• No results found

Niet-vergunningplichtige activiteiten, wel mitigatie vereist Hieronder vallen alle activiteiten die – ten tijde van de toetsing – op zichzelf geen

areaal kwelderzones Waddenzee

Categorie 4 Niet-vergunningplichtige activiteiten, wel mitigatie vereist Hieronder vallen alle activiteiten die – ten tijde van de toetsing – op zichzelf geen

verslechterend of significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen, maar die wel bij autonome ontwikkeling en/of in combinatie met andere activiteiten een negatief (rest-)effect kunnen hebben. Indien alle (rest-)effecten tezamen alsnog een verslechterend of significant verstorend effect hebben, worden in het beheerplan mitigerende maatregelen genomen waardoor deze effecten worden voorkomen.

Deze mitigerende maatregelen zijn niet juridisch afdwingbaar zonder aanvullend juridisch instrumentarium. Dit aanvullend juridisch instrumentarium wordt genoemd in het kader van de handhaving in paragraaf 9.2 van dit beheerplan en wordt verder uitgewerkt in het Handhavingsplan dat deel uitmaakt van het

uitvoeringsprogramma.

Toelichting vrijstelling vergunningplicht en naleven voorwaarden Voor alle Nb-wetvergunningplichtige activiteiten geldt dat ze in het beheerplan onder voorwaarden (alleen generiek of zowel generiek als specifiek) vrijgesteld kunnen worden van deze vergunningplicht. Dit is echter geen verplichting, de afweging daartoe wordt gemaakt door het betreffende bevoegd gezag. Zijn vergunningplichtige activiteiten onder het stellen van

voorwaarden vrijgesteld in dit beheerplan, maar wordt niet aan één of meer van de voorwaarden voldaan, dan is de vrijstelling niet meer van toepassing en ‘herleeft’ de vergunningplicht. Er is in een dergelijk geval dus sprake van het verrichten van een activiteit (project of andere handeling) zonder vergunning en degene die de

activiteit verricht, overtreedt daarmee artikel 19d lid 1 Nb-wet. Artikel 19d lid 2 Nb- wet is in deze gevallen niet van toepassing, omdat niet ‘overeenkomstig het beheerplan’ wordt gehandeld. Dit betekent dat degenen die vrijgestelde

vergunningplichtige activiteiten verrichten gehouden zijn aan de voorwaarden die op grond van het beheerplan aan deze activiteiten worden gesteld, zonder dat daarvoor extra besluiten nodig zijn (zoals een aanschrijving).

Bij bestaand gebruik in de zin van artikel 1 sub m van de Nb-wet, kan het bevoegd gezag, ingeval wordt afgeweken van de gestelde voorwaarden, gebruik maken van de aanschrijvingsbevoegdheid in de zin van artikel 19c, tweede lid Nb-wet. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de relevante informatie in dit beheerplan en de achtergronddocumenten.

Natura 2000-beheerplan Waddenzee

Pagina 152 van 331

Uitwerking huidige activiteiten

Uit de voortoetsingen (Lit. 20; Lit. 22; Lit. 25) is gebleken dat een deel van de niet- vergunning-plichtige activiteiten geen of verwaarloosbare negatieve effecten heeft voor de Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen. Deze worden verder niet meer in het beheerplan genoemd. Het gaat hier om de volgende huidige activiteiten: wegverkeer op dammen (pieren), wandelen en fietsen op dijken en pieren, kleinschalig dijkonderhoud (zoals maaien), opruimen van zwerfafval, duiken, luchtvaart boven 450 meter hoogte, gebruik op Griend, kleinschalig archeologisch onderzoek en activiteiten in de Waddenzee op de randen van de bewoonde Waddeneilanden die zijn genoemd in de beheerplannen van de Waddeneilanden. Voor een gedetailleerde opsomming van die activiteiten wordt verwezen naar de lijst ‘Inventarisatie bestaand gebruik Waddenzee/ Noordzeekustzone’ (Lit. 60), de voortoetsen, nadere effectenanalyses en deelbeheerplannen betreffende militaire activiteiten (Lit. 3; Lit. 7; Lit. 31; Lit. 31; Lit. 32; Lit. 33; Lit. 68) en - met

betrekking tot de activiteiten in de Waddenzee die zijn gerelateerd aan de bewoonde Waddeneilanden – naar de vijf beheerplannen van de Waddeneilanden. Deze

activiteiten vormen geen belemmering voor het behalen van de

instandhoudingsdoelstellingen en kunnen in ongewijzigde vorm worden voortgezet. Daarnaast zijn er veel activiteiten die, mits ongewijzigd in aard, omvang en tijd, zonder nieuwe aanvullende voorwaarden of maatregelen kunnen worden

gecontinueerd. Deze activiteiten zijn ingedeeld bij de hiervoor toegelichte

categorieën 2 of 4. Ook is gebleken dat nagenoeg alle gebruik waarbij wel negatieve effecten kunnen optreden kan doorgaan, mits voorzien van nieuwe bepalingen (vastgelegd in vrijstellingsvoorwaarden voor categorie 2 of mitigerende maatregelen voor categorie 4).

Voor een volledig overzicht van de resultaten van de toetsing van de activiteiten wordt verwezen naar de lijst ‘Inventarisatie bestaand gebruik’, ‘Voortoets’ en ‘Nadere effectenanalyse’.

In onderstaande subparagrafen zijn alle activiteiten onderverdeeld in de eerder genoemde 4 categorieën.

Het is algemeen beleid dat een activiteit binnen gebieden waarvoor een toegangsbeperkingsbesluit op grond van artikel 20 Nb-wet geldt (de artikel 20- gebieden) niet mag vóórkomen gedurende de gesloten periode. Activiteiten binnen artikel 20-gebieden blijven in beginsel vergunningplichtig, indien en voor zover dit blijkt uit het besluit (behalve wettelijke uitzonderingen op grond van Nb-wet artikel 20 lid 4). Voor reguliere monitoringsactiviteiten van het Rijk, waarvoor specifieke aanvullende voorwaarden zijn opgenomen in het beheerplan in categorie 2 (vrijgesteld vergunningplichtig), is hierop een uitzondering gemaakt. Voor

noodzakelijk optreden in verband met beheer, inspectie, toezicht en handhaving in deze gebieden wordt tevens verwezen naar de gedragscode inspecteurs,

Leeswijzer paragrafen 7.2 tot en met 7.5:

Categorie 1 (Nb-wetvergunningplichtig - vrijgesteld zonder specifieke voorwaarden) is niet van toepassing in de Waddenzee.

Per activiteit wordt voor de categorieën 2, 3 en 4 een korte beschrijving gegeven met een korte samenvatting van de (mogelijke) effecten.

Voor categorie 2 (Nb-wetvergunningplichtig – vrijgesteld met voorwaarden) wordt in paragraaf 7.3 voor de voorwaarden voor vergunningvrijstelling verwezen naar bijlage 3.

Voor categorie 3 (Nb-wetvergunningprocedure blijft nodig) is in veel gevallen een toetsingskader op hoofdlijnen voor vergunningen opgenomen in paragraaf 7.4. Voor sommige (kleinschalige) activiteiten uit deze categorie is dat niet nodig.

Voor categorie 4 (niet Nb-wetvergunningplichtig, met mitigatie) wordt in paragraaf 7.5 voor de nodige mitigerende maatregelen verwezen naar bijlage 4.

Bovendien staat in tabel 8.6 van paragraaf 8.6 een beknopt overzicht van alle vrijstellingsvoorwaarden, kaders, mitigerende maatregelen en beheermaatregelen in de Waddenzee opgenomen. Het nummer dat per activiteit in onderstaande

subparagrafen is genoemd na het ‘#’ teken, correspondeert met het nummer in deze tabel.

Bij toezicht en handhaving (paragraaf 9.2) wordt aangesloten bij de in dit hoofdstuk aangegeven indeling van activiteiten, gedragsregels en voorwaarden.

Meer uitgebreide beschrijvingen van de activiteiten zijn opgenomen in de Nadere effectenanalyse (Lit. 7; Lit. 20; Lit. 21; Lit. 23; Lit. 26; Lit. 26; Lit. 28; Lit. 31; Lit. 31; Lit. 32; Lit. 33; Lit. 68).

7.2 Categorie 1: Vrijgestelde vergunningplichtige activiteiten zonder specifieke

voorwaarden

In de Waddenzee zijn er geen Nb-wetvergunningplichtige activiteiten die onder deze categorie vallen.

7.3 Categorie 2: Vrijgestelde vergunningplichtige activiteiten met specifieke

voorwaarden

Er zijn vergunningplichtige activiteiten die alleen onder specifieke voorwaarden geen significante negatieve effecten op de Natura 2000-doelstellingen hebben. Deze activiteiten zijn met inachtneming van deze voorwaarden (genoemd in het

beheerplan en veelal afgeleid uit bestaande vergunningsvoorschriften), vrijgesteld van de Nb-wetvergunningplicht.

In de Waddenzee betreft het de volgende activiteiten: Beroepsmatige visserij

• Gebruik mosselkweekpercelen

• Vaste vistuigenvisserij (diverse vormen) Recreatie

• Robbentochten • Demonstratievisserij • Evenementen • Kitesurfen

Natura 2000-beheerplan Waddenzee

Pagina 154 van 331

Civiele werken en overige (economische) activiteiten • Baggerwerken (onderhoud)

• Reguliere kustsuppleties basiskustlijn • Onderhoud kabels en leidingen

• Onderhoud waterbouwkundige constructies, (veer-)havens en andere dergelijke constructies

• Diepe delfstoffenwinning: gaswinning Groningenveld • Bestaande lozingen van stoffen

• Bestaande koelwaterinnames en -lozingen • Monitoring- en onderzoeksactiviteiten: regulier • Oefeningen calamiteitenbestrijding: regulier

• Burgerluchtvaart: laagvliegen gelimiteerde doelgroep

• Activiteiten Defensie: beproevingen munitie Breezanddijk, zoekacties munitieresten Marnewaard

Natuurbeheer en agrarisch gebruik • Schadebestrijding (vossenbestrijding)

7.3.1 Beroepsmatige visserij

Op alle vormen van beroepsmatige visserij (dus ook op de hierna genoemde mosselpercelen en vaste vistuigen) zijn ook de generieke voorwaarden van toepassing. Deze zijn opgenomen in bijlage 2, waarin ook in een tabel is

aangegeven welke van deze generieke voorwaarden relevant zijn per visserijvorm.

Gebruik mosselkweekpercelen

De mosselkweekpercelen bevinden zich uitsluitend in de westelijke Waddenzee (zie kaart 2, ‘Visserij’). Mosselzaad (zie subparagraaf 7.4.1) wordt hier uitgezaaid. Op deze percelen kunnen de mosselen groeien en worden ze enkele keren verplaatst. Op het moment dat de mosselen marktwaardig zijn worden ze met behulp van een kor weer opgevist. Wanneer de mosselen naar de veiling worden gebracht worden zij geschoond. De tarra (lege losse schelpen en schelpresten, zeepokken, algen, krabben en zeesterren) wordt in de Oosterschelde gestort.

Mosselpercelen leveren enerzijds een lagere kwaliteit van ‘permanent overstroomde zandbanken’ door een zekere mate van onnatuurlijkheid en bodemverstoring. Anderzijds betekent het voorkomen van hoge dichtheden van goede kwaliteit mosselen lokaal wel verhoogde foerageermogelijkheden voor schelpdieretende (duik)eenden zoals de eider. De werkzaamheden op mosselkweekpercelen zorgen voor verstoring voor de op open water foeragerende vogels (met name eider), als gevolg van silhouetwerking van de mosselboten.

Om negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen te voorkomen, dient ervoor te worden gezorgd dat er een minimaal percentage van de hoeveelheid opgeviste mosselen op de percelen achterblijft gedurende de winter. Dit is conform het Beleidsbesluit Schelpdiervisserij, Ruimte voor een zilte oogst (Lit. 43) en opgenomen in de vergunningvoorschriften voor de mosselzaadvisserij, overeenkomstig het toetsingskader mosselzaadvisserij (subparagraaf 7.4.1). Over de uitvoering van het convenant mosseltransitie worden afspraken gemaakt. In dat kader is besloten tot een proef met nieuwe kweekpercelen voor mosselen in 2016 en verder. Het betrokken bestuurlijk overleg (waarin EZ, mosselsector en natuurorganisaties samenwerken) heeft eind 2015 de staatssecretaris van EZ daarover geadviseerd. Het departement van EZ zorgt voor de uitvoering van dit

advies inclusief de daaraan verbonden voorwaarden. Deels verloopt dit via een Nb- wetvergunning. Daarnaast heeft EZ in 2015 nieuw beleid m.b.t. de MZI’s

geformuleerd.

Hiermee worden significant negatieve effecten voorkómen en resteffecten beperkt.

Vaste vistuigenvisserij

Visserij met vaste vistuigen omvat diverse, vooral kleinschalige, visserijvormen waarbij het net niet wordt voortbewogen ten opzichte van de bodem. Vissers met vaste vistuigen (staandwant, zegen, fuiken, kubben, ankerkuil en vergelijkbare vormen) dienen te beschikken over een vergunning in het kader van de Visserijwet. Het aantal vergunningen is gelimiteerd tot de huidige omvang, op basis van het beleidsbesluit vaste vistuigen (‘Vast en Zeker’, 2002). De in de bijlage 3 (B3.1.1) opgenomen vrijstellingsvoorwaarden zijn alleen van toepassing op de vissers, genoemd in de daarin opgenomen lijst van (voormalige) vergunninghouders Nb-wet. Wijzigingen in de tenaamstelling van vergunninghouders Visserijwet dienen tijdig doorgegeven te worden aan het bevoegde gezag (provincie Fryslân).