• No results found

III Interviews

In document Kennis uit de praktijk (pagina 61-64)

Interview met Marcel Lever

7 april 2014

Verslag interview met Marcel Lever, 7 april 2014 om 13:00 op het Centraal Planbureau in Den Haag. Marcel Lever is programmaleider Sector 2 Macro-analyse van het CPB en was deelnemer was aan het rondetafelgesprek op 31 januari jl. over de novelle Witteveenkader- Een wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014.

Er is een geschreven verslag van deze vergadering (zie bijlage…).

Karin Liefting (KL): Meneer Lever, ik wil graag beginnen met drie korte vragen om u te introduceren. Hoe lang werkt u al bij het CPB?

Marcel Lever (ML): Meer dan tien jaar.

KL: Hoe lang werkt u al op het huidige beleidsterrein?

ML: Ongeveer vier jaar.

KL: Wat is het type functie dat u heeft binnen uw organisatie?

ML: Ik ben hoofd van de onderzoeksafdeling.

KL: Was het u op voorhand van de vergadering duidelijk wat de beleidsmakers van u wilden weten?

ML: Ik wist globaal waar het over ging. Ik had al een notitie toegestuurd over welk pensioen je zou kunnen bereiken met de voorgestelde wetgeving.

KL: Het was u globaal duidelijk. Kunt u aangeven of dat van invloed was op uw voorbereiding tot de vergadering?

ML: Nee, ik heb even gekeken naar de stukken die andere mensen hadden opgestuurd voor die vergade­ ring. Maar we hadden zelf in de voorbereiding voor het wetgevingstraject voor het ministerie al een aantal analyses gedaan, daarom was ik inhoudelijk al voldoende geïnformeerd.

KL: Was u op voorhand van de vergadering zeker dat u de vragen van de beleidsmakers zou kunnen beantwoorden?

ML: Ik was vrij zeker dat ik de vragen zou kunnen beantwoorden.

KL: Kunt u aangeven of dat van invloed was op uw voorbereiding tot de vergadering?

ML: Ja, ik zou niet deelnemen aan een vergadering als ik niet zeker wist wat er ongeveer zou komen.

KL: Was er een (sterk) maatschappelijk belang verbonden aan uw deelname aan de commissievergadering?

ML: De vergadering ging over pensioenen, een belangrijk onderwerp dus.

KL: Was er een (sterk) politiek belang verbonden aan uw deelname aan de commissievergadering?

ML: Ik weet niet hoe je dat bedoelt, ik heb geen politieke belangen.

Het CPB probeert de politiek goed te informeren zodat er weloverwogen een besluit kan worden genomen. We proberen aan te geven wat de financiële en economische consequenties zijn van de wets­ voorstellen die voorliggen.

Je moet van te voren bedenken: welke boodschappen wil ik meegeven. Dat moet je voor jezelf in een paar bullits even uitschrijven en dat moet je dan kort neerzetten. Verder moet je dan afwachten wat voor vragen je krijgt en die beantwoorden.

KL: Hoe vaak heeft u aan een rondetafelgesprek meegedaan?

ML: Ik denk dat ik nu zo’n vier keer heb meegedaan.

KL: Vindt u ze nuttig deze vergaderingen?

ML: Ja, sommige onderwerpen zijn best wel complex. En er zijn soms ook wel lastige maatschappelijke afwegingen. Dus ik denk dat het wel nuttig is.

KL: Wat is dan de meerwaarde van zo’n vergadering?

ML: Van sommige partijen (organisaties, KL) had ik van te voren in de publiciteit al wat gezien en sommige partijen hadden ook een schriftelijke inbreng verstuurd. Die informatie lees je dan van te voren. Als ze iets naar voren brengen waar ik een andere kijk op heb, dan reageer ik daar wel op. Maar de ruimte voor dialoog tussen de partijen is wel heel beperkt.

KL: Is daar dan geen tijd voor, voor of na de vergaderingen?

ML: In beperkte mate. Zeker omdat over dit onderwerp al een aantal keren is gediscussieerd in de media. Wat dat betreft waren het al wel bekende standpunten die je hoorde.

KL: In hoeverre vindt u het belangrijk om op voorhand de bij de vergadering aanwezige beleidsmakers te kennen?

ML: Vind ik niet zo belangrijk. Het zou wel handig zijn om te weten welke vragen ze stellen van te voren.

KL: Kunt u aangeven of u dat van invloed vind op uw bijdrage tot de vergadering?

ML: Ik zou het wel handig vinden om me van te voren voor te kunnen bereiden op die vragen. Maar ik snap het wel. Voor een groot gedeelte komen die vragen ook pas op, na de woordelijke inbreng die je geeft. Of als iemand anders iets zegt, dan reageert een kamerlid daar op in bijvoorbeeld de tweede ronde van vragen stellen. Op zich is dat ook prima hoor. Maar je weet nooit precies welke vragen er bij de politieke partijen leven.

KL: Wat zijn de twee belangrijkste redenen voor u om toe te stemmen in deelname aan de commissie­ vergadering?

ML: We hebben een rol gespeeld in de beleidsvoorbereiding om analyses te doen en ik denk dat het goed is dat deze analyses betrokken worden in de overwegingen van de politieke partijen bij het bepalen van hun standpunt. Door naar de vergaderingen te gaan kan ik er zekerder van zijn dat onze analyses bij hen bekend zijn en eventuele onduidelijkheden of misverstanden die er zijn kan ik zo uit de weg nemen.

Er worden vragen gesteld als: “Wat voor pensioen kunnen mensen nog bereiken als ze een lager opbouwpercentage hebben?” of “Hoeveel levert het voor de schatkist op als de pensioenbesparingen versoberd worden?”. Daar hebben wij analyses op gedaan en het is goed als politieke partijen op dit soort vragen de uitkomsten weten. Het staat hen verder vrij om andere afwegingen te maken natuurlijk. Als ze zeggen: “Wij willen op andere manieren bezuinigen”. Dat is verder hun goed recht.

Maar eigenlijk ga ik om het standpunt van het CPB nog te verduidelijken.

KL: Wat zouden volgens u de belangrijkste redenen voor u kunnen zijn om niet in te gaan op de uitnodiging om deel te nemen aan de vergadering?

ML: Nou, het komt eigenlijk niet voor dat we nee zeggen op zo’n verzoek. Het hoort een beetje bij mijn functie.

KL: Is er in uw organisatie een duidelijke cultuur wat betreft kennisoverdracht/management?

ML: Er is een zekere cultuur wat betreft kennismanagement. We organiseren wel cursussen op het gebied van schrijfvaardigheid om zo helder mogelijk te communiceren. We hebben aparte media­ trainingen. Hoe je moet optreden op televisie, hoe je een persbericht schrijft. Voor persconferenties houden we soms een oefensessie vooraf.

KL: Had deze ervaring met kennisoverdracht invloed op het formuleren van uw bijdrage?

ML: Met behulp van die trainingen opereer je makkelijker tijdens een vergadering.

KL: In hoeverre ervoer u dat er tijdens de vergadering belangen voor uzelf of voor uw organisatie op het spel staan?

ML: Soms als mensen zeggen dat ze kritiek hebben of het niet eens zijn met onze analyse dan speelt dat. En in dit geval waren er een paar deskundigen, die zeiden dat de pensioenbesparingen heel fors zouden uitvallen. Nou dan vind ik het wel belangrijk om toe te lichten hoe wij tot onze uitkomsten zijn gekomen. Ik vind het belangrijk om dat toe te lichten.

KL: Vond u deze vergadering een geschikt medium om uw kennis en standpunten over te dragen?

ML: Ja, het is prettig dat je van de politieke partijen zelf kan horen met welke vragen ze zitten. Als er nog onduidelijkheden zijn dan is het goed dat ik nog informatie kan geven.

Of toezeggen dat je daar later een antwoord op geeft. Ik denk dat het wel helpt om er zeker van te zijn dat onze analyses duidelijk zijn in het politieke beslissingsproces en dat als er vragen zijn dat ik die nog kan wegnemen.

KL: Is uw bijdrage aan het gesprek tijdens deze vergadering beïnvloed door andere sprekers?

ML: Ja. Ze stelden vragen over hoe de pensioenbesparingen zouden uitvallen.

KL: Is het voor u van belang dat deze vergadering openbaar is?

ML: Geen probleem. Ik zie ook wel dat er een maatschappelijk belang is bij zo’n onderwerp dus ik vind het geen probleem om uitleg te geven als daar belangstelling voor is.

KL: Als de commissie van te voren had beslist dat deze vergadering audiovisueel zou worden vastgelegd en openbaar worden gemaakt, zou uw bijdrage dan wezenlijk anders zijn geweest?

ML: Nee. Ik kan me wel voorstellen dat sommige partijen het in zo’n geval dan nog belangrijk vinden om ook nog een politiek statement te maken. Dat heb je ook wel een beetje als er pers bij is.

KL: Kunt u zelf nog iets bedenken wat een invloed zou kunnen hebben op uw bijdrage tot een rondetafel­ gesprek?

ML: Direct kunnen reageren vind ik een meerwaarde. Ik denk dat je boodschap beter overkomt als je het mondeling toelicht dan als je het alleen maar in een notitie neerlegt. Je kunt nu vragen meteen beantwoorden. De discussie die er is tussen deskundigen die ook voor zo’n zitting zijn uitgenodigd roept toch meer vragen op. Het kan allemaal wel bijdragen aan het verhelderen van de analyses en je kunt er zekerder van zijn dat het duidelijk overkomt.

KL: Merkt u dat wel eens dat u veel informatie heeft gegeven in een analyse of schriftelijke inbreng en dat u merkt tijdens zo’n vergadering dat er zaken onduidelijk zijn waarvan u het niet had verwacht?

ML: Ik kan me dat niet specifiek van deze bijeenkomst in de Tweede Kamer herinneren, maar het komt wel voor. In het algemeen is het wel zo dat je in een publiek debat een beter beeld krijgt van wat bij andere partijen leeft. Daarom is het altijd nuttig om ook contacten buiten de deur te hebben.

In document Kennis uit de praktijk (pagina 61-64)