• No results found

ZZP’S ALLE ZZP’S IN % VAN ZIEKTEN IN DE AANTAL WERKZAME

In document Arbobalans 2020 (pagina 98-102)

45 DAGEN MET EEN

ZZP’S ALLE ZZP’S IN % VAN ZIEKTEN IN DE AANTAL WERKZAME

BEVOLKING IN % VAN WERKZAME BEVOLKING AANTAL ZIEKTEN GEPENSIO- NEERD Op basis van 7.475.000 werk nemers

(15 t/m 74 jr) in 2019 (CBS) Op basis van 7.169.700 werknemers in 2018 (NEA, TNO/CBS) Op basis van 923.859 zzp’ers in 2019 (ZEA, TNO/CBS)

Totaal 9.070 0,12 266.600 3,7 14.600 1,6 407.300 4,8 40.600 Categorie beroepsziekte Totaal psychisch 5.820 0,08 135.100 1,9 4.700 0,5 101.100 1,2 670 Totaal bewegingsapparaat 2.300 0,03 113.500 1,6 7.300 0,8 171.800 2,0 14.500 Totaal stoffen­gerelateerd 720 0,01 18.100 0,3 440 0,0 130.500 1,5 11.800 Totaal overig7 230 0,003 36.700 0,5 2.400 0,3 4.100 0,0 13.900 Psychische beroepsziekten Overspannenheid/burn­out 4.540 0,06 115.900 1,6 4.300 0,5 40.600 0,5 140 Depressie 200 0,003 33.900 0,5 830 0,1 44.000 0,5 360 PTSS (posttraumatische stressstoornis) 620 0,01 7.300 0,1 170 0,0 16.500 0,2 170 Overig, psychisch 450 0,01 1.300 0,0 NB NB NB NB NB

Beroepsziekten van het bewegingsapparaat

KANS (arm, nek, schouder, pols, hand) 1.660 0,02 44.200 0,6 2.100 0,2 110.600 1,3 1.800

Lage rugaandoening 90 0,001 41.400 0,6 3.400 0,4 52.300 0,6 780 Heupartrose ­2 ­2 8.700 0,1 1.200 0,1 2.500 0,0 4.400 Knieartrose ­­ ­­ 17.000 0,2 850 0,1 6.400 0,1 7.500 Overig, bewegingsapparaat 450 0.01 16.900 0,2 NB NB NB NB NB Stoffen-gerelateerde beroepsziekten Contacteczeem 350 0,005 5.000 0,1 0 0 115.400 1,4 0 Astma ­** ­** 5.700 0,1 210 0 8.000 0,1 2.100 COPD ­** ­** 2.100 0,0 230 0 5.700 0,1 6.700 Beroepsgebonden infectieziekte 250 0.003 5.400 0,1 0 0 NB NB NB Kanker ­** ­** NB NB NB NB 1.000 0,0 2.700 Overig, stoffen­gerelateerd ­** ­** 800 0,0 NB NB 360 0,0 350

De jaarprevalentie van (zelfgerapporteerde) beroepsziekten bij werknemers is 11,6 procent (832.657 werknemers) in 2018. Dit is hoger dan de prevalentie van beroepsziekten bij zzp’ers (10,0%; 92.300 zzp’ers) in 2019.

Uit de verschillende cijfers blijkt dat de meldingen door bedrijfsartsen, de zelfrap­ portages in enquêtes en de ziekteregistraties leiden tot verschillende uitkomsten wat betreft de incidentie van beroepsziekten. De cijfers op basis van PIM zijn een onderschatting. Dit komt doordat niet iedere werknemer een bedrijfs arts heeft, bedrijfsartsen niet iedere werknemer zien, bedrijfsartsen het lastig vinden om een beroepsziekte vast te stellen of doordat ze de beroepsziekte vergeten te melden. Bij zzp'ers zal nog sterker dan bij werknemers gelden dat ze niet altijd een bedrijfs­ arts hebben of door een bedrijfsarts worden gezien. Het kan voorkomen dat bedrijfsartsen, andere artsen of werknemers zelf, onterecht de link niet leggen tussen een ziekte en het werk. Hierdoor wordt een ziekte die door het werk is ont­

staan niet altijd als een beroepsziekte geclassificeerd. Het omgekeerde kan ook voorkomen: artsen of werknemers leggen een link met het beroep, terwijl die er niet is. In de NEA wordt aan werknemers wel gevraagd of de ziekte is vastgesteld door een arts. Het RIVM schat voor de VTV­ziekten op basis van literatuur hoeveel ziektegevallen in de werkzame en gepensioneerde beroeps bevolking werkgerela­ teerd zijn. Nader onderzoek is nodig om de verschillen tussen de bronnen nader te kunnen duiden.

5.2.2 Wat is de incidentie van de verschillende typen beroepsziekten?

In tabel 5.1 is te zien dat volgens het PIM het vaakst psychische beroepsziekten voorkomen (naar schatting 5700 werknemers). Dit is meer dan beroepsziekten van het bewegingsapparaat (2260 werknemers), stoffen­gerelateerde beroeps­ ziekten (700 werknemers) en overige beroepsziekten (230 werknemers). Speci­ fieke beroepsziekten die bedrijfsartsen het meest constateren zijn overspan nen­ heid/burn­out (4450 werknemers) en klachten aan armen, nek of schouders (KANS; 1620 werknemers).

Ook werknemers noemen psychische beroepsziekten en beroepsziekten van het bewegingsapparaat het meest (naar schatting ruim 135 duizend en 113 duizend werknemers respectievelijk), blijkt uit de NEA 2018. Stoffen­gerelateerde beroeps­ ziekten worden het minst gerapporteerd (ruim 18 duizend werknemers). Van alle beroepsziekten wordt overspannenheid/burn­out het meest genoemd. Van de beroeps ziekten van het bewegingsapparaat worden KANS (ruim 44 duizend werkne­ mers) en lage rugaandoeningen (ruim 41 duizend werknemers) het meest genoemd.

BEROEPSZIEKTEN GEMELD DOOR BEDRIJFSARTS

(PIM 2019)

DOOR WERKNEMERS GERAP- PORTEERDE BEROEPSZIEKTEN,

VASTGESTELD DOOR ARTS

(NEA 2018)*

DOOR ZZP’ERS ZELF GERAP- PORTEERDE BEROEPSZIEKTEN,

VASTGESTELD DOOR ARTS

(ZEA 2019)*

SCHATTING OP BASIS VAN VZ-REGISTRATIES (VTV-ZIEKTEN, 2018) Aantal ziektegevallen 323.000 Aantal ziektegevallen 15.700 Aantal ziektegevallen 447.900 AANTAL GESCHATTE WERKNEMERS IN % VAN ALLE WERK- NEMERS AANTAL WERKNEMERS IN % VAN ALLE WERK- NEMERS AANTAL

ZZP’S ALLE ZZP’SIN % VAN ZIEKTEN IN DE AANTAL WERKZAME BEVOLKING IN % VAN WERKZAME BEVOLKING AANTAL ZIEKTEN GEPENSIO- NEERD Op basis van 7.475.000 werk nemers

(15 t/m 74 jr) in 2019 (CBS) Op basis van 7.169.700 werknemers in 2018 (NEA, TNO/CBS) Op basis van 923.859 zzp’ers in 2019 (ZEA, TNO/CBS) Overige beroepsziekten***

Gehoorproblemen 170 0,002 8.200 0,1 570 0,1 2.050 0,0 12.100

Overig, anders*** ­** ­** 0,1 1.830 0,2 400 0,0 600

Bronnen: PIM 2019, NEA 2018 (TNO/CBS), ZEA 2019 (TNO/CBS), VTV­ZIEKTEN, 2018 Noten:

* NEA en ZEA: werkenden kunnen meer dan één beroepsziekte hebben; daarom tellen percentages en aantallen per type beroepsziekte niet op tot het totale percentage of totaal aantal werkenden met een beroepsziekte; afgerond op honderdtallen (NEA) en tientallen (ZEA).

** Minder dan 10 meldingen door bedrijfsartsen met een opgegeven populatie. *** Bij beroepsziekte “anders, namelijk..” ingevuld. Dit leidt tot een open vraag.

Ingevulde voorbeelden: “Spataderen” of “slijtage in handen”.

Som van de afzonderlijke aantallen of percentages tellen niet op tot totalen in verband met afronding. NB: niet bekend. Aantallen tussen tabellen en hoofdstukken kunnen

sche beroepsziekte tussen 2014 en 2018 kan deels worden verklaard uit een stijging van de werkdruk (hier geoperationaliseerd als hoge taakeisen) tussen 2007 en 2018 (Arbobalans 2018).

Bij zzp’ers is er nauwelijks verandering in het risico op een beroepsziekte tussen 2015 en 2019 (zie figuur 5.3). Als we 2019 vergelijken met 2015 is er een hele lichte toename van het risico op beroepsziekten van het bewegingsapparaat en in nog minder mate van psychische beroepsziekten, en een lichte afname van het risico op overige beroepsziekten.

In de RIVM­cijfers (zie figuur 5.4) zien we nauwelijks veranderingen in het risico (uitgedrukt in incidentie) op een beroepsziekte tussen 2014 en 2018. Als je de cijfers van werknemers en zzp’ers op basis van de NEA en ZEA zou samenvoegen, is het verschil met de RIVM­cijfers klein: de cijfers van werknemers stijgen licht en de cijfers van zzp’ers dalen licht.

FIGUUR 5.2 Verloop van het risico op een beroepsziekte bij werknemers tussen 2014 en

2018 (NEA 2014, 2016 en 2018). 0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4

Psychische beroepsziekte Bewegingingsapparaat beroepsziekte Stoffen-gerelateerde beroepsziekte Overige beroepsziekte

Totaal

2014 2016

Ten minste één beroepsziekte; incidentie; vastgesteld door arts (NEA 2014-2018) 2018

Bron: NEA 2018 (TNO/CBS) Anders dan werknemers noemen zzp’ers beroepsziekten van het bewegings­

apparaat vaker (ruim 7000 zzp’ers) dan psychische beroepsziekten (bijna 5000 zzp’ers) en stoffen­gerelateerde beroepsziekten (440 zzp’ers). Van de afzon­ derlijke beroepsziekten wordt overspannenheid/burnout het meeste genoemd (4300 zzp’ers), gevolgd door lage rugaandoeningen (ruim 3400 zzp’ers).

Het RIVM schat op basis van volksgezondheid­ en zorgregistraties dat beroeps­ ziekten van het bewegingsapparaat (nek­ en rugklachten, artrose) de meest voor­ komende nieuwe beroepsziekten in de werkzame beroepsbevolking zijn (bijna 172  duizend), gevolgd door stoffen­gerelateerde beroepsziekten (ruim 130 dui­ zend, waaronder veel contacteczeem) en psychische beroepsziekten (ruim 100 duizend, waaronder depressie, burn­out, PTSS). In vergelijking met de NEA­ cijfers zijn de RIVM­schattingen voor werkenden voor aandoeningen aan het bewe­ gingsapparaat hoger en voor burn­out/overspannenheid veel lager (bijna 41 dui­ zend werkenden). Deze verschillen tussen de cijfers van het RIVM en NEA zijn mogelijk deels te verklaren doordat de RIVM­cijfers ook zelfstandigen omvatten en deze groep relatief vaak beroepsziekten aan het bewegingsapparaat noemt en minder vaak burn­out­klachten, zo blijkt uit de ZEA. Ook kan het zijn dat de huis­ arts klachten, die in de NEA als burn­out naar voren komen, diagnosticeert als depressie. Bovendien kan de relatie met werk door werknemers, zzp’ers (NEA/ ZEA) en de huisarts (RIVM) verschillend worden ingeschat. De incidentie van kan­ ker en andere ziekten met een lange latentietijd is relatief laag in de werkzame beroepsbevolking, aangezien dit soort ziekten vaak pas na de pensioenleeftijd optreden. Het gezondheidseffect manifesteert zich vaak jaren na de blootstelling en resulteert in sommige gevallen pas in een ziekte na het werkzame leven. Dit is duidelijk te zien aan de RIVM­cijfers.

5.2.3 Wat zijn de trends in beroepsziekten?

In deze paragraaf bekijken we de trends in beroepsziekten over de periode 2014 – 2018 op basis van de NEA, ZEA en de RIVM­cijfers. Vanwege het lage aantal mel­ dingen ten opzichte van eerdere jaren laten we hier de cijfers op basis van het PIM achterwege.

Het risico op een beroepsziekte bij werknemers neemt volgens de NEA tussen 2014 en 2018 toe (zie figuur 5.2). De figuur laat zien dat deze stijging vooral wordt veroorzaakt door een toename van het risico op een psychische aandoening. De overige risico’s blijven (nagenoeg) gelijk. De toename van het risico op een psychi­

5.2.4 Wat is de verdeling van werkenden met een beroepsziekte naar geslacht, leeftijd, onderwijsniveau, achtergrond en arbeidsrelatie?

In tabel 5.2 staan de cijfers van beroepsziekten voor zowel werknemers als zzp’ers uitgesplitst voor verschillende achtergrondkenmerken. Om te kijken naar welke groepen werknemers of zzp’ers relevant zijn voor beleidsmakers is zowel naar de omvang van de groep met een beroepsziekte als naar het risico20 op een beroepsziekte gekeken. Op basis van deze cijfers blijkt dat het risico op een beroepsziekten bij werknemers relatief groot is bij vrouwen (4,6%), werknemers in de groep van 55 t/m 64 jaar (4,9%), laagopgeleide werknemers (4,2%) en werk­ nemers met een niet­westerse migratieachtergrond (5,6%). Bij zzp’ers zijn de risicogroepen anders dan bij werknemers. Het grootste risico op een beroeps­ ziekte lopen zzp’ers van 75 jaar en ouder (3,9%), zzp’ers met een westerse migratieachtergrond (2,6%) en zzp’ers met een middelbare opleiding (1,8%). Het geslacht is niet van invloed op het risico op een beroepsziekte bij zzp’ers.

Echter als ook de groepsgrootte in beschouwing wordt genomen zijn ook de 45­54 jarige werknemers (26% van alle werknemers met een beroepsziekte), de hoog­ opgeleide werknemers (46%) en de werknemers zonder migratieachtergrond (71%) relevant. Bij zzp’ers hebben middelbaar en hoogopgeleiden een hoger aan­ deel beroepsziekten dan laagopgeleiden.

Het relatief grote risico op een beroepsziekte bij de hoogste leeftijdsgroep is te verklaren doordat deze groep doorgaans langer (meer jaren) is blootgesteld aan belastende factoren dan hun jongere collega’s. Ook het doorwerken tot op hogere leeftijd kan dit effect versterken. Werknemers onder de 25 jaar hebben het klein­ ste risico op een beroepsziekte. Ook bij zzp’ers heeft deze leeftijdsgroep het klein­ ste aandeel beroepsziekten.

Het risico op een beroepsziekte verschilt ook per type arbeidsrelatie: werknemers met een vast contract hebben het grootste risico op een beroepsziekte, gevolgd door uitzendkrachten. Werknemers met flexibele contracten (tijdelijk contract en/ of vast zonder vaste uren) en oproep/invalkrachten hebben een kleiner risico op een beroepsziekte. Het grotere risico op een beroepsziekte bij werknemers met een vast contract kan verklaard worden door het feit dat zij ook gemiddeld het

20 Dit risico reflecteert het percentage werknemers/zzp’ers met een beroepsziekte bin­ nen de desbetreffende groep.

FIGUUR 5.3 Verloop van het risico op een beroepsziekte bij zzp’ers tussen 2015 en 2019

(ZEA 2014, 2016 en 2018). 0 0,2 0,4 0,6 0,8 1 1,4 1,8 1,2 1,6 2

Psychische beroepsziekte Bewegingingsapparaat beroepsziekte Stoffen-gerelateerde beroepsziekte Overige beroepsziekte

Totaal

2015 2017

Ten minste één beroepsziekte; incidentie; vastgesteld door arts (ZEA 2015-2019) 2019

Bron: ZEA 2019 (TNO/CBS)

FIGUUR 5.4 Verloop van het risico* op een beroepsziekte tussen 2014 en 2018 in de

werkzame beroepsbevolking (RIVM 2014, 2015, 2016, 2017 en 2018).

0 1 2 3 4 5 6

Psychische beroepsziekte Bewegingingsapparaat beroepsziekte Stoffen-gerelateerde beroepsziekte Overige beroepsziekte

Totaal 2015

2014 2016

Incidentie beroepsziekten (RIVM 2014-2018)

2017 2018

Bron: Volksgezondheid en zorgregistraties, bewerkt door het RIVM *Noot: Uitgedrukt in incidentie.

WERKNEMERS ZZP’ERS

In document Arbobalans 2020 (pagina 98-102)