• No results found

voor de Schaalsprong Almere

Bij 50 dzd arbeidsplaatsen mln euro

7.1 Woningbehoefte in Almere

De WLO-scenario’s kennen belangrijke verschillen ten aanzien van het aantal inwoners en huishoudens in Nederland. Bij een scenario met een hoge groei van de bevolking kan wel eens blijken dat een Schaalsprong Almere met 60 dzd woningen onvoldoende is en er meer

woningen bij moeten. Andersom kan natuurlijk ook. Hierna gaan we in op de gevoeligheid van de rentabiliteit van de ov-projecten voor deze “schaal van de schaalsprong”. Daarna wordt beschouwend ingegaan op de mate waarin verstedelijkingsvarianten op- of afgeschaald kunnen worden.

7.1.1 Rentabiliteit van ov-projecten

De schaal van de schaalsprong heeft gevolgen voor de rentabiliteit van de ov-projecten. Om de gevoeligheid in beeld te brengen, is een analyse nodig waarbij de ov-projecteffecten in kaart worden gebracht bij een andere aanname van de omvang van de schaalsprong Almere (“opschalen” tot 90 dzd woningen of “afschalen” tot 30 dzd woningen). Hiervoor zijn afzonderlijke berekeningen met het vervoersmodel NRM nodig. Helaas is het niet mogelijk gebleken om deze vervoerberekeningen tijdig te laten uitvoeren. Om toch een indruk te krijgen van de effecten is op verzoek van CPB en PBL door het projectbureau OV-SAAL een

inschatting van vervoerswaarden gemaakt met behulp van kengetallen. Hoewel dit een volledige vervoersanalyse niet kan vervangen, is het beeld dat eruit naar voren komt wel informatief.

De kengetallenanalyse berekent voor de verschillende schaalsprong-groottescenario’s het aantal treinreizigers dat op een gemiddelde werkdag de oeververbinding(en) op de route tussen Almere en Amsterdam passeert (Hollandse brug en een eventuele IJmeerlijn). Zo wordt inzicht verkregen in de mate waarin de vervoerwaarde op de maatgevende doorsnede in de SAAL- corridor gevoelig is voor de omvang van de schaalsprong.

Het geanalyseerde scenario met 30 dzd woningen is conform de opgave die voor 2020 wordt gehanteerd bij OV SAAL studies voor de middellange termijn, waarbij in Oost 3½ dzd

woningen gerealiseerd zijn, in Poort 6½ dzd en in Pampus 20 dzd. Bij het woningbouwscenario met 90 dzd woningen is Waterstad als vertrekpunt genomen, maar is Oost nevel (10 dzd woningen) vervangen door Oost groot (32 dzd woningen) en wordt ook Almere Weerwater (5 dzd woningen) ontwikkeld.

De kengetallenanalyse vertaalt deze schaalspronggroottescenario’s in vervoerwaarden middels zogeheten ritgeneratiefactoren. Deze ritgeneratiefactoren geven aan hoeveel treinreizen een inwoner op een gemiddelde werkdag zal maken. Specifieke ritgeneratiefactoren zijn

beschikbaar voor elk van zes onderscheiden stadsdelen van Almere.31 Vermenigvuldiging van

de ritgeneratiefactoren met het aantal inwoners van die stadsdelen levert het aantal treinreizen op de Flevolijn voor een gemiddelde werkdag. Met andere kengetallen worden deze

treinreizigers toegedeeld aan de Hollandse brug, een eventuele IJmeerlijn en bestemmingen die niet van deze oeververbindingen gebruik maken (richting Lelystad).

Met de ritgeneratiefactoren is berekend hoe het aantal treinreizigers dat op een gemiddelde werkdag de Hollandse brug of de IJmeerlijn passeert, varieert voor de verschillende

schaalspronggroottes. Tabel 7.1 rapporteert de zo berekende vervoerwaarden bij verschillende schaalspronggroottes. Als projectvariant is gekozen voor de IJmeer regioraillijn (zonder Schiphol bypass). Deze vervoerwaarden vormen de basis voor zicht op de gevoeligheid van ov- projecteffecten voor de omvang van de schaalsprong.

Tabel 7.1 Vervoerwaarden oeververbindingen Almere-Amsterdam bij verschillende schaalspronggroottescenario’s

105

De tabel laat zien dat het aantal treinreizigers op Hollandse brug en IJmeerlijn gezamenlijk met circa 10% varieert als gevolg van een grotere of kleinere schaalsprong. Deze symmetrie verdwijnt echter als we kijken naar de Hollandse brug en IJmeerlijn afzonderlijk. We zien dan dat de kleinere schaalsprong maar beperkte gevolgen heeft voor de Hollandse brug terwijl het vervoer over de IJmeerlijn met 20% daalt. Het schaalsprongscenario met 90 dzd woningen leidt vooral tot extra treinreizigers op de Hollandse brug (15%). Het aantal treinreizigers op de IJmeerlijn neemt nauwelijks toe.

Om deze uitkomsten in perspectief te plaatsen is het van belang te onderkennen dat de IJmeerlijn vooral interessant is voor bewoners van Pampus (zie paragraaf 5.1.3). De

vervoerwaarden van de IJmeerlijn variëren in deze analyse dan ook voornamelijk vanwege het woningbouwprogramma in Pampus. Een extra grote schaalsprong leidt niet tot extra woningen in Pampus, maar wordt in deze analyse geaccommodeerd in Oost. Een kleinere schaalsprong gaat echter wel ten koste van het aantal woningen in Pampus en dus van de vervoerwaarde op de IJmeerlijn.

7.1.2 Flexibiliteit van de woningbouwplannen

Het bovenstaande doet ook de vraag rijzen hoe flexibel de woningbouwplannen zijn. Kun je de schaalsprong eenvoudig op- of afschalen als dat nodig mocht blijken? In het algemeen geldt dat het woningbouwprogramma is vorm gegeven in deelplannen. Zolang het plannen betreft kunnen ze worden aangepast. Ook kan besloten worden om andere combinaties van (gewijzigde) deelplannen te kiezen. De bevinding dat meerdere deelplannen waarschijnlijk door een

optimalisatie beter renderend kunnen worden gemaakt wijst daarop, alsook de ontwikkeling van

een voorkeursalternatief door de gemeente in de vorm van Almere 2.0 (zie Almere, 2009).32 In

het algemeen geldt ook dat flexibiliteit waardevol is: als mocht blijken dat een bepaald plan niet langer rendabel ontwikkeld kan worden, is het prettig om ermee te kunnen stoppen. Als het blijkt dat er extra rendement kan worden behaald door een plan op te schalen, dan is het prettig als dat ook mogelijk is. Flexibiliteit leidt in beide gevallen tot meerwaarde.

Is de ene verstedelijkingsvariant flexibeler dan het andere? Met de globale blik die de KBA RAAM heeft van de woningbouwprogramma’s is daar lastig iets over te zeggen. Plannen die in lage dichtheden bouwen zoals Oost nevel belemmeren de mogelijkheid om extra woningbouw te realiseren als daar behoefte aan ontstaat. Het gebied is dan immers al vol. Het is echter wel eenvoudig af te schalen. Het kernenprogramma van Oost lijkt wel wat meer mogelijkheden te bieden. Je kunt immers besluiten om een kern meer of minder te bouwen. Oost groot is nog lastiger: begin je met de nieuwe grote kern te bouwen of juist met de omliggende wijken van die grote kern?

32

Aan de Pampuszijde lijkt het lastig om buitendijks op te schalen. Je moet dan immers extra eilanden aanleggen en mogelijk moeten reeds gemaakte bruggen breder worden gemaakt om rekening te houden met een grotere verkeerstroom. Afschalen is eenvoudiger, maar dan zijn er mogelijk al wel “verzonken” kosten gemaakt voor het aanleggen van ongebruikte eilanden.