• No results found

Ik zal u alweer spreeken van eene wandeling, die wy gister namiddag gedaan hebben,

Mamaatje. De Zomer zal wel haast ten einde loopen; wy neemen thans ons vermaak van het mooye weder, en de Heer Bartlet zegt dikwyls, dat men nooit eene

onschuldiger uitspanning zoude kunnen verkiezen, dan het wandelen. 't Was zeer warm, en daarom geleidde ons die Heer naar een Bosch, 't welk niet ver van de Buitenplaats is. Emilia was t'huis gebleeven, om dat zy liever haare Mama, die wat onpasselyk was gezelschap hield: Emilia voldoed altyd aan haaren pligt: dat is haar best vermaak. Maar ik zal u ons gesprek mededeelen, waar uit ik al weer geleert hebbe.

Karel.

Hoe aangenaam is het lommer der Boomen in den Zomer!

De Heer Bartlet.

't Is waar, myn lieve Karel! de Bosschen schynen geschikt tot onze verlustiging. Wy vinden 'er by heete zonneschyn eene verkwikkelyke koelte: duizend Vogeltjes, gebooren om ons te vervrolyken, streelen 'er ons door een lieffelyk gezang: eene ontelbaare meenigte van Planten vertoonen zich voor ons oog.

Karel.

En zyn alle die Planten van eenige nuttigheid, myn Vriend? De Heer Bartlet.

't Is denkelyk, dat 'er geene Planten zyn zonder nuttigheid, ten minsten zyn 'er veelen van bekent, die in de geneeskunst gebruikt worden. Hier hebt gy Kruis en Munt: daar is de Duizenblad: dat zyn 'er daadlyk twee, die voor zeer veele kwaalen goed zyn.

Karel.

Zoo doet men dan geen stap of men vind eene weldaad van God. De Heer Bartlet.

Die opmerking is loffelyk Karel; hoe meenigen treden dagelyks deeze Kruiden met voeten, zouder dat ooit te bedenken!

Willem.

Maar Mynheer! heeft zulk een Bosch niet zeer veele moeite gekost, eer het zoo fraai geworden is?

De Heer Bartlet.

O neen! De Bosschen planten zich om zoo te spreeken van zelve voort. 't Is God alleen, die 'er zorg voor draagt. Een Land, dat niet bebouwt, noch bewerkt wierd, zou, naa verloop van veele jaaren, een Bosch worden, zonder dat 'er eenig mensch iet toegedaan zou hebben.

Karel.

Komen dan zulke Boomen van zelve voort? De Heer Bartlet.

Neen, niets komt voort van zelve, maar door zaat; doch hoe eerst dat zaat in de aarde geworpen wordt is ons onbekent: het geschied somtyds by geval, of door Vogels, die het van de eene plaats naar de andere overbrengen. God werkt hier als in het verborgen, om zyne Waereld des te schooner te maaken.

Karel.

De menschen hebben dus geene moeite van de Bosschen, maar alleen vermaak.

De Heer Bartlet.

En voordeel, dit is noch het meeste. Waar zouden wy heen als 'er geene Bosschen waaren? Wy zouden geene Huizen, geene Scheepen, geen nuttig Huisraad, geene Werktuigen, en meer andre zaaken hebben, die tot het leeven noodzaakelyk zyn. Het Hout dient ook in veele Landen tot verwarming.

Karel.

Maar als men alle jaaren, ja alle dagen, dat hout, dat men tot dat alles nodig heeft, weghaalt, dan zullen 'er eindlyk geene Bosschen meer weezen, en onze nakomelingen zullen gebrek hebben.

De Heer Bartlet.

Vrees daar niet voor myn Lieve! De Waereld heeft nu van omtrent zes duizend jaaren geduurt, en 't heeft 'er nooit aan hout ontbrooken; het geen men jaarlyks in een Bosch weghaalt, wordt ook jaarlyks door nieuw aankomende spruiten, en door nieuw afvallend zaat der Boomen vergoed: en dus blyft alles in den zelfden stand. God draagt altoos zorg dat 'er is 't geen wy behoeven.

Karel.

God is wel goed! Ik zal 'er Hem

voor danken. Hoe gelukkig ben ik, Mynheer! dat gy my dat alles doet opmerken. En hoe gelukkig ben ik, Mama lief! dewyl ik meede in die onderrichtingen mag deelen. Niets is doch schooner dan wys te zyn.

Zoo eeven komt Kareltje by my om my een mooi Kanary-vogeltje te laaten zien, dat hy gekocht heeft. Hy wil het gewennen om op zyne hand te komen, en hem na te vliegen, zegt hy; Dat zal recht lief zyn, en hy zal daar veel vermaak van hebben. Op morgen is zyne Verjaardag: Eduard heeft my gezegt, dat wy ons dan braaf vrolyk zullen maaken, want dat zyn Broeder op dien dag gemeenlyk eenig jong gezelschap onthaalt; en Emilia gelooft dat hy dit jaar niemand zal verzoeken, en dat hy

voorgenoomen heeft om het geld, dat zyn Papa hem by dat Feest geeft, aan nieuwe boeken te besteeden. Hy heeft gelyk dunkt my, indien hy dat doet: 't gezelschap gaat weg, als de avond voor by is, en de

ken blyven ons by: 't is geen kwaad spaarzaam te weezen, zoo lang men noch geen vastgestelde inkomens heeft.