• No results found

GEVOLGEN VAN WERK TE VOORKOMEN?

In document Arbobalans 2020 (pagina 50-53)

4 Ook bepalen werknemers vaker zelf hun werktijden:

GEVOLGEN VAN WERK TE VOORKOMEN?

In deze paragraaf staan we stil bij de maatregelen die werkgevers treffen om de negatieve gevolgen van het werk te voorkomen. We gaan in op de mate waarin werkgevers aan algemene wettelijke verplichtingen voldoen en op de mate waarin werkgevers maatregelen nemen tegen specifieke risico’s. De werkgeversgegevens zijn afkomstig van de Werkgevers Enquête Arbeid (WEA) uit 2014, 2016 en 2019 (zie hoofdstuk 1 voor een uitgebreidere beschrijving). Ten slotte is er aandacht voor de mate waarin werknemers vinden dat werkgevers voldoende maatregelen nemen voor arbeidsrisico’s en waar nog onvoldoende maatregelen voor zijn. 2.7.1 Wettelijke verplichtingen

Hoewel werkgevers vrij zijn om te bepalen hoe zij zorgen voor een veilige werkom­ geving en gezonde werknemers, moeten bedrijven9 met ten minste één werkne­ mer voldoen aan een aantal wettelijke verplichtingen. Zo moet er een RI&E (risico­ inventarisatie en ­evaluatie) uitgevoerd zijn, moet er een preventiemedewerker aangesteld zijn en moet er een contract met een arbodienstverlener of een arbo­ dienst zijn. In de WEA is dit bevraagd, evenals of er sprake is van overleg met de werknemersvertegenwoordiging.

In 2019 had 52 procent van de bedrijven een RI&E. In 2014 was dat 46 procent en in 2016 48 procent (zie tabel 2.9). Er is dus sprake van een toename in het aandeel bedrijven met een RI&E. Het zijn vooral de kleinere bedrijven met minder dan 10 werknemers die geen RI&E hebben. We zien dat 75 procent van de kleine bedrijven (10 t/m 49 werknemers), 90 procent van de middelgrote bedrijven (50 t/m 249 weeknemers) en ruim 93 procent van de bedrijven met meer dan 250 werknemers een een RI&E heeft (gemiddeld over 2014, 2016 en 2019).

9 In de WEA worden de vragenlijsten ingevuld op het niveau van ‘vestiging’. Voor het gemak wordt hier gesproken van ‘bedrijf’.

In 73 procent van de bedrijven is anno 2019 een persoon aangewezen die de taken van de preventiemedewerker vervult. Hoewel nog zeker niet volmaakt, gaat dit de goede kant op; in 2014 was dit nog 64 procent. In bijna drie op de tien bedrijven zijn één of meerdere werknemers als preventiemedewerker aangewe­ zen. Daarnaast vervulde in 2019 in bijna 38 procent van de bedrijven de werkge­ ver de taken van de preventiemedewerker. De verzuimbegeleiding wordt nog steeds meestal door de leidinggevende in het bedrijf of de vestiging gedaan, maar dit is in 2019 iets minder dan in 2014 (65% in 2019 en 70% in 2014). De (externe) arbodienstverlener neemt dit in 2019 vaker op zich (20% in 2019 en 14% in 2014).

Het blijkt dat in 2019 in 14 procent van de bedrijven niets geregeld is als het gaat om de verplichting tot inschakeling van een bedrijfsarts of arbodienstverlener. Zes procent van de bedrijven weet het niet. In 2014 was dat nog 17 procent, respectie­ velijk 9 procent. Vaak heeft een vestiging de bedrijfsarts of arbodienstverlener geregeld in hun contract met een externe arbodienst (bijna 47%) Dit is een toe­ name van 7 procentpunt ten opzichte van 2014.

TABEL 2.9 Ontwikkelingen in enkele wettelijke verplichten op het gebied van arbodienstverlening

in bedrijven in Nederland.

JAAR BEDRIJFSGROOTTE (2014 T/M 2019)

2014 2016 2019 2 t/m 9 10 t/m 49 50 t/m 249 250 of meer

N 5.109 4.809 4.409 11.187 2.384 587 169

Heeft uw vestiging een RI&E? (% ja) 45,6 48,3 51,9 40,0 74,9 89,5 93,3

Zijn er in uw vestiging één of meer werknemers als preventiemedewerker aangewezen?

· % ja, één werknemer 21,8 22,5 23,0 17,2 38,3 50,7 43,2

· % ja, meerdere werknemers 7,0 6,8 5,8 3,6 13,8 23,9 40,4

· % nee, de werkgever vervult zelf de taken van de preventiemedewerker 28,4 35,3 37,5 36,8 25,8 9,8 6,2

· % nee, alleen op een andere vestiging / de hoofdvestiging 1,9 2,7 1,8 1,5 4,4 4,9 2,0

· % nee, er is geen preventiemedewerker aangesteld 36,0 29,4 27,1 36,3 14,6 7,1 3,5

· % weet niet 4,8 3,3 4,7 4,5 3,1 3,6 4,7

Wie neemt meestal de verzuimbegeleiding van werknemers op zich?

· Leidinggevende (% ja) 69,7 63,0 64,6 70,5 50,5 46,2 66,8

· Personeelsfunctionaris (% ja) 9,1 10,0 8,1 5,3 19,1 30,7 16,4

· Bedrijfsarts (% ja) 3,8 4,3 4,6 3,7 6,5 5,8 4,2

· Arbodienstverlener (% ja) 14,0 19,9 19,7 18,6 18,0 9,5 2,9

· Casemanager (% ja) 3,3 2,8 3,0 2,0 6,0 7,8 9,6

Hoe heeft u de verplichting tot inschakeling van een bedrijfsarts of arbodienstverlener geregeld? [meerdere antwoorden mogelijk]

· a. Ik heb dit geregeld in mijn contract met een externe arbodienst (% ja) 37,2 44,0 46,5 35,9 61,8 78,0 73,5

· b. Ik heb dit geregeld via de interne arbodienst (% ja) 2,5 2,0 1,9 1,8 2,7 5,7 7,5

· c. Ik heb dit geregeld via mijn verzuimverzekeraar/ zorgverzekeraar (% ja) 22,1 24,5 24,4 24,7 24,4 6,6 2,0

· d. Ik heb dit geregeld via mijn assurantietussenpersoon/ arbo­adviseur (% ja) 10,0 7,7 6,8 9,0 6,7 1,3 0,2

· e. Ik huur zelf een bedrijfsarts in (% ja) 3,9 4,1 3,8 3,1 5,4 9,5 20,0

· f. Ik huur zelf een andere gecertificeerde arbodienstverlener in (% ja) 2,1 1,9 1,9 1,8 2,3 2,6 4,5

· g. Ik heb hierover niets geregeld (% ja) 17,3 15,7 13,5 19,3 2,7 0,5 0,5

· h. Andere regeling bedrijfsarts of arbodienstverlener (% ja) 3,3 4,6 4,2 4,5 2,4 1,7 1,3

· i. Weet niet [regeling bedrijfsarts of arbodienstverlener] (% ja) 8,9 5,6 6,2 8,1 3,2 1,7 0,9

2.7.2 Getroffen maatregelen

Dat een bedrijf voldoet aan wettelijke verplichtingen, waaronder het hebben van een RI&E, betekent niet automatisch dat er ook (voldoende) maatregelen worden genomen tegen arbeidsrisico’s. Omgekeerd geldt ook dat als een bedrijf geen RI&E heeft, dit niet betekent dat er niet wordt gewerkt aan een veilige en gezonde werkomgeving. Tabel 2.10 geeft een overzicht van de mate waarin bedrijven in de voorgaande twee jaren nieuwe maatregelen hebben genomen die betrekking kun­ nen hebben op een of meerdere arbeidsrisico’s.

TABEL 2.10 Nieuwe maatregelen die de afgelopen twee jaar op het gebied van arbo en

verzuim zijn genomen in de jaren 2014, 2016 en 2019 op bedrijfsniveau (meerdere antwoorden mogelijk) als percentage van de bedrijven en als percentage van het aantal werknemers waarop de maatregelen van toepassing zijn.

% VAN DE BEDRIJVEN % VAN DE WERKNEMERS

2014 2016 2019 2014 2016 2019

N 5.109 4.809 4.409 7.374.865 8.089.127 8.819.847

Algemeen integraal beleid

voor veilig en gezond werken 12,4 13,6 14,9 30,8 32,9 39,8

Organisatorische

verbeteringen 11,8 14,8 16,0 36,3 33,0 51,1

Technische verbeteringen 17,3 17,2 17,8 27,5 23,9 27,7

Persoonlijke beschermings­

middelen 21,2 20,3 24,6 29,3 25,8 31,7

Bevorderen van een

gezonde leefstijl 9,6 10,8 13,1 35,1 39,0 46,0

Prikkels om verzuim te voor­

kómen of terug te dringen 11,5 12,5 11,9 34,0 34,9 33,1

Begeleiding bij verzuim­

en re­integratie 13,3 15,3 16,1 46,8 44,8 51,7

Voorlichting, training en

deskundigheidsbevordering 11,0 13,4 14,2 38,6 35,2 41,6

Aanpassingen in het werk 14,4 18,8 19,9 26,6 24,0 33,7

Andere maatregelen

arbo en verzuim 6,7 6,7 7,0 8,3 7,9 9,7

Geen maatregelen

arbo en verzuim 36,9 35,1 29,8 12,0 9,9 7,5

Bronnen: WEA 2014, 2016 en 2019 (TNO)

Tabel 2.10 laat zien dat het percentage bedrijven waar in de afgelopen twee jaar nieuwe arbo­ en verzuimmaatregelen zijn getroffen tussen 2014 en 2019 is toege­ nomen. Mogelijk is deze stijging het gevolg van het economisch herstel. In de Arbobalans 2018 constateerden we nog een afname van dit type maatregelen over de periode vanaf 2010 tot 2016, wat werd gerelateerd aan de crisis. Voor sommige maatregelen is deze toename wat groter dan voor andere. Het percen­ tage werknemers waarop die nieuwe maatregelen van toepassing zijn, is (bijna) altijd (soms fors) meer dan het percentage bedrijven waarvan de vertegenwoordi­ ger zegt dat nieuwe (arbo)maatregelen zijn getroffen. Dit komt doordat maatrege­ len vaker in grotere bedrijven worden genomen.

Er blijken grote verschillen te bestaan tussen de mate waarin bepaalde typen maatregelen zijn genomen. Het gaat dan om (nieuwe) maatregelen op het gebied van persoonlijke beschermingsmiddelen, technische verbeteringen en organisato­ rische maatregelen. Prikkels om verzuim te voorkomen of terug te dringen worden het minst vaak getroffen, en dit percentage is vrij stabiel. Organisatorische maat­ regelen, maatregelen gericht op de begeleiding van verzuim en re­integratie, voor­ lichting en training en het bevorderen van een gezonde leefstijl zijn maatregelen die relatief vaak door grote(re) bedrijven zijn getroffen.

Tabel 2.11 laat zien hoe het staat met de aanpak van risico’s in het werk bij bedrij­ ven met een RI&E en bedrijven zonder een RI&E. Bedrijven zonder een RI&E heb­ ben de afgelopen twee jaar veel minder nieuwe maatregelen getroffen dan bedrij­ ven met een RI&E. Omdat we weten dat grote bedrijven vaker een RI&E hebben dan kleinere bedrijven, is de vergelijking in tabel 2.11 ook gedaan voor bedrijven met een bedrijfsgrootte tot 10 werknemers, met 10 tot 50 werknemers, met 50 tot 250 werknemers en met 250 of meer werknemers. Het verschil bleef in alle categorieën bestaan. De conclusie lijkt te zijn dat het uitvoeren van een RI&E (waarin de werkgever systematisch moet kijken naar de risico’s) er voor zorgt dat bedrijven zich meer bewust zijn van de (soms ook minder zichtbare) risico’s en hiernaar handelen. Het zal ook zo zijn dat in bedrijven waar risico’s worden ver­ wacht, om die reden eerder een RI&E (opnieuw) wordt uitgevoerd. Dit kan ook betekenen dat in (een deel van de) bedrijven zonder RI&E minder risico’s zijn en daardoor minder nieuwe maatregelen nodig zijn.

TABEL 2.11 Nieuwe maatregelen getroffen in bedrijven waar naar eigen zeggen wel of

geen RI&E aanwezig is in 2019 (% bedrijven dat nieuwe maatregelen heeft getroffen).

GETROFFEN MAATREGEL

In document Arbobalans 2020 (pagina 50-53)