• No results found

Interview met Arnout de Jong 7 mei

In document Kennis uit de praktijk (pagina 68-72)

Gesprek met Arnout de Jong, directeur van Delft Dynamics, een bedrijf dat al tien jaar bezig is met het ontwikkelen van onbemande robothelikopters (drones). Delft Dynamics werkt ook aan drones-projecten voor het ministerie van Defensie en verhuurt de robothelicopters aan bedrijven om bijvoorbeeld opnames vanuit de lucht te maken.

Hij was genodigde voor het rondetafelgesprek van 5 maart 2014 over de Defensie Industrie Strategie (DIS) en het compensatiebeleid.

Karin Liefting (KL): Ik wil graag beginnen met drie korte vragen om u te introduceren. Hoe lang werkt u al bij uw organisatie?

Arnout de Jong (AJ): We zijn als BV al iets meer dan acht jaar bezig en hiervoor werkte ik al in een een­ manszaak en die heette ook al Delft Dynamics. Maar als je kijkt naar de BV, dus iets meer dan acht jaar.

KL: Hoe lang werkt u al op het huidige beleidsterrein?

AJ: Ja, Defensie dat is eigenlijk wel een van de eerdere opdrachtgevers. In 2008 hebben we al een eerste opdracht van Defensie gekregen. Toen hebben we al een NTP gedaan al destijds.

KL: Een NTP?

AJ: Dat is een Nationaal Technology Project, een van de beleidsinstrumenten van het ministerie van Defensie (KL: een NTP is een instrument met als doel om, gebaseerd op bestaande kennis, nieuwe materialen, methoden of producten voort te brengen). We werken al sinds 2008 op dit beleidsterrein, dus al een jaar of zes.

KL: Wat is het type functie dat u heeft binnen uw organisatie?

AJ: Ik ben de directeur.

KL: Was het u op voorhand van de vergadering duidelijk wat de beleidsmakers van u wilden weten?

AJ: Ja, redelijk duidelijk. Ik had wel een idee welke kant ze op wilden. Het waren eigenlijk twee onder­ werpen. De vergadering ging ook over compensatie. Dat onderwerp is eigenlijk in de vergadering nauwelijks ter sprake gekomen. Dat onderwerp was voor mij ook van minder belang. Het ging voor mij voornamelijk om de DIS 2.0 en met name de beleidsinstrumenten en hoe we daar als klein MKB beter gebruik van zouden kunnen maken of hoe dat beter toegepast zou kunnen worden.

Compensatie betekent in dit verband dat als een bedrijf vanuit het buitenland een grote order mag plaatsen in Nederland. Zeg, bijvoorbeeld, de aankoop van een grote hoeveelheid tanks of onbemande vliegtuigen en het is meer dan vijf miljoen. Dan heeft dat bedrijf een bepaalde compensatieplicht, namelijk dat een deel van de werkzaamheden bij de Nederlandse industrie wordt neergezet.

KL: Het feit dat het duidelijk was wat de beleidsmakers van u wilden weten kunt u aangeven of dat van invloed was op uw voorbereiding tot de vergadering?

AJ: Nou het was duidelijk, dus je bereid je wat gerichter voor. Je weet wat het onderwerp is en daar ga je op in. Als je wat onzeker bent over wat ze precies willen dan zou je je waarschijnlijk breder oriënteren.

KL: Was u op voorhand van de vergadering zeker dat u de vragen van de beleidsmakers zou kunnen beantwoorden?

AJ: Behoorlijk zeker. Wij kwamen zelf met een stuk en we hebben ervaring met die beleidsinstrumenten dus ja.

KL: Jullie hebben ook een schriftelijke inbreng gedaan?

AJ: Ja, dat klopt.

KL: Gegeven het feit dat u zeker was dat u de vragen van de beleidsmakers kon beantwoorden beïnvloedde dat uw voorbereiding tot de vergadering?

AJ: Ik heb niet veel extra werk hoeven doen om me voor te bereiden. Ik heb een zekere mate van ervaring die ik heb kunnen gebruiken.

KL: Was er een (sterk) maatschappelijk belang verbonden aan uw deelname aan de commissievergadering?

AJ: Wij als klein MKB, midden- en kleinbedrijf, willen opkomen voor onze eigen positie. Je wilt als klein MKB van je laten horen en een kans krijgen bij Defensie.

KL: Is dat van invloed geweest op uw bijdrage?

AJ: Het is belangrijk, bij die vergadering zaten ook een aantal andere kleine MKB-partijen dus we hebben daar wel even overlegd wat we zouden gaan zeggen.

KL: Vind u het goed dat ik u tutoyeer?

AJ: Ja, graag zelfs.

KL: Was er een politiek belang verbonden aan je deelname aan de commissievergadering?

AJ: Ja, ik wil laten horen aan de politiek wat belangrijk is voor het kleine MKB. Dat Nederland een launching customer zou kunnen zijn voor de Nederlandse industrie. In die zin is dat ook een politiek belang.

KL: Wat is een launching customer?

AJ: Dat wil zeggen dat het ministerie van Defensie zich hard wil maken voor de Nederlandse industrie en een eerste klant wil zijn voor startende bedrijfjes.

KL: Heb je voldoende tijd gehad om je voor te bereiden op de vergadering?

AJ: Ja, ik heb niet heel veel hoeven voorbereiden, dus er was genoeg tijd.

KL: In hoeverre was het belangrijk om op voorhand de bij de vergadering aanwezige beleidsmakers te kennen?

AJ: Voor mij was het niet zozeer belangrijk. Ik kende ze wel. Mevrouw Eijsink (KL: PvdA-kamerlid) had ik bijvoorbeeld een keer op een NIDV-symposium ontmoet, de NIDV dat is de Stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid. Ik kende haar van het JSF-vraagstuk (KL: Joint Strike Fighter). Ik heb wel eens eerder een vergadering bijgewoond, dat ging over het onderwerp onbemande vliegende systemen. Daar zat ik in het publiek, daar heb ik ook een aantal van de beleidsmakers, die nu aanwezig waren, ook gezien.

KL: Heb je voor of na dit rondetafelgesprek contact gezocht met de beleidsmakers?

AJ: Ja, ik heb mevrouw Eijsink nog even gesproken. Het is toch een beetje netwerken, je laat je weer even zien. Ik heb verschillende collega’s uit het veld gesproken en met ze overlegd. Bij het NIDV zit een nieuwe voorzitter, de heer Nulkes, die was ook genodigde. Het was aardig om kennis met hem te maken.

KL: Aha, ik ga hem dan op een later tijdstip nog een survey toesturen. Dit interview is onder andere bedoeld om de vragen voor de survey nog aan te passen, dus als jij straks nog opmerkingen hebt over de vragen, laat het me weten. Wat waren voor jou de twee belangrijkste redenen om toe te stemmen in deelname aan de commissievergadering?

AJ: Om de kans te krijgen om je verhaal te doen als klein MKB. Je krijgt niet altijd de gelegenheid om je verhaal te doen richting de politiek. Waar je mee zit of wat de problemen zijn.

KL: Heb je een idee dat de beleidsmakers weten wat er speelt? Waren er zaken waarvan je dacht: “Deze aspecten waar wij mee te maken hebben kennen ze niet, dus die moet ik naar voren brengen?”.

AJ: Ja. Ik denk niet dat ze echt de problematiek kennen van de beleidsinstrumenten zoals wij die ervaren. Hoe dat werkt. Dat werkt niet altijd even goed zoals ik in de vergadering heb aangegeven, daar kan verbetering in worden aangebracht. Als je niet je stem laat horen dan wordt het moeilijk voor de beleid­ smakers om daar iets mee te doen.

KL: Is dat ook een rondetafelgesprek?

AJ: Nee, het is een vergadering in de Tweede Kamer, een algemeen overleg.

KL: Wat zouden redenen kunnen zijn om niet in te gaan op de uitnodiging om deel te nemen? Bijv. tijd­ gebrek of “Ik heb niet het idee dat mijn kennis nuttig is voor de beleidsmakers” of “Ik vind een commissie­ vergadering niet zo’n goed medium om kennis over te dragen” of “Ik krijg niet zoveel terug voor de inspanning die ik lever” of “Ik wil mijn kennis over dit onderwerp liever niet delen”….

AJ: Ja, dat zou wel zijn als ik dacht dat als mijn kennis niet nuttig is voor de beleidsmakers of misschien tijdgebrek.

KL: Is er bij Delft Dynamics een duidelijke cultuur wat betreft kennisoverdracht/management?

AJ: Onze locatie is in een bedrijfsverzamelgebouw en daar vinden ook wel cursussen plaats over onderhandelingstechniek. Wij vinden het wel belangrijk om ons verhaal zo goed mogelijk naar voren te brengen.

KL: Is die ervaring met kennisoverdracht van invloed geweest op je bijdrage aan de vergadering?

AJ: Ja, het is wel fijn om op een duidelijke manier je standpunten voor te kunnen leggen. Dat het niet een langdradig verhaal wordt, maar dat het to the point is en dat je dingen duidelijk kunt omschrijven.

KL: In hoeverre ervoer je dat er tijdens de vergadering belangen voor jezelf of voor Delft Dynamics op het spel staan?

AJ: Ja, dan kom ik terug op wat ik al eerder zei: “Je wilt je belang behartigen als klein MKB”.

KL: Was dat van invloed, heb je daar tijdens de vergadering over nagedacht?

AJ: Je realiseert je dat je maar kort de kans krijgt om je belangen naar voren te brengen.

KL: Vond je deze vergadering een geschikt medium om je kennis en standpunten over te dragen?

AJ: Ja, al vond ik het jammer dat er maar drie beleidsmakers waren. Van mij hadden dat er meer mogen zijn. De commissie Defensie bestaat uit veel meer mensen.

KL: Heb je daar nog navraag naar gedaan?

AJ: Nee eerlijk gezegd niet. Ik heb afgewacht wat er zou komen, had toch wel zes, zeven mensen verwacht.

KL: Is je bijdrage aan het gesprek tijdens deze vergadering beïnvloedt door andere sprekers?

AJ: Nee, niet zozeer. Op gegeven moment kreeg ik wel een vraag van de beleidsmakers om te reageren op het verhaal van een van de andere genodigden.

KL: Vond je dat er genoeg tijd was om je verhaal te doen?

AJ: Ik denk het wel. Het heeft ook geen zin om uren er over te praten. Mocht er een nadere toelichting nodig zijn, dan zouden we dat altijd nog kunnen doen, dan zouden we informatie kunnen toesturen.

KL: Vond je de vragen die je kreeg ter zake doende?

AJ: Ja, de vragen die ik kreeg waren goed en helder geformuleerd.

KL: Is het voor je van belang dat deze vergadering openbaar is?

AJ: Nee, ik ben niet iemand die een heel hard standpunt zal innemen, dus ik heb er geen problemen mee.

KL: Zijn er dan geen aspecten over drones waarvan je denkt: “die kan ik maar beter niet aan het grote publiek vertellen?”.

AJ: Nee, ik denk dat het juist wel goed is om het publiek wat meer te vertellen over drones. Juist uitleggen dat we aan heel veel eisen moeten voldoen. Ik kreeg een vraag van een van de beleidsmakers hierover. Hij vroeg “Wat is voor jullie nou de grootste horde buiten samenwerken met het ministerie van

Defensie?”. Toen heb ik de wet- en regelgeving nog even erbij gehaald. Dat er weinig wet- en regelgeving bestaat. Maar dat de privacy, dus de gedachte dat die kleine apparaatjes je zomaar in je tuin kunnen zien, dat dat de mening van de mensen nogal beïnvloedt. Dat standpunt heb ik geprobeerd even toe te

lichten. Er zijn veel wetten met betrekking tot de privacy. Je mag niet zomaar boven de huizen van mensen vliegen. Vaak is dus het beeld wat mensen hebben van onze bedrijven heel anders.

KL: Is dat van invloed geweest, denk je daarover na?

AJ: Nee, ik kan daar heel open over zijn.

KL: Ik bedoel eigenlijk dat je juist gebruik maakt van deze vergadering om bepaalde standpunten hierover naar voren te kunnen brengen.

AJ: Op die manier heb ik het inderdaad wel kunnen gebruiken. Ik heb het toegespitst op ons onderwerp: de drones.

KL: Als de commissie van te voren had beslist dat deze vergadering audiovisueel zou worden vastgelegd en openbaar worden gemaakt, zou je bijdrage dan wezenlijk anders zijn geweest?

AJ: Nee, ik heb na afloop nog even gevraagd aan de griffier of het was opgenomen en of we dan een opname zouden kunnen krijgen, maar dat was niet het geval.

Ik had nog wel even willen terugzien hoe ik in zo’n vergadering overkom. Daar kan je ook weer wat van leren, dat kan alleen maar helpen.

KL: Kan je zelf nog factoren verzinnen die van invloed zijn geweest op je bijdrage tot de vergadering?

AJ: Nou ik voelde me wel gevleid dat ik was uitgenodigd. Er zijn binnen de NIDV wel heel veel kleine bedrijven. Ik vroeg me wel af hoe dat proces is geweest om mensen uit te nodigen. Ik denk dat er vanuit de NIDV een aantal namen naar voren zijn geschoven. Er is in het voortraject, toen er over de DIS 2.0 is gesproken, ook een vergadering in Den Haag geweest waar ik bij was. Er werd toen gevraagd aan de mensen van de NIDV of je een reactie wilden geven op het concept van de DIS 2.0 en ik heb dat toen ook gedaan, dat zal wel van invloed zijn geweest.

Nog iets dat ik wil opmerken over het rondetafelgesprek: na de vergadering heeft een van de andere genodigden, Vincent Toepoel van TOEPS Innovation Implementation, me nog apart genomen en voor- gesteld dat we nog wat informatie zouden toesturen aan de beleidsmakers over hoe de DIS volgens ons nog zou kunnen worden verbeterd. Dus we hebben per email onder andere mevrouw Eijsink nog wat informatie gestuurd. Nog even een paar punten toegelicht.

KL: Waren dat punten die niet ter sprake waren gekomen?

AJ: Nou, er was een vraag “Hebben jullie nog ideeën hoe het beter zou kunnen?” die hebben we beantwoord in de vergadering maar een paar ideeën hebben we op papier verder uitgewerkt. Ze vroegen “Kom met concrete voorstellen voor verbetering” en die vraag hebben we getracht in een mail nog even beter te beantwoorden.

KL: En die hebben jullie aan de bij de vergadering aanwezige beleidsmakers gestuurd?

AJ: Ja.

KL: En hebben zij die informatie gebruikt in hun verslag aan de rest van de commissie?

AJ: Ja, ze hebben ons bedankt voor deze extra informatie en ze vertelden dat ze het zouden meenemen in hun verhaal aan de commissie.

KL: Als je de kans zou hebben om nog iets te veranderen aan deze vergadering wat zou je dan willen veranderen?

AJ: Ik had graag gewild dat er nog wat meer beleidsmakers bij de vergadering aanwezig waren geweest. Ik heb al een keer eerder een rondetafelgesprek meegemaakt, maar toen zat ik in het publiek en toen waren er wel zes a zeven beleidsmakers bij aanwezig, dat vond ik wel beter.

IV Brief griffier

In document Kennis uit de praktijk (pagina 68-72)