• No results found

Woningbehoefteonderzoek/woonwensenonderzoek

In document BIJLAGE 6 . – (pagina 66-73)

Welke (kwantitatieve en kwalitatieve) woningbehoefte wordt er verwacht in de gemeente?

DEAL

51. Aan welke woonvormen ontstaat door de vergrijzing een overschot en aan welke woonvormen een tekort?

52. Welke eigenschappen hebben woningen voor ouderen nodig en wat moet er in dit opzicht gebeuren? (ombouw tot levensloopbestendige woningen, sloop/nieuwbouw)

79. Welke vraag neemt vanuit ouderen toe? (vraag naar aanleunwoningen en vraag naar intramuraal wonen) Wat houden beide woonvormen in?

159. Met hoeveel neemt de vraag naar zelfstandig wonen met zorg toe tot 2040 (2009, 2015, 2020, 2030)? (aantal extra woningen) Hoe wordt deze vraag opgevangen? (type woningen en locatie: meer aanleunwoningen in regionale centra en centrumdorpen, aanleunwoningen in Warffum, Bierum en Wagenborgen behouden ondanks verdwijnen verzorgingshuizen, clusters van appartementen creëren rondom kleinere centrumdorpen en sommige woondorpen) Met hoeveel neemt de vraag naar intramuraal wonen af tot 2040 (2009, 2015, 2020, 2030)? 174. Met hoeveel woningen loopt de woningbehoefte in Delfzijl de komende 20 jaar terug? In welke twee gebieden is Delfzijl verdeeld en waar zijn de ontwikkelingen in deze twee gebieden op gericht? (stadskern: kwaliteitsslag. Dorpenring: kwaliteitsslag en sloop)

OOST-GRONINGEN

24. Welke veranderingen treden op in de samenstelling van huishoudtypen in de regio? (toename ouderen, afname alle andere huishoudtypen en met name jonge gezinnen en stellen) Wat betekent dit voor de woonvoorraad? (flexibele huurwoningen nodig voor senioren en aanpassen van bestaande koop- en huurwoningen)

49. Hoe zal de vraag zich vanuit ouderen waarschijnlijk ontwikkelingen en wat betekent dit voor de corporaties en zorginstellingen? (meer vraag naar intramurale en intensieve zorg, opgaven die gepaard gaan met risicovolle investeringen)

DE MARNE

36. Wat is een aandachtspunt bij deze ontwikkelingen? (alleen groei van 75plussers met specifieke woonbehoefte)

37. Wat betekent de afname van het aantal huishoudens voor de afname van het aantal

woningen? (2031: 175 minder woningen nodig dan in 2011, 2041: 450 minder woningen nodig dan in 2011)

38. Hoe ziet de kwalitatieve vraag en aanbod (koop of huur en welke prijscategorie) eruit voor de periode 2011-2021 en welke woningmarktfricties zijn hierbij aan te wijzen?

40. Welke vraag zal er vanuit de oudere doelgroep toenemen naast de vraag naar zelfstandige aangepaste woningen? (intramurale zorg)

41. Sluit de vraag naar intramurale en extramurale zorg aan op het aanbod in de gemeente De Marne? (nee) Waarbij moet bij uitbreiding van capaciteit voor intramurale zorg rekening mee

worden gehouden? (regionaal georganiseerd, veel mensen wijken uit)

46. Welke gevolgen heeft de krimp en de veranderende bevolkingssamenstelling op de kwantitatieve en kwalitatieve vraag naar woningen en voorzieningen?

57. Met hoeveel woningen moet de woningvoorraad de komende tien jaar en de komende twintig jaar afnemen? Waarom wacht de gemeente leegstand niet af? (verpaupering en waardedaling voorkomen)

LEEK

224. In welke relevante thema’s voor de zorgdoelgroep is vanuit het onderzoek van Companen inzicht verkregen? (aanbod en toekomstige vraag woningvoorraad, welzijnsdiensten,

zorgaanbod voor de zorgdoelgroep) En wat kan hieruit onder andere wat betreft de toekomst worden opgemaakt? (mogelijk fricties) Welke periode beslaat het onderzoek? (2006-2015) 227. Van welke doelgroep is de vraag naar wonen met zorg afkomstig?

230. Welk aanbod (onderscheiden naar woonzorgvormen) bestaat er op het moment van onderzoek (2006) in het kernclusters Leek en Tolbert? Hoe ziet de vraag en het aanbod er per 2015 uit in deze cluster? / Welke tekorten aan specifieke woonvormen worden er in Leek en Tolbert verwacht? Waar ligt binnen de gemeente de nadruk op wonen met zorg? (Leek) Waar worden op de duur ook bepaalde woonzorgvormen gerealiseerd? (nultredenwoningen in Tolbert)

231. Welk aanbod (onderscheiden naar woonzorgvormen) bestaat er op het moment van onderzoek (2006) in het kerncluster Zevenhuizen? Hoe ziet de vraag en het aanbod er per 2015 uit in Zevenhuizen? / Welke tekorten aan specifieke woonvormen worden in Zevenhuizen verwacht? Welke huidige situatie spreekt de resultaten van het onderzoek tegen? (vraag naar alle woonvormen, maar nu leegstand)

244. Wat is de woningbehoefte bij een trendmatige migratieontwikkeling over de periode 2007-2011? (730 woningen) Uit welke elementen is dit cijfer opgebouwd? (eigen behoefte: 600 woningen + migratie: 130 woningen) Hoe verhouden de huidige verwachtingen voor eigen behoefte en migratie zich tot het niveau in 2003? Hoeveel zou deze behoefte nog kunnen worden uitgebreid vanuit de taakstelling van de Regiovisie? (45 woningen)

245. Hoe ziet de vraag (onderscheiden naar financieringswijze, type en prijs) er per doelgroep (onderscheiden naar doorstromers, starters, uittreders, vestigers, vertrekkers) uit? (in

aantallen)

246. Welke theoretische woningtekorten zijn er zichtbaar?

247. Hoe ziet de vraag (onderscheiden naar financieringswijze, type en prijs) er per doelgroep (onderscheiden naar doorstromers, starters, uittreders, vestigers, vertrekkers) uit als wordt uitgegaan van de mogelijke extra taakstelling vanuit de regiovisie?

248. Wat is het verschil tussen de theoretische kwalitatieve woningtekorten bij de regionale taakstelling in vergelijking met de tekorten uitgaande van een trendmatige groei?

MARUM

105. Wie worden onder de doelgroep zorgbehoevenden verstaan? Wat is het

uitvoeringsprogramma van de pilot Wonen met zorg? (project waarbij inzicht is verkregen in vraag en aanbod van woonvormen voor de zorgbehoevende doelgroep wat vertaald is naar een actieprogramma voor het bouwen van nultredenwoningen, zorgwoningen, beschermd wonen en intramuraal wonen) En wie werken mee aan dit uitvoeringsprogramma? (gemeente en woningcorporaties)

309. Welke vragen zijn via een enquête onderzocht onder de doelgroep starters?

310. Welke belangrijkste conclusies kunnen aan de hand van dit enquête-onderzoek getrokken worden over de doelgroep starters? (leeftijdsgroep; voorkeur financieringswijze, type woning, locatie, prijsklasse; startproblemen)

319. In welke relevante thema’s voor de zorgdoelgroep is vanuit het onderzoek van Companen inzicht verkregen? (aanbod en toekomstige vraag woningvoorraad, welzijnsdiensten,

zorgaanbod voor de zorgdoelgroep) En wat kan hieruit onder andere wat betreft de toekomst worden opgemaakt? (mogelijk fricties)

321. Welk aanbod (onderscheiden naar woonzorgvormen) bestaat er op het moment van onderzoek (2006) in het kerncluster Marum en het kerncluster De Wilp? Hoe ziet de vraag en

het aanbod er per 2015 per cluster uit? / Welke tekorten aan specifieke woonvormen worden per cluster verwacht? Voor welke woonvormen zijn er plannen voor nieuw aanbod?

327. Wat is de woningbehoefte bij een trendmatige migratieontwikkeling over de periode 2007-2011? (200 woningen) Uit welke elementen is dit cijfer opgebouwd? (eigen behoefte: 135 woningen + migratie: 65 woningen) Hoe verhouden de huidige verwachtingen voor eigen behoefte en migratie zich tot het niveau in 2003?

328. Hoe ziet de vraag (onderscheiden naar financieringswijze, type en prijs) er per doelgroep (onderscheiden naar doorstromers, starters, uittreders, vestigers, vertrekkers) uit? (in

aantallen)

329. Welke strategische woningtekorten zijn er zichtbaar? Welke kleinere tekorten zijn er zichtbaar?

348. Aan hoeveel woningen (onderscheid naar financieringswijze en type) is volgens het onderzoek van Arcadis en volgens het onderzoek van Companen behoefte? Hoeveel van deze vraag gaat de gemeente (jaarlijks) realiseren?

ZUIDHORN

82. Wie worden onder de doelgroep zorgbehoevenden verstaan en hoe is inzicht verkregen in de vraag van deze doelgroep?

248. In welke relevante thema’s voor de zorgdoelgroep is vanuit het onderzoek van Companen inzicht verkregen? (aanbod en toekomstige vraag woningvoorraad, welzijnsdiensten,

zorgaanbod voor de zorgdoelgroep) En wat kan hieruit onder andere wat betreft de toekomst worden opgemaakt? (mogelijk fricties)

251. Hoe zien de tekorten aan specifieke woonvormen per cluster eruit? 260. Wat is de woningbehoefte voor de komende vijf jaar bij een trendmatige

migratieontwikkeling en uitgaande van de eerder genoemde uitgangspunten voor starters en doorstromers?

264. Welk theoretisch kwalitatief woningtekort ontstaat er bij een trendmatige migratie? (type en prijscategorie)

265. Hoe verschilt de kwalitatieve woningbehoeftebehoefte bij een trendmatige migratie van de kwalitatieve behoefte bij de groeitaak vanuit de regiovisie? (prijsklasse)

267. Aan welk type woningen uit welk prijssegment is vooral behoefte en kan gemakkelijk in deze vraag worden voorzien? (goedkope koopappartementen en goedkope en middeldure huurappartementen)

GRONINGEN

41. Waar komt de meeste vraag naar nieuwbouw vandaan? (80% uit stad) Waarom verhuizen gezinnen uit de stad? Hoe is de verhuisgeneigdheid van ouderen? (liever niet verhuizen, als wel dan vaak naar appartement)

43. Welke centrumstedelijke milieus zijn aantrekkelijk voor gezinnen?

49. Welk probleem doet zich voor op de woningmarkt voor starters?(komen te weinig geschikte woningen vrij) Welke gebieden van de stad vinden starters aantrekkelijk?

54. In welk programma is het beleid van de gemeente voor wonen en zorg te vinden? (Zorgen voor Morgen) Welk effect heeft dit beleid tot nu toe? (betere score op ouderenvoorzieningen) Welke problemen doen zich nog voor? (onvoldoende geschikte woningen om lang zelfstandig te blijven wonen)

56.Hoe groot is de verhuisneiging van ouderen? (niet groot) Naar welk soort woningen verhuizen ouderen het liefst als ze verhuizen? (huurappartementen)

58. Welke tendens wordt er vanuit het woningmarktonderzoek geconstateerd wat betreft oudere gezinswoningen? (gezinnen willen groter wonen, veel oude gezinswoningen nu kamerwoningen)

63. Welke behoefte aan nieuwe woningen en herstructureringsopgave wordt afgeleid uit het woningmarktonderzoek?

64. Naar welke woonmilieus is veel vraag? (groenstedelijke en centrumstedelijke woonmilieus/intensief wonen, extensief grondgebonden wonen) Waar liggen deze

woonmilieus? Welke doelgroepen zijn in de verschillende woonmilieus geïnteresseerd? Hoe houdt de gemeente gezinnen gebonden aan het centrum?

90. Waarom is het belangrijk gezinnen te binden aan de stad? En waar heeft deze doelgroep behoefte aan, blijkend uit het woningmarktonderzoek? (grondgebonden woningen op bestaande en uitleglocaties)

91. Welke andere behoeften ziet de gemeente voor gezinnen? (speciale voorzieningen, veiligheid, mogelijkheid tot uitbreiding woning)

98. Welke globale vraag van ouderen is vanuit het woningmarktonderzoek af te leiden? (behoefte aan appartementen dichtbij dagelijkse voorzieningen, veiligheid, bereikbaarheid en gelijkvloersheid belangrijker dan zorg en service. Al veel beleid op zorg gevoerd)

103. Aan welke woonmilieus is in de stad voornamelijk behoefte? En hoeveel ruimte is er jaarlijks voor nieuwe woningen om deze woonmilieus te realiseren? (tussen 600 en 1000) 109. Wat is de vraag naar appartementen in schilwijken?

110. Waaruit blijkt de vraag naar grondgebonden woningen in de schilwijken?

137. Hoe ‘goed’ is de doelgroep van beleid gehuisvest? (kwantitatief goed gehuisvest, maar vooral vraagdruk eengezinshuurwoningen)

138. Hoe is de vraagdruk op de sociale huur in de gemeente Groningen? Voor welk type woning is de druk het hoogst? Vanuit welke doelgroepen is de meeste vraag afkomstig? Waardoor wordt de vraagdruk mede bepaald? (kwaliteitseisen) Wat is het belangrijkste instrument om de druk te verminderen? (doorstroming) En hoe pakt de gemeente dit aan? (bouwen in het

duurdere segment) Wat voor effect heeft het beleid tot nu toe en hoe is dat te verklaren? 140. Hoe ontwikkelt het aandeel studenten in de stad zich? Wat zijn de ontwikkelingen op de ‘jongerenwoningmarkt en hoe is dit te verklaren? Wat voor voorkeur hebben jongeren voor woningtypes? (zelfstandig boven kamer) Waarom is verruiming van de

jongerenwoningvoorraad noodzakelijk?

HAREN

16. Welk aandeel nemen de 55 plussers momenteel in in de gemeente en wat is de voorspelling voor 2040? Wat is het voorspelde aandeel van middelbare huishoudens/gezinnen voor 2040? Welke gevolgen hebben deze verschuivingen voor de woningvraag?

52. Wat is de kwalitatieve woningbehoefte van eigen bevolking? (aandeel huur/koop, type, prijssegment) Hoe zijn deze cijfers tot stand gekomen?

53. Hoe is het hoge vraagpercentage naar goedkope huur- en koopwoningen te verklaren? 54. Hoe verhoudt de huurvraag van de eigen bevolking zich tot de koopvraag?

65. Wat is de kwalitatieve woningbehoefte van de vestigers? (aandeel huur/koop, type, prijssegment) Hoe zijn deze cijfers tot stand gekomen?

66. Hoe verhoudt de kwalitatieve vraag van instromers zich tot die kwalitatieve vraag van de huidige inwoners? Hoe verhoudt de koop/huurvraag zich tot het huidige aanbod?

69. Van wie is de vraag naar duurdere huurwoningen afkomstig? Waarom is het wenselijk om aan deze vraag te voldoen? (doorstroom)

72. Vanuit wie komt de vraag naar sociale woningen en waar zijn de cijfers op gebaseerd? (eigen bevolking)

74. Welke vraag is er vanuit senioren naar sociale huur?

75. Wat is de ‘echte vraag’ naar goedkope huur? (minder hoog dan vraagprofielen laten zien; starters verhuizen makkelijk, senioren verhuizen niet snel en kunnen ook duurdere

appartementen betalen)

78. Hoeveel woningzoekenden staan er ingeschreven bij woningbouwcorporatie Woonborg? In welke leeftijdscategorie valt de grootste groep? Welk dorp is het meest in trek? Wat valt op aan de ingeschrevenen? (200 ingeschreven van de 800 wonen nu in een koopwoning)

79. Wat kan er op basis van het aantal ingeschrevenen gezegd worden over de woningvraag? 86. Hoeveel woningen kunnen er de komende jaren volgens onderzoek van de RUG per jaar aan 55plussers worden afgezet? Komt de vraag naar geschikte, hoogwaardige seniorenwoningen overeen met het aanbod? (nee)

95. Van welke doelgroepen heeft de gemeente weinig inzicht in de woningbehoefte? (lichamelijk of verstandelijk beperkten, GGZ-cliënten)

103. Welk deel van de woningvraag is gericht op de kleinere dorpen? Hoe kan deze geringe vraag worden verklaard?

129. Hoe sluit de vraag naar verschillende typen sociale huurwoningen -

appartementeneengezinswoningen - aan op de bouwplannen? Hoe sluit de vraag naar grondgebonden woningen in de vrije sector huur aan bij de bouwplannen?

130. Hoe sluit de vraag naar goedkope koopwoningen – appartementen en eengezinswoningen - aan op de bouwplannen? En wie is hier de dupe van?

132. Hoe sluit de vraag naar dure koopwoningen aan op de bouwplannen?

HOOGEZAND-SAPPEMEER

50. Welk belangrijk resultaat laat het woningmarktonderzoek uit 2007 zien? (woningbouwprogramma sluit niet aan op de vraag)

51. Van welke type woningen is op dit moment een overschot in de planning? (appartementen) Welke beperkingen stelt de gemeente aan de appartementenbouw qua locatie?

52. Naar welk type woningen is vraag, blijkend uit het woningmarktonderzoek?

(seniorenwoningen) Welke kansen ziet de gemeente om meer aan te sluiten op de vraag en hoe wil zij zich hier in opstellen? ((collectief) particulier opdrachtgeverschap en consumentgericht bouwen. De gemeente wil deze bouwvormen ondersteunen en stimuleren)

76. Hoe sluit het huidige woningbouwprogramma aan op de vraag van ouderen? (te veel appartementen, meer vraag naar nultredenwoningen) Wat is een belangrijk aandachtspunt bij het bepalen van de kernvoorraad goedkope en betaalbare huurwoningen? (geschiktheid voor ouderen)

78.Hoeveel potentiële starters zijn er in de gemeente? Wat voor inkomen heeft deze groep over het algemeen? Wat zijn de woonwensen van starters? (bestaande woningen, met een lichte voorkeur voor koopwoningen)

98. Van welke type huurwoningen in welk prijssegment is een potentieel overschot en wat gaat de gemeente hieraan doen? (vernieuwing en kwaliteitsverbetering)

99. Van koopwoningen in welk prijssegment is een potentieel overschot en wat gaat de gemeente hieraan doen? (onderzoeken mogelijkheid regeling voor particuliere

woningverbetering)

SLOCHTEREN

53. Welke thema’s komen aan bod in het regiorapport van de pilot Wonen met zorg en hoe is dit uitgewerkt? (thema’s: vergrijzing, vermaatschappelijking van de zorg, extramuralisering. Uitwerking: benodigde woningen per gemeente)

54. Hoe is het aantal benodigde woningen vanuit het onderzoek gespecificeerd? (per kern vergelijking aanbod 2006 en benodigde aanbod 2015, waarbij ook kernen waar nu geen aanbod is, maar waar gezien het voorzieningen eventueel extra wooneenheden voor zorg kunnen worden gerealiseerd)

56. Wat is het zorgaanbod, onderscheiden naar intramuraal, beschermd wonen, verzorgd wonen, nultredenwoningen in de kernen Slochteren, Schildwolde, Siddeburen en Harkstede per 2006 en welke tekorten/overschotten worden verwacht per 2015?

57. Wat betekent dit voor het totale tekort/overschot in de gemeente Slochteren? Wat is bij de eerste evaluatie van het wonen met zorg project (2009) naar voren gekomen wat betreft de genoemde prognose? (prognose is juist)

109. Hoeveel en wat voor woningen worden wenselijk geacht voor Siddeburen-Zuid en Siddeburen-Noord? (o.a. nultredenwoningen, zorgwoningen in woonzorgzone rondom Ufkenshuis

125. Welke drie woningbehoeftescenario’s zijn uitgewerkt?

126. Wanneer zal er sprake zijn van een gelijkblijvend inwonertal? En wat betekent dit voor de woningbehoefte?

127. Welke invloed heeft een veranderende huishoudgrootte en de vergrijzing op de woningbehoefte bij een gelijkblijvend inwonertal?

128. Wat is de gemiddelde jaarlijkse natuurlijke aanwas? En welke bevolkingstoename is berekend tot 2020 als alleen rekening wordt gehouden met natuurlijke aanwas?

130. Wat betekent ieder scenario voor: de (jaarlijkse) toename van het aantal inwoners (gerekend vanaf 2009 tot 2020), het benodigde aantal woningen in 2020 en de benodigde jaarlijkse toename van de woningvoorraad?

137. Wat is de berekende benodigde woningtoename voor scenario 1 en scenario 2? Welke kanttekeningen moeten hierbij gemaakt worden? (minder natuurlijke aanwas verwacht door vergrijzing, migratiesaldo kan positief worden beïnvloed)

145. Wat voor bouwopgave geldt gemeentebreed voor intramuraal en beschermd wonen? (geen)

146. Is er behoefte aan meer nultredenwoningen en aanleunwoningen?

147. Wat zijn de specifieke tekorten per 2015 voor verzorgd wonen en nultredenwoningen gemeentebreed en in de drie grote kernen?

150.Hoe is het huidige sociale huuraanbod afgestemd op de vraag voor sociale huurwoningen volgens het strategische voorraadbeheer van SWS?

162. Sluit het aanbod sociale woningbouw aan op de vraag van alle doelgroepen in de kernen Slochteren en Schildwolde? (voldoende voor alle doelgroepen) Van welke woningtype is relatief veel aanbod? (jongerenwoningen)

163. Welke specifieke behoefte is er in de kern Slochteren aan verzorgd wonen en nultredenwoningen? Hoe zal deze behoefte aan nultredenwoningen grotendeels moeten worden vervuld? (bestaande voorraad levensloopbestendig maken)

168. Sluit het aanbod sociale woningbouw aan op de vraag van alle doelgroepen in de kern Siddeburen? (voldoende voor alle doelgroepen) Van welke woningtype is relatief veel aanbod? (appartementen en seniorenwoningen)

174. Wat is de opgave wat betreft zorgwoningen in de kern Harkstede? (geen, genoeg aanbod voor de toekomst)

178. Hoe is het aanbod van goedkope koopwoningen in Harkstede en wat moet hier aan gedaan worden? (te weinig goedkope koop, bouw nodig)

TEN BOER

21. Wat is de vraag van starters (huur- of koopwoning, geen aantallen genoemd)? 22. Hoe hoog is de vraag van woningmarktbetreders? (200 zoekenden)

31. In welke prijscategorieën vallen deze woningen? Is het aanbod afgestemd op de vraag naar levensloopbestendige woningen?

33. Hoe lang is de gemiddelde wachttijd voor een woning bij Wierden en Borgen? Hoeveel personen staan ingeschreven als woningzoekende bij Wierden en Borgen en welke deel hiervan zijn 65plussers en thuiswonenden?

44. Wat is de verwachtte ontwikkeling van het aantal huishoudens per leeftijdscategorie? En wat betekent dit voor de woningvraag?

45. Wat is de verwachtte ontwikkeling van het aantal oudere huishoudens? En wat betekent dit voor de vraag? (vraag naar zorgwonen pas na 2010)

47. Wat is de verwachtte vraagontwikkeling bij mensen ouder dan 65 jaar en wat betekent dit voor de bouwplannen? (minder vraag naar koop en meer inkomen dan vorige generatie, dus inzetten op duurdere huurappartementen)

49. Wat betekenen de drie woningbehoeftescenario’s voor de ontwikkeling van de woningvoorraad? (aantal benodigde koop- en huurwoningen)

69. Welke behoefte aan seniorenwoningen is berekend vanuit de pilot wonen met zorg en hoe wil de gemeente hier op inspelen? (mogelijkheid verzorg wonen rondom Bloemhof

onderzoeken en mogelijkheid realisatie levensloopbestendige woningen op Veld 1 onderzoeken)

VEENDAM

23. Met hoeveel woningen zal de huidige voorraad (uitgaande van de huidige trend) moeten toenemen blijkend uit het woonwensenonderzoek van Arcadis?

28. Hoe stemt de trendbehoefte(55) overeen met de ruimte die door de provincie is gegeven voor de woningbouw (125)? (ruimte genoeg)

57. Welke scenario’s voor woningbehoefte worden er onderscheiden? (1. Trendscenario: urgente vraag. 2. Trendscenario: urgente plus latente vraag. 3. Migratiescenario: urgente vraag. 4. Migratiescenario: urgente plus latente vraag)

58. Hoe ontwikkelt de vraag naar seniorenwoningen zich bij scenario 1 (het trendscenario waarbij uit wordt gegaan van de urgente vraag)?

59. Hoe ontwikkelt de vraag naar eengezinswoningen (grondgebonden.appartement, koop/huur) zich bij scenario 1?

60. Hoe ontwikkelt de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte zich wanneer uit wordt gegaan van scenario 2 (het trendscenario waarbij ook de latente vraag wordt meegerekend)? Hoe zien de binnengemeentelijke verhuisstromen van 55plussers eruit als aan de wensvraag kan worden voldaan? Welke gevolgen heeft dit scenario? (als doorstroming van ouderen op gang komt leegstand van eengezinswoningen en huurappartement in zowel de huur- als koopsector) Waar zullen deze problemen zich vooral gaan voordoen en wat kan de gemeente hier aan doen?

61. Hoe ontwikkelt de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte zich wanneer uit wordt gegaan van scenario 3 (migratiescenario waarbij wordt uitgegaan van de urgente vraag) 62. Hoe ontwikkelt de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte zich als uit wordt gegaan van scenario 4 (migratiescenario waarbij ook de latente vraag wordt meegerekend)?

63. Hoe verhouden de verschillende voorspelde woningbehoeftescenario’s naar koopappartementen zich per scenario tot elkaar? (in alle scenario’s ongeveer gelijk) 64. Hoe kan scenario 1 worden gekwalificeerd? (o.a. aan welke type woningen is

behoefte/overschot en voor welke termijn is een dergelijke vraagontwikkeling te verwachten) 65. Hoe kan scenario 2 worden gekwalificeerd? (o.a. aan welke type woningen is

behoefte/overschot en welke doelgroep is in dit scenario belangrijk)

66. Hoe kunnen scenario 3 en 4 worden gekwalificeerd? (o.a. aan welke type woningen is behoefte/overschot

68. Welke vraag ontstaat er bij het gekozen scenario? (aantallen en type woningen)

69. In welke marktsegmenten ontstaat een overschot bij het gekozen scenario? (aantallen en type woningen)

71. In welke marktsegmenten ontstaat een overschot/tekort bij het gekozen scenario? (aantallen voor teveel/tekort onderscheiden naar type woning, prijscategorie,

financieringswijze)

79. Welke frictie op het gebied van seniorenwoningen zal ontstaat? (overschotten)

92. Wat brengt de (nog uit te voeren) pilot ‘Wonen met zorg, landelijk gebied’ in beeld? (opgave voor wonen, welzijn en zorg voor Noord en Oost-Groningen) Wat wordt er met de uitkomsten van de pilot gedaan? (vormgeving intergemeentelijke afstemming wonen, welzijn en zorg infrastructuur)

98. Welke vraagontwikkeling (naar seniorenwoningen) is te verwachten door de migratie? 111. Welke wens hebben starters qua financieringswijze en type woning?

114. Vanuit welke woningen, huur of koop, heeft de afname van het aantal jongeren zich voornamelijk voorgedaan en hoe komt dit? (te weinig goedkope huurwoningen)

117. Waarom trekken jongeren die niet willen of kunnen kopen weg uit de gemeente Veendam?

In document BIJLAGE 6 . – (pagina 66-73)