• No results found

Eene van de Dienstmeiden hier in huis is zeer ziek. Zie nu, lieve Mama! hoe goed

Emilia is. Zy was dees morgen al vroeg op, om zelf aan die Meid een kommetje kalfs nat te brengen; en zy was niet te vreeden, voor dat zy het haar had zien uitdrinken: 'er werdt terstond op haar bevel een Doctor gehaalt, en zy laat de zieken oppassen als of het haare zuster waare. Hoe beminnelyk is het in eene jonge Juffer zoo menschlievend te weezen. Eduard verweet het haar: het staat u mooi, zeide hy uwe meid te dienen; en waarom niet, Broeder? antwoordde zy: gy speelt wel met een knecht op het kegelspel; en ik draag zorg voor eene meid uit medely. Eene dienstmeid is een mensch gelyk wy: ik bedenk hoe bly ik zou zyn, als ik in haare plaats waare, dat men my liefde bewees. Eduard werdt

wat beschaamt en sloop uit de kamer. Myne Moeder doet ook gelyk Emilia, dacht ik hier op. Het heugt my noch, dat onze Hanna de koorts had, en dat gy toen ook zorg voor haar droeg. Maar dit geheugen brengt my iets te binnen, dat my bedroeft maakt: hoe ongelukkig zyt gy! hier zyn zoo veele dienstboden, en gy, arme Mama! hebt maar een enkel meisje: gy moet zelf zoo veele bezigheden waarneemen, die zoo weinig passen aan de Weduwe van een Colonel. - Maar ik wil liever van wat anders spreeken: Zusje Annette zal wel haast grooter worden: zy zal een goed meisje weezen, en u in alles dienen: en ik, als ik eens eene Bediening hebbe, dan zal ik voor myne lieve Mama zorg draagen: dan zullen wy ook zoo veele gerechten op onze tafel hebben als hier, en onze goede vrienden zullen gaarne by ons ten eeten komen. Karel, Eduard, en ik, hebben gister het middagmaal weezen houden by den Ridder Friendly; 'er is een Zoon, omtrent van die jaaren als wy, en wy hebben zeer veel vermaak gehad. Laat my u ons gesprek,

dat wy dieswegen hadden, toen wy thuis kwamen mede-deelen, lieve Mama! Emilia verwelkomde ons op eene zeer bevallige wyze.

Emilia

Hebben de jonge Heeren braaf vrolyk geweest? Karel.

Ja wel, lieve Zusje! maar ik zou noch vrolyker geweest zyn, als wy u mede in het gezelschap hadden gehad.

Emilia.

Gy zyt wel verpligtend Broeder! Eduard.

En ik, ik blyf op een ander tyd t'huis; de jonge Friendly staat my niet aan. Karel.

En waarom, lieve Broertje? hy schynt zeer goedaardig en beleeft. Eduard.

Hy gelykt eer een mensch van veertig jaaren, dan een jongeling van veertien, Karel.

Dat is juist iets, dat in hem te pryzen is; vind gy het niet fraai, dat iemant, die noch zoo jong is, zoo wel van de oude en nieuwe historien weet meê te spreeken.

Eduard.

Wel nu. Maar wat hadden wy aan het bezien van de Landkaarten, die hy ons liet kyken?

Karel.

't is waar wy hadden daar zoo veel niet aan, om dat wy noch zoo ver niet in de aardrykkunde gevordert zyn; en dat heeft hy gewisselyk zoo niet bedacht: 't is eene fout iemant te spreeken van dingen, daar hy niet over kan oordeelen, en men behoort zich altyd te schikken naar de geenen daar men by is. Als ik, by voorbeeld; met iemant, die geen latyn verstaat, wilde redeneeren over de schoonheid van de latynsche taal, zoude ik my verveelend maaken. - Het bezien van de Landkaarten is

ondertusschen voor my niet ten eenemaal nutteloos geweest; ik hebbe 'er des te meer lust door gekreegen om my in de fraaije weetenschap der Geographie bekwaam te maaken.

Eduard.

En hoe vind gy dan dat het een jongheer van geboorte staat een draaibank te hebben en te leeren kunstdraaijen.

Karel.

Dat vinde ik zoo naar myne smaak,

dat ik Papa zal bidden om 'er mede een te hebben. Emilia.

O, doe dat toch Karel! dan zult gy voor my veele mooye dingen maaken. Eduard.

Ik moet waarlyk lagchen! Karel Grandisson zal een draayer worden! Dat zal goed weezen als hy eens arm wordt, dan kan hy een ambacht.

Karel.

Spot daar niet meê Broeder! 'er zyn menschen, die noch hooger zyn geweest als ik, en die tot armoede vervallen zyn; en schoon ik niet hoop ooit het kunstdraaijen nodig te hebben om myn brood te winnen, zal het my tot lof strekken het te kennen: de werktuig-kunde maakt handig en bekwaam, en is zeer vermaaklyk.

Och, Mama lief! welk eene lust kryge ik, om my in allerlei weetenschappen te oeffenen. Waard gy ook ryk, gy zoud my mede een draaibank laaten maaken. De jonge Heer Friendly draaide een doosje van een stuk yvoor daar wy by stonden, en gaf het my. Ik zende het hier nevens voor zusje Annette.

XXIV. Brief.

Mevrouw D... aan Willem, den 6 Augustus.

Hoe beminnelyk is Juffrouw Emilia! ja, myn Zoon! 'er is geene schooner deugt als

de menschlievenheid. 't Waare te wenschen, dat alle jonge Juffers de pryswaardige Emilia tot haar voorbeeld verkozen, en dat zy, in plaats, van de Dienstboden te plaagen, en te sarren, dezelve met goedheid behandelden. De Dienstboden kunnen zeer veel nadeel doen aan den goeden naam; zy zwygen zelden het kwaad, dat zy ontdekken in de jonge Heeren en Juffers, waar by zy dienen, en verbreiden daar en tegen altyd het goede. Gy weet hoe dikwyls ik u, om uwe zachtmoedigheid jegens uwe minderen gepreezen hebbe.

Maar waarom bedroeft het u lieve Willem, dat ik niet dan een enkel Dienstmeisje hebbe; de veelheid der Bedienden maakt

het geluk niet uit; zy strekken veel al meer tot staatsie dan tot gemak. Een iegelyk Bediende kan tot nut zyn in de Huishouding, maar hy vermeerdert teffens de zorg van den Meester en Meestereste; indien ik de vermogens hadde, zoude ik my gewisselyk in dat geval naar myn staat schikken. 't Is eene deugt, zoo veele Bedienden te houden als onze middelen toelaaten; men verschast daar door aan zyne behoeftige medeschepselen het leevens onderhoud, waaraan zy andersints mogelyk gebrek zouden lyden; doch dewyl het de Hemel niet behaagt heeft, my die vermogens te geeven, smart het my in geenen deelen, niet meer als een eenig jong meisje tot myne hulp te hebben: Ik ben vergenoegt: ik hebbe geene andere diensten nodig dan de haare. En wat zyn nu die bezigheden, die niet passen, zegt gy, aan de Weduwe van een Colonel? Dit zeggen is onbedacht Willem! 't is geen onëer zich zelven te bedienen, als men geen geld heeft om eens anders diensten te betaalen, 't zal u, naar myne dood meer vergenoeging geeven, te mogen denken, myne Moeder bezorgde haar eigen

eenvoudige maaltyden: onze

dinge was het werk haarer handen: haare naarstigheid verschafte ons het nodige;

dan indien gy u hoorde verwyten uwe Ouders leefden volgens hunnen rang en

geboorte; zy hadden eene prachtige woning, fraaye huisraaden en een groot gevolg van bedienden, maar zy hebben u niets laaten overhouden, als een menigte schulden:

Wat dan de Zoon een's Colonels? een veracht Jongeling, die, schoon onschuldig., de schande zyner Ouderen draagt, terwyl een eerlyk Burger hem naaulyks voor zyn gelyk wil erkennen.

't Geen ik u hier zegge zal, hoope ïk, uwe droef heid doen verdwynen, dewyl gy daar uit zien zult, dat ik ten vollen met myn lot te vreden ben.

Voor 't overige: uwe kinderliefde, uwe goedhartigheid, hebben my traanen van blydschap doen storten: al waare ik noch veel armer dan ik ben, myn lieve Willem, zou ik my noch ryk achten in het bezit van myn deugtsaamen Zoon. - Vaarwel, myn Lieve! volg altoos de goede neigingen, die ik in u ontdekke: dan zult gy niet alleen

de troost uwer Moeder, maar ook de beschermer van uwe Zuster weezen.

XXV. Brief.