• No results found

Zeehengelen op een ‘charterboot’ (Foto Sander Boer, Hét Visblad)

areaal kwelderzones Waddenzee

Foto 7.7. Zeehengelen op een ‘charterboot’ (Foto Sander Boer, Hét Visblad)

Steken zeeaas voor eigen gebruik

Zeepieren en zagers (wormensoorten) worden laagwater op drooggevallen wad uit het sediment geschept, met behulp van een schop of riek. Hierbij wordt het wadoppervlak tot circa 35 centimeter diepte omgewoeld. De zeeaas-stekers beginnen een aantal uur voordat het laagwater is te zoeken naar een geschikt gebied. De zee- of wadpier is het meest gebruikte zeeaas in Nederland. Zeepieren komen niet overal langs de Nederlandse kust in gelijke dichtheden voor. In de westelijke Waddenzee worden hogere dichtheden aangetroffen dan in de oostelijke Waddenzee. Het steken voor eigen gebruik gebeurt vooral in de westelijke

Waddenzee, ten zuiden van de eilanden of vanaf het vaste land.

Door het steken van zeeaas voor eigen gebruik treedt er verstoring op van rustende en foeragerende wadvogels (met name scholekster) door silhouetwerking en wordt daarnaast lokaal de bodemstructuur (bodem en bodemfauna) van ‘slik- en

zandplaten’ aangetast. Gezien de zeer extensieve vorm van deze activiteit heeft dit geen effect op de voedselvoorraad voor vogelsoorten.

In bijlage 4 (B4.1.8) is een overzicht van de gedragsregels (#22) voor deze activiteit opgenomen. Het betreft hoofdzakelijk het verbod op steken in

mosselbanken en zeegrasvelden. Ook generieke visserijvoorwaarden in bijlage 2 zijn als gedragsregels van toepassing.

Daarnaast is er een optie (geen mitigerende maatregel) mogelijk tot het reguleren van het steken van zeeaas in een mosselbank bij West-Terschelling, met als doel monitoring van effecten en een betere toezicht en handhaving.

Deze gedragsregels zijn voor wat betreft het niet mogen steken in mosselbanken nieuw in het kader van dit beheerplan, hoewel het bevissen van litorale

mosselbanken reeds niet is toegestaan (bijlage 2, generieke visserijvoorwaarden, nummer 7). Hiermee worden significant negatieve effecten voorkómen en

resteffecten beperkt.

Kleinschalig (historisch) medegebruik (rapen schelpdieren, snijden zeekraal, recreatief staandwant)

Van oudsher bestaat bij particulieren zoals omwonenden en recreanten de behoefte om voor eigen consumptie zeedieren en zeekraal te verzamelen. Het medegebruik betreft het voor eigen gebruik het vangen van vis en andere zeedieren met net, het snijden van zeekraal evenals het rapen van Japanse oesters, kokkels en mossels. Recreatief vissen met fuiken is (sinds 2010) verboden in de Waddenzee.

Kustbewoners betreden het wad meestal op vrij korte afstand uit de oever of dijk. De activiteit vindt vooral plaats aan de zuidzijde van de bewoonde delen van de eilanden. Het kleinschalige medegebruik is in het algemeen extensief, vooral langs de vaste wal.

Kleinschalig medegebruik kan verstoring via silhouetwerking van vogels (met name scholekster en kanoet) veroorzaken. Vermindering van de voedselvoorraad is waarschijnlijk niet aan de orde gezien de schaal van de activiteit. Daarnaast wordt door onttrekking van zeekraal zeer lokaal en beperkt het habitattype

‘pionierbegroeiingen met zeekraal’ aangetast.

Per type medegebruik zijn verschillende mitigerende maatregelen getroffen (#23). Deze zijn opgenomen in bijlage 4 (B4.1.9).

Deze mitigerende maatregelen zijn grotendeels bestaand en deels (netlengte staandwant en in te stellen visserijvrijzones rond vispassages) nieuw in het kader

Natura 2000-beheerplan Waddenzee

Pagina 196 van 331

van dit beheerplan. Hiermee worden significant negatieve effecten voorkómen en resteffecten beperkt.

Ter informatie: het ministerie van EZ heeft opdracht gegeven voor het

inventariseren van het mogelijk probleem met betrekking tot de omvang van de mortaliteit van vissen door visserij nabij vispassages, zoals die voor de KRW zijn en worden aangelegd. Afhankelijk van het resultaat hiervan is het mogelijk dat er een proces gaat plaatsvinden met betrekking tot het instellen van visserijvrije zones rondom vispassages. Ook ten behoeve van de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000 in de Waddenzee voor de trekvissen zeeprik, rivierprik en fint kan het gewenst zijn om in beginsel visserijvrije zones in te stellen rondom de overgangen tussen de Waddenzee en de grotere binnenwateren. Wanneer deze wet- en regelgeving van kracht wordt, kan dit ook leiden tot beperkingen voor (recreatief) staand want in de nabije omgeving van sluizen en vispassages.

7.5.2 Civiele werken en overige (economische) activiteiten

Activiteiten voor beheer, toezicht, inspectie en opsporing

Overheden en terreinbeheerders zijn in de Waddenzee actief voor beheer-, toezicht- inspectie- en opsporingstaken. Ze doen dit te voet of met voer- en vaartuigen. Afhankelijk van de locatie kunnen er verstoringen van vogels of zeehonden plaatsvinden. Daarnaast kunnen de wadbodem (inclusief de slibrijkere delen met natuurlijke mosselbanken), zeegrasvelden en kwelders lokaal worden aangetast. Er is een gedragscode (herzien in 2009) voor beheermedewerkers, inspecteurs, toezichthouders en opsporingsambtenaren (#29) waar men zich aan moet houden. De code is vastgesteld in regulier overleg met het ministerie van EZ,

Rijkswaterstaat, het ministerie van Defensie, de drie provincies, gemeenten, terreinbeheerders en enkele andere toezichthoudende instanties. Deze mitigerende gedragscode is opgenomen in bijlage 4 (B4.2.1). Ten aanzien van snelvaren door overheidsdiensten wordt ook verwezen naar ‘Scheepvaart’ (met bijlage B4.2.2). Hiermee worden significant negatieve effecten voorkómen en resteffecten beperkt.

Scheepvaart

Alle vormen van scheepvaart – zowel beroepsvaart als pleziervaart – die binnen de gemarkeerde vaargeulen voorkomen, wordt gerekend tot ‘scheepvaart’:

vrachtschepen, recreatievaart, veerboten, watertaxi’s, vissersboten, schepen van overheden en beheerders.

Het is onwaarschijnlijk dat de toename van vaarbewegingen in de komende planperiode zal leiden tot barrières of versnippering van leef- of foerageergebieden die een significant effect zullen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van vogels en zeehonden. Scheepvaart brengt een tijdelijke en plaatselijke verstoring van vogels met zich mee. Effecten op populatieniveau van alle genoemde

doelsoorten zijn door het verspreide en passieve karakter van beroepsscheepvaart niet aan de orde. Op individueel niveau is er een klein (topper, eider) tot