• No results found

De ontwikkeling van de (vaar)recreatie vereist brede overeenstemming, dat deze ontwikkeling verantwoord samen kan gaan met de natuurwaarden. Dit is de inzet van de kwalitatieve benadering waarop het Convenant Vaarrecreatie is gericht (

Lit. 5). Op basis van de evaluatie van het Convenant Vaarrecreatie is het Actieplan Vaarrecreatie Waddenzee 2014-2018 (Lit. 70) opgesteld dat wordt ondersteund door overheden, terreinbeherende organisaties en belangengroepen in een gezamenlijke intentieverklaring. In het actieplan wordt een systeemsprong

gemaakt, met als uitgangspunt dat natuur en recreatie prima samen kunnen in de Waddenzee. Dit vereist een gecoördineerde ketenaanpak, met programmatische aansturing van de Waddenprovincies waarbij wordt ingezet op borging en

versterking van de natuurkwaliteiten van de Waddenzee door een goede organisatie van de keten van handhaving: communicatie, geleiding en toezicht en zonodig repressief optreden. Op gezamenlijk aan te wijzen hotspots (concentraties van waterrecreatie en natuurwaarden) wordt geleerd van effecten van maatregelen, gericht op naleefgedrag van gebruikers en monitoring van (de effecten van)

activiteiten. Hierbij wordt ook onderzocht of op meer dynamische wijze kan worden omgegaan met gebieden waarvoor toegangsbeperkingen (artikel 20 Nb-wet) gelden. De nieuwe tijdelijke route over het wad tussen Terschelling en Ameland is een pilotproject. De afspraken zijn vastgelegd in het Actieplan Vaarrecreatie Waddenzee en de door betrokken partijen ondertekende intentieverklaring (Lit. 70).

In subparagraaf 9.1.2 wordt de versterking van de communicatie ‘in het veld’ nader beschreven.

Civiele werken en overige (economische) activiteiten

Uit verschillende gegevens over trends in de scheepvaart komt het algemene beeld naar voren dat schepen groter worden en in de toekomst sneller zullen varen. Het beleid van het rijk en van de provincie Groningen is gericht op een goede zeezijdige bereikbaarheid van de Eemshaven en op de ontwikkeling van de Eemshaven met energiegerelateerde bedrijvigheid. Op het Eemshaventerrein zijn twee nieuwe energiecentrales gebouwd en is de haven verder uitgegraven. Door een aantal ondiepten in de vaarweg is deze in de huidige situatie bevaarbaar voor schepen met een maximale diepgang tot 10,67 meter (alleen getijgebonden). Voor de energiegerelateerde bedrijven die in de Eemshaven gevestigd zijn of concrete interesse hebben, is het gewenst de haven bereikbaar te maken voor Panamax- schepen met een diepgang van 14 meter. Om deze bereikbaarheid te kunnen faciliteren en veilig scheepvaartverkeer mogelijk te maken, zal de vaargeul

aangepast worden en zullen voldoende passeerstroken, (incidentele) ligplaatsen en keermogelijkheden aanwezig moeten zijn. Het tracé van de vaarweg ligt grotendeels buiten het Natura 2000-gebied; het traject zuidwaarts van Borkum ligt deels in het Vogelrichtlijngebied. Het tracébesluit is vastgesteld in 2014.

In het rijksbeleid is bepaald dat nieuwe kabels en leidingen tussen de Noordzee en het noord(oosten) van Nederland bij de Eemshaven ‘aanlanden’. Deze zullen dan deels ook door de Waddenzee (Eems) komen te lopen. Naar verwachting zullen hier in de nabije toekomst nieuwe initiatieven voor kabels en leidingen worden genomen. De vaarroute van de haven van Lauwersoog naar de Noordzee gaat via de

buitendelta (in de Noordzeekustzone) tussen Ameland en Schiermonnikoog. Door de verondiepingen van de vaargeul(en) in deze buitendelta is momenteel de

toegankelijkheid voor grote viskotters tot de haven van Lauwersoog verslechterd. Tot op heden heeft Rijkswaterstaat geen baggerwerkzaamheden in buitendelta’s verricht. In de buitendelta’s wordt in principe niet ingegrepen gezien de grote natuurlijke dynamiek en onduidelijkheid over de mogelijkheid om er duurzaam en economisch verantwoord te kunnen ingrijpen. In samenspraak met alle betrokkenen en afhankelijk van de morfologische ontwikkelingen zal worden bekeken of het

Natura 2000-beheerplan Waddenzee

Pagina 66 van 331

(economisch en ecologisch) verantwoord is hier door baggerwerk de vaarweg te onderhouden.

Er is de laatste jaren een ontwikkeling in het personenvervoer van en naar de Waddeneilanden door ingebruikname van watertaxi’s. Hiermee vindt ook

personenvervoer plaats buiten de reguliere veerbootdiensten en is er dus sprake van enige intensivering van (snelle) scheepvaart in de betondevaargeulen. Snelvaren door watertaxi’s kan op basis van de huidige regelgeving (BPR) worden toegestaan in daarvoor aangewezen vaarwegen of gedeeltes daarvan. De wens leeft om noodzakelijk snelvaren ‘s nachts toe te staan. In de Nadere effectenanalyse (Lit. 21) is uitgegaan van de bestaande regelgeving uit de Regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995, waarin alleen snelvaren overdag wordt toegestaan.

Het onderhoudsbaggerwerk voor het instandhouden van de vaargeul voor de veerbootroute tussen Holwerd en Ameland is de afgelopen jaren zeer sterk toegenomen (nabij Holwerd). De oorzaak wordt vooral gezocht in morfologische ontwikkelingen rond het gebied. Tussen het Rijk en de regionale stakeholders is afgesproken een gezamenlijke verkenning uit te voeren naar alternatieven voor een goede bereikbaarheid Holwerd-Ameland. Dit open planproces moet input bieden voor de besluitvorming gericht op een meer stabiele dienstregeling van de veerverbinding. Mogelijke oplossingsrichtingen worden nader in beeld gebracht, zoals aanpassing logistiek (bijvoorbeeld vervoersconcept) en infrastructuur (bijvoorbeeld geultracé). Gekeken wordt naar de mogelijkheden om de

bereikbaarheid van Ameland op een meer duurzame manier in te vullen, met minder baggerwerk. Dit is zowel vanuit economisch belang als vanuit natuurbelang. Deze nadere verkenning in een open planproces start eind 2015 en past goed in de ‘visie’ (subparagraaf 2.2.1).

Het plan ‘Holwerd aan Zee’ is een lokaal initiatief om het dorp Holwerd met de zee te verbinden. Dit door de aanleg van een meer tussen de zeedijk en het dorp, met een verbinding van het meer met de Waddenzee. Het idee is ontstaan in een gebied met krimp en weinig economisch perspectief, die met dit plan een impuls probeert te krijgen. De impuls wordt gezocht in versterking van de vaarrecreatie in dit gebied en de daarbij horende economische activiteiten. In 2014 is een haalbaarheidsstudie uitgevoerd. Door een specifiek beheer van de waterafvoer van het meer naar de Waddenzee lijkt een beduidende reductie mogelijk op het slibbezwaar in de vaargeul naar Ameland. Dit kansrijk effect dient nader te worden onderzocht, evenals de effecten van het plan op het lokale ecosysteem.

De zeedijk langs de Prins Hendrikpolder (Texel) dient te worden versterkt om te voldoen aan de normen volgens de Waterwet. In het voorlopig plan is niet gekozen voor een traditionele dijkverzwaring, maar voor verbreding van de zeedijk met een hoog zandlichaam aan de zeezijde. Het zandlichaam gaat over in een zandige, kwelderachtige vooroever. In dit kustverdedigingsproject worden veiligheid, natuur en recreatie gecombineerd. Zie verder subparagraaf 4.6.3.

De Afsluitdijk is toe aan een grote opknapbeurt. Om aan de veiligheidseisen voor waterveiligheid te voldoen zullen het dijklichaam en de civieltechnische kunstwerken (schutsluizen en spuisluizen) in de Afsluitdijk worden versterkt. Ook wordt de capaciteit om water af te voeren uit het IJsselmeer vergroot door het gefaseerd aanbrengen van pompen bij de Stevinsluizen bij Den Oever. De werkzaamheden starten medio 2017. In de structuurvisie Toekomst Afsluitdijk met

bestuursovereenkomst (2011) zijn naast de waterveiligheid beleidskeuzen over andere doelen gemaakt. De regionale overheden, verenigd in het programma De

Nieuwe Afsluitdijk, nemen initiatief voor het ontwikkelen van projecten op gebied van natuur (onder andere Vismigratierivier, zie paragraaf 6.1). Daarnaast ook voor duurzame energie en recreatie.

Het project ‘Waddenzeehavens (specialisatie en profilering)’ richt zich op het duurzaam functioneren van de havens, waarbij havenontwikkeling ook kan worden gekoppeld aan natuurprojecten, Het programma richt zich onder andere op het minimaliseren van het baggeren, optimaliseren van de baggerverspreiding en eventueel gebruiken van de baggerspecie. Een voorbeeld hiervan is het mogelijk zodanig verspreiden van baggerspecie uit de haven van Harlingen, dat het slib bijdraagt aan kwelderontwikkeling (‘slibmotor’). Zie verder subparagraaf 4.6.3. In het noordwesten van Fryslân vindt vanaf circa 2016 een transitie plaats van zoutwinning door Frisia onder land, naar zoutwinning onder de Waddenzee. Deze nieuwe activiteit heeft een daling in de diepe ondergrond tot gevolg, die zal leiden tot een grotere zandhonger van het systeem. Deze zal moeten worden gemitigeerd door extra kustsuppletie.