en welke positie neemt de burger in in dit proces? Het ministerie van Veiligheid en Justitie is ook een belangrijke factor en het is daarom van belang om te zien hoe zij omgaan met de media en hoe zij proberen in te spelen op een zaak binnen hun portefeuille die veel media-aandacht genereert.

4.4 Framing

Framing is als een proces waarbij een communicatiebron, zoals een krant of televisie, een onderwerp altijd op een bepaalde manier presenteert en

definieert, zo stelt Claes H. de Vreese in het artikel ‘News framing: theory and typology’ (2005). Frames vertolken niet alleen de werkelijkheid, maar

scheppen deze ook. Dit stelt de sociaal constructivistische theorie over

framing. Een frame is een structurerend principe dat ons denken en handelen vormgeeft (Reese et al. 2001: 11). Door het herhalen van een frame, begrijpt en onthoudt het publiek de onderwerpen waarvan verslag wordt gedaan. Dit geldt ook voor het onthouden van de associaties die het frame bij een

onderwerp oproept. Kort gezegd is framing een manier om een gebeurtenis of onderwerp te begrijpen.

De media zijn een communicatiebron en communicatie is nooit statisch volgens De Vreese (2005: 51). Het betreft een dynamisch proces van

(22)

frame-building en frame-setting. Frame-frame-building verwijst naar de factoren die de structurele kwaliteiten van nieuwsframes beïnvloeden. Binnen de journalistiek zijn deze factoren de journalisten en nieuwsorganisaties in hun manier

waarop ze gebeurtenissen framen. Net zo belangrijk zijn de factoren die buiten de journalistiek liggen. Het frame-building proces vindt plaats in een continue interactie tussen journalisten, elites en sociale bewegingen (52).

Frame-setting verwijst naar de interactie tussen mediaframes en de voorkennis van het publiek. Nieuwsframes kunnen van invloed zijn op het leren, interpreteren en evalueren van gebeurtenissen (52). Zo kan er in de berichtgeving teruggegrepen worden naar een gebeurtenis uit het verleden, zodat de huidige gebeurtenis in een frame gevat kan worden. Dit sluit dan aan op de publieke herinnering en het gemeenschappelijke referentiekader.

Een frame kan gezien worden als een mediapakket (Gamson en Lash 1983). Zo’n pakket bestaat uit allerlei indicatoren, ook wel ‘framing devices’ genoemd, waardoor het frame herkend kan worden. Metaforen, slogans, visuele afbeeldingen, om- en beschrijvingen, bronselectie, stereotypes, dramatische karakters, de aanwezigheid of afwezigheid van kernwoorden en voorbeelden zijn enkele ‘framing devices’ (Gamson en Modigliani 1989, Entman 1993).

Naast deze ‘framing devices’ zijn er ook ‘reasoning devices’. Volgens Entman (1993:52) bestaat een frame uit vier verschillende ‘reasoning

devices’. Zijn definitie van framing luidt als volgt: ‘To frame is to select some aspects of a perceived reality and make them more salient in a

communicating tekst, in such a way as to promote a particular problem definition, a causal interpretation, moral evaluation, and/or treatment

recommendation.’ De vier ‘reasoning devices’ die Entman hier benoemt, zijn een probleemdefinitie, causale verklaring, moreel oordeel en een

oplossingsaanbeveling. Ook al staat één van de ‘reasoning devices’ niet expliciet in de tekst, zal het desalniettemin door de frameboodschap worden opgeroepen gedurende het interpretatieproces van de lezer of de kijker (Van Gorp 2005: 487).

Mediabeeldvorming kan een belangrijke factor zijn in

(23)

media-aandacht. Beeldvorming betreft een zeker perspectief op een onderwerp. De framing in de media wordt soms gezien als afspiegeling van de framing in de publieke opinie (Dekker en Scholten 2015: 9). Deze beïnvloeding van de publieke opinie kan electorale veranderingen teweeg brengen (Chong & Druckman 2007). Dit komt mede omdat media-frames publieke opinie communiceren naar politiek en beleid (Dekker en Scholten 2015: 17).

In het grootschalige onderzoek ‘Tsunami of Tragedie’ (Dekker en Scholten 2015) worden er vies masterframes uiteengezet die toepasbaar zijn op casus met betrekking tot het vreemdelingenbeleid. De frames in hun onderzoek zijn ontleend aan de internationale wetenschappelijke literatuur. Deze vier masterframes betreffen het human interestframe, bedreigingsframe, bestuurlijk frame en economisch frame (1).

Het human interestframe neemt in de Nederlandse berichtgeving een dominante positie in. Dramatische, individuele verhalen zijn zelfs een

sleutelkenmerk van de nieuwsgaring van immigratie in Westerse media (Benson 2013). Het human-interest frame concentreert zich op de

beschrijving van individuelen en groepen die schade kunnen ondervinden door een voorval. Het frame brengt een menselijk gezicht of een emotionele factor in de presentatie van een gebeurtenis, issue of probleem (Beyer en Figenschou 2014: 1945).

Een aspect van dit frame is de onschuld van de asielzoeker en diens kwetsbaarheid die benadeeld wordt door krachten buiten hem zelf om en daarom sympathie en bescherming verdient. Bovendien wordt dit frame vaak toegepast op vrouwen, kinderen en ouderen, oftewel groepen die vaak worden geconstrueerd als kwetsbaar. Het frame doet in feite een beroep op de morele plicht om de medemens in nood te helpen (Dekker en Scholten 2015: 19). Ten slotte worden asielzoekers geportretteerd als mensen die bescherming verdienen en wiens menselijke waardigheid voorop dient te staan in de behandeling. Daarentegen wordt het handelen van overheid vaak als inhumaan geframed (20).

Beyer en Figenschou (2014) stellen dat er sprake is van een paradox binnen het human-interest frame. Het frame is bedoeld om de aandacht van het publiek te vangen met het verhaal, maar het maakt het publiek eigenlijk juist moe en minder geëngageerd wanneer dit frame te veel wordt gebruikt

(24)

(1944). Aan de ene kant is het publiek geïnteresseerd in de human-interest aspecten van het verhaal, maar daardoor zijn ze wel minder geïnteresseerd in de algemene informatie van het probleem. Tegelijkertijd werkt dit frame goed voor politieke kwesties, omdat het op deze manier de interesse van het publiek kan vangen. De dramatische, intense en sensationele

nieuwsverslaggeving draagt hiertoe bij (1949).

Het tweede masterframe dat Dekker en Scholten (2015) aanhalen, is het bedreigingsframe. Dit is de morele tegenhanger van het human

interestframe. Binnen dit frame worden vreemdelingen geframed als

bedreiging voor de ontvangende samenleving. De framing gebeurt vooral op groepsniveau en in abstracte termen. Hier valt te denken aan een ‘tsunami’ aan vreemdelingen en ‘Fort Europa’. Vreemdelingen kunnen worden

neergezet als profiteurs en in extreme gevallen zelfs als criminelen. De eigen bevolking moet daar tegen beschermd worden, waardoor het frame een actief terugkeerbeleid bepleit (20).

Het derde masterframe betreft het bestuurlijk frame. Dit gaat niet in op morele vragen rond immigratie en asiel, maar benadert deze juist als

beleidsvraagstuk. Ten eerste gaat het om de vraag of immigratie adequaat beheerst kan worden. Vragen die hierbij spelen, kunnen gaan over de locatie waar een asielzoekerscentrum gevestigd kan worden en hoe de overlast kan worden beperkt (20). Ten tweede wordt er binnen dit frame gekeken naar de vraag wie er verantwoordelijk is. De focus kan hierbij liggen op politieke strijd en de discussie over de capaciteit van de overheid en politici om immigratie te kunnen beheersen (21).

Ten slotte is het vierde en laatste masterframe het economisch frame. De focus ligt binnen dit frame op de kosten van immigratie en de personen die hierbij profiteren en verliezen. Aan de ene kant wordt er binnen dit frame gesproken over kosten voor de samenleving en de druk die ontstaat op de verzorgingsstaat. Aan de andere kant worden asielzoekers verdacht van het feit dat ze vanwege economische motieven vluchten in plaats van de

daadwerkelijke nood in hun thuisland. Deze laatste categorie wordt meestal geframed als ‘gelukszoeker’, die op zoek zijn naar een beter leven onder valse voorwaarden. De politieke vluchtelingen zijn wel degelijk op de vlucht

(25)

voor politieke vervolging in hun thuisland en deze mensen verdienen ook bescherming (20).

De casus van Márcia en Gláucio zal ik analyseren aan de hand van de vier masterframes uit het onderzoek van Dekker en Scholten om te zien of deze toepasbaar zijn. In welke mate zijn deze frames aanwezig in de

berichtgeving over Márcia en Gláucio? Hoe wordt er over de familie Ventura gesproken in de media en hoe wordt er over het vreemdelingenbeleid in het algemeen gesproken? Welke frames hanteren de media en welke frames de politiek? Nemen zij elkaars frame over of is er sprake van verschil? En welk frame neemt het publiek uiteindelijk over?

4.5 Agendasetting

Een centraal doel van politieke- en communicatiewetenschappen is het begrijpen van de krachten die de media-aandacht drijven. Media zijn een politieke institutie. Media-aandacht beïnvloedt zowel het gedrag van de burgers en de reactie van de overheid ten aanzien van politieke zaken. De reden waarom politieke zaken überhaupt in het nieuws voorkomen, is omdat de media een centrale functie in het politieke systeem hebben (Boydstun 2013: 5).

Zoals is gebleken uit de voorgaande theorieën, kan berichtgeving in de media van invloed zijn op het maatschappelijke debat en de politieke

besluitvorming. Journalisten nemen dit mee in hun keuze om over bepaalde zaken te berichten. Bovendien bestaat er een sterke samenhang tussen de onderwerpen die de media behandelt en dat wat het grote publiek als belangrijk aanwijst (McCombs en Shaw 1972: 36).

Het is niet zo dat de publieke zaak, maar de zaak van het publiek de selectie van het nieuws gaat bepalen (Brants 2008: 50). Dit betekent dat het publiek steeds meer krijgt waar het om vraagt, in plaats van dat wat de media denken dat mensen nodig hebben. Media zijn zich in hun berichtgeving meer rekenschap gaan geven van de publieksagenda. Ze richten zich op de issues die centraal staan in de samenleving en de gevoelens die over deze zaken ontstaan.

(26)

De media-agenda is geen vastomlijnde agenda, maar eerder een resultaat van beslissingen die journalisten en hun chefs maken (McCombs en Shaw 1972: 36). Deze keuzes worden beïnvloed door verschillende factoren die samenhangen met nieuwsselectie. Naast journalisten, kunnen ook

organisaties en politieke partijen verhalen inzetten om hun belangen te behartigen. In het verhaal van Márcia en Gláucio valt hier te denken aan particuliere belangenbehartigers als scholen en sportclubs. De organisatie Defence for Children nam ook deel aan de berichtgeving en de discussie rondom de broer en zus.

Ook al heeft de media zeker invloed, ze bepalen nooit één op één de politieke agenda of het publieke debat. De invloed van de politieke agenda op de media-agenda blijkt veel groter te zijn dan andersom. Media beïnvloeden vooral de wijze waarop het politieke debat wordt gevoerd. Het zet namelijk sprekers in het publieke debat ertoe aan om hun boodschap in herkenbare frames te vatten (Van Beek et al. 2006: 137). Aan de andere kant stelt Brants (2008: 52) dat burgers en politici zich binnen enkele uren achter een zaak scharen, als zij worden geconfronteerd met schokkende beelden. Er klinkt een roep om harde actie, waarna op grond van en gedwongen door primaire emoties beleid gemaakt dient te worden (Brants 2008: 52).

In de berichtgeving rondom Márcia en Gláucio zal ik onderzoeken in welke mate agendasetting van invloed is geweest. Op welke manier heeft de vluchtelingenproblematiek die op dat moment voornamelijk het nieuws

domineerde, invloed gehad op dit verhaal? Heeft dat bijgedragen aan de keuze van nieuwsmedia om over deze kwestie te berichten? En bovenal, hoe reageert het publiek op deze berichtgeving en wat zijn de geluiden die

ontstaan in de samenleving?

4.6 Patronen uit vergelijkbare voorgaande onderzoeken

In de loop der tijd zijn er meerdere onderwerpen in het nieuws geweest die veel media-aandacht genereerden. Deze onderwerpen domineerden als het ware het nieuws voor een langere tijd. Hier valt te denken aan de media-aandacht rondom Mauro en Sahar (Akkerman en De Jong 2012) in het kader van het vreemdelingenbeleid. Maar in een bredere context, namelijk die van

(27)

‘het schrijnende geval’, valt ook de enorme media-aandacht rondom Brandon hieronder. Laatstgenoemde betrof de 18-jarige geestelijk gehandicapte Brandon, die vastgebonden aan de muur zat in zijn zorginstelling. Na een aflevering van het EO-programma Uitgesproken EO3 (tegenwoordig Dit is de

Dag) werd dit specifieke verhaal van een individu breed uitgemeten in de media. Het verhaal van Brandon diende als voorbeeld voor het falen van het Nederlandse zorgbeleid.

Hoe kan het dat een enkel nieuwsbericht over een specifieke kwestie kan uitgroeien tot een verhaal dat de media voor een langere periode

beheerst? Welke patronen zijn er op te merken in de nieuwsontwikkeling? Aan de hand van voorgaande scriptie-onderzoeken valt op dat media in eerste instantie werden getipt door burgers (Awater 2015) (Akkermans en De Jong 2012). Kijkend naar de berichten over vreemdelingen die veel media-aandacht kregen, wordt duidelijk dat burgers als een soort ‘spindoctor’ fungeren. Deze burgers zorgen voor opschudding. Dit doen zij bijvoorbeeld door het opzetten van handtekeningenacties, het organiseren van

demonstraties of door direct contact te zoeken met de pers.

Deze burgeracties worden opgepikt door de regionale media en zij zijn doorgaans degenen die het eerst over een kwestie berichten. De focus ligt in deze berichtgeving op het human interest-frame. In het grootschalige

onderzoek ‘Tsunami of Tragedie?’ (Dekker en Scholten 2015) dat is uitgevoerd in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en

Documentatiecentrum (WODC) en het Ministerie van Veiligheid en Justitie, hebben Dekker en Scholten zestien casus onderzocht met betrekking tot het vreemdelingenbeleid. Het onderzoek heeft zich gericht op patronen van aandacht en beeldvorming in de media en de invloed hiervan op politiek en beleid. De framing in de media is het gevolg van strategieën van diverse actoren. Media, migranten en maatschappelijke organisaties vinden elkaar in het personifiëren van een specifieke casus (1).

In de beginfase van de berichtgeving is er bij de regionale media meestal nog geen sprake van een politiek element. Zodra dit politieke element wel aan de orde komt, wordt het aantrekkelijk voor de landelijke media om 3 ‘Gehandicapte Brandon al drie jaar vastgeketend aan de muur.’

(28)

over de kwestie te berichten. Het human interest-aspect verschuift naar het politieke aspect.

Dit betekent niet dat het verhaal van het individu of de familie daarmee naar de achtergrond verschuift. Deze personificatie maakt het juist

aantrekkelijk voor de landelijke media om erover te berichten. Aan de hand van een specifiek voorbeeld kan aandacht worden gevraagd voor het hogere doel, het grotere verhaal. De lezer en de kijker hebben er dan direct een beeld bij. Het valt ook op dat media elkaar volgen. Dit is in eerste instantie te merken bij de regionale media, maar in een later stadium ook bij de landelijke media. Haast elke krant en elk nieuwsprogramma bericht over dezelfde kwestie en dezelfde ontwikkelingen die plaatsvinden.

Bovendien blijkt dat het voor media van belang is dat de

hoofdpersonen uit het verhaal mediageniek zijn. Mauro was bijvoorbeeld een welbespraakte jongen. Door zijn Limburgse accent werd hij al snel gezien als een goed geïntegreerde Nederlandse jongen. Het meest kenmerkende beeld van Mauro is de foto met de traan. Deze foto verscheen overal en liet duidelijk het verdriet zien dat Mauro doormaakte. Al deze elementen zorgden ervoor dat de mediagebruiker empathie ging voelen voor Mauro.

Voorgaand onderzoek laat dus zien dat de regionale media als eerste berichten over een specifiek schrijnend verhaal. Zodra in de berichtgeving sprake is van een landelijk politiek element, wordt het aantrekkelijk voor de landelijke media om deel te nemen aan de berichtgeving. De personificatie in combinatie met het politieke beleid is een fijne combi voor de media. Ten slotte blijkt dat de hoofdpersonen in het verhaal in de meeste gevallen mediageniek zijn.

Aan de hand van de voorgaande theorieën, is duidelijk geworden dat bij nieuwsgebeurtenissen als deze een grote rol is weggelegd voor de media, politiek en de burger. In welke mate zijn deze aanwezig in het verhaal van Márcia en Gláucio? De uiteindelijke onderzoeksvraag luidt: Op welke manier hebben de media, de politiek en de burgers geïnteracteerd zodat Márcia en Gláucio na vijftien jaar toch een verblijfsvergunning kregen?

(29)

5.

Methodologische verantwoording

Om antwoord te krijgen op mijn onderzoeksvraag, heb ik gekozen om een beschrijvende kwalitatieve inhoudsanalyse uit te voeren. Ik zal hierin de drie systemen analyseren in hun interactie, namelijk de burgers, de media en politiek. Mijn onderzoek richt zich op de casus van Márcia en Gláucio. Aan de hand van deze casestudy zal ik de systemen analyseren; hoe verhoudt elk systeem zich in relatie tot de ander en wat kan daaruit geconcludeerd worden?

De afgelopen jaren zijn Márcia en Gláucio al meerdere keren in het nieuws geweest vanwege hun status als vreemdeling. De familie Ventura Tiago kwam vanaf december 2014 steeds meer in het nieuws vanwege een naderende uitzetting naar hun land van herkomst, Angola. Vanaf die periode, verscheen er iedere maand wel een bericht over de familie. Ik zal ook deze berichten meenemen in mijn analyse en deze zal ik categoriseren als ‘aanloop’. Mijn voornaamste focus zal uitgaan naar het hoogtepunt van de berichtgeving, de ‘nieuwsgolf’ die aan het eind van de zomer van het jaar 2015 ontstond. Deze begon op 28 augustus en eindigde op 5 september. Dit is de tweede en meest belangrijke categorie binnen mijn analyse. Daarnaast is er na deze korte, maar hevige nieuwsgolf, nog enige berichtgeving geweest die zich voornamelijk richtte op vader Luciano. Deze zal ik categoriseren als ‘nasleep’.

Mijn analyse baseert zich op mediabronnen. Ik heb geen interviews gevoerd, met als gevolg dat ik niet weet wat er eventueel achter gesloten deuren besproken zou kunnen zijn. Ik maak geen selectie in de

mediabronnen. Ik zal in eerste instantie gebruik maken van LexisNexis. Ik zoek op de namen “Márcia”, “Gláucio” en “Ventura Tiago”. Alle berichten die over Márcia en Gláucio zijn verschenen in regionale en landelijke kranten en bij persbureau ANP, zal ik gebruiken voor mijn onderzoek. Het hoogtepunt in de mediaberichtgeving rondom de broer en zus duurde een paar dagen. Juist om deze reden, wil ik graag een zo breed mogelijk beeld geven van deze nieuwsgolf. Van ieder artikel schrijf ik de titel op en noteer ik of het een nieuwsbericht, reportage, analyse, opinie of commentaarstuk is. Daarnaast

(30)

noteer ik de actoren die worden aangehaald en de uitspraken die zij doen. Ik let bovendien op framing en de manier waarop Glaucio en Marcia worden omschreven.

Naast de schriftelijke berichtgeving, zal ik ook de televisieberichtgeving meenemen in mijn analyse. Ik maak geen onderscheid qua nieuwsmedia, met uitzondering van de journaals. Ik kies voor de journaals die doorgaans het meest worden bekeken. Mijn keus is daarom gevallen op het RTL Nieuws van 19:30u en het NOS Achtuurjournaal. Daarnaast zijn programma’s als

EénVandaag, Nieuwsuur, Pauw, RTL Late Night, Hart van Nederland en het Jeugdjournaal ook onderdeel van mijn analyse. Ik zoek op de sites van de programma’s via de zoekterm ‘Márcia’, ‘Gláucio’ of ‘Ventura Tiago’ naar items waarin de familie is verschenen of waarin ze worden genoemd. Daarnaast hoop ik ook uitzendingen te vinden van regionale omroepen die betrekking hebben op de situatie rondom de familie Ventura Tiago. De omroepen die hier naar alle waarschijnlijkheid voornamelijk over hebben bericht zijn het

Limburgse L1, RTV Dordrecht en Radio & TV Rijnmond. De familie heeft namelijk lange tijd in het asielzoekerscentrum in ’s-Gravendeel gewoond, nabij Dordrecht. Na een jarenlang verblijf werden ze overgeplaatst naar het asielzoekerscentrum in Venlo en ook daar hebben ze voor langere tijd onderdeel uitgemaakt van de samenleving. De kans is het grootst dat deze omroepen de meeste aandacht hebben besteed aan de situatie rondom de familie.

Om onderzoek te doen naar frames die de media hebben toegepast om Márcia en Gláucio neer te zetten, maak ik gebruik van een

onderzoeksmethode van Claes H. de Vreese. In het artikel ‘News framing theory and typology’ (2005) legt De Vreese uit hoe nieuwsframes onderzocht kunnen worden. Dit kan volgens hem op twee manieren. De eerste variant betreft inductief framing onderzoek, waarbij nieuwsverhalen worden

geanalyseerd zonder dat er van tevoren een bepaald frame is vastgesteld. De Vreese legt uit dat dat deze manier veel kritiek krijgt, omdat dit type

onderzoek te specifiek is. Het slaat namelijk alleen op nieuwsverhalen die de onderzoeker geanalyseerd heeft en kan moeilijk herhaald worden (53-54). De tweede variant is deductief onderzoek. Hierbij heeft de onderzoeker van

(31)

tevoren een frame vastgesteld. De onderzoeker bepaalt op welke ‘framing devices’ gelet moet worden. Het gaat om specifieke tekstuele en visuele elementen die van belang zijn voor het onderzoek. Zoals ik al heb vermeld in het theoretisch kader, zijn er tal van framing devices. Enkele voorbeelden zijn, sleutelwoorden, voorbeelden, metaforen, afbeelden, om- en bijschrijvingen, bronselectie en stereotypes.

In mijn onderzoek naar de frames die de media hebben gebruikt bij de casus van Márcia en Gláucio, maak ik gebruik van de deductieve

onderzoeksmethode. De frames waar ik naar op zoek ga, zijn de vier masterframes die in het onderzoek van Dekker en Scholten (2015) zijn bepaald aangaande casus in het vreemdelingenbeleid. Deze vier

masterframes zijn het human interest, bestuurlijk, bedreigings- en economisch frame.

De media gebruiken het human interestframe om een menselijk gezicht te geven aan een groter probleem. Media maken gebruik van bewoordingen en beeldmateriaal die emoties en empathie opwekken. Daarnaast

benadrukken zij hoe individuen en groepen door maatregelen getroffen worden (Semetko en Valkenburg 2000: 95).

Het bestuurlijk frame gaat niet in op morele vragen rondom het asielbeleid, maar benadert het juist als beleidsvraagstuk. Het gaat om uitlatingen over de uitvoering van het beleid, maar ook over de vraag bij wie de verantwoordelijkheid ligt.

Het bedreigingsframe is de morele tegenhanger van het human interestframe. De bewoordingen die binnen dit frame worden gebruikt, zijn abstract en vooral op groepsniveau.

Het economisch frame is het vierde en laatste frame, waarbij de nadruk ligt op de kosten van immigratie en de personen die hierbij profiteren en verliezen. Enkele voorbeelden van bewoordingen die binnen dit frame vaak gebruikt worden, zijn ‘gelukszoeker’ en ‘profiteur’.

In mijn onderzoek naar de mediaberichtgeving rond Márcia en Gláucio ga ik op zoek specifieke indicatoren voor deze vier frames, zowel in

printmedia, televisieberichtgeving en social media:

1. Human interestframe: Geeft het verhaal een menselijk gezicht aan het onderwerp en worden hierbij vooral de persoonlijke consequenties van

(32)

de hoofdpersonen verteld? Ik ga op zoek naar vaak voorkomende bewoordingen die gevoelens van empathie, sympathie, woede of medelijden opwekken. Het beeldmateriaal dat van Márcia en Gláucio is gemaakt, kan dezelfde gevoelens losmaken.

2. Bestuurlijk frame: Wordt het asielbeleid besproken en ter discussie gesteld? Daarnaast analyseer ik welke politieke partijen en politici erbij zijn betrokken en hoe de verhoudingen ten opzichte van elkaar zijn. Ten slotte probeer ik aan de hand van de berichtgeving te achterhalen bij wie de uiteindelijke verantwoordelijkheid wordt gelegd.

3. Bedreigingsframe: Is er sprake van enige bedreiging in de

berichtgeving en in welke vorm is dat? Het kan zijn dat de framing zo is ingezet dat de situatie van Márcia en Gláucio als bedreiging voor het asielbeleid wordt gezien. Of misschien juist dat het asielbeleid en de belangenorganisaties als bedreiging worden gezien voor kinderen als Márcia en Gláucio. Wie wordt er in de berichtgeving gezien als dader voor slachtoffers Márcia en Gláucio?

4. Economisch frame: Worden er uitlatingen gedaan over de

economische gevolgen in een casus als van Márcia en Gláucio? Wordt de familie Ventura Tiago geportretteerd als gelukszoekers en

profiteurs?

Bij ieder mediabericht dat is verschenen, in print, op televisie of op social media, zal ik aangeven of het aan één of meerdere frames voldoet. Bovendien let ik per aspect op de volgende framing devices:

- De aanwezigheid en afwezigheid van bepaalde sleutelwoorden zoals: gelukszoeker, geïntegreerd, één van ons, Nederlanders,

prestatiegericht, talentvol, schandalig.

- Actoren die aan het woord komen en informatie geven

- De manier waarop zaken (herhaaldelijk) om- en beschreven worden - Gebruik van visuele beelden

(33)

5.1 Drie analysegroepen

In mijn analyse zal ik onderscheid maken tussen drie analysegroepen, zodat meerdere facetten van de zaak worden belicht. De eerste analysegroep zijn de media. Ik zal zowel de schriftelijke berichtgeving als de

televisieberichtgeving analyseren. Hoe framen de media de situatie van Márcia en Gláucio? Welke van de vier masterframes (Dekker en Scholten 2015) die veelvuldig voorkomen in berichtgeving bij vreemdelingenbeleid, zijn aanwezig in deze specifieke casus en waaruit blijkt dat?

Vervolgens is het van belang om binnen deze analysegroep te

onderzoeken welke actoren er in de mediaberichtgeving worden opgevoerd. Belangrijke actoren zijn burgers, politici en een belangenorganisaties als Defence for Children. Welke positie neemt een ieder van hen in in de berichtgeving en van welk frame maken ze gebruik?

De tweede analysegroep is de politiek. Wat is hun rol binnen de

berichtgeving en hoe gaan zij om met de zaak rondom Márcia en Gláucio? De verschillen binnen politieke partijen zorgen voor verschillende opvattingen rondom het vreemdelingenbeleid. Zo zijn er ook Kamervragen gesteld naar aanleiding van deze kwestie. Een ander punt van aandacht is het verschil tussen de oppositie, het ministerie van Veiligheid en Justitie en de

staatssecretaris. Iedere groep heeft zijn eigen belang. De oppositie kan een zaak als deze zien om eindelijk weer eens hun stem te laten horen op het gebied van vreemdelingenbeleid, het ministerie heeft zich te houden aan het beleid dat op papier staat en de staatssecretaris is de eindverantwoordelijke en neemt de uiteindelijke beslissing. Iedere actor heeft zijn eigen

beweegredenen en deze zijn van belang om te analyseren. Blijft iedere actor bij zijn standpunt of evolueert de situatie zich naarmate de berichtgeving vordert? En hoe is de interactie tussen media en politiek? Om dit te analyseren zal ik gebruik maken van de uitspraken die politici doen in de media, als ook officiële documenten die zijn gepubliceerd aangaande Márcia en Gláucio.

De derde analysegroep zijn de burgers. Zoals blijkt uit de patronen van voorgaande onderzoeken, begint de berichtgeving over een situatie

(34)

Burgers verenigen zich en strijden gezamenlijk tegen een besluit dat is genomen, in dit geval de uitzetting van de familie Ventura. Dit kunnen zij bijvoorbeeld doen door middel van online acties en het oprichten van

Facebookgroepen. Hebben scholen, sportclubs en instanties zich ingezet om het tij te keren? Ik zal daarvoor op zoek gaan naar uitlatingen van

voorgenoemde instellingen in de nieuwsverslaggeving. Bovendien zal ik proberen te achterhalen welke Facebookgroepen er zijn opgericht ten gunste van Márcia en Gláucio. Daarnaast ga ik op zoek naar uitspraken van burgers op het sociale medium Twitter. Hiervoor gebruik ik de hastags #glaucio, #marcia en #glauciomoetblijven. Ten slotte lees ik de reacties van

Facebookgebruikers onder de nieuwsberichten van Márcia en Gláucio die zijn geplaatst op de Facebookpagina’s van de nieuwsorganisaties NOS, RTL Nieuws, de Volkskrant en NRC. Deze pagina’s hebben veel volgers en genereren veel reacties vanuit de Nederlandse samenleving, omdat burgers daar gemakkelijk hun mening kunnen geven.

In de media lijkt het alsof er amper tegengeluiden zijn te vinden. Márcia en Gláucio moeten blijven, ondanks het feit dat dit tegen het beleid ingaat. Wellicht hebben zich online mensen verenigd die juist van mening zijn dat het bestaande beleid uitgevoerd moet worden zoals het op papier staat. Dat zou in dit geval betekenen dat Márcia en Gláucio het land uit moeten. De

tegengeluiden die in de landelijke media lijken te ontbreken, kunnen zich dus wel online voordoen. Ik zal daarom online op zoek gaan naar eventuele tegengeluiden, bijvoorbeeld in de vorm van petities, berichten op Twitter en Facebookgroepen.

(35)

6.

Onderzoeksanalyse: Márcia en Gláucio

Om te kunnen onderzoeken welke interacties tussen politiek en media ten grondslag liggen aan de berichtgeving over Márcia en Gláucio, reconstrueer ik het nieuwsverloop over deze specifieke zaak. Allereerst zal ik het verloop van de media-aandacht uiteenzetten. Daarna zal ik een beschrijving geven van het gevonden patroon van de media-aandacht, volgt er een frame-analyse aan de hand van de vier masterframes van Dekker en Scholten (2015), benoem ik de voornaamste actoren en hun framingstrategieën en analyseer ik de politieke agenda en de eventuele beleidsimpact. Vervolgens zal ik dieper ingaan op de ontwikkelingen binnen de politiek gedurende de casus van Márcia en Gláucio. Ten slotte sluit ik af met de derde

analysegroep, de burgers, om uiteen te zetten op welke manier zij hebben deelgenomen aan de discussie en hoe zij hieraan hebben bijgedragen.

6.1 Verloop media-aandacht

Vanaf eind oktober 2010 is er incidenteel media-aandacht voor Márcia en Gláucio. In ’s-Gravendeel wordt in die tijd actie gevoerd om het

asielzoekerscentrum te behouden. Het dorp kan de asielzoekers namelijk niet missen, aldus de titel van het krantenartikel. De situatie rondom Márcia en Gláucio wordt uitgelicht. Tot mei 2011 is er geen berichtgeving over de familie, totdat blijkt dat de Afghaanse Sahar met haar familie in Nederland mag blijven. In een artikel van AD/Drechtsteden en AD/Rotterdams Dagblad wordt direct de koppeling gemaakt naar Márcia en Gláucio, want wellicht is er nu ook hoop voor hen.

In maart 2012 besteden enkele lokale kranten aandacht aan het gezin als blijkt dat ze waarschijnlijk worden overgeplaatst naar het

asielzoekerscentrum in Katwijk, omdat een nieuwe asielaanvraag werd afgewezen. De rechter zou zich toch nog over hun zaak buigen. In oktober van dat jaar verschijnt het bericht dat de familie naar de gezinslocatie voor uitgeprocedeerde asielzoekers in Katwijk moet. De familie is officieel

(36)

ze daarom geen recht meer op opvang in een asielzoekerscentrum. De familie verwachtte in die periode een uitspraak van de rechtbank, die beoordeelde of ze om humanitaire redenen toch in Nederland mochten blijven.

Uiteindelijk hoeft de familie toch niet naar het uitzetcentrum in Katwijk en worden ze overgebracht naar het asielzoekerscentrum in Venlo. In lokale media verschijnen in februari 2013 nog enkele krantenartikelen over de situatie van Márcia die op dat moment doordeweeks bij een medewerker van haar school inwoonde.

Op 3 september 2013 bericht de lokale media over het oordeel van de Immigratie-en Naturalisatiedienst (IND). Ondanks het kinderpardon, werd besloten dat de familie geen verblijfsvergunning kreeg. Advocaat Ullersma besloot bezwaar aan te tekenen tegen de afwijzing om op deze manier het besluit van de IND indien nodig aan te vechten bij de rechtbank.

In het voorjaar van 2014 komt de familie Ventura Tiago regelmatiger in het nieuws. Iedere maand verschijnen er enkele berichten in lokale media. De rechter had in maart bepaald dat ze de bezwaarprocedure niet in Nederland mochten afwachten. De PvdA in Venlo had het college van burgemeester en wethouders gevraagd in actie te komen voor een pardonregeling en ook de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie maakte zich sterk voor de familie (Dagblad de Limburger 11-4-2014). De voetbalclub en school van Gláucio startten een handtekeningenactie en maakten spandoeken om de dreigende uitzetting onder de aandacht te brengen.

Dezelfde voetbalclub uit Venlo organiseert voor Gláucio een wedstrijd samen met zijn vorige voetbalclub vv ’s-Gravendeel. Deze wedstrijd werd gehouden op 10 mei en diende als protestactie. Niet alleen lokale kranten, maar ook Hart van Nederland maakte een reportage over deze speciale voetbalwedstrijd. In mei start burgemeester van Bunnik, Hans Ostendorp, een petitie voor aanpassing van het Kinderpardon. Hij hoopt dat staatssecretaris Fred Teeven (Justitie) een einde maakt aan het onderscheid tussen kinderen die onder toezicht staan van het Rijk en toezicht door de gemeente. Ruim 300 van de 400 burgemeesters uit Nederland schaarden zich achter deze actie om reeds afgewezen kinderen een tweede kans te geven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Als hij/zij een ernstige fout heeft gemaakt Als hij/zij niet integer is geweest Als inwoners gemeente geen vertrouwen meer hebben Als gemeenteraad geen vertrouwen meer heeft

Een andere vorm van maatschappelijke schade vloeit voort uit het collegegeldkrediet. Het collegegeldkrediet is een lening die wordt afgesloten om het collegegeld

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende

De ‘risicoduur’ om een scheiding van de ouders mee te maken is groter voor oudere dan voor jongere kinderen, wat hun hoger aandeel wonend bij een alleenstaande

Naast het bestaande pedagogisch spreekuur van Kind en Gezin en het huidige aanbod van de opvoedingswinkel zouden medewerkers van het spel- en ontmoetingsinitiatief (en/of

behoedmiddel voor de gezondheid der boeren aan te zien, wettiglijk was ingerigt, en dus overal, behalve bij hen, Professoren in de regten, behoorde ingevoerd te worden: -

Waar dus op allerlei wijze de mensch zoekende is naar rust en vertrouwen en op dien weg aan alle kanten zijn Geloof terugvindt, naast zijn blijvende bewustheid van de Rede, ben ik