• No results found

Wy hebben veel vermaak gehad by Milord, en Milady L.. Mama. Ik wenschte, dat

gy gezien had hoe myn vriend zich gedraagt in gezelschap; gantsch anders als de kleine Dulis, dat verzeker ik u: die, gelyk gy weet heeft iets gemaakts, en gedwongen: hy doet niet als zich buigen en complimenten maaken, met een half beschaamt weezen, als of hy wat kwaads gedaan had, en niemant aan durft zien; Karel integendeel is beleeft, met eene edele vrymoedigheid: hy gaat met eene onbedwongen houding; hy luistert met aandacht toe; en spreekt weinig, maar als men het woord tot hem richt, dan antwoord hy met verstand en onbeschroomt, en ieder heeft het oog op hem: nooit vergeet hy iets in 't geen de welleevenheid vereischt: eerbiedig voor zyne meerderen, en voor Luiden van hooge jaaren; beleeft voor zyn

ken, en vriendelyk tegen zyne minderen. Zie hier een voorbeeld van zyne oplettenheid: Wy waaren in den Tuin, met het geheele gezelschap; eene der jonge Juffers had haar hoedje in huis gelaaten, en beklaagde zich over de sterke zon; Karel had dit van ter zyden gehoort, en liep terstond, eer iemant het merkte om het te haalen, waar na hy met zyne gewoone aardigheid verlof verzocht om het zelf de Dame te mogen opzetten: elk prees hem; en waarlyk het staat wel zoo oplettend te zyn. Ja lieve Mama! hy is net als een groot Heer in gezelschap. Hy speelde een stukje van een der grootste Meesters op het Clavecimbel, 't welk aan ieder behaagde; O kon ik hem gelyk worden! wat zou ik gelukkig weezen; want ik vinde het zoo fraai, dat, een jong Heer van onze jaaren zyn byzyn waardig is: de meesten komen niet in gezelschap, dan om te eeten en te drinken. Ik weet de Kinders moeten niet te veel redeneeren; maar zy moeten ook niet stom schynen te weezen, is het niet waar Mama? de twee Dochters van Milady L. zyn ook zeer wel opgevoed: de oudste, welke Charlotte heet, zingt heel

wel: Emilia houd veel van deeze, en zy hebben, belooft elkander te zullen schryven. Maar ik hadde haast vergeeten, Mama, u te vertellen wat ons onderweg op onze te rug reize gebeurt is. Mynheer en Mevrouw Grandisson: de kleine Emilia, en eene Dame uit den omtrek onzer Buitenplaats, die met ons had geweest, waaren voor uitgereden; de eerwaarde Heer Bartlet, met een zyner goede vrienden, Kareltje en ik waaren in het tweede Rytuig; naauwlyks waaren wy een half uur ver of wy zagen een armen blinden gryzaart aan den voet van een boom zitten. Karel deed het Rytuig stil houden: Ik bidde u, Mynheer Bartlet, zeide hy, bezie dien Man, hy schynt blind te zyn, hy heeft niemant by zich; hoe komt hy daar zoude men zeggen? laat ons het hem vraagen, als 't u gelieft: zeer gaarne antwoordde: de goede Heer. Karel liet zich uit het Rytuig helpen. Wie zyt gy? myn Vriend? zeide hy, wie heeft u daar in zulk eene eenzaame plaats alleen gelaaten? Helaas antwoordde de blinden, ik ben uit het Graafschap Kent: ik ben dees morgen uitgegaan, om myne

moessen in het by geleegen Dorp op te haalen, en myn geleider, die een ondeugende jongen is, heeft my hier als aan my zelven overgegeeven, om dat ik niet genoeg ontfangen hadde om hem naar gewoonte te betaalen: Ik weet geene toevlugt dan tot God alleen, die my misschien iemant zal toe zenden, om my hier van daan te helpen. Hé, sprak Karel, de zon is al onder, het zal wel haast nacht weezen, wat zult gy dan hier aanvangen, myn arme Man? ik zal moeten vergaan van elende, zeide de blinde. Neen antwoordde Karel, ik zal het zyn, dien God u toezend om u te redden. - Och, myn Heer Bartlet, vervolgde hy staa toe, dat ik gelukkig genoeg mooge weezen, om een rampspoedigen te bevryden, een blinden, een verlaaten Man, zonder hulp of troost, en die verlooren moet gaan, indien wy geen mêly met hem hebben: de nacht komt aan; waar zal die droevige gaan, zonder oogen? wy kunnen niet ver van zyne woning weezen: laaten wy hem in ons Rytuig neemen, zeer gaarne, antwoordde de Heer Bartlet voldoe uw edelmoedig hart Karel! - Dit was niet eer gezeid, of

myn Vriendje deed den armen in het Rytuig plaatsen. Een ander als Karel, zoude misschien een schande geacht hebben te ryden, met een Man, met zulke gelapte kleeren; maar hy, in tegendeel, scheen 'er zyne eer in te stellen. In 't kort lieve Mama! door een klein end wegs om te ryden brachten wy den ongelukkigen blinden in zyn Hutje. Ik zach, dat Karel hem eenig geld gaf, en wy scheidden van hem af, met het uitstorten van duizend zegeningen. - Men prees by onze aankomst ten hoogsten deeze daad van menschlievenheid. Maar, zeide Emilia, die Man, met zyne scheuren en lappen, moet eene wonderlyke vertooning in uwe Kales gemaakt hebben Broeder! Ik dacht daar niet eens om, Zusje! antwoordde Karel, zoo bly was ik, dat ik een elendigen kost helpen. Bravo, myn Zoon! viel de Heer Grandisson hem in - Hoor, Emilia! uw Broeder heeft van zyne Kales een zegewagen gemaakt, die hem meer eer aan deed, als wel eer die der zegepraalende Romeinen aan de overwinnaaren deeden: hy heeft het leeven behouden aan zynen Broeder. - Kom, myn Zoon! dat ik u omhelze.

O, Mama! hoe vol was myn hart: ik was byna aan 't schreyën geraakt - Vaarwel, Vaarwel lieve Moeder!

XVI. Brief.