• No results found

O Lieve Mama! hoe zult gy u over Karel verwonderen! Hy heeft geene boeken

gekocht voor zyn verjaargeld; hy heeft 'er wel een ander gebruik van gemaakt; maar ik moet u eerst een gesprek mede deelen, dat hy met zyn Vader gehad heeft.

Wy waaren beiden vroeg opgestaan: onze dagelyksche gewoonte is, eer wy naar beneden gaan om te ontbyten, in den Bybel te leezen: Karel zou dien pligt niet ligt verzuimen. De Heer Grandisson kwam boven eer wy geeindigt hadden: myn Vriendje stond schielyk op van zyne plaats om zyn Vader te begroeten, en kusten hem de hand.

Karel.

Ik wensche u goede morgen, myn waarde Papa! hebt gy wel gerust dees nacht? De Heer Grandisson.

Zeer wel, Karel! en gy mede naar ik hoope. - Maar ga zitten! ik moet u niet stooren in het leezen.

Karel.

Ik vreesde dat het niet wel voegelyk waare, Papa! om voort te leezen, als gy my de eer aan doet van by my te weezen.

De Heer Grandisson.

De Godsdienst gaat voor alles. - Ik zal het vermaak hebben u aan te hooren. Karel.

Ik zal u gehoorzaamen, Papa!

Kareltje bood hier op zyn Vader een Stoel, en wy lazen ons Hooftstuk ten einde. De Heer Grandisson.

Ik hebbe reden u te pryzen, myn Zoon! Gy leest zeer wel; veele jonge Luiden hebben eene onverdraaglyke wyze van uitspraak, terwyl ze, zonder den zin van het geen ze leezen in acht te neemen, de woorden veel eer

gende dan spreekende uitbrengen, en dat is verveelend voor den geenen, die het aanhoort. Men moet het natuurlyke volgen, eeven of men iets vertelt, zonder gemaaktheid. - Maar het is heden uw geboortedag, en ik ben booven gekomen om u daar mede geluk te wenschen.

Karel.

Ik bedank u, myn waarde Papa! Laat ik u omhelzen! laat ik u myne erkentenis toonen! Dees dag brengt my op nieuw te binnen hoe veel ik aan uwe zorg en aan die van myne geëerde Mama verschuldigt ben; aan u beiden, nevens God, hebbe ik te danken dat ik leeve.

De Heer Grandisson.

Ik acht my gelukkig een zoo braaven Zoon te hebben als gy zyt. De deugt, de gehoorzaamheid, de goede geneigtheid der Kinderen, is de beste belooning voor de zorgen der Ouderen; en wy, wy zyn voldaan; gy voldoet aan die pligten. Ga zoo voort, en dan moge ik, in die hoop u een hoogen ouderdom toe wenschen: in die hoop teffens dat het Opperweezen uwe schoone hoedanigheid zegenen zal.

Karel.

Ik zal altoos trachten, om my dien wensch waardig te maaken; de Hemel geeve, dat ik noch lange jaaren uwe wyze, uwe vriendelyke lessen mogen erlangen, waar aan ik nooit nalaatig zal weezen.

De Heer Grandisson.

Welk een vermaak voor my te zien, dat myne vermaaningen u wel gevallen; die vermaaningen zyn het uitwerksel myner liefde voor u.

Karel.

Ja zeker! een Vader, die zyne Kinders niet berispt noch bestraft als ze het verdienen bemint dezelve niet. - Nu hebbe ik u noch om vergeeving te vraagen voor de mislagen, die ik weder in dit jaar begaan hebbe, en als gy die verschoont, Papa, ben ik

vergenoegt.

De Heer Grandisson.

Ik gedenke aan geene misslagen; uwe goedhartigheid wischt rykelyk alles uit wat ik tegen u zou kunnen inbrengen. - Nu, dees dag is een dag van geluk: ik wil, dat gy dien in vrolykheid slyt; 't geen gy in dit papiertje zult vinden, geeve ik u, om zoo het u

haagt eenige uwer goede vrienden te onthaalen. Karel.

Hoe goed zyt gy, Papa! waar meê zal ik zoo veel gunst verdienen? De Heer Grandisson.

Met zoo voort te gaan in deugt en voorzichtigheid als gy tot hier toe gedaan hebt. -Kleed u aan, en kom met uw Vriend William beneden om te ontbyten: uwe Mama wacht ons.

Nooit hebbe ik Karel zich zoo schielyk zien kleeden; hy was ook wel een kwartier voor my beneden; 't was my niet moog]yk zoo ras klaar te weezen.

Wat is het ondertusschen fraai, zoo wel de liefde van een Vader waardig te weezen: hoe vergenoegt was de Heer Grandisson over zynen deugtsaamen Zoon: de traanen waaren in zyne oogen van tederheid en blydschap; maar hoe hard moet het dan ook vallen voor Ouders, weerspannige Kinders te hebben. Och! ik wil Kareltje altoos navolgen: zyn voorbeeld heeft

ne ziel getroffen. Ik schreide ja, ik schreide, Mama lief! door aandoening. God moet hem wel lief hebben! Ik zoude u noch meer zeggen van myn Vriendje; Doch deeze zou te lang worden, en daarom zal ik op morgen daar voor een nieuwen Brief beginnen. Vaarwel, myne dierbaare Moeder! Ik verlange om by u te zyn, om u mede zoo veele eerbied en liefde te betoonen, als Karel voor zyne Ouderen heeft.