• No results found

O NDERDELEN VAN DE VISIE

In document BIJLAGE 6 . – (pagina 74-82)

Is er onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van de geplande projecten?

3. O NDERDELEN VAN DE VISIE

GRONINGEN

126. Welk effect heeft het bouwen van grondgebonden nieuwbouwwoningen op de trek naar de regio? HAREN - HOOGEZAND-SAPPEMEER - SLOCHTEREN - TEN BOER - VEENDAM

17. Welke ruimte heeft de gemeente Veendam van de provincie gekregen voor woningbouw na onderhandeling met de provincie op basis een marktverkenningsonderzoek naar de effecten van de geplande nieuwbouw in Veendam? Waar liggen deze afspraken vastgelegd? (in 2006 vastgelegd in Bestuursovereenkomst woningbouw en transformatie 2005-2010)

WINSUM

-

3. O

NDERDELEN VAN DE VISIE

B

ESTAANDE VOORRAAD

Leefbaarheid

Hoe is het gesteld met de leefbaarheid in de gemeente en hoe wil de gemeente de leefbaarheid handhaven/verbeteren (en wat is hier voor nodig)?

DEAL

12. Wat zijn goede voorbeelden van creatieve initiatieven van bewoners die de leefbaarheid van dorpen verbeteren?

20. Welke gevolgen heeft de demografische omslag en hoe zet dat de leefbaarheid onder druk? (vergrijzing: meer behoefte aan zorg. Ontgroening: afname aantal basisscholen. Verminderd draagvlak voorzieningen: concentratie zorgt voor grotere afstand. Wegvallen druk

woningmarkt: leegstand en verpaupering)

23. Wat is leefbaarheid? (sociale cohesie, veiligheid, kwaliteit gebouwde omgeving, bereikbare voorzieningen, gevoel van welbevinden)

24. Wat wordt verstaan onder sociale cohesie en wat is er o.a. voor nodig om dit te stimuleren? (ontmoetingsplaatsen, verenigingsleven, tolerantie, bereidheid elkaar te helpen)

25. Wat wordt verstaand onder veiligheid? (mate criminaliteit, zekerheid voorzieningen voor spoedeisende hulp/zorg)

26. Wat wordt verstaan onder kwaliteit van de gebouwde omgeving? (o.a. tegengaan vandalisme en verloedering)

27. Waarom is kwaliteit en bereikbaarheid van voorzieningen belangrijk?

28. Wat wordt verstaan onder welbevinden? (o.a. arbeid, zelfredzaamheid, zingeving)

29. Wat is de leefbaarheidspiramide? (zegt iets over schaal en afstand van voorzieningen. Drie verschillende lagen: basislaag, middenlaag, toplaag. Hoe hoger in de piramide hoe

geconcentreerder de voorzieningen) En wat moet er in de Eemdelta gebeuren wanneer

gekeken wordt naar de leefbaarheidspiramide? (ingreep nodig in alle lagen om leefbaarheid te behouden)

33. Welke gevolgen heeft krimp voor de leefbaarheidspiramide? (afbrokkeling basis- en

staan)

34. Welke gevolgen heeft het verdwijnen van voorzieningen uit verschillende dorpen? (voorzieningen veranderen van plek, omvang en kwaliteit, zorg moet anders worden georganiseerd, vervoer wordt belangrijker, meer verantwoordelijkheid burgers)

35. Wat wordt bedoeld met het op eigen kracht organiseren van de gemeenschap/het dorp (en op welke manier gebeurt dit al)?

36. Welk positief punt heeft de toenemende concentratie van voorzieningen? (kwaliteit boven kwantiteit)

37. Hoe kan er tegenwicht gegeven worden aan de concentratie van bepaalde voorzieningen? 54. Hoe is het gesteld met de kwaliteit van de huidige woningvoorraad en woonomgeving? Waarom is het belangrijk, maar ook moeilijk, om de kwaliteit op peil te houden? (belangrijk voor concurrentie, maar moeilijk vanwege ontspanning woningmarkt)

82. Wat is een belangrijke voorwaarde bij het versterken van het welzijn van de inwoners van de regio? (sociale samenhang in buurten/dorpen)

94. Welke vier hoofdkeuzes moeten er gemaakt worden om het leefbaarheidsniveau in de regio Eemsdelta op peil te houden of te verbeteren? (lang blijven wonen in eigen woning mogelijk maken, sociale cohesie bevorderen, concentratie van voorzieningen voor versterking kwaliteit, versterken van de woonkwaliteit)

111. Waarom wordt de keuze gemaakt om woningen en woonomgeving levensloopbestendig te maken (door aanpassing)? (positieve bijdrage sociale structuur wat bijdraagt aan informele zorgstructuur, vernieuwing woonmilieu, werkgelegenheid bouw, aanpassing beter dan sloop, duurzame koers)

125. Welke problematiek doet zich voor in de goedkope koopwoningensector? (leegstand, verpaupering, onverkoopbaarheid) In hoeverre is er reeds aandacht voor dit probleem? (onderbelicht in convenant)

126. Waarom is het aanpakken van de probleemlocaties met goedkope koopwoningen lastig? (versnipperd eigendom, laag rendement investeringen) Welke mogelijke oplossing ziet de gemeente? (opkoop-sloop via transformatie/sloopfonds) Waar worden deze plannen verder uitgewerkt? (Uitvoeringsprogramma)

138. Welke gevolgen heeft de keuze om de woonfunctie in dorpen en buurten in stand te houden en te ondersteunen? (ook hier moeten basisvoorwaarden voor leefbaarheid in het kader van zorg en welzijn aanwezig zijn)

139. Wat voor rol hebben de gemeenten in het bevorderen van sociale cohesie?

140. Welk aspect van sociale cohesie is erg belangrijk? (bereidheid om op vrijwillige basis diensten te verlenen) Wat voor soort taken ziet de gemeente hier voor zich weggelegd? (welwillende opstelling door gemeenten en corporaties voor ondersteuning)

205. Waarop richt het beleid voor de huidige centrumdorpen Spijk, Holwierde, Wagenborgen en Warffum zich? (versterken leefbaarheid, herbestemming leeggekomen gebouwen)

206. (afbeelding): Wat is het ideale structuurbeeld van de (toekomstige) woondorpen? Hoe moeten de woondorpen zich ontwikkelen en welke voorwaarden zijn hierbij belangrijk? Welke initiatieven zijn reeds op gang in bepaalde dorpen die de leefbaarheid/sociale cohesie

ondersteunen?

209. Voor welke ‘thema’s’ zijn nieuwe instrumenten voor planning en ontwikkeling nodig en waarom? (leefbaarheid, woningen en voorzieningen) Waar zullen deze instrumenten onder andere op gebaseerd worden?

212. Welke twee ontwikkelingen zijn er waar te nemen in de regio die aangeven dat bewoners zelf meer initiatief en sturing moeten gaan geven voor de ontwikkeling van hun woonomgeving om deze leefbaar te houden?

217. Waar zetten de gebiedspartijen (gemeente, woningbouwcorporaties en zorginstellingen) op in om de burgerparticipatie tot stand te brengen? (versterken sociale structuur en

ontwikkelkracht in buurten en dorpen) Welk project is hiervoor een goed voorbeeld?

221. Met welke acties wordt de middenlaag (leefbaarheidspiramide) aangepakt? Welke rollen hebben de verschillende partijen in de acties? Voor welke voorzieningen zullen er grote veranderingen plaatsvinden en op welke manier? (samenwerken en samenvoegen)

222. Met welke acties wordt de toplaag (leefbaarheidspiramide) aangepakt? Welke rollen hebben de verschillende partijen in de acties? Waarop is de ontwikkelingsstrategie in de toplaag gericht? (verbeteren en versterken en verkleinen en concentreren)

234. (Kader) Hoe kan storende leegstand van koopwoningen worden aangepakt?

236. Waarom is snel internet een belangrijke voorwaarde voor de leefbaarheid in de regio? 239. Waar zet de het WLP zich onder andere op in? (versterken van de zelforganisatie onder bevolking om leefbaarheid op peil te houden)

240. Wat moet het maatschappelijk middenveld doen om de leefbaarheid in de regio te handhaven/verbeteren?

249. Wat voor projecten zijn er onder andere opgenomen in het regionale hoofdprogramma? (ontwikkelen opkoopfonds, aanpassen woningen voor zorgbehoevenden, winkelcentra verbeteren, projecten om burgerparticipatie en sociale cohesie verbeteren, informele zorgnetwerken stimuleren, bereikbaarheid verbeteren)

254. Waar zijn de projecten in de gemeentelijke programma’s o.a. op gericht? (herontwikkeling zichtlocaties, bereikbaarheid, parkeergelegenheid, woningverbeterprojecten, concentratie en bouw nieuwe voorzieningen , versterken burgerparticipatie en sociale cohesie)

OOST-GRONINGEN

3. Welke gevolgen heeft de bevolkingskrimp en de veranderende bevolkingssamenstelling? (huizen langer te koop of leeg, meer behoefte aan zorg, veel voorzieningen minder draagvlak) Wat moet er in de kern gebeuren in verband met de krimp? (inspelen op de veranderingen om ervoor te zorgen dat Oost-Groningen voor de huidige en toekomstige bewoner een plezierig en vitaal gebied blijft)

26. Welke zaken spelen er rondom leegstand en verkrotting van panden? (impact op omgeving kan groot zijn, maar juridische en financiële factoren maken slopen ingewikkeld)

27. In welke prijsklasse vallen de huur- en koopwoningen in de regio veelal en zal een

prijsdaling betekenen? (instroom mensen met een zeer laag inkomen wat de sociale structuur onder druk zet)

32. Welke gevolgen heeft de afname van het aantal jongeren in de regio voor de arbeidsmarkt? (tekort aan kracht in technische sectoren en zorg) Welke gevolgen kan de vergrijzing hebben voor de arbeidsmarkt? (meer werkgelegenheid in zorg met dus grotere arbeidstekorten) 33. Hoe staat het met de werkloosheid in de regio? (boven gemiddeld) En hoe wil de regio hiermee omgaan?

69. Welke subregionale opgaven liggen er op het gebied van het leefbaar houden van de dorpen? (visie nodig op waar welke voorzieningen worden geconcentreerd, ‘Nieuw Burgerschap’ ook in kader van wmo)

70. Hoe moet de regio omgaan met krimp? (accepteren, kansen benutten om leefbaarheid te behouden)

71. Waar legt de regio de focus wat betreft voorzieningen? (kwaliteit i.p.v. nabijheid)

72. Waarom is het in beeld brengen van onderscheidende kwaliteiten van bepaalde gebieden een belangrijke kans voor de ontwikkeling van de regio? (wordt aantrekkelijk gevonden) 74. Welke houding moet de gemeente aannemen ten opzichte van zaken waar zij in de eerste plaats niet de eerst verantwoordelijk voor is in het kader van de leefbaarheid? (ondersteunen) 75. Welke partijen moeten er allemaal samenwerken om kwaliteit en leefbaarheid in de regio te behouden? (maatschappelijke partners: wonen, zorg, onderwijs. Burgers en bedrijven. Dorpen, steden, gemeenten en regio’s)

76. Om wat voor samenwerkingen en verbindingen gaat het in bovenstaande punten samengevat? (fysieke verbindingen, moderne ICT-voorzieningen, ontmoetingsplekken, bereidheid om te luisteren, te leren en samen te werken)

DE MARNE

7. Hoe groot is de rol van beleid en bestuur bij het leefbaar houden/maken van de dorpen? 8. Welke conclusies kunnen getrokken worden uit het onderzoek Bedreigd Bestaan van het CAB (2010)? (hechte gemeenschap belangrijker voor leefbaarheid dan aanwezigheid voorzieningen) 9. Wat betekenen deze uitkomsten voor de plannen in het woon- en leefbaarheidsplan wat betreft het behouden van de leefbaarheid in de toekomst? (niet zo zeer sturend optreden, maar

initiatieven vanuit de gemeenschappen ondersteunen)

51. Wat wordt verstaan onder de fysieke component van vitaliteit? (uitstraling gemeente als geheel en woonomgeving, sloop om leegstand en verpaupering te voorkomen, nieuwbouw i.v.m. kwaliteitsslag vnl. gericht op senioren)

52. Wat wordt verstaan onder de sociale component van vitaliteit? (betrokkenheid burgers bij het dorp, kwaliteit onderwijs, ontmoetingsplekken, faciliteren zorgvraag ouderen)

55. In welke delen is de visie van de gemeente samen te vatten? (anticiperen en ruimte bieden) En wat houdt dit in voor de fysieke pijler van leefbaarheid? (leegstand en verpaupering

beperken en verstandige nieuwbouw en vernieuwing in overleg met Wierden en Borgen) 58. Waarom wacht de gemeente leegstand nog meer niet af? (goedkope en snel beschikbare woningen trekt lage inkomens aan, wat niet aansluit op de sociale structuren in de gemeente) 74. Welke groep is sterk ingestroomd de afgelopen jaren en hoe willen Wierden en Borgen en de gemeente hiermee omgaan? (instroom mensen met een lage SES, Wierden en Borgen gaat het toewijzingsbeleid zo proberen vorm te geven dat de sociale structuur in de kernen stabiel blijft)

77. Hoeveel woningen binnen de gemeente worden als kwetsbaar beschouwd en wat wil de gemeente op dit gebied doen? (voorlichting geven aan mensen over verantwoordelijkheden van woningbezit)

84. Waarom wil de gemeente flexibiliteit bieden in haar bestemmingsplannen? (alternatieve invulling ruimte om verpaupering en leegstand te voorkomen)

107. In welke delen is de visie van de gemeente samen te vatten? (anticiperen en ruimte bieden) En wat houdt dit in voor de sociale pijler van leefbaarheid? (ruimte bieden aan lokale initiatieven, instellen culturele raad voor ontwikkeling en stimulering culturele activiteiten, informele zorg faciliteren, afstemming informele zorg op professionele zorg, Integraal Huisvestingsplan opstellen met scholen, meedenken met sportverenigingen)

108. Hoe wil de gemeente de bestaande kwaliteit van leefbaarheid behouden? (ruimte bieden aan lokale initiatieven)

112. Welke zaken zijn van belang bij het goed kunnen faciliteren van nieuwe initiatieven die ontmoeting en gemeenschapszin stimuleren? (aanstellen van een dorpscoördinator als laagdrempelig aanspreekpunt voor de bewoners, cultuuromslag in de ambtelijke organisatie) 113. Welke steun kan de gemeente de bestaande ontmoetingsplekken bieden en hoe bepaald zij welke steun ze geeft? (evaluatie, financiële steun tot 2014)

119. Wat zijn aandachtspunten wat betreft het omzien naar elkaar? ( stevig steunsysteem, geen cumulatie van gezinnen/personen met meervoudige problematiek in bepaalde straten)

155. In welke delen is de visie van de gemeente samen te vatten? (anticiperen en ruimte bieden) En wat houdt dit in voor de economische pijler van leefbaarheid? (ondernemers en initiatiefnemers op het gebied van recreatie en toerisme faciliteren, meedenken over problemen bij winkelvoorzieningen, aandacht voor mobiliteit)

168. Waarom gaat de gemeente in de bestemmingsplannen de bestemming van winkelpanden verbreden?

169. Wat zijn Cottage Industries en waarom laat de gemeente onderzoek doen naar de kansen van deze bedrijfjes? Welke waarde hebben deze bedrijfjes voor de gemeente? (niet zozeer economische waarde, maar behoud leefbaarheid)

170. Hoe gaat de gemeente de uitkomsten van het onderzoek gebruiken? (bestemmingsplan opstellen om deze bedrijfjes te kunnen faciliteren)

171. Welke maatregelen treft de gemeente bij langdurige leegstand van winkelpanden op cultuurhistorische of stedenbouwkundige locaties? (zoeken naar alternatieve functies) 181. Welke rol wil de gemeente spelen op de terreinen van wonen en leefbaarheid waarbij zij niet de eerst verantwoordelijke is?

182. Wie zijn er betrokken bij het bewerkstelligen/in stand houden van de leefbaarheid? (inwoners, bedrijven, maatschappelijke instanties, bestuurders, buurgemeenten (specifiek Bedum en Winsum genoemd), regio en provincie)

LEEK

woonproduct, leefstijl)

131. Wat is er te zeggen over de kwaliteitsbeleving van eigen leefomgeving en aanwezige voorzieningen in het algemeen? (voor iedereen anders, o.a. afhankelijk van zelfstandigheid) 136. Hoe en waarom wordt de kwaliteit van het coulisselandschap in stand gehouden? (woon- en leefklimaat en toeristische ontwikkelingen)

145. Hoe kan het begrip leefbaarheid gedefinieerd worden? (subjectief begrip)

146. Welke specifieke aspecten zijn van invloed op de alledaagse leefbaarheid en wie zijn hiervoor verantwoordelijk? Hoe is de mening van de inwoners over de leefbaarheid gemeten? 156. Wanneer heeft Wold en Waard een leefbaarheidsfonds in het leven geroepen en een notitie afgegeven om te participeren in maatschappelijk vastgoed? Wat is het doel van het

leefbaarheidsfonds van woningcorporatie Wold en Waard? (leefbaarheid in ruime zin van het woord verbeteren)

157. Wat is het jaarlijkse budget van het leefbaarheidsfonds en hoe kent Wold en Waard deze budgetten toe aan de verschillende Westerkwartiergemeenten?

158. Welke randvoorwaarden stelt Wold en Waard aan het investeren in maatschappelijk vastgoed?

160. Op welke activiteiten is prestatieveld 1 in het algemeen gericht? (vergroten betrokkenheid burgers bij hun eigen, buurt/wijk/dorp)

161. Welke specifieke doelstellingen zijn geformuleerd in het kader van prestatieveld 1? (werken aan sociale samenhang in de gemeente door overleg en samenwerking met dorps- en buurtverenigingen, sporten en bewegen stimuleren en ontwikkelen voor alle lagen van de bevolking, afwisselend en laagdrempelig aanbod van voorzieningen en activiteiten blijven bieden in het hoofddorp en de buitendorpen)

163. Welke specifieke doelstelling is geformuleerd in het kader van prestatieveld 5? (o.a. toegankelijkheid openbare ruimte voor iedereen)

250. Welke belangrijke uitspraken zijn er gedaan op het gebied van leefbaarheid in de dorpen? 258. Wat is de visie van de gemeente op de leefbaarheid van de wijken? (leefbaarheid door diversiteit van bevolking)

259. Waar komt het versterken/behouden van de leefbaarheid meer concreet op neer? (breed spectrum aan woningtypologieën aanbieden, bestaande voorzieningen ondersteunen, taak dorpsverenigingen (dorpsvisies), afspraken maken met woningbouwcorporaties over herstructurering in wijken die qua leefbaarheid onder druk staan, ontmoetingsplekken voor alle doelgroepen etc.)

269. Wat zijn de doelstellingen op het gebied van leefbaarheid?

MARUM

158. Welke factoren zijn belangrijk voor het woongenot van woonconsumenten? (woonmilieu, woonproduct, leefstijl)

185. Wat is er te zeggen over de kwaliteitsbeleving van eigen leefomgeving en aanwezige voorzieningen in het algemeen? (voor iedereen anders)

199. Hoe kan sociaal-culturele kwaliteit worden gedefinieerd en van welke factoren is het ervaren van deze kwaliteit afhankelijk?

201.Welke zaken moeten volgende de gemeente Marum gerealiseerd worden ten behoeve van de sociaal-culturele kwaliteit in de gemeente? (mogelijkheid inwoners om invloed uit te oefenen op hun leefomgeving, ontmoetingsplaats voor alle groepen, ondersteuning/subsidies van groepen en verenigingen om activiteiten vorm te geven, verenigingsleven in alle dorpen, sportvoorziening in alle dorpen, basisscholen in alle dorpen, aangepaste/levensloopbestendige woningen in de dorpen, overal zorg aan huis (wmo en maaltijdvoorziening),

boodschappenservice, vrijwilligerswerk en mantelzorg)

202. Welke zaken op het gebied van sociaal-culturele kwaliteit zijn volgens de gemeente niet aan te pakken op gemeentelijk niveau? (lage inkomens, werkloosheid en lage opleidingsgraad) 217. Hoe kan het begrip leefbaarheid gedefinieerd worden? (subjectief begrip)

219. Wat wordt verstaan onder openbare ruimte en met welke thema’s hangt het samen? (veiligheid, overlast, toegankelijkheid, milieubeleid, sociale participatie) Waarom is een goede inrichting van de openbare ruimte belangrijk? (leefbaarheid)

224. Met welke vier doelstellingen werkt het plattelandsontwikkelingsprogramma?

(verbetering concurrentievermogen land- en bosbouwsector, verbetering milieu en platteland, leefkwaliteit op het platteland en diversificatie plattelandseconomie, invoeren LEADER-aanpak) 225.Welke thema’s zijn leidend in het actieplan voor de regio Westerkwartier in het kader van het LEADER-programma)? (landbouw en landschap, leefbaarheid en plattelandseconomie, identiteit, cultuur en toerisme) En welke actielijnen zijn verbonden aan deze thema’s?

228. Wanneer heeft Wold en Waard een leefbaarheidsfonds in het leven geroepen en een notitie afgegeven om te participeren in maatschappelijk vastgoed?

229. Wat is het doel van het leefbaarheidsfonds van woningcorporatie Wold en Waard? (leefbaarheid in ruime zin van het woord verbeteren) Wat is het jaarlijkse budget van het leefbaarheidsfonds en hoe kent Wold en Waard deze budgetten toe aan de verschillende Westerkwartiergemeenten?

231.Welke randvoorwaarden stelt Wold en Waard aan het investeren in maatschappelijk vastgoed?

232. Welke randvoorwaarden stelt Wold en Waard aan het investeren in maatschappelijk vastgoed? En welke prioriteiten stelt Wold en Waard bij investeringen?

236. Hoe en waarom stimuleert de gemeente het maken van dorpsvisies? (project levende dorpen: stimuleert samenwerking in de dorpen)

242. Waarom wil de gemeente specifiek deze dorpen stimuleren in het opstellen van een dorpsvisie? (naast aandacht voor inrichting van de ecologische hoofdstructuur ook aandacht voor inrichting van de woon- en leefomgeving van in en om deze dorpen)

244. Op welke doelstelling van het plattelandsontwikkelingsplan hebben de uitvoeringsplannen van de dorpsvisies betrekking? (leefbaarheid op het platteland) In hoeverre kan/wil de

gemeente de projecten financieren? Wie is er verantwoordelijk voor het uitvoeren van de plannen?

302. Wat verstaat de gemeente nog meer onder duurzaamheid naast energiebesparing? (meer sociale invalshoek)

ZUIDHORN

131. Welke factoren zijn belangrijk voor het woongenot van woonconsumenten? (woonmilieu, woonproduct, leefstijl)

135. Wat is er te zeggen over de kwaliteitsbeleving van eigen leefomgeving en aanwezige voorzieningen in het algemeen? (voor iedereen anders, o.a. afhankelijk van zelfstandigheid) Welke commissie is betrokken bij de kwaliteit van woningen en woonomgeving?

141. Hoe kan sociaal-culturele kwaliteit worden gedefinieerd en van welke factoren is het ervaren van deze kwaliteit afhankelijk?

167. Wat verstaat de gemeente nog meer onder duurzaamheid buiten energiebesparing? 168. Wat is er precies onderzocht/in beeld gebracht met de het woningmarktonderzoek van Arcadis? Welke uitkomsten worden hier gerapporteerd? Hoe kan het begrip leefbaarheid worden gedefinieerd?

179. Waarom is herstructurering belangrijk? (leefbaarheid) Wat zijn de verantwoordelijkheden van de gemeente en de woningcorporaties wat betreft het realiseren van woonkwaliteit? 180. Welke globale aspecten zijn van belang voor een leefbare wijk? (fysieke kwaliteit, sociale kwaliteit, sociale kenmerken, veiligheid) Welke (redelijk) concrete projecten staan op dit moment op het programma van de gemeente en Wold en Waard? (7 projecten naar locatie, aantal sloop/nieuwbouw, type alleen geconcretiseerd voor het laatstgenoemde project) 184. Waarom willen de Westerkwartiergemeenten de diversiteit van bevolking op peil houden en hoe? (voor leefbaarheid, door breed spectrum aan woningtypologieën aan te bieden) 193. Wat is de conclusie op het gebied van de kwaliteit van leefbaarheid in de gemeente Zuidhorn?

194. Wanneer heeft Wold en Waard een leefbaarheidsfonds in het leven geroepen en een notitie afgegeven om te participeren in maatschappelijk vastgoed?

195. Wat is het doel van het leefbaarheidsfonds van woningcorporatie Wold en Waard? (leefbaarheid in ruime zin van het woord verbeteren) Wat is het jaarlijkse budget van het leefbaarheidsfonds en hoe kent Wold en Waard deze budgetten toe aan de verschillende

Westerkwartiergemeenten? Welke projecten hebben in 2007 en 2008 een bijdrage gekregen? 196. Welke randvoorwaarden stelt Wold en Waard aan het investeren in maatschappelijk vastgoed?

208. Waarom wil de gemeente de sociale samenhang en leefbaarheid van de kernen verbeteren?

209. Welke doelen wil de gemeente de komende vier jaar bereiken binnen het beleidsterrein van sociaal-cultureel werk? (zoveel mogelijk de voorzieningen die de leefbaarheid van de dorpen bevorderen behouden, elke kern een dorpshuis, verenigingsleven in de dorpen ondersteunen)

210. Welke doelen wil de gemeente de komende vier jaar bereiken op het gebied van sociale samenhang en leefbaarheid binnen het sport- en gezondheidsbeleid? (sport een bijdrage aan de leefbaarheid laten zijn, sportvoorzieningen creëren die aansluiten op de behoeften, gezond gedrag stimuleren, sportaccommodaties beter laten aansluiten op de wensen van de doelgroepen)

211. Welke doelen wil de gemeente de komende vier jaar bereiken op het gebied van sociale samenhang en leefbaarheid binnen het beleidsterrein cultuur en recreatie? (culturele voorzieningenniveau handhaven, buiten bewegen leuker maken, gemeente meer toeristisch promoten, sociale samenhang bevorderen door kunstobjecten en –projecten)

GRONINGEN

19. Waar streeft de gemeente naar bij het ingrijpen in de woningvoorraad in wijken? (creëren van evenwichtige wijken)

20. Wat verstaat de gemeente onder evenwichtige wijken?

24. Wat wordt besproken in de Structuurvisie Stad op Scherp en hoe houdt dit verband met wonen? (Concepten uitgewerkt voor een vitale, compacte en levendige stad, o.a.

bereikbaarheidsmaatregelen worden besproken)

31. Wat houdt wijkverbetering in? Waarom is wijkverbetering belangrijk?

33. Welke insteek hanteert de gemeente bij het verbeteren van de wijken? (evenwichtige

In document BIJLAGE 6 . – (pagina 74-82)