• No results found

Wouter verbeeld. Illustraties bij diverse uitgaven van Woutertje Pieterse

De rijkdom aan details waarmee Multatuli de Wouter-geschiedenis heeft geschetst biedt aanknopingspunten voor talrijke geïnspireerde afbeeldingen, ter opluistering van boekuitgaven van Woutertje Pieterse. Het is dan ook opmerkelijk dat het bijna zestig jaar heeft geduurd voordat, sinds het eerste optreden van Wouter in de eerste bundel Ideën uit 1862, er een geïllustreerde Wouter op de markt kwam.

Niettemin begint Multatuli er zelf als eerste over. Op 29 maart 1872 schrijft hij aan zijn uitgever G.L. Funke:

En nog iets, maar let wel, t is een vraag geen voorstel: Zyn geïllustreerde uitgaven in Holland onpraktisch uit 'n commercieel oogpunt? Het heeft me vaak verwonderd dat teekenaars of schilders - niet zoo heel ryk gewoonlyk aan Ideën - geen onderwerpen uit myn werken kiezen ter behandeling. Het slot der Colineau-geschiedenis, Wouter met Femke, Saïdjah onder den boom, en meer dingen, zouden goede onderwerpen voor schilderyen zyn. In 't Buitenland helpt de eene kunst de ander. (VW XV, 157)

Vervolgens doet Multatuli een aantal concrete suggesties voor illustraties bij enkele Ideën, die aantonen dat zijn artistieke talent ook op dit terrein ontwikkeld was. Deze tamelijk rustig geformuleerde vraag komt, in heel wat hooghartiger vorm, terecht in een noot bij de herdruk van de de derde bundel Ideën uit het najaar van 1872:

Voor 't byna ondenkbaar geval, dat onze schilders een ogenblikje tyd vonden, na 't afwerken van hun heiligen, binnenhuizen, stillevens of den eeuwigen: één heer met één hond en één haas, ben ik zo vry hun myn Woutertjen allereerbiedigst aan te bevelen. Ik weet wel dat het gewaagd is, by den Lucullischen rykdom aan denkbeelden, waarvan onze

schildery-tentoonstellingen getuigenis geven, op de behandeling van een nieuw onderwerp aan te dringen, maar 't kon eens zijn, dat de weelderige inspiratie van richting veranderde. (VW III, 422-423)

Funke reageert positief op Multatuli's vraag. Op 6 april 1872 schrijft hij aan Multatuli:

Uw vraag betrekkelijk een geillustreerde editie der Ideën zou ik liefst willen beantwoorden met een proef te nemen door 't geven eener

geïllustreerde uitgaaf van Wouter's historie. Kent Ge de teekenaar de Vries, die de Gedichten van den Schoolmeester (vd Linde) zoo geestig

illustreerde? Welnu dat zou de man zijn die we moesten hebben en hij zou 't zeker met geestdrift en goed doen. Lukt het U dus wouter af te schetsen dan zou ik heel veel lust hebben de proef te wagen en ik vrees dan ook niet voor mislukking. De Vries heeft door zijn Schoolmeester-illustratie getoond dat hij prachtig-naïef kan wezen, en droog-komiek als de beste. (VW XV, 169)

Op 11 april 1872 schrijft Funke dat hij Multatuli in de zomer hoopt te bezoeken: We bespreken dan meteen de geïllustreerde uitgaaf van Woutertje. Zoodra ik een ex. voor een redelijk prijsje machtig wordt zal ik U een geïll Schoolmeester zenden en Ge zult stellig toestemmen dat De Vries onze man is. Door hem geïll. ben ik niet bang voor de réussite. (VW XV, 180) Maar ondanks dit optimisme loopt het goede voornemen stuk. Op de moeizame voortgang van de Wouter-geschiedenis, op Multatuli's verzet tegen een afzonderlijke uitgave van Wouter-fragmenten, hoezeer ook Funke Multatuli bezweert dat daar alleen maar voordelen aan vast zitten. Maar bijvoorbeeld ook op zo'n praktisch feit als het ontijdige overlijden van de beoogde illustrator Anthony de Vries (1842-1872). Ook later probeert Funke het nog eens, in oktober 1873, wanneer hij verwijst naar Vosmaer's gedicht Londinias, dat verlucht was met illustraties van de schrijver zelf. Funke schrijft: ‘Ik wou dat V[osmaer] Uw wouter eens illustreerde, nu Anton de Vries, de teekenaar van den geïll Schoolmeester overleden is. Me dunkt hij zou 't kunnen.’ (VW XVI, 241) Vosmaer zelf moet er ook wel iets in gezien hebben. Hij schrijft althans in De Nederlandsche spectator in juni 1875: ‘Wat een aardige illustratie zou ook de Wouter-geschiedenis van Multatuli kunnen opwekken!’ Maar ook hiervan komt niets terecht en vele jaren lang blijkt er niets van enig initiatief tot het uitbrengen van Woutertje Pieterse met illustraties. Aan het einde van november 1884 voelt Multatuli er zelf ook weinig meer voor, zoals blijkt uit een brief aan H.C. Muller:

Illustratie van den Wouter? Eilieve, niemand heeft daartoe myn permissie nodig. [...] Nog eens, niet ik heb te kommanderen over 't al dan niet bezorgen van 'n geïllustr. uitgaaf. Maar als ik m'n opinie daarover moet zeggen, kan ik niet anders dan verklaren dat ik zoo'n editie met angst zou tegemoet zien. (VW XXIII, 237)

Welnu, het is er dan ook tijdens Multatuli's leven niet meer van gekomen.

51

verzameld door Dr. J. van Bergh van Eysinga-Elias. Dit was niet de eerste

afzonderlijke Wouter, maar wel de eerste geïllustreerde. Volgens het titelblad gaat het om illustraties ‘naar teekeningen van Anton van der Valk’. Anton van der Valk (1884-1975) paste in zijn werk vele verschillende technieken toe. Hij illustreerde niet alleen Wouter, maar maakte ook veel karikaturen, reclameplaten,

postzegelontwerpen en boekbanden. Hij tekende ook onder het pseudoniem Ton van Tast. De uitgave bevat zes afbeeldingen die de karikaturale aanleg van de tekenaar duidelijk verraden, hoewel de tekening van Fancy die Wouter opneemt en meevoert een haast symbolistisch karakter heeft. De keuze van scenes ligt voor de hand. Femke en Wouter bij een molen, het salieavondje bij juffrouw Pieterse.

Illustratie door Jan Damme. Afkomstig van de Multatuli-kalender voor het jaar 1925.

In 1925 verscheen de Multatuli-kalender. Deze bevatte veel meer dan twaalf platen omdat de maanden in tweeën werden verdeeld. Onder de illustraties is een viertal gewijd aan Woutertje Pieterse: Mr. Pennewip, op zoek naar de deugd, Wouter dromend van zijn hemden, Juffrouw Pieterse en juffrouw Laps in discussie over zoogdieren en - weer - Wouter en Femke bij een molen. De illustrator was Jan Damme, denkelijk een broer van de Multatuliaan B. Damme. Jan (Johan George) Damme (1894-1962) schilderde en tekende vooral landschappen, stadsgezichten en portretten. De illustraties zijn overigens ook, veel minder fraai gereproduceerd, terug te vinden in de door B. Damme uitgegeven bloemlezing Multatuli. Bloemlezing met

25 illustraties van Jan Damme. (Zandvoort, 1925) Ook in andere geïllustreerde

bloemlezingen zijn overigens wel Wouter-illustraties te vinden.

Een van de allerfraaiste Wouters die bestaat is geen Nederlands maar een Tsjechisch product. Deze kloeke uitgave uit 1953 bevat zeer talrijke illustraties van een mij verder niet bekende Karl Müller, in realistische stijl, maar zacht, weliswaar in meer kleurendruk uitgevoerd, maar ogenschijnlijk met pastelkrijt getekend. Het effect is zeer charmant, vooral omdat de kunstenaar duidelijk vanuit een Oost-Europees perspectief zich een voorstelling van het Nederlandse decor heeft gemaakt. We zien

52

In 1960 verscheen bij De wereldbibliotheek een ‘klein woutertje’, een bloemlezing van hoogtepunten uit de Wouter-geschiedenis door Garmt Stuiveling samengesteld. Het is al discutabel of men Wouter los moet maken uit de diverse bundels Ideën. Alle Wouter-samenstellers menen eigenlijk van niet. Maar een zo beperkte keuze maken als Stuiveling in dit geval deed doet het origineel nog meer onrecht. Niettemin verdient dit boekje hier vermelding vanwege de zeer aantrekkelijke illustraties van de fijnzinnige kunstenaar Pam Georg Rueter. Ze zijn helder-vertellend, in zwart-wit uitgevoerd en laten aan duidelijkheid niets te wensen over. Hier en daar overheerst het karikaturale karakter, meer dan bij andere illustratoren, zoals bijvoorbeeld in de afbeelding der Hallemannetjes.

Met dit al moet worden vastgesteld dat er allerlei illustratiemateriaal beschikbaar is uit binnen- en buitenland (een eveneens geïllustreerde Hongaarse uitgave heb ik niet gezien), maar dat er alles bijeen maar één Nederlandse geïllustreerde Wouter is verschenen, in 1920, meer dan 80 jaar geleden, bovendien kort na verschijnen in 1921 herdrukt... zonder de illustraties! Het is, vind ik, wel weer eens tijd voor een nieuw Woutertje, met een nieuw gezicht.

Illustratie door Karl Müller. Uit de Tsjechische vertaling van Woutertje Pieterse. Praag 1953.

Het zou voor onze letterkunde niet alleen, maar ook voor de zielkunde een belangryke bydrage zyn, indien wy dat verhaal voltooid voor ons hadden.

F. Domela Nieuwenhuis

Illustratie door Anton van der Valk. Uit: De geschiedenis van Woutertje Pieterse. Opnieuw verzameld uit de ‘Ideen’ door Dr. J. van den Bergh van Eysinga-Elias. Amsterdam 1920.

54