• No results found

Kennis uit de praktijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kennis uit de praktijk"

Copied!
94
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kennis uit de praktijk

Kennisoverdracht tijdens hoorzittingen en rondetafel­

gesprekken in de Tweede Kamer

(2)

Inhoud

Voorwoord 3

Samenvatting 4

1 Inleiding 5

1.1 Achtergrond en aanleiding 5

1.2 Relevantie van het onderzoek 7

1.3 Probleemstelling 8

1.4 Deelvragen 8

2 Theoretische inbedding 9

2.1 Inleiding 9

2.2 Definities van kennis en kennisoverdracht 9

2.3 Modellen voor kennisoverdracht 10

2.4 Randvoorwaarden goede kennisoverdracht 12

3 Kennisoverdracht tussen (ervarings)deskundigen en beleidsmakers 13

3.1 Inleiding 13

3.2 De bron en kenmerken van de kennis van de bron 13

3.3 De Informatiebehoefte 14

3.4 Kenmerken van de organisatie, de cultuur van de werkomgeving. 14

3.5 Kenmerken van de motivatie van de genodigde 15

3.6 Het medium voor kennisoverdracht 15

3.7 Openbaarheid en het toegankelijk maken van overheidsinformatie 16

4 De rol van hoorzittingen en rondetafelgesprekken bij de besluitvormingsprocessen

in de Tweede Kamer 17

4.1 Geschiedenis van de hoorzitting 17

4.2 Het onderzoek- en enquêterecht 18

4.3 De verschillende soorten hoorzittingen 19

4.4 Openbaar maken van de vergaderingen 21

5 Onderzoeksmethoden 22 5.1 Inleiding 22 5.2 Validiteit 23 5.3 Observatie 23 5.4 Interviews 23 5.5 Survey 24 6 Dataverzameling 25 6.1 Inleiding 25 6.2 Observaties 25 6.2.1 Rondetafelgesprekken 25 6.2.2 Hoorzittingen 25 6.3 Interviews 26 6.4 Survey 26

(3)

7 Onderzoeksresultaten 28

7.1 Observaties 28

7.1.1 Rondetafelgesprek ‘Naar een Tweefasenproces?’ van de Vaste Kamercommissie

Veiligheid en Justitie 28

7.1.2 Rondetafelgesprek Defensie Industrie Strategie (DIS) en compensatiebeleid

van de Vaste Kamercommissie Defensie 29

7.1.3 Hoorzittingen van de tijdelijke commissie ICT op 25 april 30

7.1.4 Hoorzitting van de tijdelijke commissie ICT op 12 mei 31

7.1.5 Het verloop van een hoorzitting 33

7.1.6 Het verloop van een rondetafelgesprek 33

7.1.7 Vergelijking tussen kennisoverdrachtproces tijdens hoorzitting en rondetafelgesprek 33

7.1.8 Conclusie observaties 34

7.2 Interviews 35

7.2.1 De genodigden 36

7.2.2 Duidelijkheid van de informatiebehoefte 36

7.2.3 Motivatie van de genodigden 36

7.2.4 Medium 36

7.2.5 Openbaarheid en audiovisueel vastleggen vergaderingen 37

7.2.6 Andere factoren die van invloed zijn 37

7.2.7 Conclusie Interviews 37 7.3 Survey 37 7.3.1 Achtergrond 38 7.3.2 Motivatie 39 7.3.3 Proces 40 7.3.4 Openbaarheid 43 7.3.5 Waarnemingen en evaluatie 43 7.3.6 Conclusie survey 45 8 Conclusie en aanbevelingen 46 Literatuurlijst 47 Geraadpleegde expert 50 Bijlagen 51 I a Vragenlijst interviews 51

I b Survey vragen: Kennisoverdracht bij hoorzittingen/rondetafelgesprekken 54

II Schema gevoerde hoorzittingen tot en met mei 2014 58

III Interviews 60

IV Brief griffier 71

(4)

Voorwoord

Hierbij presenteer ik de scriptie waarmee ik mijn Masteropleiding afsluit. Ik hoop hiermee mensen te interesseren voor het onderwerp van mijn onderzoek: het overbrengen van kennis en informatie tijdens hoorzittingen en rondetafelgesprekken in de Tweede Kamer. Onderzoek verrichten naar dit onderwerp was nieuw en interessant, mede door een gebrek aan literatuur over dit onderwerp. Ik hoop middels deze scriptie een bijdrage te leveren aan dit onderzoeksveld.

Bij deze wil ik Jan Keukens bedanken omdat hij zo vriendelijk was mij bij de juiste mensen in de Tweede Kamer te introduceren.

Griffier René Berck heeft me vervolgens uitstekend begeleid. Dankzij zijn betrokkenheid en inzet is het gelukt om middels zijn collega’s mijn survey onder de genodigden van de rondetafelgesprekken te verspreiden. Mijn begeleider op de universiteit van Amsterdam, Tjeerd Schiphof en tweede lezer, Henk Voorbij hebben me met hun kritiek en advies in de juiste richting geleid om dit onderzoek op te zetten en af te ronden.

Een masterscriptie schrijven naast een baan is niet makkelijk en zonder mijn vriend Erik Vieveen en familie en vrienden was het me niet gelukt. Ik wil ook de zesentwintig respondenten van de survey hartelijk bedanken voor hun medewerking.

Veel plezier met het lezen van deze scriptie. Karin Liefting

(5)

Samenvatting

Hoorzittingen en rondetafelgesprekken zijn commissievergaderingen waarbij deskundigen hun praktijkkennis overdragen aan Kamerleden en bespreken met mededeskundigen en de Kamerleden op deze manier hoogte brengen van de ins en outs en verschillende standpunten van een beleidsonderwerp.

Het was nodig om te onderzoeken wat kennis en kennisoverdracht precies inhoudt en welke factoren van invloed zijn op het kennisoverdrachtproces. Het literatuuronderzoek leerde dat kennis en kennis-overdracht complexe begrippen zijn. Hoorzittingen en rondetafelgesprekken zijn zelfs in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer maar spaarzaam gedefinieerd.

De wens om deze vergaderingen schriftelijk en audiovisueel vast te leggen en deze gegevens open-baar te maken zijn actuele ontwikkelingen waar het Presidium (hoogste politieke orgaan in de Tweede Kamer) een beslissing over moet nemen.

De onderzoeksvraag is tweeledig. Er wordt gekeken welke factoren van invloed zijn op de uitwisseling van kennis tussen ervaringsdeskundigen en beleidsmakers tijdens hoorzittingen en

rondetafel-gesprekken en welke impact het vastleggen en openbaarmaken van de vergaderingen kan hebben op het proces van kennisoverdracht.

De probleemstelling luidt: op welke wijze wordt kennis overgedragen tijdens hoorzittingen en ronde-tafelgesprekken in de Tweede Kamer? Welke factoren hebben invloed op dit kennisoverdrachtproces?

Via literatuuronderzoek zijn de voorwaarden voor het succesvol overdragen voor kennis en de fac toren die invloed op dit proces hebben geïnventariseerd. Via observaties, interviews en een survey is onderzocht wat de context is van dit kennisoverdrachtproces, welke factoren van invloed zijn en in hoeverre de verschillende factoren van invloed zijn.

De onderzoeken in dit rapport laten zien dat volgens de ondervraagde genodigden niet alle factoren, zoals gevonden in het literatuuronderzoek, aantoonbaar van invloed zijn op het overdrachtproces. De respondenten vinden het gewenst dat de vergaderingen schriftelijk worden vastgelegd en openbaar-gemaakt maar menen dat als de vergadering audiovisueel zou worden vastgelegd, hun bijdrage niet wezenlijk anders zou zijn geweest.

De genodigden worden gemotiveerd door het maatschappelijk en politiek belang van het onderwerp van de vergadering. De antwoorden van de interviews en de survey tonen dat de genodigden verwachten dat de bijdragen die ze leveren aan de vergaderingen worden meegenomen in de overwegingen van de politieke partijen bij het bepalen van hun standpunt. Het is van belang dat de genodigden goed worden geïnformeerd over de rol van de hoorzittingen en rondetafelgesprekken.

Dit onderzoek gaat in op de factoren die van invloed zijn op het kennisoverdrachtproces bekeken vanuit de genodigden aan de vergaderingen. Voor wetenschappelijk onderzoek kan het ook interessant zijn om te kijken naar dit proces vanuit de invalshoek van de beleidsmakers. Gezien de verwachtingen van de genodigden is het is wellicht ook interessant om eens te kijken naar de resultaten die de hoor zittingen en rondetafelgesprekken opleveren. Wordt het beleidsmakingsproces beïnvloed door de vergaderingen?

(6)

1 Inleiding

In dit inleidende hoofdstuk wordt gestart met een korte schets van de situatie waarin deze scriptie tot stand is gekomen waarna de relevantie van het onderzoek wordt beschreven. Vervolgens worden de achtergronden en aanleidingen van het gehouden onderzoek uiteengezet. Daarna worden de doel-stelling, probleemstelling en onderzoeksvragen gepresenteerd en een leeswijzer voor de rest van het document.

Dit onderzoek is uitgevoerd in de periode tussen februari en juni 2014.

1.1 Achtergrond en aanleiding

Het is al meer dan acht jaar geleden dat ik op de Haagse redactie van de Volkskrant heb gewerkt, maar ik voel me nog steeds betrokken bij de wereld die zich afspeelt onder de Haagse kaasstolp. Ik merk dat ik politici verdedig als er weer eens ongezouten kritiek wordt geleverd op ‘Den Haag’.

De juiste beslissingen nemen is een complexe taak. De Haagse politiek heeft veel kritiek te verduren van media en burgers omdat ze die complexiteit niet goed weet over te brengen. Die kritiek is voor de Tweede Kamer zelf al meerdere malen aanleiding geweest om haar eigen functioneren onder de loep te nemen. Onder meer in het rapport ‘Vertrouwen en zelfvertrouwen’ (Tweede Kamer, 2009). In dit rapport spreekt de overheid de ambitie uit om samen met de burger het beleid vorm te geven. De vaste commissies van de Tweede Kamer organiseren regelmatig hoorzittingen en rondetafelgesprekken om met burgers en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties te praten over de actuele ontwikkelingen binnen hun beleidsterrein. Voor het nemen van beslissingen is informatie nodig. Hoe verloopt dit proces van beschikbaar stellen van relevante informatie? Op welke manieren krijgen beleidsmakers informatie van deze (ervarings)deskundigen? Welke factoren hebben invloed op deze kennisoverdracht? Er is weinig informatie over deze zaken. Deze scriptie heeft tot doel de meest relevante middelen voor dit kennisoverdrachtsproces te inventariseren en te becommentariëren. Voordat ik de onderzoeksvraag toelicht, geef ik allereerst in vogelvlucht een overzicht van het kennis-overdrachtsproces en de daarin gebruikte middelen.

Kennisoverdrachtsproces, ­middelen en ­momenten

De kennisoverdracht tussen commissieleden en maatschappij vindt plaats op een aantal geformaliseerde momenten. Een overzicht.

Commissievergaderingen

De primaire taak van Kamercommissies is om zaken die om een plenaire reactie vragen voor te bereiden (Van Schendelen, 1975, blz. 49). Een parlementaire commissievergadering van de Tweede Kamer bestaat uit Kamerleden van verschillende fracties die vanuit hun specialiteit over uiteenlopende onderwerpen met elkaar vergaderen. Een speciale vorm van commissievergaderingen zijn hoorzittingen. Via een hoorzitting kan een Kamercommissie zich laten informeren door vertegenwoordigers van organisaties, deskundigen en andere personen over een bepaald onderwerp (Parlement & Politiek, 2008).

Hoorzittingen

Met behulp van hoorzittingen proberen Kamerleden hun (praktijk)kennis over beleidsonderwerpen te verhogen, daarnaast is de hoorzitting ook vaak een plaats van politiek handelen van de Kamerleden. Kamerleden proberen in de media en in de partij een zo gunstige mogelijke positie te veroveren. De genodigden, vaak vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties proberen Kamerleden te beïnvloeden.

(7)

Rondetafelgesprekken

Een bijzonder vorm van hoorzittingen zijn de rondetafelgesprekken. Op de vernieuwde Tweede Kamersite staat een handreiking voor genodigden van rondetafelgesprekken:

Om een goed besluit te nemen, is het voor Kamerleden belangrijk dat ze over de juiste informatie beschikken. Vaak hebben Kamerleden genoeg aan rapporten, artikelen en verslagen. Soms is het ook nuttig om met experts te praten. Daarom vinden er regelmatig zogeheten rondetafel-gesprekken plaats. Uitgenodigde (ervarings)deskundigen zitten dan met de Kamerleden aan tafel. De genodigden mogen kort toelichten hoe zij over het onderwerp denken. Kamerleden kunnen hierop reageren met vragen. Uiteraard kunnen de genodigden ook op elkaar reageren of elkaar aanvullen. Een rondetafelgesprek is in principe openbaar. In tegenstelling tot veel andere overleggen wordt er van een rondetafelgesprek geen verslag gemaakt (Tweede Kamer, 2013A)

Genodigden aan hoorzittingen en rondetafelgesprekken leveren vaak een schriftelijke zienswijze in vóór de vergadering en een mondelinge verklaring tijdens hoorzittingen. In een rondetafelgesprek is meer sprake van een verklaring en daarna een kennisuitwisseling door middel van vraag en antwoord. De input van genodigden van de hoorzittingen en rondetafelgesprekken geeft Kamerleden een overzicht van de standpunten omtrent of de beschikbare alternatieven voor een bepaald beleidsonderwerp, wets-voorstel of beleidsvoornemen van de regering. Op deze manier ondersteunt de informatie, die Kamer-leden verkrijgen tijdens deze vergaderingen, bij het selecteren van de oplossing die in hun ogen de beste oplossing is (Van der Pijl 2010, 28).

De kennis die genodigden van hoorzittingen en rondetafelgesprekken naar de vergaderingen brengen is zowel impliciete kennis als expliciete kennis. Impliciete kennis is vrij specialistische kennis van een beleidsterrein die zich voornamelijk bevindt in de hoofden van de genodigden, deze kennis is moeilijk schriftelijk vast te leggen. Expliciete kennis is kennis die makkelijk kan worden vastgelegd. ‘Het samen-brengen van mensen vormt een belangrijke factor wanneer het bij de overdracht vooral gaat om impliciete kennis. De samenwerking levert nieuwe benaderingen op’ (Dixon, 2000).

Kwaliteit van kennisoverdracht

Naast individuele gesprekken met deskundigen en ambtenaren zijn hoorzittingen en rondetafel-gesprekken belangrijke informatie-instrumenten. Kamerleden verwerven kennis waarmee ze in de toekomst besluiten kunnen nemen. Voor deskundigen en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties zijn de vergaderingen een platform om mee te praten bij de totstandkoming van wets- en beleidsvoorstellen.

Het succes van deze vergaderingen als informatie-instrument is afhankelijk van het feit of kennis ook daadwerkelijk beschikbaar is en kan worden overgedragen in de gezamenlijke interactie tussen de verschillende participanten.

Er zitten veel verschillende kanten aan het kennisoverdrachtsproces tijdens deze vergaderingen. Ik ben geïnteresseerd in dit proces. Wat is nodig om de informatievoorziening voor Kamerleden te optimaliseren?

Onderzoeksvraag

De wens om deze vergaderingen schriftelijk en audiovisueel vast te leggen, te metadateren en deze gegevens openbaar te maken zijn actuele ontwikkelingen waar het Presidium (hoogste politieke orgaan in de Tweede Kamer) een beslissing over moet nemen. Ik wil met mijn onderzoek meer inzicht bieden in het proces van de overdracht van kennis tijdens de vergaderingen en de factoren die een invloed hebben op dit proces. Ik bekijk het proces vanuit de optiek van de genodigden aan de vergaderingen.

(8)

Onderzoeksopzet

Na een literatuuronderzoek wordt voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen op drie manieren informatie verzameld:

1 Door het bijwonen, observeren en verslagmaken van een aantal hoorzittingen en rondetafelgesprekken; 2 Door het afnemen van interviews met een aantal genodigden aan rondetafelgesprekken;

3 Door het afnemen van een survey onder deelnemers aan rondetafelgesprekken.

Leeswijzer

Dit document biedt een verslag van bovengenoemde drie onderzoeken. Dat gebeurt in de hoofd-stukken vijf tot en met zeven.

In hoofdstuk zeven trek ik conclusies op basis van de drie onderzoeken, in relatie tot de onderzoeks-vraag.

In hoofdstuk acht tenslotte volgt een conclusie waarin ik mijn bevindingen in een breder kader plaats en aanbevelingen doe.

1.2 Relevantie van het onderzoek

In Nederland willen beleidsmakers volledig geïnformeerd worden. In het boek van voormalig Kamer-voorzitter Gerdi Verbeet interviewt ze Hans Borstlap die een onderzoek heeft gedaan voor de Ierse regering naar de oorzaken van de ineenstorting van de Ierse economie. Hij vertelt over een ambtenaar die van zijn minister te horen kreeg: “Luister eens, ik wil geen advies meer van jullie waarvan jullie op voorhand weten dat ik het er niet mee eens ben”. (Verbeet 2012, 129) In Nederland komt zo’n situatie niet voor volgens Borstlap. In zijn eigen carrière als ambtenaar op verschillende ministeries was juist sprake van ministers (Lubbers en Melkert) die tegenspraak uitlokten.

Hoorzittingen zijn informatie-instrumenten waarmee je nog vollediger kunt worden geïnformeerd over de verschillende meningen en standpunten omtrent een beleidsthema of onderwerp. Het is aannemelijk dat er misbruik van dit instrument worden gemaakt om politieke winst of media-aandacht te verkrijgen maar de vergaderingen worden ook gebruikt door de beleidsmakers om vragen te stellen die ze nog niet in de schriftelijke inbrengen beantwoord hebben gezien (Veenstra 1976, 384).

In rondetafel gesprekken kan worden gedebatteerd met (praktijk)deskundigen over de juistheid van een voorgenomen wetsverandering.

In een onderzoek uit 1976 naar openbare hoorzittingen in het parlement van brengt Veenstra de meningen van voorzitters van vaste en bijzondere commissies in kaart over hoorzittingen. Een aantal keren maakt hij melding van het feit dat het aanwezige materiaal over de hoorzittingen weinig zegt over degenen die er aan deelnamen en dat er ook betrekkelijk weinig onderzoek is verricht naar de ervaringen die de gehoorden zelf hebben opgedaan met hoorzittingen (Veenstra, 1976). Dat is niet verwonderlijk want het is een zeer heterogene groep mensen, de gehoorden.

Voor hen is de hoorzitting niet het enige middel tot beïnvloeding van de Kamerleden, maar wel een waarbij ze vis-a-vis hun argumenten naar voren kunnen brengen.

Kennis uit de praktijk helpt om Kamerleden een meer volledig beeld te geven van de onderwerpen waar ze een besluit over moeten nemen. Daarom moet er nog steeds worden nagedacht over verbetering van de instrumenten parlementaire enquête en hoorzitting (Loeffen, 2013, Verbeet, 2012) door onder-zoekers, beleidsmakers en hun ambtenaren. Om de praktijk, doel en functie van de hoor zitting beter te begrijpen en te verbeteren is het noodzakelijk meer onderzoek te doen naar de ver schillende deel-nemers aan de vergaderingen. Dit onderzoek geeft de meningen weer van een aantal genodigden over de verschillende invloeden op hun deelname en bijdrage.

Informatiekunde

Informatiekunde is een interdisciplinaire wetenschap die informatie en informatiegedrag onderzoekt middels bestudering van de krachten die de informatiestroom en gebruik van informatie beheren en de manuele en mechanische technieken die er zijn voor het verwerken van informatie. Informatiekunde is een studie die accumulatie van gebeurtenissen en gedachten reflecteert die het gevolg zijn van de

(9)

honger van de mensheid naar informatie. Terwijl we streven naar een beter begrip en controle van de wereld om ons heen wordt onze vraag naar informatie steeds groter (Norton, 2010).

Om meer inzicht te krijgen in de wereld om ons heen en die informatie te gebruiken binnen en buiten de context van de werksituatie probeert informatiekunde het ordenen, opslaan, ontsluiten en verwerven van informatie in kaart te brengen. De informatie die we tot ons nemen heeft effect op de kennis die we al bezitten. Het ontwikkelen van kennis is een cumulatief proces waarbij informatie pas na verloop van tijd betekenis krijgt (Norton, 2010).

Als informatiespecialist weet ik de verschillende soorten informatie en informatiegedrag te onder-scheiden en heb ik kennis over het documenteren en verwerken van informatie. Ik wil in deze scriptie het kennisoverdrachtproces tussen (ervarings)deskundigen en kamerleden bestuderen en eventueel aanbevelingen doen om dit kennisdelingsproces zo goed mogelijk te laten verlopen.

Toegankelijkheid van de vergaderingen

Tot nu toe worden de commissievergaderingen alleen uitgezonden op het interne netwerk van de Tweede Kamer en in uitzonderlijke gevallen via live-streams op de site van de Tweede Kamer.

Het Presidium van de Tweede Kamer wil een antwoord geven op de wens om de vergaderingen schrifte-lijk en audiovisueel vast te leggen en de data openbaar te maken. Om dit antwoord te kunnen geven is meer informatie nodig over de eventuele invloed van vastleggen en openbaarmaken op de genodigden aan de vergaderingen deelnemen.

Dit is een verkennend en beschrijvend onderzoek naar de factoren die invloed hebben op de bijdrage van de genodigden van hoorzittingen en rondetafelgesprekken in de Tweede Kamer. Dit onderzoek kijkt vanuit de positie van de genodigden naar de factoren die van invloed kunnen zijn. Het presenteert nieuwe inzichten in de complexe kennisoverdrachtprocessen tijdens hoorzittingen en rondetafel-gesprekken in de Tweede Kamer en verkent de contextuele condities waarbinnen deze kennisoverdracht-processen plaatsvinden. Met dit onderzoek zal worden voortgebouwd op bestaand onderzoek naar de vraag welke factoren invloed hebben op kennisoverdracht. Bovendien wil ik onderzoeken of schriftelijke en audio visuele vastlegging en openbaarmaking van de vergaderingen invloed heeft op de kennis-overdracht tijdens de vergaderingen.

1.3 Probleemstelling

Op welke wijze wordt kennis overgedragen tijdens hoorzittingen en rondetafelgesprekken in de Tweede Kamer? Welke factoren hebben invloed op dit kennisoverdrachtproces?

1.4 Deelvragen

1 Wat zijn de voorwaarden voor een goed kennisoverdrachtproces?

2 Wat zijn de factoren die de overdracht van kennis en informatie kunnen beïnvloeden? 3 Hoe verloopt het kennisoverdrachtproces bij hoorzittingen?

4 Hoe verloopt het kennisoverdrachtproces bij rondetafelgesprekken?

5 Welke beïnvloedingsfactoren vinden genodigden aan hoorzittingen en rondetafelgesprekken van belang bij het overdragen van kennis en informatie tijdens hoorzittingen en rondetafelgesprekken? 6 Hoe kijken de genodigden aan de hoorzittingen en rondetafelgesprekken aan tegen het vastleggen

(10)

2 Theoretische inbedding

2.1 Inleiding

Voor het beantwoorden van de onderzoekvraag wordt in het theoretisch kader de bestaande literatuur rondom kennisoverdracht onderzocht. Er wordt ingegaan op het verschillende elementen van een kennisoverdrachtproces en welke factoren een invloed hebben op dit proces.

2.2 Definities van kennis en kennisoverdracht

Davenport en Prusak (1998) definiëren kennis als: ‘een mix van ervaringen, waarden, contextuele informatie en deskundig inzicht die een referentiekader bieden voor het evalueren en opnemen van nieuwe ervaringen en informatie.’

Wat is het verschil tussen kennis en informatie? Volgens Nonaka en Takeuchi (1995) is informatie een ‘stroom van boodschappen’ en wordt kennis gecreëerd als deze boodschappenstroom door een individu wordt geïnterpreteerd op basis van zijn of haar overtuigingen en engagement.

Kennis is een complex geheel van verschillende soorten gegevens en informatie. Dat kennis informatie is die door een individu wordt geïnterpreteerd is ook de opvatting van Alavi en Leidner (2001): Kennis is informatie die individuen bezitten, het is gepersonaliseerde informatie (die wel of niet nieuw kan zijn, of uniek of bruikbaar of accuraat) gerelateerd aan feiten, procedures, concepten, interpretaties, ideeën, observaties en beoordelingen.

Duan, Nie en Coakes (2010) definiëren kennisoverdracht als een proces waarbij: een organisatorische unit (bijvoorbeeld een groep, departement of devisie) haar ervaring doorgeeft aan een andere unit; systematisch georganiseerde informatie en vaardigheden worden uitgewisseld tussen entiteiten; kennis wordt uitgewisseld tussen individuen, teams, groepen of organisaties.

Het delen van kennis is een relatie tussen twee partijen volgens Davenport en Prusak (1998). Kennis-overdracht wordt beschouwd als een proces waarin kennis wordt overgedragen door een medium van een kennisbron naar een kennisontvanger. Dit proces kan worden geïnitieerd door zowel de kennisbron als de kennisontvanger.

Soorten kennis

Volgens Dixon (2000) is een van de belangrijkste criteria die bepalen hoe een overdrachtsmethode van kennis werkt in een specifieke situatie: de soort kennis die wordt overgedragen. De soort kennis die kan worden neergelegd in procedures, stappen en standaarden: expliciete kennis. Aan het andere eind van het continuüm ligt de kennis die zich vooral in de hoofden van de mensen bevindt: intrinsieke of impliciete kennis. Impliciete kennis is dat deel van onze intrinsieke kennis waarvan we ons niet bewust zijn.

Er wordt nogal eens gezegd dat expliciete kennis gemakkelijker over te brengen is dan bijvoorbeeld impliciete kennis. Dixon zegt dat ze daar niet zeker van is maar dat ze er wel zeker van is dat expliciete kennis andere overdrachtprocessen vereist dan intrinsieke of impliciete kennis. Impliciete kennis is moeilijk in vastgelegde vorm over te dragen. Je kunt deze kennis beter overdragen door mensen bij elkaar te brengen.

‘Naarmate de kennis van de bron meer impliciet van aard is, is de belemmering voor het succesvol overdragen van kennis tussen individuen groter’ (Ipe, 2003).

Elementen van het kennisoverdrachtproces

Gupta en Govindarajan (2000) komen in hun onderzoek naar de overdracht van intrinsieke kennis tussen individuen in multinationals tot de conclusie dat om het kennisproces volledig in kaart te brengen gekeken moet worden gekeken naar de volgende elementen:

de waarde van de kennis van de bron; de motivatie van de bron om kennis te delen; de aanwezigheid, kwaliteit en kosten van overdrachtkanalen om de kennis door te geven en de motivatie en de

(11)

Het onderdeel dat bijna niet te onderzoeken valt is de capaciteit van de ontvanger om kennis op te nemen. Kennis gaat door een verwerkingsproces in het hoofd van de ontvanger (El Sawy et al. 1998). Some contemporary students of meaning in organizations would go further to assert that it is inter pretation, rather than choice, that is central to life. Within such a view, organizations are organized around the requirement to sustain, communicate, and elaborate interpretations of history and life – not around decisions. Decisions are instruments to interpretation, rather than the other way around. Although we think an interpretive perspective yields important insights into organizations, we would not go that far, even in retrospect (March and Simon 1993, 18). Omdat dit proces van interpretatie door de ontvanger van de informatie te complex, langdurig en niet te volgen is, laat ik dit onderdeel buiten dit onderzoek.

Invloedsfactoren

Wat zijn de factoren die invloed hebben op de verschillende onderdelen van het kennisoverdracht-proces? Meer inzicht in welke factoren invloed hebben op het proces leidt tot meer zicht op het meest effectieve kennisuitwisselingsproces. Het doel van de analyse van de aspecten is om in kaart te brengen hoe dit kennisoverdrachtproces verloopt en welke aspecten hierbij in welke fase van belang zijn om het proces succesvol te laten zijn.

2.3 Modellen voor kennisoverdracht

Op basis van een overzicht van theorie en onderzoek zijn er volgens Ipe (2003) de volgende aspecten, geïdentificeerd als belangrijke factoren die het delen van kennis tussen individuen in organisaties beïnvloe-den: de aard van de kennis (intrinsiek of expliciet en de waarde van de kennis), de motivatie om te delen (interne factoren: macht en reciprociteit; externe factoren: relatie met de ontvanger en de beloningen voor kennisdeling), de geboden mogelijkheden om te delen (de informatiekanalen: formeel en informeel, de daarbij behorende kansen om een netwerk op te bouwen) en de cultuur van de werkomgeving.

Figuur 1 Model van Ipe

Motivation Knowledge Sharing Nature of Knowledge Opportunities

• Tacit and explicit knowledge • Value of knowledge • Internal factors

- Power - Reciprocity • External factors

- Relationship with recipient - Rewards for sharing

(12)

Ipe probeert in haar onderzoek tot een beter begrip te komen van de informatieoverdracht van individu naar individu binnen organisaties omdat er binnen het veld van kennismanagement een toe-nemend besef is van de belangrijke rol die het individu speelt in het kennismanagementproces.

In een rondetafelgesprek gaat het om kennisoverdracht tussen individuen van verschillende organi-saties. De meeste genodigden vertegenwoordigen een organisatie maar er zijn ook onafhankelijke adviseurs en wetenschappers die gevraagd worden om deel te nemen. De Kamerleden vertegen-woordigen allen een bepaalde politieke partij.

In hun literatuuroverzicht geven Soekijad en Andriessen (2003) een overzicht van vier groepen met kenmerken die het kennisoverdrachtproces beïnvloeden: organisatorische karakteristieken;

karakteristieken van de relaties tussen organisaties; karakteristieken van individuen en karakteristieken van relaties tussen individuen. Soekijad en Adriessen stellen dat de daadwerkelijke kennisoverdracht plaatsvindt tussen individuen en niet tussen organisaties. Polanyi (1966) stelt vast dat in essentie alle kennis van nature persoonlijk is. Ipe beklemtoont in haar onderzoek dat kennisoverdracht tussen individuen zowel een bijdrage levert aan het vergroten van individuele kennis als aan de kennis van een

Figuur 2 Procesmodel van informatiegedragingen van beleidsmakers, bron: (Keijsers et al, 2005)

INPUT

(deel)beleids - vraag

Informatie

behoeften Informatie zoeken Informatie gebruiken antwoord op OUTPUT beleids vraag

Kenmerken van de sociaal-politieke context

• Gezondheidsbelang van het onderwerp (1)

• Maatschappelijk of politiek belang van het onderwerp (2) • Mate van geïnformeerdheid en betrokkenheid

van bevolking/publiek (3) • Houding van de media (4)

• Traditie om evidence te gebruiken (5)

• Complexiteit van het beleidsnetwerk/machtstructuren (6) • Fase in besluitvormingsproces of beleidscyclus (7) • Wijze waarop beleid tot stand komt

(beleidsmodel) (8) • Type beleidsvraag (9)

Kenmerken van de organisatie

• Mate en invulling van kennismanagement en kennnisinfrastructuur (10)

Kenmerken van de individuele gebruiker

• Kloof beleidsmaker-onderzoeker (11)

• Kennis, vaardigheden en ervaring m.b.t. onderwerp en onderzoek (12)

• Persoonlijke interesse in onderwerp (13)

Kenmerken van de informatie

• Relevantie (14) • Actualiteit/timing (15)

• Betrouwbaarheid/kwaliteit van de bron (16) • Bevestiging van standpunt of verwachtingen (17)

Kenmerken van de randvoorwaarden

• Financiële middelen, arbeids- of kostenintensiteit (18)

Kenmerken van de informatie

• Relevantie (14)

• Urgentie van de vraag (19)

Kenmerken van de individuele gebruiker

• Mat van onzekerheid die men ervaart bij gebrek aan informatie (20) • Duidelijkheid van de informatiebehoefte (21) Kenmerken m.b.t. de individuele gebruiker • Creativiteit, improvisatie (29) Kenmerken m.b.t. de informatie • Begrijpelijkheid (30) • Praktische toepasbaarheid (31) • Presentatie van de informatie (32) • Aard van het kanaal (33)

Kenmerken van de individuele gebruiker

• Netwerk (22)

• Gestructureerdheid van het zoekgedrag (23)

• Routines in zoekgedrag (24) • Persoonlijkheidsfactoren (25) • Vaardigheden omgang applicaties

(26)

Kenmerken van de informatie

• Hoeveelheid beschikbare infor-matie/kanalen/bronnen (27) • Waargenomen toegankelijkheid

van informatie/kanalen/bronnen (28)

(13)

organisatie. Zij geeft aan dat vervolgonderzoek wenselijk is om te bepalen of de factoren die in haar onderzoek naar voren komen als meest significante invloeden op kennisoverdracht, ook gelden als er kennis wordt overgedragen over organisatiegrenzen heen (Ipe 2003, 355).

Informatiezoekgedrag en -gebruik van beleidsmakers is door TNO (Keijsers et al, 2005) in samen-werking met het NIGZ (Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie) onder-zocht in een reviewstudie. De organisaties wilden ook de factoren die bij dit informatiezoekgedrag een rol spelen in kaart brengen. Zij kwamen tot 33 kenmerken die het informatieproces beïnvloeden.

Het procesmodel van TNO, zie figuur 2, gaat over de informatiegedragingen van beleidsmakers in de gezondheidszorg. Voor mijn onderzoek kijk ik naar de inputkant van dit procesmodel. Dat wil zeggen ik kijk naar de elementen van het procesmodel ‘informatiebehoeften’ en ‘informatiezoeken’. De kennis uit de praktijk die de deskundigen willen overdragen aan de beleidsmakers behoort tot de input voor beleidsmakers om het beantwoorden van de beleidsvragen mogelijk te maken.

2.4 Randvoorwaarden goede kennisoverdracht

Kennisoverdracht is volgens bovenstaand literatuuronderzoek en de genoemde theoretische modellen gebaseerd op de relatie tussen bron en ontvanger. Samengevat kan worden gesteld dat het kennisover-drachtproces beïnvloed wordt door een aantal persoonlijke, organisatorische en omgevingsfactoren.

In dit onderzoek beperk ik me tot de kant van de bron en de door de bron waargenomen invloeds-factoren op het kennisoverdrachtsproces. Omwille van de duidelijkheid van de analyse wil ik gebruik-maken van slechts een aantal factoren die van invloed kunnen zijn op het kennisoverdrachtproces. Gekeken naar de theoretische modellen en het literatuuronderzoek wordt een beperkt aantal factoren als belangrijk beschouwd voor dit proces. Naargelang de factoren vaker voorkomen in de literatuur zijn ze als belangrijk geselecteerd voor een goede kennisoverdracht: een duidelijke informatiebehoefte; vertrouwen in de kennis en de betrouwbaarheid van de bron; een werkomgeving waarin kennis-management is ingebed in de cultuur; een bron die gemotiveerd is om kennis over te dragen en de aanwezigheid van kanalen of media waardoor de kennis kan worden overgedragen.

Een aantal van deze factoren is niet te achterhalen met de middelen die ik voor dit onderzoek tot mijn beschikking heb. De aard van de kennis bijvoorbeeld is een te complexe factor om te achterhalen voor een heterogene groep van bronnen. De vraag of kennis intrinsiek dan wel expliciet is valt alleen te operationaliseren met een serie vragen naar onderdelen van de kennis. Dat is alleen mogelijk als het gaat om één of een beperkt aantal vakgebieden. De volgende factoren en aspecten van die factoren die genoemd worden aan de inputkant van het procesmodel van TNO (Keijsers et al, 2005), in het literatuur-onderzoek of in het model van Ipe wil ik gebruiken om het kennisoverdrachtsproces tussen genodigden en Tweede Kamerleden te analyseren.

De bron en de kennis van de bron:

Betrouwbaarheid en kwaliteit van de bron; kennis, vaardigheden en ervaring m.b.t. onderwerp.

De informatiebehoefte:

Duidelijkheid van de informatiebehoefte.

De organisatie en de cultuur van de werkomgeving:

(14)

3 Kennisoverdracht tussen (ervarings)deskundigen

en beleidsmakers

3.1 Inleiding

Spelen de factoren die genoemd worden als zijnde belangrijk in het kennisoverdrachtproces ook een rol in het kennisoverdrachtproces tussen Kamerleden en deskundigen?

Het is verschil is volgens Van Duivenboden (1999) dat de interesse in het organiseren van processen van kennisdeling in de publieke sector niet gevoed wordt door concurrentieoverwegingen maar door overwegingen op het gebied van doelmatigheid, doeltreffendheid en kwaliteit van de dienstverlening. In zijn artikel over kennis-management in het wetgevingsproces zegt Voermans (2000, 1)

[…] de kwaliteit van het wetgevingsproces afhankelijk is van de kwaliteit van de argumenten-wisseling en de mate waarin rekening is gehouden met de relevante juridische, bestuurlijke en politieke eisen. Om dat verantwoord te kunnen doen is het wetgevingsproces zo ingericht dat vanuit verschillende perspectieven en in verschillende stappen een wetsvoorstel wordt besproken en beoordeeld (Voermans 2000, 1).

3.2 De bron en kenmerken van de kennis van de bron

De actoren in het kennisoverdrachtproces tijdens hoorzittingen zijn de Kamerleden (beleidsmakers) en de genodigden, de (ervarings)deskundigen die praktijkkennis bezitten over een beleidsonderwerp. In dit onderzoek bezien we de invloedsfactoren vooral vanuit het standpunt van de deskundigen, de genodigden. Het netwerk dat beleidsmakers hebben is een belangrijke bron van deskundigen (Lomas, 2001).

Volgens de onderzoeksliteratuur is de geloofwaardigheid van de boodschapper, of het nu een groep, een individu of een organisatie is, belangrijk voor het succes van de kennisoverdracht (Shonkoff, 2000).

Een andere factor op het niveau van de kennisgevers is de routine in het presenteren van kennis. Beleidsmakers vragen vaker informatie op bij collega’s, andere overheidsinstellingen, partner-organisaties en kranten dan bij onderzoekers of universitaire instellingen (Lester, 1993).

De kloof die ervaren wordt tussen beleidsmakers en onderzoekers is ook een factor van belang. In diverse onderzoekspublicaties wordt gesteld dat er weinig vertrouwdheid, en vertrouwen is tussen beleidsmakers en onderzoekers, waardoor onderzoeksinformatie relatief weinig wordt gebruikt voor beleidsdoeleinden (Lester, 1993). Beslissers hebben het in het algemeen moeilijk om de beleidsvraag precies te formuleren en onderzoekers krijgen lang niet altijd de relevante vraag voorgelegd

(Boer, 2003). Beleidsmakers rapporteren dat zij organisaties van overheids-professionals betrouwbare bronnen van informatie vinden (Sorian and Baugh, 2002).

‘Omdat kennis in onze complexe wereld meestal niet eenduidig is, moet men kiezen welke kennis correct, relevant en praktisch toepasbaar is’ (Owen 2002, 1). Daarnaast lijkt toegankelijkheid van infor-matie vooral van belang bij een hogere urgentie: bronnen die snel tot relevante inforinfor-matie leiden zullen eerder worden gebruikt (Sorian and Baugh, 2002).

Een commissie kan sinds 1966 naast rijksambtenaren, als species van het genus deskundigen, ook andere personen horen. Hoorzittingen, met name deskundigen-hoorzittingen, scoren hoog als het gaat om de kwaliteit en kwantiteit van de verworven informatie (Hagelstein, 1991).

Het belang van vertrouwen is eerder aangehaald op gebieden als communicatie (Giffin, 1967). Vertrouwen is gerelateerd aan het nemen van een risico door individuen (Mayer et al., 1995). Meer vertrouwen zal het vrij uitwisselen van informatie bevorderen omdat individuen niet meer het gevoel hebben dat ze zichzelf moeten beschermen tegen het opportunistische gedrag van de andere partij. De kennisbeheerder zal minder risico voelen om relevante, accurate, veelomvattende en geschikte informatie vrij te geven (Chiles and McMackin, 1996), omdat hij weet dat de ontvanger er geen verkeerde dingen mee zal doen. Wanneer de kennisbeheerder en – ontvanger elkaar vertrouwen, zullen de zender

(15)

en ontvanger meer openstaan om de kennis respectievelijk te delen en op te nemen (Nahapiet and Ghosal, 1998).

De kennisbeheerder kan dit bereiken door zijn kennis nauwkeurig en volledig te verzenden. De kennis-ontvanger moet zich betrouwbaar opstellen door de kennis op te nemen, bij te voegen bij zijn al

bestaande kennis en de kennisbeheerder niet te bedriegen. Pas dan kan de kennisoverdracht als succes-vol worden gezien (Boone, 1997). De effectiviteit van het overdrachtproces is afhankelijk van de mate waarin individuen de moeite nemen om actief deel te nemen in het proces (Szulanski, 1996).

3.3 De Informatiebehoefte

Een overheidsorganisatie als een ministerie is een non-commerciële organisatie en wordt dus niet gedreven door concurrentieoverwegingen. Maar informatierelaties worden steeds intensiever en de belangstelling voor het organiseren en faciliteren van processen van kennisdeling wordt daardoor groter. In de publieke sector wordt men zich in toenemende mate bewust van de kwaliteit van gegevens, informatie en kennis (Van Duivenboden, 1999).

Beleidsmakers hebben behoefte aan actuele informatie over de inhoudelijke ontwikkelingen en heersende standpunten binnen hun beleidsterrein. Ze laten daarom de commissiegriffier deskundigen uitnodigen die met het te bespreken onderwerp van doen hebben om hun visie op het onderwerp te geven.

Er is een informatiebehoefte wanneer het individu zich er van bewust is dat hij of zij niet genoeg kennis bezit. Informatie zoeken is het proces waar het individu op zoek gaat naar informatie die ont-breekt om de situatie beter te begrijpen (Choo, 2006). Indien men zich niet bewust is van het feit dat informatie nodig is werkt dit negatief op de informatiebehoefte.

Een commissie die een onderwerp behandelt, wordt geacht dit zo deskundig mogelijk te doen. Als blijkt dat men een tekort aan kennis en informatie heeft, kan de commissie één of meerder hoorzittingen houden […]1 waarin rijksambtenaren de commissie voorlichten of andere personen door de commissie

worden gehoord (Hagelstein, 1991).

Voor deskundigen en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties zijn hoorzittingen een platform om mee te praten bij de totstandkoming van wets- en beleidsvoorstellen (Van Schendelen, 1975).

Om te voldoen aan de informatiebehoefte van de beleidsmakers is het van belang dat men duidelijk-heid heeft over de inhoud van deze behoefte (Choo, 2006).

‘Parlementsleden in commissies hebben met het houden van hoorzittingen de gelegenheid om recht-streeks kennis te nemen van opvattingen van deskundigen en andere personen die nauw betrokken zijn bij een bepaald beleidsonderwerp, wetsvoorstellen of beleidsvoornemens van de regering.’ (Bovend’Eert and Kummeling, 2004).

3.4 Kenmerken van de organisatie, de cultuur van de

werkomgeving

De cultuur van de organisatie en de mate waarin kennismanagement is ingebed in de organisatie zijn bepalend voor de creatie en de verspreiding van informatie (Gold, 2001). Ironisch genoeg zijn in kennis-intensieve organisaties de werknemers minder geneigd de kennis gratis te delen, ze zien informatie als een machtsbron (Choo, 2006).

In een onderzoek van Davenport uit 1992 bleek dat het meest voorkomende politieke model van kennisoverdracht een vorm van informatie ‘feudalisme’ was: individuele managers en hun afdelingen

(16)

3.5 Kenmerken van de motivatie van de genodigde

Het algemeen belang betekent: in het belang van iedereen. Kuypers (1973) definieerde het begrip als ‘het algemeen belang van een aantal actors is al wat in een gegeven uitgangssituatie bijdraagt tot het doel van elk der actors, dan wel, indien zij georganiseerd zijn, tot het doel dat de organisatie in hun naam nastreeft’. Het ‘politiek algemeen belang’ is een deelbelang, het belang van de groep die een wet maakt, die de macht heeft, ten koste van alle andere partijen. Het maatschappelijk belang is datgene dat voor de maatschappij in het algemeen nuttig, gewenst of nodig is (Schrijver, 1975). De sociale politieke context, het maatschappelijk en politiek belang van een vergaderonderwerp zijn vanuit deze achter-grond ook motiverende factoren voor zowel genodigden als Kamerleden om deel te nemen aan een rondetafelgesprek. Van Duivenboden stelt:

Alleen door het delen van kennis kunnen ontwikkelingen in de omgeving worden opgepikt en vertaald in de eigen visie en werkwijze van de organisatie. Voor beleidsmakers en bestuurlijk verantwoordelijken lijkt het bovendien de enige manier waarop nog enig mate van verantwoor-ding kan worden afgelegd over hetgeen er plaatsvindt in de uitvoeringspraktijk.

(Van Duivenboden 1999, 330).

‘Het zal geen verrassing zijn dat een hogere motivatie van de afzender om kennis over te dragen waarschijnlijk zal resulteren in een meer succesvolle kennisoverdracht ‘ (Easterby-Smith et al, 2008). Ardichvilli (2003) kwam met een kader dat motiverende factoren voor kennisoverdracht bevat, zoals een gevoel van gemeenschap en verbondenheid maar ook overwegingen gebaseerd op nut en waarde van de kennis. Ardichvilli onderzocht ook factoren die de motivatie voor kennisdeling negatief beïnvloe-den zoals een gebrek aan tijd. Een gebrek aan tijd van de bron heeft een directe negatieve consequentie voor de mate van kennisdeling.

Reciprociteit, of het over en weer overdragen van kennis, kan kennisoverdracht faciliteren als de individuen kunnen inzien dat de waardering voor hen als persoon toeneemt als er meer kennis door hen wordt overgedragen aan anderen (Gupta en Govindarajan 2000; Ipe, 2003). Reciprociteit kan een motivator zijn voor kennisoverdracht, maar dan moeten de individuen in staat zijn om te anticiperen op het feit dat de kennisoverdracht gunstig voor hen zal werken, het is de verwachting dat ze iets terug zullen krijgen voor de waarde die wordt gecreëerd door hun betrokkenheid bij het kennisoverdracht-proces (Ipe, 2003). Empirisch bewijs voor de relatie tussen reciprociteit en kennisoverdracht laat zien dat het ontvangen van kennis van anderen door de bron, de kennisgever, een doorgave van kennis betekent in zowel een horizontale als verticale richting binnen de organisatie (Schultz, 2001).

Zelfs wanneer mensen de hoogste prioriteit geven aan de belangen van de organisatie en/of hun professionele gemeenschap, hebben ze de neiging om kennisdeling uit de weg te gaan om redenen die niet gebaseerd zijn op eigenbelang. In feite zijn sommige van de hindernissen gegrond in de zorg voor het belang van de gemeenschap (bijv. de angst om de belangen van de gemeenschap te schaden door het verstrekken van verkeerde antwoorden op vragen gericht aan de gemeenschap). Extra belemmeringen voor deelname aan kennisoverdrachtprocessen zijn factoren die verband houden met beveiligde of ver-trouwelijke informatie van de organisatie en beperkingen die de beveiligde of verver-trouwelijke informatie met zich meebrengen.

3.6 Het medium voor kennisoverdracht

Naar de mening van Van Walsum komt een hoorzitting alleen tot zijn recht als de mogelijkheid voor een ‘werkelijke discussie’ bestaat (Veenstra, 1976).

‘Hoorzittingen worden zinvoller wanneer het gesprokene het karakter krijgt van een dialoog’ (Hagelstein, 1991).

De belangrijkste functie van hoorzittingen en rondetafelgesprekken is het verstrekken van informatie aan Kamerleden. Bij hoorzittingen en rondetafelgesprekken komen Kamerleden in gesprek met personen die tot belanggroeperingen behoren, ambtenaren, wetenschappers of burgers. Door middel van vraag en dialoog horen ze ideeën en expertise van verschillende groepen en individuen. Deze informatie kunnen ze meenemen in hun beraad over politieke besluitvorming.

(17)

‘Het informatieproces vormt een verbindend element tussen de drie parlementaire fasen: informatie wordt ingevoerd, verwerkt en omgezet in beslissingen’ (Van Schendelen, 1975).

Leden van verschillende culturele achtergronden verschillen in hun normen voor gedrag in

communi catie (Houtkoop en Koole 2000, 110). Volgens Szulanski (1996) hangt het succes van de over-dracht van af van de kwaliteit van de communicatie tussen de individuen en hun niveau van intimiteit. Frequente interacties tussen mensen zorgen voor interpersoonlijke aantrekking, nauw contact tussen individuen zal zorgen voor goede communicatiestromen.

Er kunnen zich situaties voordoen volgens Van Schendelen die ‘het resultaat van het informatie-proces, namelijk de informatiegraad van de ontvanger (bijvoorbeeld een Kamerlid) negatief beïnvloeden’ (Van Schendelen, 1975). Van Schendelen heeft het over ‘uitzendingsproblematiek’. Bij de overdracht van gegevens kan ‘ruis’ optreden. De bron moet bepaalde capaciteiten hebben om zijn kennis goed en duidelijk over te dragen, anders treedt gegevensverlies en gegevensverandering op.

3.7 Openbaarheid en het toegankelijk maken van

overheidsinformatie

De betekenis van het woord openbaarheid beperkt zich volgens de Goede en van Maarseveen (1969) tot zichtbaarheid, toegankelijkheid en kenbaarheid voor een ieder die wil zien, komen of kennen.

Openbaarheid van overheidsinformatie is voor het functioneren van de democratische rechtstaat onontbeerlijk. Kennis van informatie die de overheid creëert, ontvangt, gebruikt, verspreidt en beheert, maakt het burgers mogelijk de overheid te controleren en deel te nemen aan het debat over het handelen van de overheid, in de politiek en daarbuiten (Seydel, 2001).

Hoorzittingen zijn commissievergaderingen. Als zodanig zijn ze onderworpen aan de regel van artikel 24 Reglement van Orde van de Tweede Kamer (Tweede Kamer, 2013B): hoorzittingen zijn openbaar tenzij de commissie anders besluit (Hagelstein, 1991).

Een proef met openbare commissievergaderingen werd pas voor het eerst gehouden in 1962. In 1966 werd de nieuwe regeling in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer vastgelegd. Volgens Duynstee (1969) worden de discussies dan tijdens de vergaderingen levendiger en worden de zaken in meer gewone taal besproken.

Tijdens hoorzittingen wordt kennis uitgewisseld. Er is een informatiebehoefte bij de Kamerleden naar kennis uit de praktijk. Maar de genodigden en het publiek dat aanwezig is bij hoorzittingen ver-langen ook naar kennis over de standpunten van de verschillende partijen.

Door de technologische ontwikkelingen wordt de Kamer steeds meer zichtbaar. Internet is een steeds populairder middel om debatten te volgen en wordt gebruikt om veel sneller, directer en completer Kamerleden en burgers te informeren. Deze openbaarheid geeft burgers de mogelijkheid om naast de overheid zelf te kijken en te oordelen over het politieke steekspel in de Haagse enclave. De audiovisuele verslagen van de vergaderingen geven burgers het idee dat ze aanwezig zijn op het Binnenhof. Van de plenaire vergaderingen zijn er uitzendingen van hoge kwaliteit, zowel via internet als televisie. In 2013 werd de nieuwe Tweede Kamersite gepresenteerd waarop de plenaire vergaderingen te zien zijn via een live-stream. Via Debat Gemist, het online beeldarchief van plenaire debatten zijn alle plenaire ver-gaderingen terug te zien en te doorzoeken. Hoorzittingen zijn openbaar en toegankelijk voor burgers maar ze moeten er meestal wel voor naar Den Haag komen. Normaal gesproken wordt er geen verslag van de vergaderingen gemaakt. Een commissie bepaalt zelf of van een hoorzitting een verslag verschijnt en welke vorm dit verslag heeft (Hagelstein, 1991).

Alleen in uitzonderlijke gevallen, zoals bij parlementaire onderzoeken worden de hoorzittingen uit-gezonden via youtube en live-streams op de Tweede Kamer-site. Soms worden de vergaderingen

(18)

vast-4

De rol van hoorzittingen en rondetafelgesprekken bij

de besluitvormingsprocessen in de Tweede Kamer

4.1 Geschiedenis van de hoorzitting

In 1848 werd onder leiding van de liberale politicus Thorbecke het ontwerp-document voor een nieuwe grondwet opgesteld. De nieuwe grondwet beperkte de macht van de koning door de invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid en door het parlement het recht te geven om wetten te wijzigen en onderzoekende hoorzittingen te houden. Maar toen Thorbecke in 1849 minister van Binnenlandse Zaken werd gaf hij echter geen uitvoering aan dit laatste idee (Hagelstein 1991, 212).

Als in de jaren tachtig van de 19e eeuw het socialisme opkomt zorgden de slechte omstandigheden

van de arbeiders voor demonstraties en aandacht in de politiek. De Tweede Kamer stelde een van de eerste parlementaire enquêtes, de Arbeidsenquête, in naar de omstandigheden in fabrieken en werk-plaatsen (Oud, 1951).

In de jaren vijftig van de vorige eeuw konden vaste commissies deskundigen horen. Het ging dan meestal om hoge ambtenaren en colleges die bij het bestuur betrokken waren die achter gesloten deuren werden gehoord. Dit werden hearings genoemd (Hagelstein 1991, 212).

De proef met openbare commissievergaderingen begon in 1962. De nieuwe regeling in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer kwam pas in 1966 tot stand (de Goede 1969, 67). In de periode 1969-1972 is een duidelijke piek te zien in het aantal gehouden hoorzittingen: in 1969 zijn dat er 28, in 1970, 26 en in 1971: 30. Veenstra zoekt de verklaring hiervoor in het optreden van de toenmalige oppositie die zich ook in andere opzichten gevoelig toonde voor invloeden buiten het parlement (Veenstra, 1975). Na deze periode liep het aantal hoorzittingen weer terug. Eind jaren negentig is er sprake van een vernieuwing in de Europese politiek. In het Verenigd Koninkrijk en Nederland proberen overheids-instanties de burgers meer te laten participeren in de besluitvormingsprocessen, in eerste instantie niet zozeer door ze te consulteren maar door onderwerpen die in de maatschappij in de belangstelling staan op de politieke agenda te zetten (Pollitt, 2003). Het rondetafelgesprek is ontstaan in die periode (Van der Pijl, 2010).

In figuur 3 is te zien dat het verloop van het aantal vergaderingen grillig is: vanaf 2007 neemt het aantal hoorzittingen en rondetafelgesprekken toe. In 2009 loopt het aantal hoorzittingen weer terug terwijl het aantal rondetafelgesprekken per jaar sterk verschilt. Het overgrote deel van de hoorzittingen wordt gehouden op initiatief van de betrokken Kamercommissie(s) (Veenstra, 1975). Volgens commissie-griffier René Berck is dat nog steeds het geval.

Het in 2009 ontworpen instrument van de intensief voorbereide hoorzitting wordt nog weinig ingezet (zie figuur 3). De Kamer heeft in het kader van het project ‘Versterking Kennispositie Parlement’ in 2012 intern laten onderzoeken welke voorwaarden gesteld kunnen worden aan de voorbereiding van de toepassing van elk van de instrumenten; het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven (BOR) heeft een ‘handreiking’ opgesteld die de commissies kunnen gebruiken bij besluitvorming over het inzetten van een hoorzitting (in verschillende varianten) of rondetafelgesprek (De Staat van de Tweede Kamer, 2013).

Figuur 3 Tabel hoorzittingen

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Hoorzitting 15 20 9 7 12 4 2 5

Hoorzitting (intensief voorbereid) 3 1 2 Rondetafelgesprek2 37 38 70 98 50 50 106 48

Individuele gesprekken 169 216 287 216 173 192 149 222

2 Tijdens een rondetafelgesprek zitten alle genodigden tegelijkertijd aan tafel om deel te nemen aan de gedachtewisseling,

terwijl in een klassieke hoorzitting genodigden één voor één hn inbrengleveren. Bron: (De Staat van de Tweede Kamer, 2013).

(19)

In de onderzoeksperiode (tot en met mei 2014) zijn geen hoorzittingen of intensief voorbereide hoorzittingen gehouden. Er zijn in deze periode 43 rondetafelgesprekken gehouden.

4.2 Het onderzoek­ en enquêterecht

Het parlement (de Eerste en Tweede Kamer) vertegenwoordigt het Nederlandse volk, controleert de regering en is medewetgever. Een van de belangrijkste rechten van het parlement is het onderzoek- en enquêterecht: het parlement kan, buiten het kabinet (ministers en staatssecretarissen) om, een parlementair onderzoek instellen naar een bepaalde kwestie. De zwaarste onderzoeksvorm is de parlementaire enquête. De Tweede Kamer kan dan getuigen onder ede verhoren.

De 150 Tweede Kamerleden doen hun werk vooral in commissies. Alle fracties hebben daarin naar evenredigheid vertegenwoordigers. Commissies hebben een eigen voorzitter, ondervoorzitter en secre-taris (een plaatsvervangend griffier). Voor commissies zijn er ondersteunende ambtenaren die werken bij de zogenaamde Griffies commissies [http://www.parlement.com/id/vh8lnhrpmxv8/hoorzitting].

Er zijn verschillende typen van commissies. Er is de vaste commissie die los van specifieke issues functioneert, op (delen van) departementen georiënteerd is en een aantal vaste taken heeft. De tijdelijke commissies hebben een ad hoc karakter: ze worden gevormd en samengesteld naar aanleiding van een specifieke issue. (Van Schendelen, 1975). Parlementair onderzoek kan verricht worden door een tijdelijke commissie of een enquêtecommissie.

Sinds de herziening van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer van 1992-1993 is het aantal

Figuur 4 Grafiek Hoorzittingen.

25 20 15 10  5  0 350 300 250 200 150 100 50 0

Bron: (De Staat van de Tweede Kamer, 2013).

 Hoorzittingen (linkeras)

 Hoorzitting (intensief voorbereid (linkeras)  Individuele gesprekken (rechteras)  Rondetafelgesprekken (rechteras)

(20)

Onderzoeksopdrachten kunnen alleen worden uitgevoerd door tijdelijke commissies (RvOTK art. 27) Een vaste commissie kan niet worden belast met onderzoeksopdrachten. Een vaste commissie die een parlementair onderzoek uitvoert loopt nadrukkelijk het risico ook het eigen optreden in een bepaalde zaak te moeten onderzoeken. De commissie zou dan rechter worden in eigen zaak. Dit is ongewenst. Daarnaast spelen praktische bezwaren. Een vaste commissie kent veel leden. Het is een fictie te veronderstellen dat deze allemaal in gelijke mate kunnen participeren in onderzoeksactiviteiten zoals het houden van hoorzittingen. Wanneer een vaste commissie onderzoek verricht heeft, is er geen andere commissie die de verdere parlementaire behandeling van hun onderzoeksrapport ter hand kan nemen. (Toelichting regeling parlementair en extern onderzoek RvOTK, 98)

In 2009 stelde Kamervoorzitter Gerdi Verbeet een uit Kamerleden bestaande stuurgroep in ter parlementaire zelfreflectie (Tweede Kamer, 2009). In de aanbevelingen uit het rapport ‘Vertrouwen en zelfvertrouwen’ wordt duidelijk dat de stuurgroep een belangrijke functie voor hoorzittingen ziet: het verbinden van informatie, door het organiseren van hearings met alle relevante actoren, waaronder ambtenaren van departementen, experts en ervaringsdeskundigen uit de maatschappij. De hoorzitting nieuwe stijl werd een verbeterd informatie-instrument (Tweede Kamer, 2009) met een uitgebreidere voorbereidingsperiode.

In 2013 kwam het Montesquieu instituut, een wetenschappelijk onderzoeksinstituut van de

Universiteit van Maastricht, met een voorstel om commissies meer onderzoeksbevoegdheden te geven, waarbij subcommissies kleinschalige, flexibele parlementaire enquêtes, gericht op beleidsevaluatie of toekomstige beleidsvraagstukken zouden kunnen uitvoeren. Deze subcommissies zouden ingebed kunnen worden in de vaste commissies.

‘[...] een meer structurele inzet van het onderzoeksinstrument biedt mogelijkheden om de betrokken-heid van burgers, zowel in hun rol als belanghebbenden als van (ervarings)deskundigen, in de

parlementaire praktijk te vergroten’. (Loeffen 2013, 8-11).

In de conclusie van dit policy paper wordt de motivering voor deze aanbeveling gegeven: ‘Het parlement wordt daarmee, veel meer dan nu het geval is, een werkplaats waar overheidsbeleid dagelijks aan de hand van bewijsmateriaal en met de bijdragen van belanghebbenden en experts wordt onderzocht, inzichtelijk gemaakt, bediscussieerd en uiteindelijk beoordeeld.’

Saskia Stuiveling, voorzitter van de Algemene Rekenkamer noemt in een interview met Gerdi Verbeet ook een gewenste uitbreiding van de onderzoekstaak. Volgens Stuiveling is de Tweede Kamer niet genoeg bezig om los van de besluitvormingsagenda een soort maatschappelijke agenda te hebben in een eerder stadium van een probleem. Wat haar betreft zou het parlement veel eerder een parlementair onderzoek of een hoorzitting moeten organiseren voor de eigen informatiepositie over een thema.

‘Op het moment dat je de informatiepositie van het parlement over een maatschappelijk probleem centraal stelt, dan is dat de gezamenlijke kennis van het parlement. Dan objectiveer je, waar mogelijk, de positie van al die fracties. En dan liefst niet achteraf maar vooraf. Komt er dan regelgeving, dan kun je elkaar aanspreken op die kennis die je gezamenlijk hebt opgebouwd’ (Verbeet 2012, 147).

4.3 De verschillende soorten hoorzittingen

Hoorzittingen en rondetafelgesprekken vinden plaats in het begin van het traject dat een wet of wetsvoorstel of onderwerp in de Tweede Kamer doorloopt.

De hoorzitting

Een hoorzitting is een serie gesprekken met verschillende personen of vertegenwoordigers van organisaties, waarbij de gesprekspartners na elkaar aan bod komen. Het is grotendeels eenrichtings-verkeer: alleen de Kamerleden kunnen vragen stellen. Een hoorzitting is in principe openbaar. De commissie bepaalt wie worden uitgenodigd (Handboek Griffiers, 2008).

Voorafgaand aan de vergaderingen worden genodigden verzocht om een schriftelijke reactie, bijvoor-beeld in de vorm van enkele gesprekspunten, naar de commissiestaf te zenden. Deze schriftelijke reacties of inbrengen worden gebundeld en onder de commissieleden en de genodigden verspreid. Een overzicht

(21)

van de genodigden wordt op de Tweede-Kamersite op de convocatie gezet en na de verzending van de uitnodiging verspreid.

Ook burgers en organisaties kunnen verzoeken om een hoorzitting. Het is echter de Kamercommissie die na ontvangst van een verzoek een besluit neemt om al dan niet een rondetafelgesprek of hoorzitting te organiseren. Er is met andere woorden geen recht voor burgers of organisaties op een rondetafel-gesprek of hoorzitting. Het kan door hen niet worden afgedwongen.

Het komt regelmatig voor dat burgers of organisaties verzoeken om een gesprek over een onderwerp dat bij de commissie in behandeling is. Soms is dat een verzoek om een bilateraal gesprek (tussen ver-zoeker en commissie), soms om een rondetafelgesprek, soms om een hoorzitting. Burgers en organisaties kunnen een verzoek om een gesprek naar de commissie mailen of in een brief aan de commissie voor-leggen. Ook kan een verzoek aan één of meer individuele Kamerleden worden voorgelegd. Het betrokken Kamerlid kan dan beslissen om het verzoek al dan niet aan de commissie voor te leggen. Het is dus uiteindelijk de Kamercommissie die beslist of een verzoek wordt gehonoreerd, en zo ja, in welke vorm.

Het rondetafelgesprek

Een bijzondere variant van de hoorzitting is het rondetafelgesprek. Daarin worden de genodigden niet na elkaar ondervraagd zoals bij de hoorzitting, maar zitten zij gezamenlijk bij de commissie aan tafel, zodat interactie tussen Kamerleden en genodigden mogelijk is en sprekers op elkaar kunnen reageren. Een rondetafelgesprek is in principe openbaar. Het rondetafelgesprek wordt steeds vaker in plaats van de hoorzitting georganiseerd; het voordeel is immers dat de genodigden met elkaar in discussie kunnen gaan, waardoor de Kamerleden een goede afweging kunnen maken (Handboek Griffiers, 2008). Net als bij de hoorzitting worden de genodigden vooraf om een schriftelijke reactie gevraagd. De vermelding in de agenda van de Tweede Kamer ‘Hoorzitting/rondetafelgesprek’ heeft een technische achtergrond: in de systemen van de Tweede Kamer is er maar één activiteitsoort beschikbaar om de twee typen vergaderingen te registeren. Die activiteitsoort heet ‘Hoorzitting/rondetafelgesprek’. Gebruikelijk is in de omschrijving van de activiteit toe te voegen of het een hoorzitting betreft of dat het om een rondetafelgesprek gaat.

In het Reglement van Orde van de Tweede Kamer (Tweede Kamer, 2013B) worden zowel de hoor-zitting als het rondetafel gesprek zeer summier gedefinieerd: de hoorzitting is een openbare vergadering waarin een commissie personen en/of organisaties hoort. Het rondetafelgesprek is een variant op de hoorzitting waarbij leden, externe betrokkenen, deskundigen en soms ook ambtenaren met elkaar van gedachte wisselen over een bepaald onderwerp.

Uit bovenstaande definities en uit gesprekken met de griffiers van de Tweede Kamer maak ik op dat de hoorzitting meer dan het rondetafelgesprek gaat over ‘waarheidsvinding’. Een hoorzitting is een commissievergadering waarbij specialisten in een bepaald domein (bijvoorbeeld verkeer, gezondheid, milieu, …), uitgenodigd worden om hun visie over een concreet probleem te geven. Hoorzittingen worden meestal georganiseerd om meer duidelijkheid te krijgen over de context, de maatschappelijke gevolgen of de technische aspecten van een probleem. De genodigden worden bij een hoorzitting één voor één ‘gehoord’.

Tijdens een rondetafelgesprek zitten de genodigden samen met een aantal Kamerleden aan een tafel en is er meer ruimte voor zowel genodigden als Kamerleden om met elkaar van gedachten te wisselen over een onderwerp. De vergadering is gericht op het inwinnen van informatie en het toetsen van draagvlak voor beleidsvoornemens, wetsvoorstellen en wetswijzigingen.

Verslaglegging

Van hoorzittingen en rondetafelgesprekken worden geen verslagen gemaakt, om te voorkomen dat leden afzien van deelname in de wetenschap dat er toch een verslag wordt vervaardigd. Wel wordt er regelmatig een bandopname gemaakt van de vergaderingen.

(22)

‘[...] een aantal vaste commissies is recentelijk gaan experimenteren met de ‘hoorzitting nieuwe stijl’, waarbij een goede voorbereiding wordt gecombineerd met scherper (door)vragen en onderlinge afstemming tussen commissieleden’ (Tweede Kamer 2009, 49).

De hoorzitting nieuwe stijl of intensief voorbereide hoorzitting onderscheidt zich van de ‘reguliere’ hoorzitting en het rondetafelgesprek door het feit dat deze vooraf wordt gegaan door een korte, maxi-maal twee maanden durende, onderzoeksfase (onderzoeksvraag, vragenlijsten en selectie genodigden) waarbij ook de leden worden betrokken. De hoorzitting wordt inhoudelijk voorbereid door de commissie-staf en de leden, maar die kunnen ondersteuning krijgen van medewerkers van Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven (BOR). Net als de reguliere hoorzitting is de intensief voorbereide hoorzitting gericht op waarheidsvinding. De gesprekspartners worden na elkaar ontvangen, en in de regel wordt ook langer met gesprekspartners gesproken (1 uur) dan bij een rondetafelgesprek. De resultaten worden in een integraal verslag opgenomen.

4.4 Openbaar maken van de vergaderingen

Algemeen uitgangspunt is dat commissievergaderingen van de Tweede Kamer openbaar zijn. De meerwaarde van de rondetafelgesprek en de hoorzitting is de openbare informatie die zo’n vergadering oplevert. Tot een besloten vergadering moet expliciet worden besloten. Dat staat ook beschreven in artikel 37 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer (Tweede Kamer, 2013B).

Openbare vergaderingen van commissies zijn toegankelijk voor het publiek. Zij kunnen op de publieke tribune plaatsnemen.

(23)

5 Onderzoeksmethoden

5.1 Inleiding

Het observeren van vergaderingen is een methode om de nuances van het kennisoverdrachtproces in een specifieke context te onderzoeken. De context van de hoorzittingen en rondetafelgesprekken is een bijzondere setting: het gaat hier om kennisoverdracht tussen organisaties middels gekozen individuen. De organisaties hebben verschillende belangen en in het algemeen niet direct een commercieel belang.

De vergaderingen zijn formele kanalen voor informatieoverdracht, maar het is waarschijnlijk dat voor en tijdens de vergaderingen op informele manier informatie wordt uitgewisseld.

Het model van Ipe (2003) presenteert de factoren die de meest significante invloed hebben op kennis-deling. Zij kijkt weliswaar naar kennisdeling binnen een organisatie maar heeft de kennisoverdracht tussen individuen bestudeerd. In de situatie van een rondetafelgesprek gaat het ook om kennisoverdracht tussen individuen: een beleidsmaker en een deskundige. Deze individuen hebben weliswaar andere belangen maar in de vergadering, die hier fungeert als medium, is er sprake van een kennisoverdracht van individu naar individu. TNO (Keijsers et al, 2005) heeft haar procesmodel geconstrueerd met de 33 kenmerken die bij een reviewstudie naar boven kwamen alszijnde de kenmerken die het informatie-proces beïnvloeden in beleidssituaties. Aangezien de hoorzittingen en rondetafelgesprekken onderdeel zijn van de input voor beleidsmakers om tot beantwoording van beleidsvragen te komen kijk ik naar de factoren die bij de inputkant van het procesmodel worden aangegeven.

Er zal gebruikt worden gemaakt van Ipe’s framework en het model van het TNO om de variabelen te operationaliseren.

Bij de observaties, de interviews en survey is geen tijd en ruimte om naar alle factoren die in de literatuur naar boven zijn gekomen te vragen. Op basis van het literatuuronderzoek is voor elke factor een inschatting gemaakt hoe belangrijk deze is. Bij de observaties wordt gekeken naar welke van de gevonden factoren naar boven komen tijdens de vergaderingen. In de interviews wordt gevraagd naar de invloed van de gevonden factoren. Met de resultaten van de observaties en de interviews zijn de vragen van de survey aangepast en wordt in de survey het volgende gepeild:

Voor wat betreft de bron en de kennis van de bron wil ik kijken naar de ervaring en de positie van de bron en zijn of haar kennis en ervaring met betrekking tot het onderwerp;

Voor wat betreft de Informatiebehoefte wil ik kijken naar de duidelijkheid van de informatiebehoefte; Voor wat betreft de motivatie van de bron wil ik kijken naar het politiek en maatschappelijk belang

van het onderwerp en zijn of haar eventuele relatie met de Kamerleden. Ik wil ook proberen te peilen of het uitbreiden van zijn of haar netwerk een rol speelt;

Voor wat betreft de kenmerken van de organisatie wil ik kijken of kennisoverdracht is ingebed in de cultuur van de organisatie;

Voor wat betreft de manier waarop kennis wordt overgedragen wil ik peilen wat de genodigden vinden van het medium van kennisoverdracht en of de tijd die ze hebben gehad voor hun bijdrage een invloed heeft op die bijdrage;

Voor wat betreft het vastleggen en openbaarmaken van de vergadering wil ik nagaan of de bron, de genodigde bezwaar heeft tegen het audiovisueel vastleggen of openbaarmaken van de vergadering.

(24)

5.2 Validiteit

Om de validiteit van het onderzoek te verhogen heb ik gekozen voor triangulatie. Door te kiezen voor drie verschillende methoden van onderzoek wordt de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek verhoogd.

Om de gedragingen, handelingen en opvattingen van individuen te onderzoeken en te analyseren is gekozen voor observaties (observatieformulieren), semi-gestructureerde interviews (interviews aan de hand van vragenlijsten), en een survey (survey voor genodigden van rondetafelgesprekken en survey voor genodigden hoorzittingen).

Vanuit de literatuur worden factoren verzameld die van belang zijn en die invloed hebben op de kennisoverdracht van genodigden bij hoorzittingen en rondetafelgesprekken in de Tweede Kamer. Het literatuuronderzoek dient ook om belangrijke begrippen als kennis, kennisoverdracht, hoorzitting, ronde tafelgesprek en openbaarheid te definiëren.

Kennis is een immaterieel en is dus moeilijk te meten. Een overzicht van de literatuur over kennis-deling toont aan dat kennisoverdracht niet goed is te definiëren voor het doen van empirisch onderzoek.

Op basis van het literatuuronderzoek wordt een raamwerk opgesteld voor observaties, interviews met genodigden voor hoorzittingen en rondetafelgesprekken in de Tweede Kamer en een survey onder deze genodigden. In de interviews en de survey worden de genodigden gepeild over de verschillende factoren die van invloed zijn op het kennisoverdrachtproces tijdens de vergaderingen.

De interviews en survey worden gebruikt om de tweede, vijfde en zesde deelvraag te beantwoorden en de observaties worden gebruikt om antwoord te geven op deelvragen drie en vier.

De resultaten van het literatuuronderzoek, de observaties, interviews en de survey worden in samen-hang met elkaar bezien en geïntegreerd in de conclusie waarmee de eerste deelvraag wordt beantwoord.

5.3 Observatie

Een case study is het bestuderen van een verschijnsel in zijn natuurlijke omgeving. Na het kiezen van een ingang, bepaal je tijdens het onderzoek welke gegevens moeten worden verzameld en hoe kun je deze gegevens vervolgens kunt analyseren en rapporteren (Baarda et al, 2005).

Een meervoudige casestudy wordt onder andere gedaan als de gekozen cases kunnen worden gedaan als representanten van gelijksoortige cases. Volgens Baarda beperk je je in een case study tot een paar cases en is de informatieverzameling breed.

Om de context te begrijpen van het kennisoverdrachtproces tijdens hoorzittingen en rondetafel-gesprekken is het nodig meerdere van deze commissievergaderingen te volgen: meervoudige observa-ties. Ik geef de voorkeur aan de Nederlandse term ‘observatie’ boven ‘case study’. Bestudering van een schriftelijk verslag van een rondetafelgesprek [http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/verslagen/ detail.jsp?id=2014Z00799&did=2014D05586] geeft een idee over de gang van zaken tijdens een ronde-tafelgesprek. Per vergadering zal worden aangegeven op een observatieformulier welke van de in de literatuur gevonden invloedsfactoren op de bijdrage van de genodigden opvallen of ter sprake komen. Met de resultaten van de observaties zullen de vragenlijsten van de survey zo nodig worden aangepast.

5.4 Interviews

Doel van de interviews is na te gaan of de factoren zoals die uit de literatuurstudie naar voren komen ook daadwerkelijk een belangrijke rol spelen in het proces van het overbrengen van informatie door deskundigen tijdens rondetafelgesprekken. Het gaat hierbij om de opinie van genodigden over de factoren die van invloed zijn op kennisoverdrachtproces.

Op basis van de modellen van Ipe (2003) en het model uit het TNO/NIGZ-rapport ‘Kennis Beter Benutten’ (Keijsers et al, 2005) hebben de vragen in de interviews en survey betrekking op de perceptie van deelnemers ten aanzien van kennisdeling, het doel, de motivatie, de informatiekanalen (bronnen) en -soorten, de relatie met de kamerleden en de (netwerk)factoren die de informatieoverdracht beïnvloeden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de evolutie van de uitgaven op het niveau van de 9 grote budgettaire rubrieken in de documenten C (waarbij C1 verder wordt uitgesplitst)

De commercieel technicus op basis van zijn voorraadhoogte en leverancierskeuze materialen en middelen in, organiseert de logistiek daaromheen zodat het bedrijf steeds een

( H e a t h , mededeling op: Ilnd International Congres of Crop Protection, London, 1949). Hierdoor ontstaat de situatie, dat men eenzelfde middel op verschillende wijze

In Nederland wordt binnen Wagenin- gen University & Research inmiddels al enkele jaren onderzoek gedaan naar essentaksterfte, daarbij gaat het zowel om bomen voor de

afgenomen tussen 2003 en 2011. Ook wordt daarom aangenomen dat het verschil in geschatte oesterbestanden voor de periode 1980-2005 en 2011-2017 vooral veroorzaakt is door

Humanist values promoted at the school of: respect, solidarity and empathy, contribute to the concept of transculturation and reduce social discrimination (Programas de estudio

The key question is, “to what extent are mass media and new technologies used to contextualize the growth of the churches in the DRC?” The study focussed on the

Het percentage bedrijfshoofden (van 50 jaar en ouder) zonder opvolger was met 56 hoger dan beide voorgaande bedrijfstypen Van de 28 b e d r i j - ven met minder dan 5 ha fruit werd