• No results found

Conclusie interviews

In document Kennis uit de praktijk (pagina 38-41)

Openbaar zijn van de vergaderingen

7.2.7 Conclusie interviews

De genodigden worden in belangrijke mate gemotiveerd door het maatschappelijk en politiek belang van het onderwerp van de vergadering. Zij willen dat hun meningen en inzichten worden meegenomen in de overwegingen van de politieke partijen bij het bepalen van hun standpunt. Opvallend zijn de hoge verwachtingen van de ondernemer en de wethouder. De ondernemer is duidelijk teleurgesteld over het lage opkomst van de Kamerleden. De twee genodigden zijn zeer gemotiveerd om de politici hun kant van het verhaal te vertellen en ze verwachten ook dat hun bijdrage vertaald zal worden in een aanpassing van het beleid. Ze zoeken beiden na de vergadering contact met de Kamerleden om nog meer informatie te geven. Zowel de ondernemer als de wethouder willen meer weten over het vervolg van deze vergade- ring. De CPB-ambtenaar heeft meer ervaring met rondetafelgesprekken en weet wat hij met zijn bijdrage aan de vergadering kan bereiken, namelijk de schriftelijke inbreng van zijn organisatie verduidelijken en daarnaast zelf meer duidelijkheid krijgen over de standpunten van de partijen en de overige genodigden. Het contact met de overige genodigden werkt ook motiverend voor zowel de CPB-ambte- naar als de ondernemer.

De factor duidelijkheid van de informatiebehoefte heeft bij de ambtenaar van het CPB een grote invloed op zijn bijdrage. Hij vindt dat een mondelinge boodschap beter overkomt dan een schriftelijke notitie.

Naar aanleiding van de interviews heb ik besloten vraag 5 (naar in hoeverre de genodigden zich zeker voelden over het kunnen beantwoorden van de vragen van de Kamerleden) te laten vervallen. De antwoorden op deze vraag kwamen te veel overeen met de antwoorden op vraag 4.

De vraag over het nuttig zijn van de vergadering wordt veranderd in een vraag of de individuele bijdrage aan de vergadering nuttig werd geacht door de genodigde. Er wordt namelijk gepeild naar de factoren die invloed hebben op die bijdrage.

Vraag 12 heb ik naar aanleiding van de reacties tijdens deze interviews duidelijker gesteld. Kennis- management is een te breed begrip. In dit onderzoek gaat het om het overdragen van kennis.

7.3 Survey

Bij de figuren 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 17, 18, 20 en 21 worden resultaten uit Survey Monkey weer- gegeven. De eerste schaalwaarde krijgt waardering 1, de vijfde schaalwaarde krijgt waardering 5. Rechts in de figuur is de gemiddelde waardering weergegeven.

7.3.1 Achtergrond

Vraag 1 tot en met 3 zegt iets over de kenmerken van de bron: de organisatie waar ze voor werken; de kennis van de bron; het type functie dat ze uitoefenen en hun ervaring bij de organisatie en op het vakgebied.

Vraag 11 zegt iets over de mate waarin kennismanagement is ingebed in de cultuur van de werk- omgeving.

V1: Hoe lang werkt u al bij uw organisatie?

V2: Hoe lang werkt u al op het huidige bedrijfsterrein? V3: Wat is het type functie dat u heeft binnen uw organisatie?

V11: Wordt er in uw organisatie veel aandacht besteed aan kennismanagement, aan het overdragen van kennis aan anderen?

Figuur 6 - V2 x V3 Kruisverband: Type functie bij organisatie en aantal jaren werkzaam in vakgebied

V2

V3 < 1 jaar 1 - 5 jaarWerkzaam op huidige beleidsterrein5 - 10 jaar 10 - 15 jaar > 15 jaar Totaal

Beleid/advies/onderzoek/consultancy 1 5 6

Bestuurlijk 4 2 2 2 10

Management/leidinggevend 1 3 3 7

Overig (gepension., public affairs, juridi-

sche dienstverlen.) 1 1 1 3

Totaal 1 5 2 7 11 26

Verschillende respondenten hebben bij vraag 3 naar hun functie binnen de organisatie, meerdere typen functies aangekruist, in deze tabel is het hoogst aangegeven type functie weergegeven. Duidelijk is dat het overgrote deel van de respondenten (88%) een bestuurlijk of leidinggevende functie heeft binnen de organisatie en een aantal jaren ervaring op het vakgebied waarin ze nu werkzaam zijn. Bij deze categorie is ook meegeteld het aantal genodigden dat werkzaam is in beleids- advies-, onderzoeks- en consultancy-functies.

Volgens griffier René Berck geven de Kamerleden bij de commissies aan welke deskundigen zij willen spreken in de hoorzittingen en rondetafelgesprekken. Uit deze tabel blijkt dat ze kiezen voor mensen met ervaring en een wat hogere functie in de organisatie.

Op de vraag hoelang de respondenten al een baan hebben bij de organisatie waar ze op dit moment voor werken, antwoordt twaalf procent: langer dan vijftien jaar. Achtentwintig procent werkt langer dan tien jaar (en minder dan 15 jaar) bij de huidige organisatie, zestien procent antwoordt ‘tussen de vijf en tien jaar. Veertig procent van de respondenten werkt langer dan één maar minder dan vijf jaar voor de organisatie en één respondent (van de vijfentwintig die deze vraag beantwoordden) had als antwoord: minder dan een jaar.

Figuur 7 - V11 Mate van aandacht voor kennismanagement binnen de organisatie volgens respondenten

Helemaal geen aandacht Niet veel aandacht Redelijk veel aandacht Zeer veel aandacht Uitermate veel aandacht N.v.t. Totaal Gemid- delde waardering Respondenten 3,85% 0,00% 26,92% 42,31% 23,08% 3,85% 3,84 1 0 7 11 6 1 26

Een ruime meerderheid van de respondenten (92, 31%, respectievelijk 26,92%, 42,31% en 23,08%) vindt dat er redelijk tot uitermate veel aandacht is voor kennismanagement binnen hun organisatie. Kennismanagement gaat over het delen van informatie. Ervaring met het overdragen van informatie

zo goed in het onderwerp zitten dat ze geen extra vaardigheden nodig hebben om de kennis goed over te dragen. Een aantal respondenten beschouwt het geven van informatie als een taak van de organisatie. Een respondent zegt: “Een van de belangrijkste taken van onze belangenvereniging is om onze doel- groep op de hoogte te houden en veel informatie te geven” een andere: “Kennismanagement is de core- business van een kennisorganisatie”. Deze respondenten die ervaring hebben op hun vakgebied en een type functie waarin je regelmatig met anderen overlegd, vinden dus niet dat de aandacht voor kennis- management binnen het bedrijf een invloed heeft op hun bijdragen. Ze beschouwen het als vanzelf- sprekend dat ze in staat zijn om hun standpunten duidelijk over te brengen.

7.3.2 Motivatie

V5: Was er een (sterk) maatschappelijk belang verbonden aan uw deelname aan de vergadering? V6: Was er een (sterk) politiek belang verbonden aan uw deelname aan de vergadering?

V9: Wat zijn de twee belangrijkste redenen voor u om toe te stemmen in deelname aan de commissie- vergadering?

V10: Wat zijn de twee belangrijkste redenen voor u om niet toe te stemmen in deelname aan de commissievergadering? (Multiple choice vraag, zie figuur 10)

Vragen 5, 6, 9 en 10 zeggen iets over de motieven van de respondenten om toe te stemmen in deelname aan de commissievergaderingen.

Gevraagd naar hun motieven om deel te nemen of juist niet aan de vergaderingen bevestigen de antwoorden op vraag 9 en 10 het beeld dat naar voren komt in de antwoorden op vragen 5 en 6: de respondenten achten het belangrijk om naar de vergadering te komen omdat ze daar een maatschappe- lijk en een politiek belang aan verbinden. Er is vooral sprake van maatschappelijk belang (80%, respec- tievelijk 38,46% en 42,31%), veel meer dan politiek belang (32%, respectievelijk 20% en 12%).

Bij vraag 5b werd de respondenten gevraagd of dit maatschappelijk belang ook van invloed was op hun bijdrage. De meeste antwoorden op deze vraag zijn bevestigend. Een respondent: “Ja, de komende wetgeving leidt tot een verslechtering van (penioen)regelingen waar alle werknemers mee te maken krijgen, plus alle nabestaanden. De komende wetgeving stond haaks op de uitgangspunten van de EU, het was dus belangrijk een bijdrage te leveren en dit te melden.”. Bij vraag 6b werd gevraagd of het politiek belang dat de respondenten hechten aan het onderwerp ook van belang was op hun bijdrage aan de vergadering. Ook bij deze vraag werd voor het merendeel bevestigend geantwoord. Een antwoord van een respondent: “Ik was er als voorzitter van de Commissie Stedelijke Herverkaveling. Het is belangrijk dat Stedelijke Herverkaveling op korte termijn wettelijk wordt geregeld; daarvan heb ik de kamerleden proberen te overtuigen.”.

Slechts één ontkennend antwoord: “Nee. Puur gekeken vanuit vak en maatschappelijke betrokkenheid. Als deskundige heb je ook geen echt belang anders dan dat het goed geregeld is. Daarbij speelt politieke voorkeur natuurlijk wel een rol maar niet de hoofdrol.”.

De meeste respondenten antwoorden bij vraag 9 dat ze het van maatschappelijk belang achten om de standpunten van de sector waarin ze werken aangaande het onderwerp te verduidelijken en dat de ver-

Geen

belang Niet veel belang

Redelijk

belang belangVeel Uitermate veel belang N.v.t. Totaal Gemid- delde waardering Respondenten 3,85% 7,69% 7,69% 38,46% 42,31% 0,00% 4,08 1 2 2 10 11 0 26 Geen

belang Niet veel belang

Redelijk

belang belangVeel Uitermate veel belang N.v.t. Totaal Gemid- delde waardering Respondenten 20,00% 12,00% 32,00% 20,00% 12,00% 4,00% 4,08 5 3 8 5 3 1 25

Figuur 8 - V5 Het maatschappelijk belang verbonden aan deelname respondenten aan vergadering

gadering een kans was om vanuit de praktijk de beleidskeuze van de Kamerleden te beïnvloeden. Een respondent antwoordt dat hij een lobby wil effectueren. Een andere: “Er is maar één reden belangrijk: maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel: als de politiek jou wil spreken ben je gewoon beschik- baar, punt.” Uit de antwoorden op vraag 10 komt naar voren dat bijna de helft van de genodigden het belangrijk vindt dat hun bijdrage aan de vergadering nuttig is voor de Kamerleden.

7.3.3 Proces

V4: Het is niet van te voren duidelijk met welke vragen de Kamerleden tijdens het rondetafelgesprek gaan komen. In hoeverre heeft dat uw voorbereiding op de vergadering beïnvloed?

V7: Heeft de voorbereidingstijd die u had invloed gehad op uw bijdrage aan de vergadering?

V8: In hoeverre vond u het belangrijk om op voorhand de bij de vergadering aanwezige Kamerleden te kennen?

V13: Vond u deze vergadering een geschikt medium om uw kennis en standpunten over te dragen? V15: In hoeverre vond u het belangrijk om contact te leggen met de andere genodigden?

In document Kennis uit de praktijk (pagina 38-41)